Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Ruimtelijke Ordening 2009-2014.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties en moties van wantrouwen die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
De heer Huybrechts heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, minister, in de samenvatting van uw beleidsnota schrijft u dat de ruimtedruk in Vlaanderen groot is, en dat het duidelijk is dat de ruimte een schaars goed is, waarmee strategisch en voorzichtig moet worden omgegaan. Daarom wilt u een ruimtelijk beleid dat een duurzame ontwikkeling in zijn samenhangende ecologische, sociologische, economische en culturele dimensies in Vlaanderen mee ondersteunt. Het is een prachtige volzin, waar niemand tegen kan zijn, maar waarmee men alle kanten uit kan. Als gedelegeerd bestuurder van het Vlaams netwerk van ondernemingen Voka sprak u destijds duidelijke taal. Uw beleidsnota is van een ander kaliber.
Ik lees ook dat er plaats moet zijn voor wonen, werken en cultuur, naast een vitaal platteland met een sterke landbouw, naast openruimtegebieden, recreatieve voorzieningen, kwalitatieve ruimte voor ondernemerschap en de verwezenlijking van 7000 hectare bijkomende bedrijventerreinen. Ik ben uiterst benieuwd hoe u iedereen tevreden zult stellen en hoe u die doelstellingen zult verwezenlijken. Wellicht daarom is deze beleidsnota vooral theoretisch en blijft ze op bepaalde punten veeleer vaag.
Wat opvalt, is het feit en u beaamt dit dat de procedurele vereisten van het planproces zo complex zijn geworden dat ze een hypotheek vormen voor het vlot afhandelen van het planningsproces zelf. Daarom worden alternatieven voor strategische ruimtelijke opties onderzocht. Wat hier eigenlijk wordt gezegd, is dat het zelfs voor de overheid allemaal te complex is geworden. Hoe complex moet het dan niet zijn voor de gewone burger? Ik lees onder meer in uw beleidsnota dat u een evaluatie wilt van het spanningsveld tussen de rechtsbescherming van de burger en het algemeen belang. Dat is ingegeven door de hinder die de overheid ervaart bij sommige grote projecten, zoals de Oosterweelverbinding. Terecht verwijst u naar het nimbysyndroom (not in my backyard) en de maatschappelijke kostprijs van deze situatie. De vraag is hier hoeveel rechtsbescherming de burger zal verliezen om de gewenste snelle realisatie van de grote overheidsprojecten te verwezenlijken. Dat u wilt werken met toekomstscenarios, is een zeer goede praktijk, die in Nederland inderdaad leidt tot een betere ruimtelijke ontwikkeling.
Ik stel vast dat u niet alleen wilt werken aan een vitaal platteland, maar ook aan aantrekkelijke, leefbare en creatieve steden. Creativiteit, of, beter gezegd, innovatie is inderdaad een van de motoren van de economische vernieuwing. Een economie draait echter niet enkel op de laboratoriumfunctie en op kleine innoverende bedrijven in steden. Er moet dan ook voor worden gezorgd dat de werkgelegenheid binnen de steden niet wordt verdrongen door zich enkel te richten op deze creatievestedentheorie. Niet iedereen die in de stad woont, is immers hooggeschoold en bijzonder creatief in het ontwikkelen van nieuwe goederen of diensten.
Bij de doelstelling met betrekking tot de functionele verweving wordt terecht opgemerkt dat er een verschuiving is van de industrie naar de diensten, naar de tertiaire sector. Dat klopt, maar dat mag er niet toe leiden dat de industrie wordt verdrongen. Er moet in Vlaanderen voldoende plaats blijven voor de maakindustrie. Persoonlijk geloof ik niet in een volledige diensteneconomie, met zakelijke diensten, gezondheidszorg, maatschappelijke diensten enzovoort. Als de industrie eenmaal weg is uit een land, volgen de zakelijke diensten. Vlaanderen zal als transitland waarschijnlijk nog wel logistieke diensten kunnen behouden, maar dat zal onvoldoende zijn om de tewerkstelling te maximaliseren.
Met betrekking tot de problematiek van de al dan niet permanente weekendverblijven blijft er nog steeds rechtsonzekerheid bestaan. Het is momenteel zo dat, op straffe van verval van hun woonrecht, permanente bewoners in bepaalde gevallen verplicht zijn in te gaan op het eerste aanbod tot herhuisvesting door de overheid. De ontworpen regeling bevat geen voorwaarden waar dat aanbod aan moet voldoen. Minstens zou er bij de herhuisvesting rekening moeten worden gehouden met het recht op vrije woonkeuze, met de aangepastheid van de aangeboden woning en vooral met de financiële draagkracht van de permanente bewoners en hun gezin.
Minister, collegas, in de met redenen omklede motie die door mijn fractie werd ingediend, hebben we een vijftal punten aangekaart waar de Vlaamse Regering hopelijk rekening mee zal houden.
De heer Vandaele heeft het woord.
