Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde is de algemene bespreking van het voorstel van decreet.
De heren Deckmyn en Verstreken, verslaggevers, zijn nog niet aanwezig.
De heer Delva heeft het woord.
Ik geef een woordje uitleg over het voorstel van decreet, dat een wijziging inhoudt van het decreet van 2003 op het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Dat decreet ondersteunt de verenigingen die in Vlaanderen actief zijn in hun landelijke werking. Het biedt expliciet ruimte voor culturele eigenheid en diversiteit en het wil de federaties van migranten terecht op een gelijke wijze behandelen als de Vlaamse landelijke verenigingen, ook wat betreft de decreetvoorwaarde van het aantal afdelingen of groepen en de landelijke spreiding ervan.
Om aan die voorwaarden van aantal en van spreiding te voldoen, voorziet het decreet voor de federaties van migranten in een overgangsperiode die hen moest toelaten om zich te ontwikkelen tot een sociaal-culturele vereniging. Die overgangsperiode loopt over twee beleidsperiodes en eindigt op 31 december 2010.
In totaal spreken we over dertien federaties van migranten. De overgangsperiode heeft een gunstig resultaat gehad voor negen van de dertien federaties van migranten en de verankering van die negen als een volwaardige sociaal-culturele vereniging wordt dan ook een feit vanaf 2011. Voor vier andere federaties van migranten kon op basis van de beschikbare gegevens niet tot dezelfde verankering beslist worden. Dus leggen we vandaag het voorstel van decreet voor dat ertoe sterkt om die vier federaties van migranten alsnog in staat te stellen om te voldoen aan de decreetvoorwaarden.
Wij doen dit omwille van het volume en van de maatschappelijke betekenis van hun werking. Wij zouden graag voorzien in een extra beleidsperiode die hen moet toelaten om zich helemaal in orde te stellen en dus erkend te kunnen worden als volwaardige sociaal-culturele verenigingen. Tegelijkertijd wil het voorstel van decreet de vaststelling van de subsidie-enveloppe van de erkende federaties van migranten ook in overeenstemming brengen met hun reële werking.
Concreet gaat het over de volgende punten. Die vier federaties van migranten waarover het gaat, krijgen een derde beleidsperiode om zich te ontwikkelen tot een volwaardige sociaal-culturele vereniging. Het Steunpunt voor Sociaal-Cultureel Volwassenenwerk, SoCiuS, werkt een actieplan uit om hen daarbij te ondersteunen. De jaarlijkse subsidie-enveloppe van de vereniging van migranten wordt voor de derde beleidsperiode vastgesteld op basis van het aantal afdelingen of groepen van het werkjaar 2008, maar wordt tot het jaar waarin de erkenning ingaat, met 20 procent verminderd. Die aanvraag tot erkenning kan niet worden gedaan voor 2012.
Met dit voorstel van decreet doen we een evenwichtig en redelijk voorstel om de vier federaties van migranten die vandaag helaas niet kunnen instappen in het decreet, een bijkomende kans te geven om alles in orde te krijgen. We hopen dat dit voorstel van decreet als resultaat zal hebben dat die vier federaties van migranten binnen afzienbare tijd kunnen worden erkend als volwaardige sociaal-culturele verenigingen, naast de negen andere federaties van migranten.
De heer Wienen heeft het woord.
Al wie het gebeuren in de commissie heeft gevolgd, weet dat ik enigszins problemen heb met dit voorstel van decreet. Mensen die gemakkelijkheidshalve denken dat de reden is dat het over migrantenverenigingen gaat, slaan de bal mis. Het is vanuit een rechtvaardigheidsgevoel, een gelijkheidsgevoel dat ik daar problemen mee heb. Dit lijkt me meer een voorstel van decreet à la tête du client zoals men dat in het Frans pleegt te zeggen.
