Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde is de beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 2009-2014.
Volgens artikel 73, punt 5, eerste lid, van het reglement wordt de bespreking gehouden op basis van de met redenen omklede moties en moties van wantrouwen die tot besluit van de in commissie besproken beleidsnota zijn ingediend.
De bespreking is geopend.
Mevrouw Jans heeft het woord
Voorzitter, minister, collegas, in de commissie Welzijn hebben we uitgebreid de mogelijkheid gekregen om de beleidsnota te bespreken, en dat tijdens meerdere vergaderingen. Ik ga geen opsomming geven van wat er allemaal is aangehaald en besproken, ook al is dat ondanks de budgettaire schaarste, heel wat. Graag wil ik mij tot de essentie beperken en een aantal algemene bemerkingen meegeven die voor CD&V van belang zijn in het welzijnsbeleid deze legislatuur.
De nota start met de omgevingsanalyse. Dat maakt de context waarin gewerkt wordt, bijzonder duidelijk. Die ligt niet voor de hand. Aan de ene kant wordt iedereen mondiger en assertiever en stelt men bijzonder hoge verwachtingen, en aan de andere kant hebben steeds meer mensen het bijzonder moeilijker om te kunnen omgaan met de keuzemogelijkheden die hun worden geboden in onze samenleving. We zien dat aan het stijgende aantal vragen naar bijvoorbeeld schuldbemiddeling en opvoedingsondersteuning, aan de groeiende verslavingsproblematiek en de stijgende armoedecijfers.
Ook stellen we vast dat de informele zorg en de mantelzorg afneemt. We zijn het onszelf dus verplicht na te gaan wat we onder zorg verstaan en wat hierin de rol van de overheid is. Cruciaal hierin is het vinden van voldoende en geschikt personeel.
De beleidsnota heeft oog voor de vele uitdagingen die zich stellen in dit beleidsdomein. De minister maakt zeer duidelijk waar zijn prioriteiten liggen: personen met een handicap, kinderopvang, jongerenwelzijn, ouderenbeleid, voldoende handen aan het bed en multiculturaliteit.
Er wordt in de beleidsnota een langetermijnvisie opgebouwd over welke richting de organisatie van de zorg moet uitgaan om een blijvend antwoord te kunnen geven aan alle huidige maatschappelijke uitdagingen. Heel wat principes die in de beleidsnota aan bod komen, overstijgen de verschillende beleidsdomeinen en de verschillende themas. Ik noem er enkele: de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het aanbod; de nood aan meer efficiëntie en effectiviteit om de schaarse middelen optimaal in te kunnen zetten; de versterking van de zorg op de eerste lijn; de aandacht voor de zwakkeren in onze samenleving, namelijk de armen, thuislozen, personen met een handicap, zwaar zorgbehoevende ouderen, kinderen, jongeren enzovoort; de nood aan participatie van partners, middenveld en burgers om het draagvlak van het beleid te vergroten en de kwaliteit van zorg te bewaken; het belang van vrijwilligers en mantelzorgers; de zorg op maat; de nood aan meer samenwerking en afstemming, zowel tussen de sectoren als over de verschillende beleidsdomeinen heen.
De minister heeft de ambitie om van Vlaanderen een topregio te maken op vlak van gezondheidszorg en welzijn. Er wachten hem en ons heel wat uitdagingen. In de beleidsnota heeft hij in ieder geval duidelijke keuzes gemaakt en heel wat beleidsopties en intenties uiteengezet. De CD&V-fractie staat daarom achter de gemaakte keuzes en keurt de nota goed. (Applaus bij CD&V)
Mevrouw De Vits heeft het woord.
Voorzitter, minister, wij steunen de beleidsnota, en zoals mevrouw Jans wil ik eveneens aangeven waarom. Voor ons is het belangrijk dat er voldoende zorgaanbod is, maar ook een kwaliteitsvol, betaalbaar en divers aanbod. Wat voldoende zorgaanbod betreft, zijn er drie prioriteiten. Minister, we kijken uit naar de bijsturing van de programmatie. Voldoend aanbod betekent ook dat dit aanbod voldoende gespreid moet zijn. We vragen specifieke aandacht voor de welzijnsvoorzieningen in de Vlaamse Rand en Halle-Vilvoorde. Vandaag zijn die onvoldoende. We vragen ook dat het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) eveneens voldoende aandacht zou hebben voor de kleinere spelers, zodat die meer mogelijkheden hebben om in te tekenen op de infrastructuursubsidies.