Ruimte is in Vlaanderen een schaars goed en tal van sectoren maken er aanspraak op. Als we vandaag open ruimte innemen, beperken we de gebruiksmogelijkheden daarvan voor de komende generaties. Dat weten we. Het is dan ook belangrijk dat op een duurzame manier wordt omgesprongen met de ruimte. De meerderheidsmotie beklemtoont dat.
Conform het regeerakkoord wordt het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen verder uitgevoerd, onder andere door het afwerken van de afbakeningsprocessen en de daaruit voortvloeiende gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Dit parlement beseft dat een en ander een zware werklast meebrengt voor de minister en zijn administratie. We hebben een beetje medelijden met u, minister, maar niet veel. In de meerderheidsmotie vragen wij ons dan ook af of een herschikking met extra inzet op planning binnen het Vlaamse personeelsbestand voor Ruimtelijke Ordening niet mogelijk is nu vele gemeenten ontvoogd zijn. Waar de op til zijnde interne staatshervorming gevolgen heeft voor de decentrale besturen vragen wij dat het Belfortprincipe wordt toegepast: samen met de opdrachten en taken moeten ook middelen worden doorgeschoven naar de gemeenten.
Het beleid moet oog hebben voor de verhouding en de samenhang tussen stedelijk gebied en buitengebied, voor het vrijwaren van de open ruimte, en voor de demografische evolutie. Aandacht moet gaan naar de gevolgen voor de ruimtelijke ordening van de klimaat- en energieproblematiek, van de roep om kenniseconomie, en van de verzuchting dat Vlaanderen een slimme draaischijf voor vervoer en logistiek wordt. Ruimtelijke kwaliteit moet steeds vooropstaan.
Dat de beleidsnota een veeleer strategisch-theoretische sfeer ademt, betekent niet dat in het beleid zelf geen klemtoon moet liggen op de praktische uitvoerbaarheid, de efficiëntie, de werkbaarheid, de rechtszekerheid. Ruimtelijke ordening krijgt in de dagelijkse praktijk vorm op het terrein, niet het minst op het lokale niveau. Het Vlaamse niveau moet er dan ook steeds over waken dat andere bestuursniveaus ons kunnen bijhouden! We moeten af en toe eens achterom kijken om ons ervan te vergewissen dat het peloton volgt, dat niemand met een lekke band achterblijft.
In de ruimtelijke planningsprocessen blijft het belangrijk dat er inspraak is en dat er gestreefd wordt naar een zo groot mogelijk maatschappelijk draagvlak. De minister gaat zelfs zo ver te spreken van een partnerschapsmodel. We weten allemaal dat het met de ene partner al gemakkelijker samenleven is dan met de andere. Maar laat dat een zorg voor de minister zijn.
Uiteraard zijn wij voorstander van subsidiariteit. Wat door de lagere bestuursniveaus beslist kan worden, wordt het best daar beslist. Op voorwaarde dat gemeentebestuurders een rechtlijnig beleid voeren en dat zij hun ambtelijk apparaat voldoende en voldoende deskundig kunnen bemensen.
Zeker op het vlak van handhaving dient het Vlaamse niveau zijn verantwoordelijkheid op te nemen. Over de handhaving hebben we het vanmorgen in de commissie gehad en we hebben een traject afgesproken met betrekking tot het handhavingsplan.
Om een beleid inzake Ruimtelijke Ordening voor te bereiden en vorm te geven, is voldoende overleg binnen het eigen beleidsdomein en afstemming met andere beleidsdomeinen nodig. Niettemin moet het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening steeds de coördinerende en regisserende rol behouden. Het doet me plezier dat ik dit gegeven niet alleen terugvind in de motie van de meerderheid, maar ook in die van Open Vld.
Maar er zitten in die motie van Open Vld helaas ook enkele elementen die er ons uiteindelijk toch doen voor kiezen om, na zorgvuldige afweging, collegas, voor onze eigen motie te stemmen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de toon van vrijheid-blijheid in de Open Vld-motie waar het gaat over de versoepeling van stedenbouwkundige vergunningen en het bieden van maximale mogelijkheden aan zonevreemde constructies. Ook de onverkorte invoering van de Codex Ruimtelijke Ordening behoeft enige nuance, Binnenkort komen de meerderheidspartijen met een aantal reparaties bij die codex naar dit parlement. Als alles volgens plan verloopt, wordt het voorstel al volgende week naar de commissie gebracht.
Er is ook de motie van het Vlaams Belang. Na lang wikken en wegen zullen wij ook die motie niet steunen. Persoonlijk vind ik de passage in die motie over het recht op vrije woningkeuze, waar het gaat over de herhuisvesting van bijvoorbeeld permanente bewoners in recreatiezones, te kort door de bocht.
