Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het stijgend aantal jongeren dat het middelbaar onderwijs verlaat zonder diploma
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, gisteren raakte een studie van het Steunpunt Studie- en Schoolloopbanen bekend. Daaruit blijkt dat het aantal jongeren dat de school zonder diploma verlaat enorm is toegenomen, van 11 percent 8 jaar geleden tot 14,5 percent vandaag.
Dat heeft heel terecht ophef veroorzaakt. Yves Desmet wijdde er vanochtend zijn hoofdartikel aan. Hij zegt dat het om een maatschappelijk probleem gaat waar we zwaar moeten aan tillen. Het is niet enkel een probleem van jongeren die de school verlaten, maar ook van jongeren die niet op de arbeidsmarkt terechtkomen en later misschien uit de maatschappelijke boot zullen vallen.
Het is een belangrijk probleem, maar ook een probleem dat al zeer lang is gekend. Hier wordt bevestigd wat we al zeer lang wisten. In 2002 is het Pact van Vilvoorde afgesloten. Daarin is de doelstelling opgenomen om dat cijfer tegen 2010 te halveren.
Minister, ik moet eerlijk bekennen dat ik teleurgesteld ben over uw antwoorden in de pers. U zegt dat u het probleem zult onderzoeken, maar concrete oplossingen schuift u niet naar voren. Hebt u concrete oplossingen? Die zou u inmiddels moeten hebben. Wat zult u ondernemen om het probleem aan te pakken?
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, op 11 maart 2009 heb ik dezelfde vraag aan toenmalig minister Vandenbroucke gesteld. Mijn eerste vraag is deze: spreken we over dezelfde cijfers? Toen waren het ook al cijfers uit een bekendgemaakte studie.
De cijfers die ik vandaag in de pers lees, zijn nog een beetje erger. Ik vermoed dus dat het om een actualisering gaat. De cijfers zijn hier al vermeld. Het valt me op dat de onderzoekers rond professor Van Damme duidelijk stellen dat ze de oorzaak niet onmiddellijk kunnen blootleggen: Ik meen te mogen stellen dat het om een veelvoud van factoren gaat. Dat zegt hij.
Ik denk dat dat inderdaad het geval is. Het verschil in de vraagstelling met de collega ligt erin dat ik eigenlijk wel wat dat betreft meer specificiteit wens te kennen en niet zomaar een aanvoelen. Kunnen we daar een aantal lessen uit trekken? Kan er beter worden gefocust op wat die verschillende elementen zijn? Ik denk dat het om een veelvoud van factoren gaat. Minister, op welke manier denkt u met deze cijfers te moeten omgaan? Welke finaliteit wenst u daaraan te geven, om vervolgens vanuit het beleid daar de nodige conclusies aan vast te knopen?
Minister Smet heeft het woord.
Ik ben het absoluut eens met mevrouw Meuleman dat dit maatschappelijk heel goed in het oog moet worden gehouden en, meer nog, dat het nog meer actie vraagt. Die cijfers zijn verontrustend, ook al moeten we met cijfers altijd oppassen. Als ik naar de Europese gegevens kijk en hoe men die verzamelt, dan blijkt dat in Vlaanderen het aantal early school leavers onder 10 percent zit. Maar uit de cijfers die wij zelf laten berekenen door het steunpunt, blijkt dat we dat cijfer niet halen. Er zit dus een verschil op. Dat heeft wellicht te maken met de wijze waarop men statistieken berekent.
Het is een Europees fenomeen. We zijn niet de enige regio in Europa of in de wereld waar de ongekwalificeerde uitstroom uit het secundair onderwijs stijgt. De studie bevestigt het fenomeen. Dat is ook de reden waarom we in het regeerakkoord en de beleidsnota verder bouwen op het beleid van de afgelopen jaren en zeggen dat het een zeer bijzonder aandachtspunt is. Ik kom daar zo dadelijk op terug.
