Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collegas, om de zoveel maanden publiceert de VDAB een rapport over de positie van kansengroepen op de arbeidsmarkt. Deze week werd een heel interessant rapport gepubliceerd over de positie van laaggeschoolden op onze Vlaamse arbeidsmarkt. De conclusies en cijfers zijn meer dan dramatisch. In september 2009 waren er 105.000 Vlaamse laaggeschoolde werklozen. Zij vormen 50 percent van de totale werklozenpopulatie in onze regio. Op de arbeidsmarkt is amper 20 percent van die populatie vertegenwoordigd.
Dat is een probleem. Het betekent ook dat een op twee Vlaamse laaggeschoolden vandaag zonder werk is. En de studie geeft niet alleen de cijfers, maar probeert ook de achtergrond te verduidelijken. Men heeft het over discriminatie van arbeiders tegenover bedienden omdat ze makkelijker ontslagen worden en het feit dat arbeiders over het algemeen minder hooggeschoold zijn dan bedienden. Men heeft het over werkloosheidsvallen, zoals het gebrek aan kinderopvang. Vandaar het belang dat onze fractie hecht aan het aanbod en de betaalbaarheid van kinderopvang. Men heeft het over verdringingseffecten waarbij hooggeschoolden, op het moment dat ze minder gemakkelijk aan de slag gaan, plaatsen innemen die door laaggeschoolden zouden kunnen worden ingevuld enzovoort. Een heel interessant werk.
Maar het meest angstwekkende aan de studie is de vaststelling dat de crisis, in tegenstelling tot vorige recessies, vandaag veel harder inhakt op de positie van de laagstgeschoolden. Ze geraken veel moeilijker opnieuw aan de slag. De studie stelt ook vast en dat is de bottomline dat als we niets doen, we niet één generatie maar twee generaties voor een langdurige tijd in de werkloosheid duwen. Er zijn de schoolverlaters die zeer moeilijk opnieuw aan de slag geraken, maar er zijn ook de 50-plussers die na hun ontslag hun kansen voor de zon zien wegsmelten.
Die vaststelling, dat als we niets doen, we niet één maar twee generaties in de langdurige werkloosheid stoppen, heeft aanleiding gegeven tot deze vraag. Minister, hoe gaat u om met deze cijfers? Moet uw beleid worden aangepast? Welke initiatieven denkt u te nemen voor zowel de begeleiding als de opleiding van de laaggeschoolden op de arbeidsmarkt?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer Van Malderen, ik wou dat ik met een werkgelegenheidsbeleid alleen de zaak kon oplossen. U hebt het zelf al aangegeven: ik wil nog niet eens spreken over het creëren van jobs, wat een economische activiteit is. Ik wil niet spreken over een goede opleiding geven, wat in de school begint. U hebt het zelf over het arbeiders- en bediendestatuut gehad, wat een federale materie is. Ik kan het ook hebben over de loonkost, wat een element is dat heel dikwijls wordt aangehaald. Dit zijn allemaal elementen die meespelen in de vraag die u stelt.
Laat me ingaan op het aspect waarover ik wel iets kan zeggen: de VDAB en zijn rapport. Het is heel duidelijk dat mijn voorganger, minister Vandenbroucke, er oog voor had en in de beheersovereenkomst met de VDAB een aantal cijfers aan de VDAB heeft opgelegd die bepalen dat bijvoorbeeld de trajecten voor laaggeschoolden 10 percent hoger moeten liggen dan de trajecten voor anderen. Er is dus een inhaalbeweging of een positieve discriminatie of hoe u het wilt noemen.
Wat zijn de cijfers? De VDAB heeft 15 percent meer trajecten voor laaggeschoolden dan voor anderen. In de beheersovereenkomst staat ook dat er voor de uitstroom naar werk of de uitstroom uit de werkloosheid, ook hogere cijfers voor laaggeschoolden moeten worden gehaald. De VDAB haalt deze twee normen die in de beheersovereenkomst staan. Er wordt goed werk gedaan.
U hebt natuurlijk gelijk dat in crisistijden laaggeschoolden sneller in de werkloosheid terechtkomen. Zoals u weet, is er het Vlaams werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP) waarin zeer uitdrukkelijk maatregelen voor laaggeschoolden staan. We verhogen de opleidingscheque. Ik denk aan de positieve discriminatie voor laaggeschoolden. We nemen een aantal maatregelen voor wie reeds 1 jaar werkloos is, net om te vermijden dat we komen tot een verloren generatie. Ik denk aan de extra werkervaringsplaatsen die we creëren.