Voorzitter, collegas, voor ons is de beleidsnota Ruimtelijke Ordening een werkbare basis, die wij vanuit de meerderheid graag ondersteunen met een meerderheidsmotie. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Ceyssens heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, in het algemeen is de beleidsnota vrij academisch en theoretisch. Om het in termen van ruimtelijke ordening te zeggen: ze leest veeleer als een structuurplan dan als een uitvoeringsplan. Er worden veel spanningsvelden in kaart gebracht, maar hoe dat allemaal wordt opgelost, komt in deze nota, begrijpelijk, nog niet concreet aan bod. Dat laat ook de mogelijkheid om in de toekomst nog boeiende discussies te voeren. De CD&V-fractie zal niet nalaten om te gepasten tijde een aantal thematische onderwerpen te agenderen.
Sta me toe enkele onderwerpen uit uw beleidsnota aan te halen. Eerst en vooral is er de effectieve uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV). Ik trap een open deur in als ik zeg dat dat voor CD&V uitermate belangrijk is. We hebben dit in het verleden altijd benadrukt en, o verrassing, we zullen dit blijven doen. We gaan ervan uit dat er verder werk wordt gemaakt van de afbakening van de stedelijke gebieden. Ook de herbevestiging van de agrarische en natuurlijke gebieden zal belangrijk zijn in de komende jaren. Er zijn al belangrijke stappen gezet in de vorige legislatuur, maar de grootste knelpunten zullen nu aan bod komen. Wij willen blijven aandringen om prioritair werk te maken van de gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen.
Minister, wat betreft uw engagement naar de kortetermijnherziening van het RSV stellen wij met genoegen vast dat het openbaar onderzoek al is geopend. Wij pleiten vandaag al voor een tweede kortetermijnherziening. Er zijn agendapunten genoeg om in die kortetermijnherziening mee te nemen. Ik som er maar enkele op: een grond- en pandenbeleid voor de economie, het handelsvestigingsbeleid, de militaire domeinen die vrijkomen, enkele kleinstedelijke gebieden, lijninfrastructuren enzovoort.
Minister, in de passage over het vitale platteland spreekt u over het ruraal ondernemerschap. Wij gaan ervan uit dat landbouw nog altijd de belangrijkste economische actor is in het buitengebied die niet in het gedrang mag komen door dit ruraal ondernemerschap. Een belangrijke bezorgdheid in deze context is de manier waarop we in de toekomst zullen omgaan met leegstaande bedrijfsgebouwen en gedesaffecteerde hoeves. Die oefening zal moeten gebeuren, maar best in een planologisch kader, waarbij een goede afweging kan worden gemaakt.
U spreekt in de beleidsnota ook over bouwvrij agrarisch gebied. Op zich is er voor ons geen bezwaar tegen bouwvrije gebieden, maar we moeten goed in het achterhoofd houden dat dit consequenties kan hebben. Er zijn voorbeelden van landbouwbedrijven die niet meer kunnen uitbreiden omdat ze te dicht bij de bebouwde kom zijn gelegen. Als we in de toekomst alles bouwvrij gaan maken, zeggen we meteen ook dat we deze bedrijven geen enkele uitbreidingsmogelijkheid meer geven.
Bij functionele verweving pleiten we ervoor om de ruimtebalans te blijven respecteren. Het kan niet de bedoeling zijn om onder het mom van functionele verweving sluipend dingen te laten gebeuren die niet zijn afgesproken in het kader van de ruimtebalans. Verweving mag zeker en vast geen benaming zijn voor gebieden waarover men geen uitspraak kan of wil doen.
Er is hier ook al verwezen naar het partnerschapmodel. Niemand is daar tegen gekant. Wij hopen wel dat het uw vaste intentie blijft om ruimtelijke ordening, als neutrale speler want ruimtelijke ordening behoeft geen ruimte , de eindverantwoordelijkheid te laten behouden om de ruimte evenwichtig te verdelen. Het kan niet dat in het overleg tussen de betrokken partners onmiddellijk beslissingen kunnen worden genomen.
De christendemocraten zijn de verdedigers bij uitstek van sterke lokale besturen. Het zal u dan ook niet verwonderen dat wij ruimtelijke ordening zien als een kerntaak van de gemeentebesturen. Wij gaan ervan uit dat de gemeentebesturen er zullen in slagen om een degelijk beleid inzake ruimtelijke ordening te voeren. Wij pleiten dan ook voor respect voor de gemeentebesturen en niet voor een Vlaamse overheid die elke lokale beslissing in de plaats van het gemeentebestuur gaat nemen. De Vlaamse overheid kan een bijkomende rol spelen in het ondersteunen van de lokale gemeentebesturen met noodzakelijke begeleidende maatregelen zoals vorming, netwerken enzovoort.
Minister, vanmorgen hebben we het over handhaving gehad naar aanleiding van de interpellatie van collega Van Mechelen. Ik denk dat er een brede consensus was: handhaving is het belangrijke sluitstuk in het geheel van ruimtelijke ordening. Ik heb zelf de vergelijking gemaakt met het voetbal: wat baten spelregels, als er geen scheidsrechters op het plein lopen?
Ik wil de prioriteiten van de CD&V nog eens duidelijk stellen. Kleine overtredingen moeten met een minnelijke schikking worden opgelost. Dit instrument moet veel meer worden aangewend. Grotere stedenbouwkundige overtredingen en overtredingen in kwetsbare gebieden moeten zwaar en snel worden gesanctioneerd. Openbare besturen hebben een voorbeeldfunctie.