Het heeft me ook een beetje verbaasd dat het enkel gaat om een kwantitatieve studie, en dat heeft professor Van Damme heel duidelijk aangegeven. Op basis van een databank worden gegevens bekeken. Het is geen studie die naar de oorzaken gaat en bekijkt hoe dat komt. We hebben natuurlijk wel vermoedens. Een van de belangrijke redenen is de verkleuring van de samenleving. We moeten niet rond de pot draaien: de migratie is ongetwijfeld een heel belangrijke factor die meespeelt. Het is niet zo dat mensen uit de migratie per definitie minder kansen krijgen of minder talenten zouden hebben, alleen al de taalachterstand speelt, alsook het aanpassen aan een nieuwe omgeving, het niet hebben van diplomas enzovoort. Het gaat om een aaneenschakeling van gegevens.
De tweede reden is dat er de afgelopen jaren een merkwaardige stijging is van het aantal doorverwijzingen naar het buitengewoon onderwijs. U weet dat iemand die in het buitengewoon onderwijs zit, in de regel geen diploma krijgt. Dat verklaart mede waarom dat cijfer stijgt. Ik kom onmiddellijk terug op de maatregelen die we moeten nemen.
Ten derde moeten we durven toegeven dat de laatste jaren het niveau van ons onderwijs gestegen is in vergelijking met vroeger.
Het is dus een combinatie van factoren, waarover we heel duidelijke vermoedens hebben maar wat niet is bewezen. Daarom heb ik opdracht gegeven, alvorens de studie is uitgekomen, om verder onderzoek te laten doen naar de oorzaken van dit stijgend cijfer, en niet alleen bij ons.
Wat gaan we daaraan doen? Er is heel de hervorming van het secundair onderwijs. Een van de doelstellingen die nog is opgesteld door mijn voorganger, was juist de hervorming van het secundair onderwijs zo te organiseren dat je minder ongekwalificeerde uitstroom hebt door de keuze later te laten maken, wat ook de professor vraagt, door heel het onderscheid tussen aso, tso en bso, dat achterhaald is en gebaseerd is op vooroordelen bij het maken van keuzes, anders te bekijken, en door daarop in te spelen in de manier waarop we aan remediëring en gedifferentieerd onderwijs doen.
Ten tweede moeten we stringenter worden in ons taalbeleid. Daarom willen we de taaldiagnosetest op 6-jarige en 12-jarige leeftijd invoeren, niet om kinderen in de hoek te zetten en om slechte punten aan kinderen te geven, maar om heel gericht te kunnen remediëren, herstellen en kinderen extra ondersteuning te geven. Het is heel belangrijk dat we de doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs zeer goed bekijken. We zijn bezig met het opstellen van protocollen om de diagnose duidelijker af te lijnen. Er is dus een merkwaardige stijging. Het is niet normaal dat de afgelopen jaren veel meer kinderen, vaak gekleurde kinderen, naar het buitengewoon onderwijs worden doorverwezen.
Tot slot wil ik nog één nuance aanbrengen. Het is heel belangrijk, en ik wil het probleem daarmee niet ontkennen, dat we het onderscheid tussen onderwijskwalificatie en beroepskwalificatie opnieuw bekijken. We geven nu diplomas aan mensen uit de leertijd in het kader van SYNTRA, maar kinderen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs erkennen we niet. Die zitten niet in die cijfers. Dat wil niet zeggen dat die kinderen verloren zijn. Ze zijn niet verloren, ze hebben een beroepskwalificatie, alleen wordt dat niet meegeteld in onze cijfers.
Mevrouw Meuleman, we hebben dus wel maatregelen aangekondigd. Ik stel echter vast dat u maar één krant leest. Het klopt dat in die krant stond dat ik dit zou onderzoeken, maar via andere kranten, maar ook via de radio, had u kunnen vernemen dat ik wat ik nu zeg, eigenlijk ook al voor een deel heb gedaan.
Minister, ik heb nog een aantal kranten gelezen. Ik heb in feite alles gelezen wat ik kon vinden. Ik vind niet dat er een oplossing bij is waarvan ik meen dat die nu eens alles zal oplossen. Professor Van Damme haalt uw voorbeeld van die taalproef net aan om aan te tonen dat die niet de oplossing is. Hij stelt dat daarin net een van de problemen schuilt: kinderen worden opnieuw doorverwezen om een jaartje over te doen. Ze worden geconfronteerd met wat ze niet kunnen, vanuit een deficitdenken. De oplossingen die u naar voren schuift, vind ik onbevredigend.
