Verslag plenaire vergadering
Verslag
Minister Smet heeft het woord.
Ik dacht eerst dat het de balletschool was die blij was. Ik hoorde voortdurend: dank u, dank u, dank u. De timing was wel goed. (Gelach)
Voorzitter, ik was aan het vertellen dat iedereen cultuur nodig heeft om volwaardig mens te zijn. Het gelijkekansenbeleid moet ervoor zorgen dat jonge balletdansers en -danseressen in Vlaanderen kunnen uitgroeien tot topdansers en op die manier de uitstraling van de Vlaamse Gemeenschap in de wereld kunnen vergroten.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Daarstraks heb ik in mijn vraagstelling duidelijk onderstreept wat het belang is dat het parlement, en in het bijzonder de N-VA-fractie, hecht aan het cultureel gebeuren in Vlaanderen dat zowel in dans, woord, podiumkunsten, beeldende kunsten en noem maar op, op de internationale fora kan meespelen. Vanuit onderwijs bieden wij ook optimale kansen aan eenieder. We vragen alleen hoe dit initiatief past binnen de bestaande kunstscholen. We vinden ook dat de scholen lessen moeten trekken uit de topsportscholen. Dit stemt ons in ieder geval positief wat de aanvang betreft.
De heer Carl Decaluwe, ondervoorzitter, treedt als voorzitter op.
Voorzitter, ik wil even op het incident terugkomen. Ik was altijd wat gefrustreerd omdat men het in het federaal parlement de moeite vond om briefjes te gooien en dat dat hier nooit gebeurde. Blijkbaar stijgt het belang van het Vlaams Parlement: ook hier wordt die moeite gedaan.
De balletschool is aan bod geweest tijdens de discussie over de beleidsbrief. Daar waren in de commissie geen fundamentele bezwaren tegen. Ik kan begrijpen dat de balletscholen in de gunst staan van de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering beoefent immers vaak de grand écart in heel veel beleidsstellingen. Er is dus een natuurlijke affiniteit.
Minister, voor de balletschool hanteert u een elitair model. U wilt dus een elitevorming geven met eliteopleidingskrachten. Op zichzelf valt daar veel voor te zeggen. De goede elitaire benadering die u hebt in de culturele sector, sluit u echter bestendig uit voor de rest van het onderwijs. Waarom zouden er ook geen centers of excellence mogen bestaan in wetenschap, techniek, innovatie? Op dat vlak huldigt u toch wel een zeer elitaire politiek. Het is die discrepantie die ik in het licht wil stellen.
De heer Caron heeft het woord.
Ik vind het initiatief om een topcultuurschool op te richten heel interessant. Het is heel goed dat Vlaanderen de talenten van jonge mensen maximale ontwikkelingskansen geeft. We doen dat ook voor de sport.
Mijn vraag is hoe we, niet alleen voor de topcultuurscholen, de brug kunnen bouwen tussen het regulier onderwijs, in dit geval het kunstonderwijs en de gewone scholen. Die uitwisseling moet maximaal zijn. Nu doen we dat voor toptalenten. Op termijn moet dat voor een bredere doelgroep kunnen. Zo niet, wordt het een elitair verhaal. Anderzijds vormen de beste kunstenaars nu eenmaal onze elite. We willen die brug kunnen maken voor veel mensen zodat zoveel mogelijk kinderen en jongeren vandaag kunnen genieten van een kunst- en cultuuropleiding.
De heer Delva heeft het woord.
De oprichting van topcultuurscholen is een goede zaak. Er wordt al jaren gepraat over de band tussen cultuur en onderwijs. Er wordt nu een grote stap gezet. Ik hoop dat de ministers van Onderwijs en Cultuur die inspanningen kunnen voortzetten, ook in het lager en het secundair onderwijs.
Minister, welke band ziet u tussen de topcultuurschool enerzijds en de Vlaamse grote kunstinstellingen anderzijds? Het lijkt me zeer interessant dat afgestudeerden aan de topcultuurschool ook naar het buitenland kunnen gaan werken. Voor de kunstinstellingen is het dan weer interessant om te blijven rekruteren buiten die topcultuurscholen. Hoe ziet u die band exact? Hoe ziet u dit evolueren in de toekomst?
Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Minister, ook wij zijn positief over dat nieuwe initiatief dat trouwens was aangekondigd in de beleidsbrief. U hebt gezegd dat er nu een protocol is afgesproken. Dat is natuurlijk de start. Mijn vraag is hoe het nu verder gaat. Daar moet immers een kader voor uitgetekend worden. Kan dat kader dan ook worden gebruikt voor topscholen voor beeldende kunsten? Daar lijkt het me veel moeilijker om te selecteren. Hoe zult u daarmee omgaan? Hebt u daar al een stappenplan voor uitgewerkt?
De heer Arckens heeft het woord.
Ik ben blij dat dit debat wordt opengetrokken van het ballet naar de cultuurcel van het Vlaams ministerie voor Onderwijs, CANON.