We zijn dan ook blij dat we vandaag de toestemming hebben gekregen om dit handhavingsplan verder te bespreken in de commissie. Ik wil afronden met een uitsmijter over de kapitaalschade, waarover ik het ook al eerder heb gehad. Op 2 december 2009 hebt u zich geëngageerd, tot tweemaal toe, om in middelen te voorzien om uitvoering te geven aan de decreten. Ik zou u daar nog eens willen aan herinneren. U krijgt onze toezegging voor de verdere uitwerking van deze beleidsnota. (Applaus bij de CD&V)
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, ruimte is in Vlaanderen inderdaad een schaars goed. Er moet voorzichtig en strategisch mee worden omgesprongen. Een ruimtelijk beleid moet ook duurzaam zijn en alle ecologische, sociologische, economische en culturele aspecten samenhangend kunnen benaderen. Althans, dat zou het uitgangspunt moeten zijn. We moeten echter vaststellen dat de beleidsnota op bepaalde punten vaag blijft. Maar misschien is dat eigen aan een synthesenota die voor een termijn van 5 jaar wordt vooropgesteld. We hopen in elk geval dat de beleidsbrieven de komende jaren een stuk minder theoretisch zullen zijn en een meer concrete invulling van de beleidsdoelstellingen zullen bieden.
Minister, we onderschrijven de cijfers in het Vlaams regeerakkoord betreffende het beschermen en versterken van de open ruimte, landbouw en natuur zijnde de gelijktijdige afbakening van 750.000 hectare agrarisch gebied en extra 38.000 hectare natuurgebied en 10.000 ha bosgebied met als doel de ruimtelijke kwaliteit en openruimtegebieden te versterken.
Minister, ter illustratie maak ik even een klein rekensommetje. De actuele cijfers stellen dat nog 30.000 hectare tegen 2012 moet worden gerealiseerd. Omgerekend betekent dat dat er zon 1000 hectare per maand moet worden gerealiseerd door de Vlaamse Regering. Ik denk dat dit cijfer toch even te denken geeft.
We kunnen ons uiteraard vinden in de beleidslijnen en de strategische en operationele doelstellingen van de beleidsnota. Maar tegelijk hopen we dat ze niet al te selectief zullen nagestreefd en behaald worden. Ik verwijs naar de 10.000 hectare extra bos uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen die tenietgedaan worden door het rooien van evenveel hectare zonevreemd bos.
Sommige collegas zullen ongetwijfeld nog stilstaan bij de aanbevelingen in de motie van de meerderheid, maar ik wil hier toch nog even heel kort terugkomen op een aantal doelstellingen waarvan sommige onvoldoende en andere helemaal niet aan bod komen in de beleidsnota.
Zo stipt de beleidsnota terecht de rol aan van demografische uitdagingen als gezinsverdunning en vergrijzing. Toch betreur ik dat in de beleidsnota geen enkele verwijzing staat naar het begrip woonzorgzone. Men kan stellen dat dit een begrip is dat eerder thuishoort in een beleidsnota Wonen of Welzijn, maar ik ben ervan overtuigd dat men de woonzorgzone niet langer uit het begrippenkader van de Vlaamse ruimtelijke ordening kan wegdenken.
De Vlaamse Bouwmeester Marcel Smets heeft er recent nog op gewezen dat de ruimtelijke ordening en stedenbouw zich dringend moeten voorbereiden op de vergrijzing. Net zoals in de sociale zekerheid het thema van de pensioenen een heel prangend thema is geworden, krijgt ook de vergrijzing in meerdere beleidsvelden stilaan meer aandacht. Een recente studie wijst er trouwens op dat meer dan 98 percent van de Vlamingen absoluut niet in een rustoord wil terechtkomen. En of men de term rustoord nu vervangt door een nieuwe benaming of zelfs een nieuw concept, het blijft ontegensprekelijk vaststaan dat Vlamingen deze instellingen blijvend zullen associëren met afhankelijkheid, onvrijheid en verplichte aanpassing aan regels.
We zijn er dan ook van overtuigd dat er moet worden gezocht naar alternatieven. Daarbij moet vooral worden gedacht aan wonen in een aangepaste omgeving, aan een ruimtelijke omgeving die een minimum aantal voorzieningen telt binnen een bereikbare afstand en die een minimum aantal diensten biedt aan mensen die in de woonzorgzone wonen. In het kader van de motie van aanbeveling die als besluit van de werkzaamheden van de commissie Wonen en Zorg door dit parlement enkele maanden geleden unaniem werd goedgekeurd, vragen we u dan ook om een ontwerp van decreet voor te leggen aan dit parlement, dat al minimaal een decretale verankering van het begrip en van het concept woonzorgzone zou omvatten.