Uw regering is 1 jaar bezig. Gisteren was minister Lieten de minister van dienst in de commissie Welzijn. Zij heeft ook nog eens een onderzoek laten doen over de oorzaken van armoede bij kinderen. Het is toen ook over de problemen op school gegaan. Wat dat betreft, is alles nogmaals netjes onderzocht en gebundeld. De problemen zijn nogmaals geïdentificeerd. Minister, dit probleem is uiteindelijk al sinds 2002 of nog veel vroeger bekend. Toen al wilde men het aanpakken. Ik heb hier een rapport dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid uit Nederland in 2009 heeft gepubliceerd over de uitval van overbelaste jongeren. Daarin worden de problemen stuk voor stuk opgesomd en geanalyseerd. De oplossingen worden bijna allemaal naar voren geschoven. Minister, u hebt tijd genoeg gehad. Het is echt wel tijd om te beginnen een aantal zaken aan te pakken.
Minister, ik kan wel vrede nemen met uw antwoord. Ik ben er immers wel van overtuigd dat er reeds maatregelen zijn genomen, maar natuurlijk is dat nog niet ten volle te merken in deze studie. Ik weet ook dat taalachterstand maar één van veel elementen is, maar we zijn pas begonnen met het inburgeren van onze nieuwkomers en het werken met taaltesten en dergelijke. Dat staat nog in de kinderschoenen. Het is dan ook evident dat we dat nog niet kunnen terugvinden in deze cijfers. Ik denk dat iedereen, uzelf inbegrepen, ervan overtuigd is dat we die cijfers ernstig moeten nemen. De achterliggende gegevens wat getest is en wat niet, wat in overweging is genomen en wat niet zijn wel degelijk relevant als basis om de gepaste maatregelen te nemen. Ik schaar me echter niet bij diegenen die zeggen dat er de voorbije jaren ter zake niets is veranderd. Ik meen alleen dat we de ingeslagen weg voort moeten bewandelen. Waar nodig moet dat nog worden geïntensifieerd. Daar ben ik wel van overtuigd. Ik hoop dat die verdere studie die zaak mee kan onderstrepen.
Mevrouw Van Steenberge heeft het woord.
Voorzitter, minister, het verbaast me dat er, 8 jaar na het Pact van Vilvoorde, dat toch stelde dat het percentage vroege schoolverlaters zonder diploma moest worden gehalveerd, nog altijd geen studie is verricht om de oorzaken van die toename te onderzoeken. Men kan immers pas oplossingen aanreiken als men de oorzaken kent.
Ik ben ook blij dat mevrouw Meuleman verwijst naar een studie uit Nederland. Als men die studie volledig leest, merkt men dat erin wordt gesteld dat de kwaliteit van het onderwijs daalt indien de klas een grote groep allochtonen telt met een andere thuistaal dan het Nederlands. Een van de oorzaken is inderdaad de thuistaal: als leerlingen geen Nederlands spreken, dan hebben ze achterstand, moeten ze een paar maal hun jaar overdoen en vallen ze vroeger uit.
Ik wil ook nog eens wijzen op het belang van de taalbadklassen. Wij hebben een voorstel van resolutie ingediend, maar dat werd opzijgeschoven omdat men dat niet onmiddellijk wou bespreken.
Minister, schooluitval begint in de kleuterklas. Wij moeten niet naar het buitenland kijken. In de Commissie ad hoc Hoger Onderwijs was er in het kader van het onderwerp democratisering een zeer interessante bijdrage van professor Cantillon. Zij benoemde de oorzaken van het feit dat bepaalde groepen niet tot het hoger onderwijs geraken. Minister, u kunt eventueel nog eens professor Cantillon horen. U kunt dan duidelijk zien wat de oorzaken zijn. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Vanderpoorten heeft het woord.
Voorzitter, er zijn de voorbije jaren inderdaad heel wat inspanningen geleverd op dit vlak. Anderzijds is er toch ook de vaststelling dat er nu grotere achterstand is dan in 2002 en de jaren daarvoor. In Vlaanderen is de sociale ongelijkheid in vergelijking met andere Europese landen heel groot. Ondanks alle inspanningen betert dat niet. Mevrouw Meuleman heeft gelijk: er moeten dringend bijkomende maatregelen komen, en dat op verschillende vlakken.
