Verslag plenaire vergadering
Motie tot uitoefening van het recht van onderzoek naar de werking van de nv van publiek recht BAM met betrekking tot de realisatie van het Masterplan Antwerpen in het algemeen en de daarin begrepen Oosterweelverbinding in het bijzonder en het toezicht en de aansturing ervan door de Vlaamse Regering
Motie tot uitoefening van het recht van onderzoek met betrekking tot de Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel (BAM)
Verslag
Bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn de moties tot uitoefening van het recht van onderzoek.
Ik stel voor de besprekingen van de drie moties samen te voegen tot één enkele bespreking. (Instemming)
De bespreking is geopend.
De heer Peeters heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, Groen! had al voor het referendum in Antwerpen en ongeacht wat de uitslag zou zijn, beslist om de vorming van deze commissie voor te stellen.
Er zijn twaalf voortgangsrapporten geweest, en er zijn verschillende vergaderingen van de ad-hoccommissie geweest. De uitslag van het referendum was voor ons geen accident de parcours, maar stemde echt wel tot nadenken. Dit alles noopt ons ertoe om de werking van de BAM en de besluitvorming over de Oosterweelverbinding even on hold te zetten. On hold, niet om de zaak af te blazen maar wel om eens te kijken naar de toekomst, om geen tijd te verliezen en om gemaakte fouten niet te herhalen.
Waarom concreet een onderzoekscommissie? De voorgeschiedenis zoals we ze gekend hebben in de werkzaamheden met het parlement, is duidelijk. Het zat eraan te komen dat het fout ging. Er waren verschillende klachten van burgers, Ademloos, Het Pomphuis en noem maar op. Er zijn op dit moment nog burgerlijke klachten in behandeling tegen de procedure en gang van zaken omtrent de BAM.
Een ander aspect dat voor ons doorslaggevend was, is de gebrekkige wetgeving die er op dit moment bestaat en de weinige ervaring die we hebben met de werking van het referendum, zeker wanneer het gaat over de inzet van campagnemiddelen en budgetten. Mevrouw Vogels heeft minister Bourgeois daarover ondervraagd in de commissie. Hij was op dat moment niet bij machte om nog een en ander bij te sturen. De zaak was te ver gevorderd.
Een derde reden waarom we intern tot het besluit zijn gekomen waarom we hierop moeten terugkomen, nadenken en ons bezinnen in een onderzoekscommissie, zijn de technische aspecten van het dossier. Niet alleen het deel mobiliteit in al zijn differentiële aspecten en zijn techniciteit, maar ook het deel financiering en de Europese context, zetten ons ertoe aan om de denkoefening over te doen. Als we het over financiering hebben, is de kostprijs van het hele ding, de inzet van de financiële middelen voor bijvoorbeeld de campagne en de inzet van gemeenschapsgelden door de BAM als Vlaamse overheidsinstelling, toch wel belangrijk en heeft elk parlementslid de plicht en de opdracht om zoveel geldstromen te kunnen nakijken.
De commissie Openbare Werken heeft het voornemen om een dertiende voortgangsrapportage aan te vatten. De Vlaamse Regering start een werkgroepenwerking op. In dat verband kom ik terug op een uitspraak van onze voorzitter in 'De zevende dag', waar hij terugblikt op zijn tijd in de vorige bestuursperiode en zei dat de Vlaamse Regering beter had moeten luisteren naar het parlement en de twaalf voortgangsrapportages. Wat dat betreft, ben ik het met hem eens. Ons vroeger parlementslid, de heer Daems, heeft zich toen verdienstelijk gemaakt. We vinden dat het aan het parlement toekomt om dit onderzoek te voeren. Wanneer nu de regering ingrijpt en het dossier naar zich toetrekt in zeven werkgroepen, wordt het parlement deels buitenspel gezet en worden we deels onbekwaam geacht om ons te kunnen uitspreken over het besteden van zoveel overheidsgelden.