Ook het stedenbeleid is voor onze fractie erg belangrijk. We willen graag met u meewerken aan een versterking van onze Vlaamse creatieve steden. Maar ik mis in de beleidsbrief toch een aantal operationele doelstellingen rond de problematiek van de bereikbaarheid en ontsluiting van de steden, over het verkeer dat leefbaar moet blijven en over het grote belang van voorstadnetten voor de ontsluiting van onze steden. Minister, u stelt vast dat er een hernieuwbare of een hernieuwde belangstelling is van jongvolwassenen voor de stad en u zegt tegelijk dat het afwachten is of die trend zich ook zal doorzetten. Minister, in plaats van af te wachten zou ik pleiten voor een proactief beleid dat er op gericht is jongvolwassen en jonge gezinnen in de stad te houden.
Minister, als er een woord is in uw beleidsnota dat ik bijzonder graag heb gelezen, dan is het als u het hebt over een robuust ruimtelijk beleid. Ik meen te mogen begrijpen dat robuust iets is wat de tijd kan weerstaan, iets wat overeind kan blijven, ook als er druk is van allerlei belangengroepen, ook als de conjunctuur of de omstandigheden ietwat tegenzitten. Ik trap een open deur in als ik zeg dat Vlaanderen tot op vandaag niet altijd een robuust ruimtelijk beleid gekend heeft. Minister, ik hoop dan ook dat wij u op het eind van deze legislatuur een robuuste minister van Ruimtelijke Ordening zullen mogen noemen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, in Vlaanderen worden we vandaag net als in de rest van de westerse wereld geconfronteerd met allerhande uitdagingen en kansen die een belangrijke impact hebben op onze steden, provincies en de ruimtelijke ontwikkeling in het algemeen.
Ik denk dan niet enkel aan de migratiedruk en aan de vergrijzing, maar ook aan de groeiende druk op het milieu en aan de vraag naar nieuwe energiebronnen. Een duurzaam ruimtelijk beleid denkt aan de huidige, maar vooral aan de toekomstige generaties. Dit beleid verdeelt de beschikbare ruimte zo optimaal mogelijk ten behoeve van alle maatschappelijke functies.
Helaas moeten we beseffen dat de ruimte in Vlaanderen zeer beperkt is. Onze natuurlijke bronnen zijn zeer schaars. De kwaliteitseisen die we aan onze omgeving stellen, worden steeds hoger. Indien we tevens rekening houden met onze waarden inzake sociale rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid, moet iedereen beseffen dat we nieuwe antwoorden moeten vinden op de uitdagingen op ruimtelijk vlak waarmee we nu en in de toekomst zullen worden geconfronteerd.
Ik ben zeer blij dat de beleidsnota van de kersverse minister van veel voluntarisme getuigt. Ik ben fel voorstander van de planning met scenarios. Ik hoop dat die scenarios zullen uitmonden in zones voor multifunctioneel gebruik die op de maatschappelijke noden zijn gebaseerd. Op die manier zou de ruimtelijke ordening de noden en de evolutie van de samenleving kunnen volgen.
We zijn tevreden dat de cruciale beleidslijnen van de vorige minister worden doorgetrokken. De herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt doorgezet. Er wordt gewerkt aan de klantvriendelijkheid van de overheid en aan de korte behandelingstermijnen van vergunningen.
Het is spijtig dat de minister de uitvoering van de nieuwe Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening al in zijn beginweken gefaseerd heeft uitgesteld. We vinden het tevens ongehoord dat hij de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid niet operationaliseert. Ten gevolge van dit gebrek aan actie blijven honderden particulieren en bedrijven in het ongewisse. Open Vld vraagt dan ook de onmiddellijke en volledige uitvoering van de door het Vlaams Parlement goedgekeurde Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
De beleidsnota van de minister staat bol van de goede intenties en de goede doelstellingen. Er zijn echter weinig pasklare, concrete antwoorden. Misschien wil de minister niet beslissen en iedereen te vriend houden. In de politiek ligt dit wat moeilijk. De wittebroodsweken zijn voorbij. Keuzes moeten worden gemaakt. Daadkracht dringt zich op.
Waar komen er nieuwe stadions? Waar plant de minister motorcrossterreinen, grote winkelcentra, woonzones of windmolens? Hoe worden stationsomgevingen het best ontwikkeld? Welke strategische projecten heeft de minister voor ogen? In welke ontsluiting voor de havens zal hij voorzien? Waar komen de nieuwe wegen en kanalen?
Dergelijke projecten zorgen effectief voor beroering. Dit laat ons echter niet toe erover te zwijgen of geen keuzes te maken. Veel investeerders wachten op de visie van de minister om investeringsplannen en bouwaanvragen op te stellen. Het getalm van de minister doet de economie geen goed.
We stellen voor in nauwe samenwerking met het Vlaams Parlement een nieuw RSV voor de planningsperiode 2020-2050 voor te bereiden. Het Vlaams Parlement zou hierbij een belangrijke beleidsvoorbereidende rol moeten spelen.