Een ander belangrijk punt is dat van de kwaliteit van de zorg. De invoering van het geharmoniseerde kwaliteitsdecreet was een belangrijke stap voorwaarts om minimumvoorwaarden voor de zorg vast te leggen. Ook de beleidsnota bevat heel goede voornemens op het vlak van kwaliteit, maar wij kijken er vooral naar uit hoe dat in de praktijk zal worden omgezet.
Het aanbod moet ook betaalbaar zijn. Het inkomensgerelateerd maken van de bijdrage voor de thuiszorgdiensten is een belangrijke stap voorwaarts, maar betaalbaarheid houdt ook in dat rekening wordt gehouden met de financiële draagkracht van de gezinnen, door de invoering van de maximumfactuur in de thuiszorg en de begrenzing van de kosten in de residentiële ouderenzorg. Dat is voor ons heel belangrijk.
Het aanbod moet ook divers zijn. Momenteel hebben we een uitgebreid aanbod aan residentiële zorg. Dat is zeker en vast verder nodig. Wij denken echter ook, en de beleidsnota benadrukt dat, dat mensen liefst zo lang mogelijk zelfstandig willen blijven wonen. Vandaar ook de belangrijke passage onder Zorgen voor mantelzorgers en vrijwlligers in de beleidsnota, die wij onderschrijven. Voor die vrijwilligers en mantelzorgers vragen we dat het Vrijwilligersdecreet van 3 april 2009 zo snel mogelijk wordt uitgevoerd. Het aanpassen van de regelgeving binnen de sector is één aspect, het ondersteunen van vrijwilligers en mantelzorgers moet een ander belangrijk aandachtspunt zijn.
De vergrijzing is één zaak, maar we kennen ook een stijging van het aantal geboortes. Ook wat dat betreft, vinden we onze prioriteiten terug in de beleidsnota. We moeten meer investeren in kinderopvang. Zoals bij de ouderenzorg moeten de zorgvoorzieningen kwaliteitsvol, toegankelijk en betaalbaar zijn. Voor sp.a is het uitbreiden van de inkomensgerelateerde kinderopvang in de zelfstandige sector daarbij een goed vertrekpunt, maar op termijn moet elke kinderopvangplaats inkomensgerelateerd zijn. Daarnaast moet er ook een recht op kinderopvang worden gegarandeerd. Ouders moeten vandaag veel te lang wachten. Sommige ouders moeten na het zwangerschapsverlof hun ouderschapsverlof opnemen, omdat ze geen opvangplaats vinden. Ook een uniform vergunningsbeleid is voor ons een evidentie.
Tot slot ben ik er ook van overtuigd dat u, samen met uw federale collega, ook alles in het werk zult stellen om tot een echt statuut voor de onthaalouders te komen.
Deze aandachtpunten vinden we terug in de beleidsnota. Daarom zullen we de nota steunen. Uiteraard zijn er nog veel andere punten die ik zou kunnen onderstrepen, zoals de bijzondere jeugdzorg, personen met een handicap, gezondheid en preventie, kwetsbare mensen en eerstelijnsgezondheidszorg, maar ik heb me willen beperken tot de punten die voor ons het belangrijkst zijn. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Voorzitter, beste collegas, de noden binnen het domein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin zijn groot. Met de huidige budgettaire context kan deze Vlaamse Regering helaas geen antwoord bieden op alle vragen, zoals een sterker preventiebeleid, voldoende kinderopvang, meer en meer aangepaste ondersteuning van personen met een handicap, met ook aandacht voor de ouder wordende populatie, meer ruimte binnen de bijzondere jeugdzorg, het personeelstekort in de welzijnssector, meer thuiszorg enzovoort. Het aantrekken van de Vlaamse economie is terecht een hoofdbekommernis van deze Vlaamse Regering, want als dat achterwege blijft, zullen de noden in het algemeen enkel groter worden en zal dit ten koste gaan van Welzijn. Het een staat niet los van het ander.