Het is belangrijk om het geheel te blijven opvolgen en tijdig te evalueren, maar laat ons de maatregelen die we hebben afgesproken, zo snel mogelijk invoeren. Vrijdag bespreken we er nog een aantal op de Vlaamse Regering, zodat we weer een stap vooruit kunnen zetten. U mag altijd suggesties geven. We staan ervoor open om tot nog betere maatregelen te komen.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben het met u eens dat de doelstellingen van de VDAB dat blijkt ook uit de jaarrapporten in grote mate worden gehaald en dat er goed werk wordt verricht.
Er is echter meer aan de hand. De minister heeft verwezen naar de crisis en naar het antwoord van de Vlaamse Regering op deze crisis, het WIP. Volgens mij bevat het WIP een aantal goede maatregelen. Alles wat voor deze doelgroep competentieversterkend werkt, valt zonder meer toe te juichen. Als we het rapport in detail bekijken, blijkt dat er ook met betrekking tot het aanbod een probleem is. In sommige regios zijn er eenvoudigweg geen jobs meer voor die doelgroep. Dit betekent dat we niet enkel in de toeleiding moeten investeren, maar ook in de competentieversterking. We moeten investeren in jobs die er zijn en in de sectoren van de toekomst.
In Vlaanderen is de verdeling vrij ongelijk. Er zijn zones, ten westen van Antwerpen en Brussel en Zuid-West-Vlaanderen, waar regionaal moet worden gewerkt. Dit moet samen met de VDAB gebeuren. We moeten investeren in competentiecentra die zich vooral op de jobs van de toekomst richten. Ik denk daarbij aan de IT-sector en aan de diensverlening.
Met betrekking tot die tertialisering kunnen we iets belangrijks vaststellen. Indien de werkloosheid bij vrouwen momenteel niet sterker stijgt, is dit aan maatregelen als de dienstencheques te danken. Die maatregelen hebben er immers toe geleid dat vrouwen in de dienstensector aan de bak komen. Mannen komen in die sector veel minder gemakkelijk aan de bak.
Minister, u hebt daarnet om suggesties gevraagd. Volgens mij is het uw taak voor de uitbouw van die competentiecentra te zorgen. Door in die specifieke regios te investeren, kunnen we die positie gevoelig versterken.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, het rapport van de VDAB brengt een aantal onthutsende vaststellingen en cijfers naar voren. Voor de laaggeschoolden is het einde van de donkere tunnel en van hun precaire situatie nog niet meteen in zicht. Zij worden door de economische crisis hard getroffen. Ten gevolge van de nakende ontslagen bij Carrefour en bij Opel Antwerpen zullen nog meer laaggeschoolden in de werkloosheid terechtkomen.
Een regionalisering van het arbeidsmarktbeleid zou Vlaanderen in staat stellen deze problemen veel efficiënter aan te pakken. Blijkbaar worden de gesprekken over de regionalisering en over meer sociaal-economische hefbomen voor Vlaanderen almaar uitgesteld.
Ook in Vlaanderen zelf zijn er geografische verschillen. Zo worden Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen minder hard getroffen. In Limburg is het aantal laaggeschoolde werkzoekenden het voorbije jaar het sterkst toegenomen.
Minister, op welke manier wilt u in uw beleid met deze geografische verschillen rekening houden?
De heer Watteeuw heeft het woord.
Voorzitter, deze cijfers zijn onthutsend en ronduit dramatisch. Ze zijn echter niet nieuw. Ik heb wat opzoekwerk verricht. Blijkbaar was de verhouding tussen werkende en werkloze laaggeschoolden in 2004 en in 2007 dezelfde als nu. Iets meer dan een op twee heeft geen werk. Dit is dramatisch. Het is niet omdat de situatie al jaren zo is, dat ze niet dramatisch is. Hier zou een antwoord op moeten komen.
De Vlaamse Regering heeft dit trouwens vroeger al ontdekt. In 2008 heeft de Studiedienst van de Vlaamse Regering een rapport geschreven waarin dit probleem wordt bevestigd. In dit rapport staat te lezen dat laaggeschoolden niet enkel op de arbeidsmarkt problemen hebben. Algemeen gezien participeren laaggeschoolden minder. Er zijn op heel veel domeinen drempels voor laaggeschoolden. De drempels op vlakken als cultuur, verenigingsleven, toerisme, mobiliteit en dergelijke versterken elkaar. Aangezien de laaggeschoolden op andere domeinen niet aan bod komen, kunnen ze ook op de arbeidsmarkt niet doorstromen. De heer Van Malderen heeft terecht gesteld dat competentieversterking noodzakelijk is. Het gaat echter niet enkel om de arbeidsmarkt op zich.