Open Vld denkt daarbij vooral aan een nog vroegere inschrijvingsplicht dan de 5 jaar die er nu is. Dit moet zo vlug mogelijk en zo veel mogelijk na de kleuterschool. Er moeten bijkomende inspanningen zijn voor het basisonderwijs in het algemeen. En dan zijn er de hervormingen van het secundair onderwijs. Professor Van Damme verwijst daar ook naar.
Deze hervormingen zijn dringend noodzakelijk. De minister heeft al regelmatig gezegd dat hij een decreet klaar zal hebben tegen 2014 en dat de hervormingen zullen beginnen in 2015. Dat betekent dat de eerste resultaten zichtbaar zullen zijn in 2021. Waar zijn we dan mee bezig? Ik pleit er in elk geval voor om op verschillende fronten bijkomende maatregelen te nemen en daarmee niet te wachten tot het einde van de legislatuur.
Mevrouw Pehlivan heeft het woord.
Minister, ik word cynisch van al die cijfers en onderzoeken. Ik weet dat er al in het vorige beleid heel veel geïnvesteerd is. Wij investeren in secundair en hoger onderwijs, maar het probleem ligt veel lager. Ik hoor te weinig over investeringen in het kleuteronderwijs. Sommigen noemen als oorzaak van de taalachterstand het feit dat de thuistaal van die kinderen niet het Nederlands is. Het tegendeel is waar. Er zijn een aantal projecten waar men kan bewijzen dat het belangrijk is dat, om het Nederlands als tweede taal te leren, de kinderen hun taal beheersen. Ik vraag dat wij niet alleen zouden focussen op de taalachterstand die die kinderen in het Nederlands oplopen, maar dat wij ook zouden onderzoeken hoe wij veel meer gebruik kunnen maken van de taal die de kinderen veel beter beheersen, om zo naar het Nederlands over te gaan. Wij moeten enkele projecten die in Nederland lopen, evalueren en daaruit onze conclusies trekken om die achterstand in te halen.
De heer Bouckaert heeft het woord.
Minister, ik ben toch lichtjes geïrriteerd door het feit dat u en ook de heer Van Dijck nogal relativerend doen over die cijfers. Het Pact van Vilvoorde stelt een vermindering van min vijftig voor. En wat hebben we in de realiteit? Een stijging op 6 jaar van plus twee. Dat is een regelrechte afgang. Vilvoorde is, als we niet opletten, het Lissabon van Vlaanderen aan het worden.
Minister, ik heb het ook al gezegd in de commissie: inzake het capaciteitsprobleem in het kleuteronderwijs hebt u energieke maatregelen genomen. Dat siert u. Ik hoop dat u dat ook zult doen met betrekking tot dit probleem, dat u zich niet zult wegsteken achter nog meer studies en dat er een perspectief komt op drastische maatregelen ter zake.
Er liggen een aantal dingen voor de hand. Ik denk bijvoorbeeld aan het dringend herzien van het leerplichtsysteem tot 18 jaar, zodanig dat de jongeren gemakkelijker hun weg vinden naar het werkplekleren. Minister, wij moeten ook eens zonder taboes het GOK-decreet en het diversiteitsprobleem onderzoeken, in het belang van alle leerlingen in Vlaanderen. (Applaus bij LDD)
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, collegas, de actuele vragen zijn meer dan terecht. We worden hier geconfronteerd met een immens maatschappelijk probleem. Het is dan ook onze plicht om daarover te debatteren. Ik ben me er echter ook van bewust dat we dit probleem in een tijdsruimte van enkele minuten niet fundamenteel kunnen oplossen. Complexe problemen vragen een genuanceerde aanpak. Ik stel dan ook voor aan de voorzitter, de collegas en de minister, om daar zo spoedig mogelijk, eventueel nog voor het reces en anders zeker bij de start van het parlementair werkjaar en liefst in september, een ruimer debat over te houden. We kunnen onmogelijk wachten op de hervorming van het secundair onderwijs zoals mevrouw Vanderpoorten zegt, om dit probleem fundamenteel op te lossen. Het feit dat in 2010 het aantal jongeren dat het middelbaar onderwijs zonder diploma verlaat, is gestegen, is een schandvlek voor het Vlaams onderwijs.