Wat de afbakeningsprocessen betreft, vragen we de minister voldoende ruimte te bestemmen voor de verscheidenheid aan ruimtelijke behoeften inzake wonen, zoals het zorgwonen, de eenoudergezinnen en dergelijke. Tegelijkertijd zou de minister voldoende ruimte voor economische bedrijvigheid moeten bestemmen.
Een bedrijfsvriendelijk klimaat vereist vooral een vlotte mobiliteit. Permanent overleg met de minister van Mobiliteit en Openbare Werken zal noodzakelijk zijn om versneld tot een ontsluiting van nieuwe bedrijventerreinen te komen. Een goede ruimtelijke ordening veronderstelt een geïntegreerd mobiliteitsbeleid.
De minister wil ook in de versterking van de steden investeren. Daarom moet werk worden gemaakt van de afbakening van de regionaalstedelijke gebieden gemaakt. De steden moeten worden aangestuurd om zich kandidaat te stellen voor strategische projecten op toplocaties die als hefboom voor een hele regio kunnen dienen.
Bij de toekenning van oppervlaktes voor kantoor- en winkelruimtes moet de minister steeds de realiteit zien. In Brugge had de minister aanvankelijk een kantorenzone van 300.000 vierkante meter voor ogen. Thans blijkt dat geen enkel kantoor verkocht geraakt. Zelfs de kantoren aan het station raken niet ingevuld.
Een oppervlakte van 300.000 vierkante meter zou werk verschaffen aan 30.000 mensen, een hele beroepsbevolking als het ware. Na twee maanden werd die oppervlakte gehalveerd.
U wilt ook ruraal ondernemerschap steunen. Die goede intenties staan nochtans haaks op de realiteit van vele landbouwers, die zien dat hun agrarisch gebied wordt nabestemd tot natuur- of bosgebied. Als nieuwe maatregel wijst u ook op een kaderdecreet Ruimtelijke Economie. Wat is daar de concrete finaliteit van? Tegen wanneer mogen we dat verwachten?
U wilt sneller en beter gaan, maar zult u niet struikelen over inspraak en rechtspraak, de nachtmerrie van elkeen die wil ondernemen? Het is aan u om met een plan van aanpak te komen en niet louter met beschouwingen. Met concrete veranderingen voor de toekomst. Wat op het eerste gezicht lijkt op een ambitieuze nota met veel goede bedoelingen, dreigt uit te draaien op een lege doos als u niet spoedig verduidelijkingen formuleert en actie onderneemt. (Applaus bij Open Vld)
De heer Vanden Bussche heeft het woord.
Minister, ook onze fractie is zeer verheugd met uw principe van partnership en het respecteren van het Belfortmodel en de visie om de lokale besturen als primaire spelers naar boven te helpen.
Uw beleidsnota is, zoals u zelf ook terecht aanhaalde, erg ambitieus. De aangehaalde beleidslijnen zijn dan wel duidelijk, toch blijft de invulling ervan via strategische en operationele doelstellingen bijzonder vaag. Met de wil om een nieuw strategisch ruimtelijk beleidsplan op te maken en de ontwikkeling van planning met scenarios, toont de minister dat hij een beleidskader wil creëren dat inspeelt op de uitdagingen van vandaag, maar nog meer op de uitdagingen van morgen. En dat valt te waarderen. Momenteel raken we echter niet verder dan herzieningen van herzieningen, zodat de inbedding van die kortetermijnherziening in een langetermijnvisie ontbreekt.
Cruciaal bij de opmaak van een nieuw strategisch ruimtelijk beleidsplan voor de lange termijn zijn de vorm en de inhoud van het ruimtelijk structuurplan. De bestaande ruimtelijke structuurplannen zijn omvangrijke en alomvattende planningsdocumenten, die tot op een vaak onooglijk detailniveau ruimtelijke ontwikkelingen trachten te stroomlijnen. Geen wonder dat ze slechts een beperkte houdbaarheidsdatum hebben. We hebben dan ook op korte termijn tegen 2012 nood aan een nieuw ruimtelijk beleidsplan met concrete maatregelen.
Voor de periode na 2020 moet een blueprint worden opgemaakt die de bakens uitzet voor het toekomstige ruimtelijke beleid. Rekening houdend met maatschappelijke transformatieprocessen als vergrijzing, klimaatverandering enzovoort moet een ruimtelijk structuurplan vooral een ruimtelijk waardekader bevatten, in de vorm van een visie en ruimtelijke principes, dat ook later voor onvoorziene of nog ongekende evoluties in maatschappelijke ontwikkelingen als referentiekader kan worden gehanteerd.
In navolging van Vlaanderen in Actie en het Pact 2020 wordt ook in deze beleidsnota het concept van de duurzame en creatieve steden opgerakeld. Uiteraard is dat een nobele thematiek, maar het lijkt wel een vlag die geen enkele lading dekt. Concrete maatregelen met betrekking tot de effectieve realisatie van het concept van de duurzame en creatieve steden krijgen we ook in deze beleidsnota niet te lezen. De beleidsnota Ruimtelijke Ordening lijkt dan ook al te veel op een sublimatie van het legedoossyndroom van alle Vlaamse actieplannen.