Maar dat mag geen excuus zijn. De N-VA vindt dat prioritair werk moet worden gemaakt van het lenigen van de hoogste noden binnen Welzijn. Dat de zorggarantie voor de zwaarst zorgbehoevenden, die al enkele jaren terug werd beloofd, vandaag de dag nog steeds geen feit is, waardoor zwaar zorgbehoevenden al jarenlang wachten op enige vorm van ondersteuning, is niet te verantwoorden en daarin zal dan ook prioritair geïnvesteerd moeten worden. Meer focussen op directe aanwending van de beschikbare middelen voor de behoeften van de mensen en minder op organisatie, structuren en administratieve verplichtingen lijkt aan de orde.
Ik wens ook nogmaals het belang van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, zoals goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de VN in New York op 13 december 2006, en het facultatief protocol bij dat verdrag, te benadrukken. Bij decreet van 8 mei 2009 keurde het Vlaams Parlement dit goed. De principes en de uitgangspunten van dat verdrag moeten volledig worden geïmplementeerd in de Vlaamse regelgeving en het beleid.
De uitdagingen en verwachtingen vanuit de sector zijn groot en zeer divers. Het is onmogelijk om op alle verzuchtingen ten volle een antwoord te bieden. De komende jaren zullen zeker niet altijd even dankbaar zijn. Om de noden nog grondiger te kunnen aanpakken is een grondige wijziging van de bevoegdheidsverdeling tussen de federale overheid en de deelstaten aan de orde. Misschien kunnen de federale verkiezingen van 2011 op dat vlak nieuwe mogelijkheden brengen. We zien wel.
De N-VA is tevreden over de vertaling van het Vlaamse regeerakkoord in deze beleidsnota door Vlaams minister Vandeurzen met garanties voor het nieuwe sociaal beleid. De minister haalde zelf al aan dat de opwerpingen rond bevoegdheid en respect voor de Europese regelgeving verwacht mogen worden, zeker wat de Vlaamse hospitalisatieverzekering betreft. De N-VA verwacht dan ook dat de minister daar voldoende op anticipeert door het studiewerk meteen op te starten. Dat werd ook opgenomen in de motie. Ook daardoor investeert de regering verder in een socialer en welvarender Vlaanderen, ook op die domeinen waar de federale overheid in gebreke blijft.
We wensen de minister alle succes toe met de uitvoering van zijn beleidsnota, met een open geest en blik, in het algemeen belang van 6 miljoen Vlamingen. (Applaus)
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Voorzitter, minister, dames en heren, de beleidsnota is opgebouwd volgens zes strategische doelstellingen, met heel wat operationele actiepunten. We hebben dagenlang het debat gevoerd in de commissie Welzijn; ik ga hier niet alles herhalen. In onze met redenen omklede motie worden duidelijk de aandachtspunten en prioriteiten van Open Vld voor het Vlaamse zorg- en welzijnsbeleid weergegeven. Van die vele punten wil ik er evenwel enkele naar voren brengen.
In de eerste plaats vraagt mijn fractie een proactief en volwaardig preventiebeleid op het vlak van gezondheidszorg. Vlaanderen is daarvoor bevoegd en kan deze bevoegdheid dus maximaal invullen. Voor sommige initiatieven is nu eenmaal overleg met het federale niveau aangewezen, maar dat belet geenszins dat Vlaanderen de kar kan trekken en punten op de agenda kan plaatsen. Desnoods kan Vlaanderen zelf het financiële voortouw nemen.
Concreet vragen wij bijkomende inspanningen op het vlak van preventie van zelfdoding, hiv-preventie bij risicogroepen, screenings naar diabetes van het type 1 bij risicogroepen, een informatie- en sensibiliseringscampagne in de eerstelijnsgezondheidszorg over incontinentie en een gecoördineerde aanpak van de MRSA-bacterie in onze rust- en ziekenhuizen.