De geschiedenis is wat dat betreft duidelijk, maar voor ons niet voor herhaling vatbaar. We willen leren uit onze fouten, als we intellectueel eerlijk zijn, en het gaat over de partijgrenzen heen. Ik doe een appel aan meerderheid en oppositie om die oefening eens te maken en om te kijken of we door goed parlementair werk geen kwaliteit kunnen leveren en kunnen terugkijken op een werking waarvan iedereen het erover eens is dat die niet goed is geweest.
We stellen voor dat de onderzoekscommissie zich wijdt aan een zestal opdrachten en klaar is met haar werkzaamheden volgend jaar maart. Ik som de zes taken op die we haar willen toebedelen. Een eerste taak is het onderzoek naar de beslissingen die werden getroffen in de raad van bestuur van de BAM over doelstellingen, procedures, keuzes, financiering en de te voeren communicatie- en informatieverstrekking met betrekking tot het masterplan en de Oosterweelverbinding in het bijzonder.
Een tweede taak is te onderzoeken waarom het alternatief van de tunnelverbinding van meet af aan in verschillende MER-procedures zonder veel onderzoek en zonder veel motivatie werd afgedaan als niet-haalbaar, niet-betaalbaar en onveilig.
We willen een derde aspect onderzoeken in samenwerking met de cel Mobiliteit van de Vlaamse administratie, namelijk hoe in de toekomst dergelijke grote planningsprocessen meer open en doeltreffend kunnen worden gevoerd om een breed draagvlak bij de bevolking, een beheersbaar uitgavenpatroon en een beter bestuurlijk beleid te verkrijgen.
Een vierde opdracht voor de commissie is om in het kader van een overleg met het stadsbestuur en met de actiegroepen stRaten-generaal en Ademloos, te onderzoeken hoe vroeger in de planningsprocedures beleidskeuzes kunnen worden gemaakt op basis van een structurele samenwerking.
Een vijfde opdracht is te onderzoeken hoe we het decreet voor de oprichting van de BAM en de kaderovereenkomst kunnen bijsturen en eventueel aanpassen aan een meer moderne werking.
Een zesde en laatste punt is te onderzoeken hoe het Gemeentedecreet kan worden bijgestuurd in verband met de gemeentelijke volksraadpleging en op het vlak van aanwending van publicitaire middelen voor de campagne. We willen dat dit volgend jaar op 31 maart kan worden afgerond.
De heer Penris heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte leden, mijn betoog zal niet al te lang zijn, omdat ik weet dat de hele BAM-kwestie buiten de grote mooie Antwerpse regio op verveling begin te stuiten. (Applaus)
We moeten echter toch op een of andere manier zachtjes kunnen landen in die kwestie.
Het is jammer genoeg niet het eerste dossier, en jammer genoeg ook niet het eerste Antwerpse dossier, waarin de politiek fouten, of mogelijk fouten, heeft gemaakt. We hebben het verhaal van het Deurganckdok gehad. We dachten toen dat we daaruit hadden geleerd, maar dat is jammer genoeg niet het geval. De Antwerpenaar heeft nog niet zo heel lang geleden ook de visie van de BAM met een massale meerderheid verworpen.
Dat moet ons als politici bescheiden stemmen en aan het denken zetten. Na het BAM-debacle hebben we, of we dat nu graag hebben of niet, het Lange Wapperdebacle. Dat moet ons nederig stemmen, maar tegelijk ook leergierig. Hoe gaan we dit soort mislukkingen - want dit is een mislukking voor mij - in de toekomst nu eens eindelijk op een goede manier aanpakken? Laten we lering trekken uit deze kwestie. Hoe kunnen we dat als parlement doen? Door het instellen van een parlementaire onderzoekscommissie, die geen enkele vraag, hoe kritisch of pijnlijk ook, uit de weg wil gaan. We moeten leren, voor onszelf, maar ook voor de generaties na ons.
De heer Peeters heeft al een aantal onderzoeksmogelijkheden aangegeven. Ik voeg er nog een paar aan toe. Wat communicatie betreft, is er in dit dossier geblunderd, geblunderd en nog eens geblunderd. Waarom is BAM er niet in geslaagd een maatschappelijk draagvlak te creëren voor dit volgens haar zo belangrijke project voor Antwerpen? Waarom is BAM, ondanks de miljoenen euro's die er in die instelling zijn gepompt, er niet in geslaagd de Antwerpenaar van haar gelijk te overtuigen? Dat zou een eerste onderzoeksopdracht kunnen zijn.