De heer Delva heeft verwezen naar het oorspronkelijke decreet dat die migrantenverenigingen op gelijke wijze wil behandelen. Met dit voorstel van decreet worden de migrantenverenigingen juist op ongelijke wijze behandeld. Wees eerlijk, in het voorstel van decreet gaat het erom dat deze verenigingen twee beleidsperiodes hebben gehad om zich te conformeren aan het decreet, om zich in regel te stellen en zich in orde te maken met bepalingen uit het oorspronkelijke decreet. Twee beleidsperiodes zijn tien jaar voor deze club. Wat kan er zo allemaal gebeuren in tien jaar tijd? Ik moet eigenlijk denken aan mijn dochtertje van elf jaar. Het is een heel lief kind, een mooi kind trouwens ze heeft niets van haar vader. In tien jaar tijd is er met dat meisje heel veel gebeurd. Zij heeft leren stappen, praten, lezen en schrijven, rekenen. Intussen spreekt ze ook al een mondje Frans. In tien jaar tijd gebeurt er dus heel wat in een mensenleven. Het lijkt me dan ook heel onwaarschijnlijk dat in tien jaar tijd de voornoemde verenigingen zich niet hebben kunnen conformeren aan het decreet. Het bewijs wordt geleverd door de negen andere migrantenverengingen die wel in orde zijn en die intussen wel hun erkenning hebben gekregen. Zij zijn er wel in geslaagd om zich binnen die periode van tien jaar te conformeren aan het decreet.
Ik heb me afgevraagd in de commissie hoe het komt dat die vier federaties zich niet in regel hebben kunnen stellen. Ik heb daar tijdens de commissievergadering geen antwoord op gekregen.
Ik heb me altijd afgevraagd wat we nu gaan doen, mijnheer Delva en de andere indieners. Een van de redenen waarom we deze vier die nu uit de boot vallen toch willen erkennen, is het volume en het grote maatschappelijk belang van die verenigingen. Ik weet niet wat nu juist dat volume en dat grote maatschappelijke belang is. Ook in de commissie kwam daar geen antwoord op. Ik vraag me af wat er gaat gebeuren, als na deze extra beleidstermijn die we met dit decreet geven aan deze vier verenigingen, er drie zich opnieuw niet kunnen confirmeren aan de regels. Zal er dan weer een voorstel van de meerderheid komen om ze nog maar eens een kans te geven?
Ik vind dat een ongelijke behandeling. Ik vind het trouwens ook onrechtvaardig tegenover de negen verenigingen die zich wel geconfirmeerd hebben en wel hun best hebben gedaan om te voldoen aan het decreet. Ik vind het dus niet terecht dat deze vier met deze uitzonderingsmaatregel, met dit voorstel à la tête du client, toch nog de kans krijgen om uit de subsidieruif van de Vlaamse overheid te eten. We moeten eerlijk zijn: het was duidelijk de bedoeling om ze alle dertien te erkennen. Als de overheid dan toch zoveel geld heeft en toch zo graag veel geld uitgeeft, versoepel dan de voorwaarden in het decreet en dan moet je niet met dergelijke zaken afkomen.
Ik vind het onterecht. Ik vind dat de decreten er zijn om te worden nageleefd. Die vier verenigingen slagen daar niet in. De Nederlanders zouden zeggen: Helaas, pindakaas. Ik kan dit voorstel van decreet onmogelijk goedkeuren. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, collegas, minister, ik ga meteen beginnen met te zeggen dat onze fractie kan waarderen dat de meerderheid het voorstel van decreet heeft ingediend. Het is op zich een goed decreet en we zullen het dan ook goedkeuren. Ik ga er straks een paar dingen over zeggen.
We waarderen die inspanning. Ik heb een aantal steekwoorden opgeschreven, niet als antwoord op wat de heer Wienen zegt want daar voel ik me niet toe geroepen, maar wel om te schetsen waarmee het sociaal-cultureel werk al 35 jaar bezig is: met inburgering. Inburgering op een manier die heel veel allochtone gemeenschappen, groepen en mensen tot Vlamingen in onze samenleving heeft gemaakt en die participatie aan onze samenleving heel sterk heeft bewerkstelligd.
Vaak komen allochtonen heel negatief in beeld, maar 60 tot 70 procent van de tweede en de derde generatie is op een zeer waardevolle manier in de Vlaamse samenleving geïntegreerd.
De waardering voor dit decreet geldt ook voor alle voorgaande ministers en daders van beleid ter zake. Ik wil dit even uitdrukkelijk zeggen.
Aan de heer Wienen wil ik zeggen dat er wel een evolutie is in de benaderingswijze. In de beginjaren werd er een zeer aparte benadering van het allochtone sociaal-cultureel werk beoogd: het aparte benaderen met aparte regeltjes. Ze kwamen van ver en ze moesten een inhaalbeweging doen om het Vlaamse ritme te kunnen volgen en om mee te kunnen met wat Vlaanderen doet. Die stap werd gezet vanuit een soort positieve discriminatie.