Een tweede cruciaal punt van het debat van de komende maanden en jaren, is de intentie van deze regering om een Vlaams basisdecreet sociale bescherming tot stand te brengen. Het is duidelijk dat het budgettaire aspect daarbij niet onbelangrijk zal zijn. De middelen zijn schaars en er zullen keuzes gemaakt moeten worden. Ik ga hier niet het debat openen, maar wil toch duidelijk maken dat wat mij betreft de prioriteiten moeten liggen bij de grootste noden.
En dan kijk ik naar de realiteit van vandaag: wachtlijsten in de voorzieningen van de bijzondere jeugdzorg en van de geestelijke gezondheidszorg, wachtlijsten voor een plaats in een rusthuis of een kinderopvanginitiatief, wachtlijsten voor opvang en zorg in voorzieningen voor personen met een handicap. Tienduizenden Vlamingen wachten op zorg, soms al zeer lang. Het antwoord dat deze regering op die noden lijkt te willen geven, is deze: wacht nog maar even langer, want wij willen vele tientallen miljoenen euros investeren in een Vlaamse kinderbijslag boven op de federale, in een inkomensgebonden bijdragesysteem voor gezinszorg, in een maximumfactuur in de rusthuizen en in een eigen Vlaamse hospitalisatieverzekering.
Met andere woorden: de keuze die zich aandient, is de volgende: geven we meer aan diegenen die vandaag al zorg en opvang genieten, of geven we zorg en opvang aan mensen die daar nog niet van kunnen genieten en er al maanden of jaren op wachten? Wat mij betreft, is het duidelijk welk beleid een sociaal beleid is. En het is ook duidelijk dat het streven naar een eigen Vlaamse sociale zekerheid onderdeel is van een beleid waarin de middenklasse het slachtoffer zal worden van alle voorgestelde inkomensgebonden bijdragesystemen.
Mijn derde punt betreft de zorg- en welzijnsinfrastructuur, en dus ook het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA). De regering zet massaal in op alternatieve financiering, waardoor welzijnsministers de komende 20 tot 25 jaar met handen en voeten zijn gebonden aan de toekenning van jaarlijkse gebruikstoelagen ten belope van vele tientallen tot honderden miljoenen euros. De recente wijzigingen aan het VIPA-decreet creëerden bovendien een zeer risicovol systeem van prefinanciering en een gedrocht van een pps-regeling.
Deze regering blijft een fundamentele discussie over de werking en efficiëntie van het VIPA uit de weg gaan. Het is ons de afgelopen vijf jaar immers opgevallen dat vele vzws en OCMWs in de ouderenzorg ook bouwen zonder VIPA-financiering en dat zij financieel even toegankelijk blijken te zijn. Het begrip efficiëntiewinsten is blijkbaar nog niet tot in het VIPA doorgedrongen. Wij blijven dan ook bij onze vraag dat een onafhankelijk studiebureau een uitvoerige en diepgaande studie uitvoert over de infrastructuursubsidiëring en de mate waarin die een invloed heeft op de financiële toegankelijkheid van de voorziening.
Tot slot wil mijn fractie ook een pleidooi houden voor een terugkeer naar de fundamenten van het zorg- en welzijnsbeleid, namelijk, en geloof het of niet: zorg en welzijn. De incidenten bij de inspectiediensten hebben aangetoond dat men in de sector vaak door de bomen het bos niet meer ziet. De inspectie controleert in hoofdzaak vierkante meters en andere technische aspecten, maar vergeet intussen te kijken naar het algemene welbevinden van de cliënten of naar de mate waarin de sfeer in de voorzieningen bijdraagt tot welzijn of dat juist niet doet.
Er zijn normen en regels nodig, maar verlies de essentie niet uit het oog: het welzijnsbevinden van de gebruikers zelf. Laat hen ook een input geven.