BAM heeft ook duidelijk een aantal risico's niet ingeschat. Het Rekenhof heeft in de loop van de voorbije jaren al aangegeven dat er ter zake problemen waren. De BAM beloofde wel steevast dat die zouden worden verholpen, maar we moeten toch eens ernstig de vraag durven stellen of dat ook daadwerkelijk is gebeurd. Werd het financiële risico voldoende ingeschat? Ik heb de indruk van niet. Werd het personeelsrisico voldoende ingeschat? Ik denk het niet. Vandaag laat men uitschijnen dat we de heer Vinck moeten sparen, omdat we hem op onze knieën naar die instelling hebben proberen te lokken. Ik wil niet de heer Vinck, maar al zijn voorgangers wel eens ter verantwoording roepen. Laten we immers eerlijk zijn: we hebben heel wat voorgangers van de heer Vinck de laan moeten uitsturen. En laten we de heer Vinck ook maar eens ter verantwoording roepen over de bonussen die hij heeft gemeend te mogen of moeten geven aan zijn ploeg. Werden de contractuele verbintenissen voldoende ingeschat? Ik weet het niet. Ik denk van niet. Als de kandidaat-bouwheer vandaag kan dreigen met een rechtszaak, dan heb ik de indruk dat BAM dit onderdeel minstens heeft onderschat.
Is het planologische aspect sluitend geweest? Ik denk het niet, geachte leden. BAM heeft op het einde van de rit moeten toegeven dat het aspect van het viaduct rond Merksem en Deurne niet sluitend was, dat dit moest worden verholpen.
Blijkbaar heeft het studiebureau SAM een aantal dingen over het hoofd gezien, minstens wat dat onderdeel betreft. We moeten het voorbereidende werk van dat soort studiebureaus ook eens onder ogen durven nemen. Zijn de gunningen en vergunningen goed onderzocht geweest? Ik denk het ook niet.
Een aantal concurrenten van Noriant hebben elementen om rechtszaken te beginnen, en zijn die hier en daar ook effectief begonnen. Ook de vergunningen zijn aan rechtszaken onderhevig, bewijze de toestanden rond het Pomphuis. De Europese regels en wetten zijn ook niet helemaal uitgeklaard. Derhalve denk ik dat we over genoeg elementen beschikken om heel dit verhaal aan een nader onderzoek te onderwerpen.
Dat onderzoek moet een sereen parlementair onderzoek worden door een serene parlementaire onderzoekscommissie. Die moet verder gaan dan de begeleidings- of opvolgingscommissie die we in het verleden hebben ingesteld, en die haar werk verder zal moeten zetten als BAM blijft bestaan. We moeten leren en we moeten uit onze lering conclusies kunnen en durven trekken.
Ik heb al begrepen dat sommige leden van uw meerderheid, mijnheer Van Rompuy, het recht van onderzoek hier niet ongelegen zijn. Dat is met recht en rede. Elke fractie van de kleine oppositie, want Open Vld spreekt zich vandaag niet uit, heeft een motie ingediend. Groen!, LDD en het Vlaams Belang doen dat elk vanuit hun eigen invalshoek en met hun eigen kleine en grote details. Mijn fractie zal al die moties mee goedkeuren, al was het maar omdat we over dit soort details niet moeten vallen. We hebben er alle baat bij om de onderzoekscommissie te krijgen die we verdienen. We moeten trachten te voorkomen dat zulke grote infrastructuurprojecten in de toekomst nog aanleiding kunnen geven tot debatten zoals we die jammer genoeg hebben gekend. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Vereeck heeft het woord.
Dames en heren, de houding van LDD in het Oosterweeldossier is simpel en helder. We willen snel tot een efficiënte en maatschappelijk gedragen beslissing komen. In dat kader hebben we in de afgelopen week voorgesteld om het referendum politiek en moreel bindend te maken. In de tweede plaats hebben we voorgesteld om een nooddecreet uit te vaardigen. Alles is goed, zolang er maar beslist wordt en zolang we maar vooruit gaan. LDD houdt de blik op de toekomst en het is nu in ieder geval belangrijk om lessen te trekken uit het verleden, om niet dezelfde fouten te maken.