Een achttal jaar geleden is de stap gezet naar de normalisering van het allochtone sociaal-cultureel werk: hen aanzetten om ook te voldoen aan de regels voor de Vlaamse verenigingen en hen op een normale manier bejegenen en behandelen. Geen aparte benadering meer wat betreft de regels en procedures. Ik denk dat dit in het belang is van de verenigingen zelf. Laat me daarover duidelijk zijn. Ik ben ook heel erg blij dat het grotendeels gelukt is. Ik heb het ook al eens gezegd aan de minister van Inburgering: Vergeet niet dat het sociaal-culturele, wat u het secundaire inburgeringstraject noemt, in Vlaanderen al lang bezig is. Als er dat niet was geweest, dan hadden we maatschappelijk gezien waarschijnlijk nog veel meer problemen gehad dan vandaag.
Er zijn toch vier federaties die niet helemaal mee zijn met de trein. Dat is de reden waarom dit voorstel van decreet wordt voorgelegd.
Ik wil het ook hebben over het Vlaams sociaal-cultureel werk. Ik kan dat niet genoeg waarderen. We maken nu specifieke regels voor het allochtoon sociaal-cultureel werk. In de laatste decretale wijziging hebben we een aantal beschermende maatregelen opgenomen voor het Vlaams sociaal-cultureel werk. Dat heeft het niet zo gemakkelijk, toch niet in de breedte. In onze samenleving domineert de individualisering, sociale cohesie komt onder druk te staan. Daarom hebben we dat ook gedaan. Het Vlaams sociaal-cultureel werk is een belangrijke bouwsteen van die samenleving.
Vandaag is er een dubbele tendens. Enerzijds zijn we mild voor het Vlaams sociaal-cultureel werk, en daar hebben we een goede reden voor: als we heel streng zouden zijn, zouden daar misschien ook slachtoffers vallen, wie weet. Anderzijds proberen we mild te zijn voor mensen die nog een inhaalbeweging moeten doen. Sommigen zijn over de top, sommigen zijn er nog niet aan toe. En ik heb het hier niet over bergen. (Gelach)
Toch heb ik een amendementje ingediend. Ik had het ook al in de commissie ingediend. Het gaat over vier verenigingen, waarvan er mij twee zeggen dat ze wel voldoen aan de regels van het voorstel van decreet zoals het vandaag voorligt. Er was een administratieve discussie over het aantal geldige afdelingen om in het decreet te kunnen stappen. Ik bestrijd de interpretatie en de beslissing niet, maar ik wil hen een tweede kans geven. Aan onze studenten gunnen we ook een tweede zit, ze mogen zelfs bissen. De verenigingen die niet over de lat geraken, moeten twee jaar wachten om een tweede zit te kunnen doen. Dat wordt hier voorgesteld, en dat is jammer. Ik begrijp dat men een signaal wil geven: sorry jongens, je moet je best doen om aan de regels te voldoen. Maar dat doen we al door 20 procent subsidievermindering, dat snijdt al diep in de spieren. Geef die mensen na één, en niet na twee jaar de kans om hun erkenning te vragen.
Als twee van de vier verenigingen zeggen dat ze voldoen, dan moeten ze volgend jaar zelf bewijzen dat ze aan die voorwaarden voldoen. Dan kunnen ze gewoon over de lat. De twee andere moeten nog een jaar wachten als ze niet voldoen. Ik hoop voor hen dat ze erover geraken, want als ze niet voldoen, vallen ze eruit. Zo zijn de regels.
Het is extra hard om hen tegen te houden, dat begrijp ik niet en dat betreur ik. Daarom roep ik de meerderheid op om mijn amendementje te steunen. Het enige wat ik doe, is de mensen niet na twee, maar na één jaar de kans geven om opnieuw een erkenningsaanvraag tot een normale Vlaamse sociaal-culturele vereniging te doen.
Mijnheer Caron, u hebt het over de lat waar ze over moeten. Hoe laag ga je die op de duur leggen? De heer Delva legt de lat al een heel stuk lager door hen nog een kans te geven gedurende een derde beleidsperiode. Daartegenover staat dat ze moeten wachten. U gaat met uw amendement die lat, die al veel is verlaagd om ze erover te krijgen, nog eens ettelijke centimeters lager leggen. Haal de lat dan gewoon weg, dan kan iedereen erover. Ik vind dit geen juiste manier van werken. Ik vind het onrechtvaardig, vooral tegenover de negen verenigingen die wel correct over de lat zijn gegaan zoals die oorspronkelijk lag.