Voor wat het aspect zorg betreft, wil ik een sterk pleidooi houden voor een doorgedreven rationalisering van alle overlegorganen en structuren. Ontelbare zorgverleners die ik al heb ontmoet, klagen steevast aan dat ze tegenwoordig meer bezig zijn met vergaderen en overleggen, dan met zorgverlening zelf. Ook hier is de boodschap: overleg kan, maar verlies niet uit het oog dat de zorgverlening zelf essentieel is en blijft. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, in de commissie hebben we de gelegenheid gehad deze beleidsnota uitvoerig en als oppositie durf ik toch wel te zeggen op een zeer constructieve wijze te bespreken. Gelet op dit korte tijdsbestek ga ik me beperken tot enkele knelpunten die onze fractie als tekortkomingen beschouwt.
Deze beleidsnota trekt de lijn van de vorige regeerperiode door. Dit lijkt logisch gelet op de beleidscontinuïteit, maar dit heeft wel als nadeel dat er geen vernieuwing in het beleid wordt doorgevoerd en dat de tekortkomingen, de onvolmaaktheden uit het verleden niet worden bijgestuurd. Dit betekent ook dat engagementen die 5 jaar geleden werden aangegaan maar niet of niet volledig werden uitgevoerd, ook niet versneld zullen worden doorgevoerd. Ik denk hierbij in het bijzonder aan het wegwerken van de wachtlijsten in de gehandicaptensector, de invoering van de maximumfactuur enzovoort.
Deze beleidsnota is vrij vaag en bevat enkele voorzichtige engagementen. Iets meer ambitie, iets meer concrete invulling, gekoppeld aan een duidelijke timing zou wenselijk zijn. U kondigt wel enkele grote vernieuwingen aan, zoals een Vlaamse kinderbijslag en een hospitalisatieverzekering. Ik ga ervan uit dat de inhoud vrij positief zal zijn en dat onze fractie deze projecten ook zal kunnen steunen. Maar dit vernieuwd sociaal beleid zal er pas komen als er voldoende middelen zijn voortgevloeid uit de besparingen. Dit is een zeer gevaarlijk uitgangspunt. Want niemand kan vandaag voorspellen wanneer de besparingen voldoende hebben opgeleverd, en gelet op de crisis die blijft voortduren, mogen we ook niet te veel illusies koesteren. Bij de verschillende aankondigingen voor uw vernieuwd sociaal beleid, geeft u niet aan welke prioriteiten eerst aandacht zullen krijgen als er opnieuw groeipotentieel is. Ik betreur dit.
Meer zorg op maat realiseren, vraagt om meer dan investeringen alleen in het aanbod. De SERV heeft terecht opgemerkt dat deze doelstelling een gediversifieerd aanbod vergt, afgestemd op het zorgtraject van de mens zelf. Hierbij is er tegelijkertijd nood aan een sterker preventief beleid, naast dwarsverbindingen en netwerken tussen zorg- en hulpverleners in alle sectoren. Uit uw beleidsnota kan ik niet afleiden op welke wijze u dit de volgende jaren in het beleid zal integreren.
Toegankelijkheid en betaalbaarheid van het aanbod blijven knelpunten. Nochtans zijn een voldoende bereikbaar en betaalbaar aanbod, naast correcte informatie over het integrale zorg- en hulpverleningsaanbod, cruciaal. Ook werkgelegenheid blijft een probleem. We hebben daarstraks de gelegenheid gehad om er heel uitvoerig over te debatteren. Het staat in elk geval vast dat een toenemende behoefte aan geschoold en kwaliteitsvol personeel in de hulp- en zorgverlening, uw bijzondere aandacht zal moeten krijgen, tegelijk met een degelijke ondersteuning van het vrijwilligerswerk en de mantelzorg.
Voorzitter, minister, prioriteiten voor onze fractie zijn: de uitwerking van een gezinsbeleid dat kwaliteitsvol en kindvriendelijk is en volwaardig rekening houdt met alle noden en behoeften van het gezin. Gezinnen die bewust kiezen voor kinderen mogen financieel noch professioneel worden gestraft, maar moeten kunnen rekenen op een financiële, fiscale en economische ondersteuning en op de ontwikkeling van sociale voorzieningen die gezinnen met kinderen zo ruim mogelijk bijstaan. Er moet aandacht zijn voor de gelijkwaardigheid tussen de buitenhuiswerkende ouder die moet kunnen rekenen op een harmonieuze combinatie tussen gezin en arbeid, en de thuiswerkende ouder die recht heeft op een volwaardig statuut gekoppeld aan een financiële ondersteuning.