Mijnheer Watteeuw, er mogen zich maximum zeven sprekers aansluiten bij een actuele vraag. Vijf andere partijen hebben zich aangesloten. Mevrouw Meuleman en de heer Van Dijck staan op het spreekgestoelte. Dat zijn dus zeven sprekers in het totaal. Ik pas enkel het Reglement toe. (Opmerkingen van de heer Filip Watteeuw)
Mijnheer Watteeuw, u moet nu niet opmerken dat u me daaraan zult herinneren. Ik pas het Reglement toe. Ik vind dit allesbehalve intellectueel eerlijk.
Minister Smet heeft het woord.
Ik deel die verontwaardiging. Wie van jullie aanwezig was op plaatsen waar ik heb gesproken, heeft al gehoord dat ik heel vaak mijn uiteenzetting wilde beginnen met te zeggen dat ik het een schande vind dat een op zeven jongeren in onze samenleving het secundair onderwijs verlaat zonder diploma. Ik ben ook bijzonder geschrokken van die cijfers. Overal waar ik kom, en dat is op vele plaatsen in het land, mevrouw Meuleman, schrikken mensen van die cijfers. U moet mij dan ook niet overtuigen van het feit dat het om een bijzondere opdracht gaat.
Ik wil hier vandaag echter niet de indruk wekken, en dat mag u ook niet doen, dat welke minister dan ook dit probleem op een-twee-drie kan oplossen. Dit is een maatschappelijk probleem dat de afgelopen 20, 30 à 40 jaar is ontstaan en dat niet met toverformules kan worden opgelost. Dat is onmogelijk. Ik wil ook niet tot dat soort politici behoren dat u dat wilt doen geloven.
Betekent dit nu dat we rustig moeten zitten wachten en niets moeten doen? Uiteraard niet. Dat doen we dus ook niet. Onder de vorige regeringen zijn al maatregelen genomen om dit probleem aan te pakken. Ik denk aan de kleuterparticipatie, meer bepaald de toelatingsvoorwaarde die is ingevoerd en die dit jaar voor het eerst zal worden toegepast. Een ander voorbeeld is de koppeling tussen de aanwezigheid op school en de studietoelage. Zo kan ik nog een hele reeks maatregelen opsommen. Wij zijn ook bezig met maatregelen. Wat veel onderwijspartners echter terecht hebben gezegd, is dat er niet geëxperimenteerd kan worden met kinderen. Men kan een onderwijssysteem niet op een-twee-drie totaal overhoop gooien en ervan uitgaan dan men plots de toveroplossing heeft gevonden. We zullen dan ook een aaneenschakeling van maatregelen moeten nemen.
De hervorming van het secundair onderwijs wordt momenteel grondig voorbereid. In september van dit jaar zult u daarover een nota krijgen.
Mevrouw Vanderpoorten, uiteraard kijken wij in die oefening ook na welke voorafnames we op die grote hervorming kunnen doen. Als men gaat hervormen, is het belangrijk dat men een zicht heeft op het kader waar men naartoe gaat. Er is wel enige tijd nodig om dat kader uit te tekenen. Het tegengaan van de ongekwalificeerde uitstroom, het verstrekken van een veel meer gedifferentieerd onderwijs en het veel vaker remediërend optreden zijn de belangrijke uitgangspunten van die hervorming zoals die nu op tafel ligt.
Het tweede dat we aan het aanpakken zijn op dit moment, maar dat wel wat tijd en overleg vergt, is heel de problematiek van de doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs. Dat is een probleem in onze samenleving: als je ziet dat de ongekwalificeerde uitstroom stijgt, maar dat tegelijkertijd de doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijs stijgt, dan is er een correlatie tussen beide.
Ik ben het met u eens, mijnheer Bouckaert, dat we ook verder moeten gaan in het uitwerken in het licht van leren en werken, werkelijk leren en deeltijds beroepssecundair onderwijs, want ook dat is een heel belangrijke pijler van onze hervorming van het secundair onderwijs, maar ook daarvan weet u dat niet iedereen, zoals het nu is georganiseerd, meegeteld wordt om een kwalificatie te krijgen die meetelt in de statistieken. Dat moeten we meenemen en we zijn daarmee bezig.
