Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de toename van het aantal hiv-besmettingen
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Volgende week op 1 december is het Wereld Aids Dag, een belangrijke dag die zeker onder de aandacht moet worden gebracht. De cijfers tonen aan dat aids nog steeds een groot probleem is. In ons land worden elke dag drie hiv-besmettingen vastgesteld.
Ik heb zo het gevoel dat dat probleem te weinig onder de aandacht komt.
In de jaren tachtig en negentig was er een groot probleem. Toen is er enorm geïnvesteerd in campagnes en mentaliteitswijziging, ook op medisch vlak. Toen was aids nog een levensbedreigende ziekte. Door de medische vooruitgang heeft men nu de indruk dat het een soort chronische ziekte geworden is en wordt het nogal gebanaliseerd, terwijl het nog grote effecten heeft op de gezondheid en er nog dagelijks heel wat mensen sterven aan aids.
Mijnheer de minister, er zitten twee belangrijke elementen in de cijfers die deze week zijn gepubliceerd. Enerzijds is dat het feit dat homomannen nog altijd de grootste risicogroep vormen. Een op twintig homos blijkt besmet met het hiv-virus, daar moet men geen doekjes om winden. Dat cijfer stijgt nog altijd. Anderzijds is er het feit dat Europese cijfers erop wijzen dat een op drie mensen niet weten dat ze besmet zijn met hiv. Ze geven onbewust het virus door, wat de problematiek alleen maar groter maakt.
Vlaanderen heeft op het vlak van preventie altijd goed werk verricht. De vzw Sensoa heeft heel doelgerichte campagnes gevoerd en werkt daarvoor goed samen met de Holebifederatie. Daar kan men weinig opmerkingen op maken. Alleen tonen de cijfers aan dat preventie misschien op een andere manier moet worden aangepakt en dat men meer acties op het terrein moet verrichten.
Mijnheer de minister, in uw beleidsnota heb ik maar een korte zin over de aidsproblematiek gevonden, namelijk dat er blijvend middelen zullen worden ingezet voor hiv-preventie. Dat is zeer beperkt. Ik hoop dat ik niet moet vrezen dat de aandacht voor de aidsproblematiek onder uw beleid aan het verminderen is. Ik wil van u vernemen wat u gaat doen in het kader van de hiv-preventie. Welke acties zult u concreet ondernemen, meer specifiek ten aanzien van de grootste risicogroep, die van de homomannen?
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mijnheer de minister, gisteren konden we kennis nemen van de cijfers van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid die de aandacht vestigen op het feit dat de stijging van hiv-besmetting in ons land blijft toenemen. 1079 mensen hebben op een of andere manier de besmetting opgelopen. Dat zijn drie personen per dag, wat vrij veel is.
Zoals mevrouw Jans al zei, blijft de stijging zich vooral verderzetten in de groep van de homoseksuele mannen. Sensoa spreekt van een jaarlijks percentage van 20 percent sinds 2001.
Naast deze stijging is er ook een toename van nonchalance binnen de groep van homoseksuelen. Dat komt door het feit dat men besmetting met hiv niet meer ervaart als een levensbedreigende ziekte. Men noemt het blijkbaar een aandoening die perfect te behandelen is door het nemen van een of twee pilletjes. Dat brengt met zich mee dat de aandacht verslapt en men niet meer veilig met elkaar omgaat, met alle gevolgen van dien.
Mijnheer de minister, uw voorgangster mevrouw Heeren heeft in het begin van dit jaar in de commissie naar aanleiding van een vraag, gezegd dat er een werkgroep zou worden opgericht die zou zorgen voor een coördinatie in de hele problematiek van de hiv-besmetting. Die coördinatie is nodig als we weten dat er zeven ministers bevoegd zijn. De federale minister van Volksgezondheid draagt in dezen de eerste verantwoordelijkheid, maar ook Vlaanderen heeft een belangrijke taak te vervullen in het kader van preventie. Zeker als we weten op welke manier men er vandaag mee omgaat, moet preventie op een andere manier worden aangepakt.
Mijnheer de minister, hoever staat het met de werkzaamheden van die werkgroep? Zijn er al resultaten uit gekomen? Hoe zult u als bevoegd minister uw beleid afstemmen op de beslissingen van deze werkgroep?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte collegas, het is belangrijk dat de aandacht nog eens wordt gevestigd op de problematiek. Er bestaat inderdaad het gevaar dat men aids gaat bekijken als een chronische ziekte, eerder dan een zeer ernstige en levensbedreigende ziekte.