Een tweede prioriteit is een ouderenbeleid dat volwaardig rekening houdt met de belangen van de ouderen en waarbij het recht op gewaarborgde zorgzekerheid afdwingbaar wordt.
Een derde prioriteit is, wat personen met een handicap betreft, het garanderen van de zorgzekerheid door het recht op zorg decretaal te verankeren en voldoende middelen vrij te maken voor het onmiddellijk en definitief wegwerken van de onaanvaardbare wachtlijsten en in afwachting, collegas, minstens onmiddellijk werk te maken van het uitvoeren van de resolutie die hier op het einde van de legislatuur unaniem is goedgekeurd.
Een vierde prioriteit is, inzake jeugdhulp, een betere ondersteuning van kinderen in een problematische opvoedingssituatie (POS), waarbij opvang in een pleeggezin als eerste alternatief wordt aanzien. Maar voor de kinderen in een MOF-situatie (een als misdrijf omschreven feit), zeker voor gevaarlijke en hardnekkig recidiverende jongeren die ernstige feiten hebben gepleegd, moeten er voldoende plaatsen in een gesloten instelling zijn met een strenge aanpak en tegelijkertijd doorgedreven integratieprojecten om hen voor te bereiden op de reïntegratie in de samenleving.
Vlaanderen kan pas een echt doeltreffend welzijnsbeleid voeren als het alle hefbomen in handen heeft. In de vorige beleidsnota werd er nog gepleit voor de overheveling van de kinderbijslag. Vandaag blijft zelfs van die ambitie weinig over. Onze fractie blijft haar pleidooi herhalen dat enkel met een volledige overheveling van alle bevoegdheden inzake welzijn, gezondheid en gezin in de meest ruime betekenis, inclusief de volledige sociale zekerheid, Vlaanderen een volwaardig, doeltreffend en integraal beleid kan voeren dat echt in het belang is van de welvaart en het welzijn van alle Vlamingen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw De Waele heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, de beleidsnota Welzijn van minister Vandeurzen is voorzichtig opgesteld. We hebben ze uitvoerig besproken in de commissie. De commissie heeft een inventaris van gekende problemen en dito verzuchtingen kunnen doornemen, waarover we al vele jaren vele beloftes hebben gehoord. 2010 is hoofdzakelijk een onderzoeksjaar. Men tracht zo het budget in de hand te houden. Vanaf 2011 zouden dan allerhande lang aanslepende onderzoeken klaarheid moeten scheppen. Met welke middelen dit alles dan zal worden gerealiseerd, is koffiedik kijken.
LDD gaf al eerder te kennen dat we de minister het voordeel van de twijfel willen geven. Een weliswaar beperkte budgetverhoging voor kinderopvang en voor de gehandicaptensector toont de goede bedoelingen van de minister. Toch moeten we waakzaam blijven. Zo lezen we in de intro dat de minister opteert voor zorg op maat, maar de aandachtige lezer stelt zich wel vragen wat bedoeld wordt met zorg op maat.
LDD ziet hulpbehoevenden als volwassen individuen, met eigen noden en wensen. Met een handicap valt het zelfbeschikkingsrecht niet weg. We willen dus extra aandacht om die zelfstandigheid zo veel mogelijk te stimuleren. Toch stellen we bij de minister een vrij grote koudwatervrees vast om hulpbehoevenden net die keuzevrijheid te geven.