We zijn ermee bezig, we minimaliseren niet en we hebben geen bijkomende studie nodig om te weten wat we moeten doen. Dat weten we, alleen wil ik wel verder kijken naar de oorzaken, want dat aspect werd inderdaad nog niet volledig uitgebeend. Mevrouw Meuleman, dat wil echter niet zeggen dat we zullen wachten op de resultaten van de studie! Ik vind dat u toch ook wel een beetje denigrerend doet over al die ambtenaren, over al die beleidsmedewerkers, over al die experts die hier de afgelopen maanden en jaren mee bezig zijn geweest, alsof die mensen niet weten wat ze moeten doen en alsof wij ter zake onze verantwoordelijkheid niet zouden nemen. We nemen onze verantwoordelijkheid en we doen dat in heel nauw overleg met hen. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Voorzitter, ik herhaal dat de toveroplossing niet bestaat. We zullen een aaneenschakeling van maatregelen moeten nemen inzake taalbeleid, kleuterparticipatie, gedifferentieerd leren, uitstel van keuzes, beter begeleiden, het persoonlijk onderwijsdossier, noem maar op. Dat geheel aan maatregelen zal een invloed hebben.
En, mevrouw Meuleman, dit siert de Vlaamse Regering, want wij zouden ook onze kop in het zand kunnen steken en zeggen dat u maar moet kijken naar de Europese cijfers. U kent die, in de Europese 2020-strategie werden afgelopen week de doelstellingen bepaald: 40 percent van de kinderen moet naar het tertiair onderwijs doorgaan en daar een diploma behalen, en er mag niet meer dan 10 percent aan early school leavers zijn. Volgens de Europese statistieken zijn wij bij de goeie leerlingen. Maar, en dit wordt niet verdoezeld, wij gaan veel nauwkeuriger kijken en we merken dat we nog inspanningen moeten doen. We zullen die inspanningen samen moeten doen, niet alleen in Onderwijs, ook Welzijn zal mee moeten doen, heel de samenleving zal mee moeten doen, want het is voor een groot stuk een migratieprobleem dat nu heel zichtbaar wordt in onze cijfers van het onderwijs.
Minister, ik zie in u helemaal geen toverfee. (Opmerkingen van minister Pascal Smet)
Ik verwacht niet dat u de problemen in een-twee-drie zult oplossen, wel verwacht ik dat u de juiste weg inslaat. We hebben minister Lieten er gisteren ook even aan moeten herinneren dat een sociale regering, en dat is toch wel wat wordt verwacht van een regering met socialisten, middelen investeert in onderwijs en dat selectief doet, namelijk daar waar ze het meest nodig zijn. Die weg moet u inslaan. U moet zich niet verliezen in allerlei Vlaamse kinderbijslagen of in een Vlaamse hospitalisatieverzekering, mijn collega heeft dat gisteren ook opgemerkt: u moet de middelen selectief inzetten waar ze het meest nodig zijn, maar dat doet u op dit moment niet. (Applaus bij Groen!. Opmerkingen bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Bouckaert, als ik die vraag stel niet alleen vandaag, ik deed dat ook al 15 maanden geleden , dan doe ik dat niet om de cijfers te minimaliseren. (Opmerkingen van de heer Boudewijn Bouckaert)
Ik relativeer ze in die mate dat ik wil weten naar wat men heeft gepeild, want als u de leerplichtleeftijd wilt verlagen, moet ik concluderen dat die kinderen straks ook in de categorie van de ongekwalificeerde uitstroom zullen zitten. (Opmerkingen van de heer Boudewijn Bouckaert)
Ik wil maar zeggen dat het niet zo eenduidig, niet zo eenvoudig en niet zo simpel is. Het is niet alleen maar een budgettair gegeven. Als ik kijk naar wat we investeren in ons secundair onderwijs, stel ik inderdaad ook vast dat we het basisonderwijs moeten versterken. Ik denk dat het voorstel van de heer De Meyer zeker van dien aard is dat we het verder in de commissie moeten bespreken. Ik zal dienaangaande ook het nodige initiatief nemen om daarop te kunnen doorgaan binnen de commissie Onderwijs en om vanuit de verschillende invalshoeken en de complexiteit te zoeken naar solide antwoorden.
Het incident is gesloten.