De geloofwaardigheid en autoriteit van BAM zijn na verschillende incidenten, en niet het minst na de volksraadpleging, tot bijna nul herleid. De voorbije jaren is gebleken dat BAM niet erg efficiënt beheerd werd. Er waren financiële twijfels over contracten. Er werd zeker niet bijzonder efficiënt gecommuniceerd. Er lag af en toe partijpolitiek getouwtrek aan de basis van beslissingen. Plannen en studies waren onvolkomen enzovoort. Kortom, BAM bakte het de laatste jaren nogal bruin. Het heeft naar onze mening niet veel zin om daar in detail op in te gaan.
Ook al is de diagnose al door de vorige spreker gesteld, en zijn de bevindingen over de partijgrenzen heen grotendeels gelijklopend, onze remedie verschilt enigszins van de andere. Mijnheer Penris, vorige week riep u in de actualiteitsmotie al op tot het opdoeken van BAM. Dat was uw zesde punt. LDD stelt op dit moment enkel voor om een onderzoek naar het functioneren van BAM in te voeren. We gaan niet vooruitlopen op de mogelijke uitkomsten van een dergelijke onderzoekscommissie. Dat kan leiden tot het opdoeken van de BAM, maar ook tot het verbeteren van de werking van de BAM. We willen in ieder geval dat onderzoek alle kansen geven. Wat de LDD-fractie dus vraagt, ligt een beetje in het verlengde van de verklaringen van de heer Martens van een tijdje geleden, namelijk dat we ons eens goed moeten bezinnen over de rol van BAM in de toekomst. Die bezinning is voor ons nu aan de orde.
Er zijn fouten gemaakt en de onduidelijkheid over de werking van BAM is nog altijd groot. De heer Janssens heeft gezegd dat het niet altijd transparant was. De heer Peumans, de voorzitter, zei - ik citeer: "Ja, de BAM heeft fouten gemaakt, grote fouten, maar laat ons eerlijk kijken naar wie daar verantwoordelijk voor is." Ik neem dan ook aan dat de collega's van de N-VA er logischerwijs geen probleem mee zullen hebben om uit te zoeken hoe we deze fouten in de toekomst kunnen vermijden.
Er is nood aan een onderzoekscommissie en uiteraard moeten we hiervoor in het parlement een meerderheid zien te halen. Ik heb natuurlijk dit weekend met veel aandacht de weblog van de heer Van Rompuy gelezen, de Vlaamse Van Rompuy, die - ik citeer "niet uitsluit dat er in het Vlaams Parlement een onderzoekscommissie komt naar de BAM op voorwaarde dat de commissie niet gebruikt wordt voor partijpolitieke afrekeningen, maar mee nadenkt over de toekomstige aanpak van grote infrastructuurwerken".
Mijnheer Van Rompuy, ik kan uw bekommernis begrijpen, want natuurlijk hebben veel politieke partijen in dit dossier boter op het hoofd en zijn ze al dan niet terecht bang voor partijpolitieke en persoonlijke afrekeningen in een gemediatiseerde onderzoekscommissie. Maar angst is een slechte politieke raadgever en bovendien heeft het parlement ook niet zo heel veel mogelijkheden om ervoor te zorgen dat de fouten van BAM zich niet nog een keer herhalen.