Ik geef enkele voorbeelden. In de gehandicaptensector bieden het persoonlijke-assistentiebudget (PAB) en het persoonsgebonden budget (PGB) die extra vrijheid. Naar aanleiding van een hoorzitting op initiatief van Open Vld, Groen! en LDD werd echter duidelijk hoezeer de hulpbehoevenden smachten naar flexibele zelfredzaamheid. Ons gezamenlijk voorstel voor de oprichting van een uitleendienst van hulpmiddelen werd weliswaar door de meerderheid verworpen, maar ongetwijfeld hebben we hiermee de ogen geopend en de bal aan het rollen gebracht. Een ander voorbeeld is het huidige aanbod in de gehandicaptenzorg en in de kinderopvang. Dat volstaat niet om de lange wachtlijsten weg te werken. Evenzeer zijn de voorziene middelen ontoereikend.
LDD ziet het zelfstandig initiatief als een volwaardige aanvulling van het bestaande aanbod. Zonder het stimuleren van privé-initiatief, zullen de welzijnsnoden van Vlaanderen niet worden ingelost. Wat in verschillende Europese landen al is ingeburgerd, stuit hier op principiële bezwaren, maar juist in de welzijnssector moet men vernieuwend durven zijn. Daarom is LDD de formule van kleinschalige Thomashuizen zo genegen.
In de beleidsnota missen we nog enkele belangrijke accenten. Zo horen psychiatrische patiënten niet thuis in gevangenissen. We weten dat dit een federale materie is, maar psychiatrische patiënten kunnen ook via Vlaamse impulsen worden geholpen. In de commissie beloofde de minister ons nauw overleg met zijn federale collega te voeren.
De beleidsnota houdt ook geen rekening met de gevolgen van de opkomende bevolkingsgroei. Is onze maatschappij wel aangepast aan die nieuwe demografische ontwikkelingen? Moeten we niet beter plannen en vooruitzien?
En last but not least, de rode draad doorheen deze beleidsnota is de volle aandacht voor het klassieke gezin. De beleidsnota is geschreven op maat van wie het geluk heeft in een traditioneel gezin te leven. We juichen dat toe, maar de maatschappij evolueert. De traditionele gezinsvorm met vader, moeder en kinderen komt nog slechts een op drie keer voor. Nieuwsamengestelde gezinnen, holebikoppels maar vooral jonge of oudere alleenstaanden, met of zonder kinderen, hebben specifieke lasten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de grote gezinnen, die meestal kunnen genieten van allerhande sociale maatregelen, tariefreducties en schaalvoordelen, kunnen alleenstaanden geen beroep doen op gunstmaatregelen. Bovendien zijn alleenstaanden in bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij ziekte of verlies van job, erg kwetsbaar.
Samengevat, dit is een beleid dat verder brouwt op de gekende problemen: geen grote visie, ook geen grote lacunes. Wij hadden zelf meer nadruk willen leggen op de dynamiek die uitgaat van het privé-initiatief, het sociaal ondernemerschap, een beleid dat meer is aangepast aan de sociaal maatschappelijke tendensen, een modern beleid op maat van alle hulpbehoevenden. (Applaus bij LDD)
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, tot besluit van de uitgebreide discussie over de beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wil ik ingaan op vijf punten. Ik verwijs voor heel wat andere belangrijke punten uit uw ruime portefeuille naar het uitstekende verslag.
Dezelfde ouders die vandaag aanschuiven in de hoop een plaats te vinden in een kleuterschool, stonden gisteren in de rij voor de kinderdagverblijven. Deze rijen zijn minder zichtbaar en daardoor minder mediageniek. Ze onderstrepen wel het debat van daarstraks, namelijk de babyboom in de steden, die een kleurrijk gegeven is met veel kinderen uit andere culturen. Die kinderen zullen morgen onze Vlaamse samenleving schragen en uw en mijn pensioen betalen. Dus is het belangrijk dat we vandaag in hen investeren.
Het nieuwe decreet Kinderopvang moet het kader uittekenen voor kinderopvang als pedagogisch project. Niet alleen Onderwijs maar ook Welzijn moet een tandje bijsteken en extra middelen vrijmaken om de begeleiding van jonge kinderen op een kwalitatief hoog niveau te houden.