Minister, ik zou u een aanvullende vraag willen stellen. Eigenlijk hebt u hier als minister van Werk geantwoord. Eigenlijk gaat het om een probleem dat de hele Vlaamse Regering aanbelangt. Wat wil de Vlaamse Regering doen om de algemene participatie van laaggeschoolden op alle domeinen te versterken?
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me bij deze actuele vraag aansluiten. Het probleem van de laaggeschoolden is een structureel probleem. De voorbije maanden is dit probleem door de conjunctuurcrisis uitgediept en versterkt. Aangezien zij als eersten worden ontslagen, worden de laaggeschoolden de eerste slachtoffers van een economische crisis.
Ik denk dat het heel belangrijk is dat een globaal beleid wordt gevoerd waarin de fiscaliteit een rol vervult. De loonvoorwaarden en de werkloosheidsval inclusief het financiële aspect van die laatste moeten mee worden bekeken.
Wat kunnen wij doen? Competentieversterking is een taak. We hebben de ervaringsbewijzen en de elders verworven competenties (EVCs). De afgelopen jaren is daaraan gewerkt. Dat begint succes te krijgen, maar spijtig genoeg komt dat traag uit de startblokken. Voorziet u daarom de komende weken en maanden in initiatieven om de procedures die niet evident zijn, daar ben ik me bewust van te versnellen? Het is immers belangrijk dat de talenten van laaggeschoolden worden erkend, en ze met behulp van ervaringsbewijzen kunnen doorstromen naar nieuwe jobs.
Uiteraard sluit ik me aan bij wat beide laatste sprekers hebben gezegd. Men wist het al. Vandaar dat mijn voorganger, de heer Vandenbroucke, extra normen in het beheerscontract van de VDAB heeft opgenomen. Het is dus geen nieuw probleem. En het is ook juist dat dit niet enkel een zaak van het beleidsdomein Arbeid van de Vlaamse Regering is. De heer Van den Heuvel gaf terecht een aantal voorbeelden die erop wijzen dat het ook federale materies zijn.
Wat de kern van de zaak betreft, wil ik twee zaken zeggen. We zouden meer aan competentiemanagement moeten doen. Werkgevers moeten zich meer oriënteren op de vaardigheden van mensen, en minder op diplomas. En die vaardigheden moeten sneller worden erkend. Het is niet eenvoudig, maar we moeten er vaart in brengen.
We moeten de vaardigheden ten behoeve van de jobs van de toekomst in kaart brengen. Die moeilijke taak verrichten we best samen met de sociale partners. Zij moeten er immers voor zorgen dat dit in de prak tijk wordt gerealiseerd. Verder wordt in het werkgelegenheids- en investeringsplan de opleidingscapaciteit versterkt. Dat zal de laaggeschoolden extra kansen geven. De sluitendmaatpakfilosofie is gericht op het onderzoek van wat het individu nodig heeft. Het zal doelgroepen zoals de armen en de laaggeletterden sneller helpen.
Ten slotte wil ik zeggen dat er wordt overlegd met de steden Gent en Antwerpen, en ook met de VVSG over de regionale spreiding. We onderzoeken hoe we kunnen differentiëren. Ik ga ervan uit dat dit in de loop van de komende weken tot resultaten leidt.
Meerdere mensen hebben hier gezegd dat het een structureel probleem is waar structurele antwoorden moeten op volgen. De crisis dwingt ons om snel met oplossingen te komen. Er moet ook iets gebeuren aan de kwaliteit van de vacatures. Vandaag staan in 50 percent van de vacatures geen diplomavereisten. Maar dat betekent niet dat een laaggeschoolde ook effectief aan de slag geraakt. Verbeteringen zijn mogelijk opdat competenties echt worden gevaloriseerd.
Ik eindig met een dankwoord voor uw antwoord. Ik denk dat we de ambitie delen dat we niemand willen achterlaten. We moeten er wel over waken dat de zwaarte van onze taak er niet toe leidt dat uw sluitend maatpak een dwangbuis wordt en ervoor zorgt dat mensen niet meer aan de slag kunnen.
Het incident is gesloten.