We blijven dus toch van mening dat een parlementaire onderzoekscommissie absoluut noodzakelijk is om de krijtlijnen uit te zetten van een nieuw Vlaams beleid met betrekking tot grootschalige infrastructuurwerken, en daar gaat het, ook voor ons, in deze commissie om.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik ben misschien de enige hier die nog de twee onderzoekscommissies in dit parlement heeft meegemaakt. De eerste was in 1993, zestien jaar geleden, over de Kempense Steenkoolmijnen (KS). In 2000 zat ik op de beschuldigdenbank bij de onderzoekscommissie over de scheepskredieten. Die commissies, en zeker de KS-commissie, zijn toen tot stand gekomen in consensus tussen meerderheid en oppositie. We hebben heel duidelijk gezegd wat de doelstellingen waren en uit die commissies zijn ook beleidsvoorstellen gekomen die sturend waren voor de problematiek. Zo heeft de KS-commissie geleid tot het uiteenrafelen van de Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen (GIMV), tot het economisch instrumentarium, tot de oprichting van Gimvindus, van de Limburgse Reconversie Maatschappij (LRM), van de Limburgse Investeringsmaatschappij (LIM) enzovoort, en tot het opdoeken van de Sociale Investeringsmaatschappij (SIM). De onderzoekscommissie naar de scheepskredieten verliep bij de aanvang misschien wat woeliger, maar heeft uiteindelijk ook geleid tot het opdoeken van Gimvindus en tot het einde van de overheidsinterventies in de nationale sectoren. Toenmalig minister Van Mechelen was daar toen de uitvoerder van.
Een onderzoekscommissie moet kunnen verlopen in consensus tussen meerderheid en oppositie. Als ik uw moties lees, de commotie die erbij wordt gemaakt en de intentieverklaringen die in de overwegingen staan, dan zie ik op dit ogenblik geen politiek draagvlak om de commissie sereen te laten verlopen. Het moet inderdaad de bedoeling zijn van een onderzoekscommissie om in de toekomst oplossingen mogelijk te maken, in de zin dat er een infrastructuurdecreet komt dat heel de procedure inzake ruimtelijke ordening en leefmilieu bevat, dat het mogelijk moet zijn om de grote infrastructuurwerken te realiseren in voorwaarde zoals het nu is dat men 8 à 9 jaar nodig heeft om tot besluitvorming te komen. Er moet ook budgettaire klaarheid komen, ook over de imputatie van infrastructuurwerken op de begroting. We hebben al dikwijls gediscussieerd over wat ESR-matig kan of niet, over wat er wel of niet in de begroting moet, over de constructie van de meerderheid binnen BAM - nu is het 100 percent overheid -, over de verantwoordelijkheid van de administratie die, omdat ze het zelf niet kan doen, delegeert naar een instelling met een eigen raad van beheer die een eigen leven gaat leiden. Al die dingen zijn zaken die enorm belangrijk zijn voor de toekomst.
Ik heb daarnet nog een communiqué van vier bladzijden gekregen van de heer Wim Van Hees en de mensen van ademloos, waarin zij zeggen wat er allemaal zou moeten gebeuren in de onderzoekscommissie. Ik heb altijd gezegd dat een onderzoekscommissie niet mag worden uitgesloten, maar het mag geen onderzoekscommissie worden die het referendum gaat overdoen, op een toon die geen enkele sereniteit creëert om de zaken op te lossen.
Het gaat niet alleen over BAM. Er is daarnet ook over de voetbalstadions en dergelijke meer gepraat. Er zijn zo veel aspecten aan, dat dat in een sereen klimaat moet kunnen gebeuren. En ik vrees, op basis van de drie voorliggende moties, die zomaar willen starten zonder te weten wat de context en de finaliteit is, voor een verlenging van de polarisatie.
Het principe van een onderzoekscommissie is belangrijk. Het verleden heeft uitgewezen dat een onderzoekscommissie soms kan leiden tot nieuwe paden, die anders niet mogelijk zouden zijn. Nu zie ik echter dat de actiegroepen van de onderzoekscommissie een forum willen maken om de discussie nog eens over te doen. Een onderzoekscommissie moet een antwoord bieden op de vraag hoe we een decretaal en budgettair draagvlak kunnen creëren om die grote infrastructuurwerken in Vlaanderen tot een goed einde te brengen. Dat is de filosofie. In 1993 en 2000 bestond er een consensus tussen meerderheid en oppositie om dat te bereiken, maar nu zie ik dat niet.
De heer Watteeuw heeft het woord.
Ik ben blij dat de heer Van Rompuy herhaalt dat een onderzoekscommissie voor hem niet uitgesloten is. Hij heeft gelijk dat een onderzoekscommissie op een serene manier moet kunnen werken. Als dat lukt, zijn er inderdaad mogelijkheden om tot een goed inzicht te komen.