Ik kan het niet laten om te zeggen dat ik de grootste vragen heb bij de voorziene besparingen op de huisbezoeken door de regioverpleegkundigen. Op een moment dat het aantal kinderen dat geboren wordt in de steden toeneemt, op het moment dat het aantal arme kinderen toeneemt, op het moment dat de vertrouwenscentra melding maken van een stijging van het aantal gevallen van kindermishandeling van babys en kleine kinderen, moet meer en niet minder geïnvesteerd worden in de basiszorg door Kind en Gezin.
De wachtlijsten voor personen met een handicap zijn al jaren een smet op ons Vlaams blazoen. We slagen er als rijke regio maar niet in om die wachtlijsten weg te werken. Minister, dat zal niet lukken door meer van hetzelfde te organiseren. U moet tijdens deze legislatuur duidelijk inzetten op zorgvernieuwing. De bouwstenen daarvoor zijn bekend: een persoonsgebonden financiering waardoor de persoon met een handicap zelf de regie in handen heeft om zijn zorg op maat te organiseren, gecombineerd met een beleid dat de voorzieningen responsabiliseert en meer vertrouwen geeft. Minder regeltjes en meer creativiteit, dat heeft deze sector nodig. Minister, stop de eindeloze lijst studies en experimenten en hak knopen door.
Het Woonzorgdecreet tekent het kader voor het ouderenzorgbeleid. De plaats van de lokale besturen wordt in dit decreet ondergewaardeerd. Ik heb al herhaaldelijk gezegd dat dat een gemiste kans is. Dit decreet geeft u echter wel de hefbomen om de verkokering te doorbreken, om de jarenlange strijdbijl tussen thuiszorg en residentiële zorg te begraven. De vragen en verwachtingen van de sector zijn groot. Maak alstublieft snel uitvoeringsbesluiten die duidelijke keuzes maken en de onzekerheid rond de zorgflats en aanleunwoningen wegwerkt.
Minister, het gaat niet goed met onze kinderen. Gisteren heeft minister van Sociale Zaken Onkelinx de nieuwe cijfers van het Rilatinegebruik bekend gemaakt. In 2005 waren er 6000 kinderen die het middel gebruikten. In 2008 was hun aantal opgelopen tot meer dan 26.000. Ik heb de indruk dat hoe meer rechten kinderen hebben, hoe minder plaats ze hebben in onze samenleving. Onze kinderen groeien op in een tijd dat het geluid van spelen lawaai heet, steeds meer ouders gestresseerd zijn of er alleen voor staan. Het aantal jongeren in de bijzondere jeugdzorg stijgt ook, en vooral in de steden waar meer alleenstaande ouders leven, waar meer armoede is en minder werk. Ook hier is maatwerk geboden en moet er extra ingezet worden op die jongeren in de stad. Ik vraag ook uitdrukkelijk aandacht voor de consulenten die precies in die steden een onaanvaardbare werkload torsen en absoluut geen tools hebben om jongeren op een gepaste manier verder te helpen.
Wat betreft de preventieve gezondheidszorg vraag ik u in deze legislatuur een gezondheidsdoelstelling te formuleren om het geneesmiddelenverbruik terug te dringen. Niet alleen kinderen slikken te veel geneesmiddelen. Als het om het gebruik van slaapmiddelen en antidepressiva gaat, zijn wij helaas de trieste wereldkampioen. Ik verwijs hierbij niet toevallig naar de gezamenlijke en succesvolle campagne van de federale minister van Gezondheidszorg en de gemeenschapsministers in 2000 om het antibioticagebruik terug te dringen. Met die campagne werd wel resultaat geboekt. (Applaus bij Groen!)
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, ik dank alle collegas. Voor mij was het de eerste keer dat ik een beleidsnota mocht voorstellen. We hebben een heel rijk en diepgaand debat gevoerd in de commissie. Het is niet zinvol om opnieuw in te gaan op allerlei punten. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de manier waarop het onderwerp werd besproken, geweldig geapprecieerd heb. De diepgaande discussie met een veelheid aan reflecties werd niet in een oppositie-meerderheidsstijl gevoerd. Ik heb dat absoluut gewaardeerd. Ik hoop dat we in die stijl kunnen voortwerken.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
Wij zullen straks de hoofdelijke stemmingen over de met redenen omklede moties houden.