Leefbare steden en een leefbaar platteland zijn uiteraard belangrijke aandachtspunten, opdat ze hun rol op het vlak van wonen kunnen blijven vervullen. In die optiek is het grond- en pandenbeleid natuurlijk nefast voor de werkende Vlaming, want dat decreet bepaalt dat gemeenten een minimum aan gesubsidieerde woningen moeten realiseren en dat zorgt ervoor dat de Vlaming tot 20 percent meer betaalt voor zijn grond. Wij pleiten dan ook voor het invoeren van de huursubsidies als spil van het sociale woonbeleid, waarbij de overheid het gezinsinkomen van de huurders tijdelijk financieel zou ondersteunen.
We moeten er verder over waken dat het vestigingsklimaat voor investeringen in Vlaanderen aantrekkelijk blijft. Gezien uw verleden bij Voka zou u het belang van ruimte om te ondernemen niet uit het oog mogen verliezen. De ruimte om te ondernemen wordt al te vaak stiefmoederlijk behandeld, en het stemt ons dan ook positief dat u eindelijk werk zult maken van een verdere snelle en correcte afbakening van de 7000 hectare extra bedrijventerreinen ingeschreven in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. U weet dat de herbestemming van militaire domeinen daarbij een uitgelezen kans is om een belangrijk deel van die nood aan bedrijventerreinen te lenigen.
Uiteraard mogen we ook het gebruik van de open ruimte voor bijvoorbeeld de schuttersporten, de motorsport, de paardensport en het voetbal niet uit het oog verliezen. Bij de voorbereidingen voor de kandidatuurstelling voor het wereldkampioenschap voetbal werd ruimte gevonden voor de inplanting van nieuwe voetbalstadions. Ook de andere sporten verdienen een plaats in het ruimtelijke landschap, want vandaag moeten wereldkampioenen in bepaalde sporten in het buitenland gaan trainen, omdat er in Vlaanderen niet in ruimte wordt voorzien voor hun sport. We hebben decennialang Vlaamse wereldkampioenen in de motorcross geleverd en als dank sluiten we systematisch alle motorcrossterreinen maar we weten dat u ter zake actie plant.
Een opvallende en steeds weerkerende strategische doelstelling is die van Vlaanderen als slimme draaischijf voor vervoer en logistiek. Het zal u niet verbazen, minister, dat ik u vertel dat de Vlaamse regering deze doelstelling al een hele tijd achternaholt. Het uitblijven van een oplossing voor het mobiliteitsprobleem in en rond Antwerpen is hier natuurlijk een tergend voorbeeld van. Zolang men in het beslissingsproces van een dergelijk mobiliteitsdossier de voorrang geeft aan politieke elementen boven logistieke en verkeerstechnische elementen, zal er van slimme logistiek niet veel in huis komen in Vlaanderen.
Het eindrapport van de commissie Versnelling Maatschappelijk Belangrijke
Investeringsprojecten kan u al een heel eind op weg helpen om de doorlooptijd van belangrijke investeringsprojecten in Vlaanderen te halveren en tot een redelijke termijn van 3 jaar te brengen. Maar dan zult u toch de hindernis moeten nemen van uw eigen reglementitis en administratieve rompslomp die schering en inslag zijn in het departement Ruimtelijke Ordening. U kondigde al meermaals aan dat een werkgroep bezig is met de vereenvoudiging in het betrokken departement, maar ook hier blijft u zich maar verbergen achter studies waarvan het maatschappelijke resultaat uitblijft en een aankondigingspolitiek die geen vervolg krijgt.
Ten slotte, minister, is het erg opvallend en tegelijk ook ietwat verontrustend dat u veel verwijst naar ViA, Pact 2020 en het regeerakkoord. Ook die plannen zijn ambitieus en zouden een antwoord bieden op de uitdagingen waar Vlaanderen vandaag en morgen voor staat. Die plannen hebben tot op vandaag echter nog niet tot het beloofde daadkrachtige beleid geleid en zijn eveneens een lege doos.
Ook uw beleidsnota maakt net als ViA, Pact 2020 en het regeerakkoord een degelijke analyse van de omgeving waarin Vlaanderen zich vandaag beweegt en van de uitdagingen die ons wachten. De beleidsnota is echter een waterval van woorden, termen en actieplannen. Ik vrees dan ook dat we hier zullen verzanden in intenties, werkgroepen, studies en dat een daadkrachtig ruimtelijk beleid in combinatie met een verregaande administratieve vereenvoudiging, zal uitblijven. Aan u, minister, om in deze legislatuur het tegendeel te bewijzen. (Applaus bij LDD)
De heer Peeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, met zijn dichtste wegennet en met zijn verrommelde platteland heeft Vlaanderen van architect Braem de prijs gekregen voor het lelijkste land ter wereld. Het is natuurlijk een prijs die je moet verdienen, maar die je niet moet willen behouden. Ik denk dat we met een goed ruimtelijkeordeningsbeleid en met een goed erfgoedbeleid een kans hebben om van die prijs af te geraken.