Minister, in een extra nummer bij Knack hebt u een dubbelinterview gegeven, samen met de minister van Cultuur. Ik heb daarbij een bedenking. U wilt de zaak opentrekken naar heel het onderwijs via dat protocol. Maar eigenlijk gaat u ervan uit dat cultuur en onderwijs nooit samen zijn gegaan. De culturele competentie moet worden aangescherpt. Er moet verwondering, creativiteit, synergie zijn en er moeten structurele experimentele netwerken worden opgezet. U laat nu uitschijnen alsof alle leerlingen en studenten een onbeschreven blad zijn. Misschien is dat op dit ogenblik wel het geval, maar ik kan u verzekeren dat dit dan getuigt van een gebrek aan cultuur van de jongeren op dit moment, maar vooral van de leraren.
Ik blijf erbij dat die cultuurcel CANON naar het verleden moet terugkijken. Klassieke kennisoverdracht, het leren van klassieke talen, esthetica enzovoort hebben ook zonder een synergie tussen de ministeries van Onderwijs en Cultuur, geleid tot het vormen van wat u volwaardige mensen noemt, want die waren er ook in het verleden, en misschien meer dan nu.
Dit is niet op het niveau van het hoger of het secundair onderwijs, het zit niet in plannen, maar is wel al bijna volledig uitgevoerd. Vorig jaar hebben we in Onderwijsdecreet XX de voordrachtregeling voor leerkrachten aangepast. We hebben ook een besluit aangepast om de afwezigheden te wettigen, tot 40 halve dagen voor kinderen. De omkadering is ook al gunstiger, maar die nog moet worden gefinetuned in een besluit. In september zal dat starten.
Samen met de minister van Sport moet ik de evaluatie van de topsportscholen klaar hebben. Van die evaluatie maken we een modelconvenant voor de topsportscholen, en meteen ook voor de topcultuurscholen. Dat gieten we in afspraken. In Antwerpen zullen we een protocol maken specifiek voor het ballet. Dat is een heel bijzondere situatie, omdat dat begint op lage leeftijd. Niet alle leeftijden zijn geschikt om balletdanser of -danseres te worden. Daarom kun je die selectie maken en rechtvaardigen.
We zijn ook bezig met de hervorming van het deeltijds kunstonderwijs ( dko) en het secundair onderwijs. Het is de bedoeling om die op elkaar af te stemmen en leerlijnen te maken tussen het leerplichtonderwijs en het dko. Daar zijn we nu volop mee bezig in werkgroepen. We willen dat ook uitbreiden naar andere domeinen. Voor de Muziekkapel Koningin Elisabeth in Brussel, die van hoog niveau is, willen we een gelijkaardige regeling uitwerken, net zoals dat ook kan voor de beeldende kunsten.
Onderwijs en Cultuur hebben in het verleden al samengewerkt, maar er was geen structurele samenwerking tussen de beide beleidsdomeinen. Door dat protocol op administratief niveau is dat geregeld. We willen het belang van cultuur als culturele competentie, zoals in de hervorming van het secundair onderwijs, uitdrukkelijk opnemen. We willen de brug maken tussen het dko en het leerplichtonderwijs. Dat moet niet alleen dienen voor de blanke middenklasse waar op zich niets mis mee is , maar daarnaast is er een deel van de bevolking die daar niet aan deelneemt. Niet deelnemen aan het dko, maar ook aan jeugdbewegingen, is erfelijk. Kinderen gaan daar naartoe, omdat hun ouders ernaartoe gingen. Een heel grote groep van kinderen valt daarbuiten, waardoor we als samenleving individuele culturele talenten niet herkennen, erkennen en de kans geven om te ontplooien. Een samenleving heeft dat nochtans absoluut nodig, niet alleen voor haar imago, maar ook om samen te leven en ervoor te zorgen dat haar uitstraling versterkt. Daarin speelt cultuur een heel belangrijke rol.
In deze legislatuur willen we klassieke kennis over cultuur en kunst bijbrengen, en tegelijk vanuit de verwondering en verbeelding van kinderen, talent ontwikkelen. In Brussel hadden we in de kerstperiode het Brussels Requiem. Aan een zestal scholen werd gevraagd om in De Munt gedurende enkele maanden samen te zingen en te oefenen. Op die manier werd aan de kinderen geleerd wat een compositie is, hoe je moet leren zingen. Voor die kinderen was dat een wonderbaarlijke ervaring. Die zullen dat van hun leven niet meer vergeten, ook hun ouders niet. Dat soort zaken moeten we meer doen in onderwijs, en ook in de samenwerking tussen Onderwijs en Cultuur.
In het dossier dat voor ons ligt, hebben we nu concrete stappen gezet. In Antwerpen beginnen we met de Koninklijke Balletschool en in de komende jaren zullen we verder uitbreiden. De financiële impact daarvan is minimaal.
Vier jaar geleden heeft het onderzoek van mevrouw Anne Bamford aangetoond dat de relatie tussen cultuur en onderwijs in Vlaanderen voor heel wat verbetering vatbaar is. De weg die u opgaat met topcultuurscholen is het topje van een ijsberg. We moeten ervoor zorgen dat de rest van de ijsberg doordrongen is van cultuur in onderwijs en onderwijs in cultuur. Op die manier zijn we op de goede weg.
Het incident is gesloten.