Of het rechtvaardig is of niet, wie niet over de lat is geraakt, verliest 20 procent subsidie. Dat is al geen gelijke behandeling meer.
Bovendien vind ik dat een tweede kans op een beperkte termijn mogelijk moet zijn. Ik pleit niet voor het loslaten van regels. Ik pleit niet voor een andere behandeling. Ik pleit niet voor een positieve, noch voor een negatieve discriminatie. Ik pleit er net voor dat men een eerlijke kans en een tweede zit krijgt. Dat is alles.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Het is een beetje vreemd om vast te stellen dat het Vlaams Belang zich geroepen voelt om de spreekbuis te zijn van de negen andere verenigingen. Ik vind dat vreemd, zeker omdat die negen verenigingen die wel goedgekeurd zijn, op geen enkele manier hebben laten weten dat ze er niet mee akkoord gaan om de vier andere federaties nog een kans te geven. Integendeel, ze zijn solidair met de andere organisaties.
De heer Vereeck heeft het woord.
Mijnheer Caron, mijn fractie en de uwe delen de bekommernis om een goede integratie van allochtonen. Over de manier waarop verschillen we waarschijnlijk wel wat van mening, in die zin dat mijn fractie minder geloof hecht aan die inburgeringstrajecten en veel meer een rol ziet voor tewerkstelling. Als je naar succesvolle immigratielanden kijkt, zie je dat die begeleidingstrajecten er vaak niet zijn, maar dat men gewoon mee moet doen via werk.
In uw inleiding zegt u dat 60 à 70 procent van die tweede generatie goed geïntegreerd is. Ik ben persoonlijk wat optimistischer. Er zijn problemen, en mijn fractie neemt daar duidelijk een wat harder standpunt in dan de uwe, maar ik ben verrast dat u die cijfers zo laag inschat. Ik ben toch iets optimistischer, als ik zie hoe allochtonen, althans in mijn provincie, integreren. Maar dat er problemen zijn, dat is iets anders. Waar haalt u die cijfers vandaan?
Ik zal mij niet beroepen op een al dan niet wetenschappelijke onderbouw van al dan niet verzonnen onderzoeksmateriaal. Ik ben blij dat u dat zegt. Het sociaal-culturele werk levert alleen een bijdrage. Werk is inderdaad een belangrijkere bouwsteen, dat zal ik niet ontkennen. Maar je moet niet alleen werken, je moet je ook die culturele kenmerken van Vlaanderen eigen maken, ook al ben je zelf anders, dat is geen probleem.
De methodiek van het sociaal-cultureel werk heeft historisch bewezen denk aan de vrouwenbeweging, de arbeidersbeweging, de landbouwsector heel sterke emancipatorische effecten te hebben op groepen in de samenleving die vaak eerst onder peergroups en gelijken emanciperen en naderhand een bredere plek in de samenleving innemen en meer vermengen. Dat is dezelfde beweging die hier bezig is. Vergeet niet dat de arbeidersbeweging sinds het interbellum volop actief bezig is met emancipatie. Dat is al een eeuw bezig. Met deze groepen zijn we nog maar 30 à 35 jaar bezig en we hebben al belangrijke stappen gezet.
Een deel van de oppositie zegt dat wij te zacht zijn met ons voorstel en dat het voorstel van decreet helemaal niet nodig is. Ik hoor collega Wienen zeggen dat decreten er zijn om nageleefd te worden. Maar decreten, collegas, zijn er in de eerste plaats om richting te geven aan een samenleving en om de dingen waarin wij geloven, gestalte te geven. Dat is de bedoeling van een decreet. Ik geloof dat het goed zou zijn dat die migrantenverenigingen een erkenning kunnen krijgen.
Regels staan niet op zichzelf, ze zijn er om zaken te bewerkstellingen. Ons voorstel van decreet gaat in die richting. Wij hopen dat via die bijkomende beleidsperiode die vier migrantenfederaties zich in regel kunnen stellen.
Een ander deel van de oppositie zegt dat wij hard zijn. De heer Caron heeft het over extra hardheid. Ik denk dat wij hier een evenwichtig voorstel doen. Ons voorstel gaat over de vier migrantenfederaties waarvan sprake, maar het gaat uiteraard ook over de negen die al in regel zijn én over de verenigingen die al langer erkend zijn.