Als je relatief veel hiv-besmettingen hebt in een kleine groep, dan is het risico op besmetting natuurlijk groot bij seksueel contact. Volgens cijfers neemt 60 percent van de homoseksuele mannen nooit een risico, maar is 40 percent wat nonchalanter, waarvan enkele percenten zeer onvoorzichtig zijn. Een op twintig homoseksuelen is besmet met hiv. In het Vlaams regeerakkoord kunt u lezen dat we de gezondheidspreventie met betrekking tot seksueel overdraagbare aandoeningen meer zullen toespitsen op een aantal risicogroepen. U zult dit ook in de beleidsnota terugvinden. Dit betekent dat we niet zijn blijven stilzitten.
De voorbije maanden is er overleg geweest met Sensoa dat al vier jaar lang vier keer per jaar een preventiecampagne voert, specifiek gericht op de doelgroep van de homoseksuele mannen. We onderhandelen met deze organisatie om het preventiebeleid te intensifiëren. Ik kan u nu al zeggen dat er in 2010 een preventiecampagne voor homoseksuele mannen zal komen, die de grootste zal zijn die Vlaanderen ooit heeft georganiseerd. Er zal voortdurend aandacht worden gevraagd voor de aanwezigheid van het risico, aandacht voor betere afspraken met partners, aandacht voor condoomgebruik, aandacht voor een regelmatige controle op seksueel overdraagbare aandoeningen of hiv. De voorbereidingen zijn hiervoor bezig.
Intussen zijn er ook initiatieven genomen om wetenschappelijk onderzoek te bevorderen. Er is 50.000 euro vastgelegd om afspraken te maken met het Instituut voor Tropische Geneeskunde. De resultaten zouden bekend moeten zijn eind 2010. Er moet onderzocht worden wat de situatie van homoseksuele mannen is, waar de risicos ontstaan en waar de preventiecampagnes het beste aanslaan.
De werkgroep waarnaar u hebt verwezen, is eigenlijk een werkgroep ter ondersteuning van de interministeriële conferentie, voorgezeten door mevrouw Onkelinx. Ik heb gevraagd om de resultaten van die werkgroep te updaten en op de agenda te plaatsen van de interministeriële conferentie van december. De werkgroep heeft een aantal initiatieven genomen. Ik geef één voorbeeld: het outreachen van testen. Men gaat na of men niet ter plaatse kan gaan om te testen op hiv of soas. Er zijn nog andere themas behandeld zoals gegevensuitwisseling en ondersteuning op psychosociaal vlak voor mensen die besmet zijn.
Uiteraard zal ik u de resultaten van de interministeriële conferentie meedelen.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben tevreden dat de lengte van de zinnen in uw beleidsnota niet in verhouding staat tot de maatregelen die u de volgende jaren zult nemen.
De boodschap is inderdaad: preventie, preventie, preventie. U wilt grote campagnes voeren, maar de holebifederatie Çavaria dringt aan op preventie en acties op het terrein. De laatste jaren zijn er veel globale campagnes gevoerd, maar acties op het terrein zijn echt noodzakelijk.
De vzw Sensoa bevestigt ook dat die nood bestaat. Ze stelt wel dat ze niet over de middelen beschikt om dat ook op het terrein te realiseren. In het verleden was er het Aidsteam, dat echt ter plaatse, in jeugdhuizen, op fuiven, in de homohoreca, campagne en actie voerde. Op dit moment is dat niet mogelijk. Ik wil benadrukken dat er in die campagne ook aandacht aan moet worden besteed.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben aangenaam verrast dat u iets meer zegt dan het ene zinnetje uit de beleidsnota. Daar was ik toch wat van geschrokken, zeker na wat we de afgelopen dagen in de pers hebben kunnen lezen.
In het ene zinnetje op pagina 13 staat enkel dat blijvende aandacht voor hiv-besmetting cruciaal blijft. Dat is wat weinig als we kijken naar de problematiek. We moeten ons met zijn allen bewust zijn van het effect van de film Philadelphia, waardoor mensen bijna bang waren om iemand met hiv-besmetting een hand te geven. Die tijd is blijkbaar ver weg.
Preventie is inderdaad belangrijk. We zullen het op een andere manier moeten doen. Er gebeurt vandaag al heel wat op het vlak van preventie. We hebben inderdaad al veel gedaan. Maar blijkbaar moeten we het over een andere boeg gooien om die bepaalde doelgroep toch te bereiken en opnieuw bewust te maken van het gevaar van deze besmetting.
Ik stel voor dat ik het resultaat van het overleg met Sensoa en de campagne die meer gericht is op plaatsen waar risicos reëel zijn, aan u overmaak, zodat u kunt nagaan of ze beantwoordt aan de bezorgdheden. Ik zal de resultaten van de interministeriële conferentie ook meedelen aan het parlement. Ik verwacht die net voor het kerstreces.
Het incident is gesloten.