Minister, ik was afwezig tijdens de commissievergadering toen de beleidsnota aan bod kwam, maar ik heb die wel gelezen en ik heb ook het verslag goed gelezen. Ik vind het een heel leesbare beleidsnota met interessante uitgangspunten. Ze speelt in op maatschappelijke veranderingen, op toekomstige evoluties, op de demografische ontwikkeling, op transitie. Ze houdt rekening met klimaatmaatregelen en met duurzame ontwikkeling. In de nota zijn er ook sporen uitgezet voor een beter bestuurlijk beleid dat aandacht heeft voor de lagere bestuursniveaus. Ook wordt er een nieuwe relatie gezien tussen stad en platteland, wat gelukkig impliceert dat we nog kunnen spreken van een platteland dat we willen behouden.
Er wordt ook gekozen voor continuïteit, vernieuwing en versnelling. Zelfs de versnelling is voor ons geen probleem, als de juiste richting maar wordt gekozen. En als versnellen maar niet betekent dat we ons zullen vergalopperen.
Bij die keuzes kan het niet steeds en-en zijn. Een euro kun je maar één keer uitgeven, een vierkante meter kun je ook maar één keer bebouwen. Het gaat dus om keuzes in de of-sfeer.
Minister, hier loopt het mis. Groen! wil versnelling in de uitvoering van het thans lopende structuurplan, in de afbakening van de stedelijke gebieden en in de afbakening van het buitengebied. We willen versnelling in de juiste opvolging, evaluatie en monitoring. U weet dat we geregeld cijfers opvragen van beboste gronden, zonevreemde bossen en beschikbare industriegronden. Vlaanderen kent zijn cijfers niet. Ze zijn ofwel verouderd, ofwel niet opgevolgd, ofwel niet beschikbaar. Of ze worden gewoon niet vrijgegeven. Dat is een probleem.
Op basis daarvan besluiten dat we nog maar eens 7000 hectare bijkomende industriegronden nodig hebben, bijvoorbeeld als ijzeren voorraad, en dat we zelfs op het platteland kmo-zones van meer dan 5 hectare willen toelaten, is een brug te ver. Het staat trouwens haaks op uw eigen principe van verdichting, sanering en activering. Een keuze lijkt hier meer op zijn plaats en baadt weer in een of-sfeer.
We nemen de vragen en adviezen van de jeugd- en sportraad naar oplossingen voor eventuele zonevreemde infrastructuur ernstig. Een planologische oplossing op basis van verweving is hiervoor aangewezen. Meer toegankelijke bossen, een snellere realisatie van de stadsrandbossen en meer speelbossen voor onze jeugd zijn prioriteiten.
We willen versnelling om mitigerende klimaatmaatregelen te kunnen nemen. Denk maar aan de plaatsing van windturbines, aan projecten voor waterberging, aan het voorkomen van verharding en verdichting, aan ruimtelijke maatregelen voor het behoud en het herwinnen van meer biodiversiteit. In de beleidsnota is ook sprake van samenwerkingsmodellen en van partnerschappen. Ook in de commissie Versnelling werd unaniem besloten om inspraak ruim vooraf te organiseren. We hebben dat ook duidelijk ondersteund en we vragen daarom dat het parlement van bij de aanvang wordt betrokken bij de opmaak van het volgende ruimtelijke structuurplan.
Minister, een oppervlakte van tien voetbalvelden wordt nu per dag verhard of bebouwd. Dit is niet vol te houden, willen we Vlaanderen nog een beetje openhouden en niet letterlijk volbouwen. We krijgen nog meer mobiliteitsproblemen, gaan nog meer kampen met dure investeringen in infrastructuur en veroorzaken op termijn onze eigen overstromingen. Als je op dit vlak wil sturen, als je op dit vlak een versnelde verandering wil doorvoeren, als je ook hier echt sterk duurzaam wil heroriënteren, dan vind je bij ons steun.
In die zin stellen we voor dat er in de toekomstige ruimtelijke scenarios pistes worden uitgezet om de lintbebouwing stop te zetten, om effectief ruimte terug te winnen en om verharding terug te dringen. Een kaderdecreet Ruimtelijk Herstel lijkt aangewezen. Een visionair ruimtelijk beleid, niet een volgend maar een sturend beleid gebaseerd op duurzaamheid, dat is waar Vlaanderen nu voor moet gaan en waaraan het behoefte heeft. Mijnheer de minister, u bent voetballer, de bal ligt op de stip, aan u om te scoren. (Applaus bij Groen! en van de heer Eric Van Rompuy)
Minister Muyters heeft het woord.
Ik dank de sprekers voor de vele constructieve bemerkingen. Ik heb van alle partijen een ondersteuning van bepaalde punten van de beleidsnota gehoord. Ik besef heel goed dat het een beleidsnota is in de ware zin van het woord, voortbouwend op het bestaande beleid en een visie gevend voor de toekomst. Nu komt het erop aan die visie uit te werken in zeer concrete maatregelen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.