Ik meen dat het globale plaatje, met daarin de elementen die ook de heer Caron aanhaalt de vermindering van de subsidie met 20 procent, twee jaar moeten wachten om een erkenning in te dienen vrij evenwichtig oogt. Ik distantieer me van het deel van de oppositie dat ons te zacht vindt, want ik denk dat we van alle mogelijkheden moeten gebruikmaken om van de dingen waar we in geloven voor de samenleving, realiteit te maken. Ook dat we extra hard zouden zijn, betwist ik. Ik meen dat we ten aanzien van iedereen een vrij evenwichtig voorstel proberen te doen.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, dames en heren, ook ik wil in de eerste plaats mijn waardering uitspreken over het decreet inzake het sociaal-cultureel werk. De federaties zoals we ze vandaag kennen, zijn ongelofelijk belangrijk om het sociale weefsel te versterken, om elkaar beter te leren kennen, om elkeen een plaats te geven in deze samenleving en ze zijn last but not least ook ongelofelijk belangrijk voor de emancipatie van zowel individuen als van gemeenschappen om zich te kunnen verenigen en om deel te kunnen nemen aan het sociaal-culturele werk. Uiteraard spelen werk en onderwijs een ongelofelijk belangrijke rol voor de integratie, maar we mogen dit aspect van het sociale weefsel niet veronachtzamen.
Het is daarom een goede zaak dat we vandaag de vier organisaties de kans geven om een inhaalbeweging te maken. Het is belangrijk dat we ze een tweede kans geven zodat die inhaalbeweging mogelijk wordt.
Mevrouw Idrissi, u maakte de opmerking dat het een beetje raar overkomt dat net ik de spreekbuis wil zijn van de negen andere verenigingen. Dat is eigenlijk niet zo eigenaardig, want ik doe dat vanuit mijn rechtvaardigheidsgevoel. Ik weet dat dit een zeldzame eigenschap aan het worden is in de politiek, maar ik heb dit gevoel nog steeds.
Ik neem aan dat u dan ook met hen rond de tafel bent gaan zitten om te overleggen over wat uw betoog hier vandaag zal zijn.
Mevrouw Idrissi, u zegt dat u de negen verenigingen niet hebt horen protesteren over dit decreet, maar waarom zouden ze? Hun buit is binnen. Wat we vandaag doen, dat gaat die negen niet meer aan, daar hebben ze geen last van. Bovendien is er het feit dat wij de subsidiegever zijn. Het is dus niet aan de andere verenigingen om ons te vertellen wat we al dan niet moeten doen.
Ik kom tot mijn vraag. U zegt dat een tweede kans goed is. Ik herhaal de vraag die ik meermaals in de commissie heb gesteld: stel dat de verenigingen er in die vijf jaar opnieuw niet in slagen, komt er dan een derde kans?
Mijnheer Wienen, ik heb u in de commissie al geantwoord dat we hier in het parlement wel een glazen koepel hebben, maar nog altijd geen glazen bol. We kunnen niet voorspellen waar we over vijf jaar zullen staan.
Ik blijf het hier moeilijk mee hebben, ook omdat ik eigenlijk geen antwoord krijg op mijn vragen. Ik heb gevraagd wat het immens grote maatschappelijke belang is en het grote volume van de verenigingen dat de indieners noopt om deze wijziging te maken. Ik heb gevraagd wat eigenlijk het probleem is bij die vier. Waar is het misgelopen? Wat zijn de concrete fouten die ze hebben gemaakt? Op al deze vragen heb ik geen antwoorden gekregen, maar er wordt van mijn kant wel mildheid verwacht om dit voorstel van decreet toch goed te keuren. Wel, heren en dames collegas, het lijkt me moeilijk om mild te zijn als er geen antwoorden komen op mijn vragen.
Mijnheer Wienen, uw rechtvaardigheidsgevoel ontroert. We hebben in de commissie op verschillende manieren, met zijn allen, geprobeerd om het belang ervan uit te leggen. Ofwel luistert u, ofwel wilt u niet luisteren.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het voorstel van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 799/3)
De artikelen 1 tot en met 3 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 4. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2010-11, nr. 799/4).
De stemmingen over het amendement en over het artikel worden aangehouden.
Artikel 5 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van decreet houden.