Ik heb aan de fractievoorzitter van CD&V aangeboden om over onze tekst te praten. Ik ben daar nog altijd toe bereid. Het is belangrijk dat we als parlement gezamenlijk een basis leggen voor een onderzoekscommissie. Als men er zich vanuit de meerderheid toe verbindt om binnen een aantal weken tot een gezamenlijke tekst te komen, zijn wij bereid om onze motie terug te trekken, uiteraard op voorwaarde dat men het echt meent en wil komen tot een goede, gezamenlijke basis.
Mijnheer Van Rompuy, dit mag inderdaad niet de onderzoekscommissie van de afrekening worden. Dit moet de commissie van de lering worden, de commissie waarin we als parlement leren omgaan met grote infrastructuurwerken in Vlaanderen, want daar hebben we blijkbaar nog altijd een probleem mee. We hebben in dit huis nu cleavages die niets met meerderheid en oppositie te maken hebben. De meerderheid in dit huis is niet de meerderheid die in Antwerpen gewonnen heeft, en omgekeerd. De minderheid in dit huis is niet de minderheid die in Antwerpen verloren heeft. We hebben er allemaal belang bij - meerderheden en minderheden in Antwerpen en in het Vlaams Parlement - om te leren hoe we met dat soort dingen in de toekomst moeten omgaan.
Daarom vind ik uw voorstel interessant, mijnheer Watteeuw. Ik ga u volgen, al ga ik daar geen gewoonte van maken.
Ik wil onze motie ook even in de koelkast stoppen, als we in uw commissie, mijnheer de voorzitter, tot een tekst kunnen komen van meerderheid en oppositie - wie de meerderheid en de oppositie in dit verhaal ook zijn. Die tekst heeft maar één doel voor ogen: lering trekken uit het debacle om te vermijden dat we dit na het Deurganckdok en de Lange Wapper in de toekomst nog eens moeten meemaken.
Ik wil met niemand afrekenen, niet met de heer Vinck en ook niet met anderen die een duidelijke politieke kleur hebben. Ik wil dat Vlaanderen in de toekomst kan omgaan met grote infrastructuurwerken. Wij zullen in zo'n onderzoekscommissie een heel constructieve oppositie zijn. Als de politieke meerderheid in dit halfrond ons kan garanderen dat ze met ons mee willen gaan, houden wij onze motie in beraad en durf ik voor te stellen, mijnheer de voorzitter, dat u in uw commissie een nieuw voorstel doet dat door alle fracties, en ik herhaal 'álle fracties', en ik onderstreep 'álle fracties', wordt ondertekend.
De heer Sabbe heeft het woord.
We zijn op een punt gekomen dat we heel voorzichtig moeten zijn. We hebben het over veel geld. Wij zijn het parlement dat verantwoordelijkheid moet afleggen over wat er met het belastinggeld gebeurt. Het is positief om samen te kijken wat er moet gebeuren en hoe we kunnen leren. Maar hebben we niet al genoeg geleerd over hoe het verkeerd loopt? Wij zeggen altijd: wat we zelf doen, doen we beter. De schattingen lopen uiteen over het geld voor BAM, maar iedereen is het erover eens dat het over minstens 45 miljoen euro gaat. Die zijn gespendeerd aan de promotie en de uitvoering van een project dat het criterium van de volksraadpleging niet gehaald heeft.
We hebben het vandaag al verschillende keren gehad over de efficiëntie van de Vlaamse overheid. We hebben genoeg mensen in huis bij de administratie om die zaken in het vervolg zelf te doen en niet met tussenstructuren te werken die onttrokken zijn aan de democratische controle. We moeten dringend analyseren wat er juist gebeurd is en gevolg geven aan het voorstel van fractieleider Vereeck.
Ik dank de heer Van Rompuy voor zijn heldere interventie. Ook wij, LDD, zijn er voorstander van om de opdracht van deze onderzoekscommissie heel helder te bepalen en zelfs de randvoorwaarden af te spreken om integraal tegemoet te komen aan de terechte bekommernissen van de heer Van Rompuy. Het heeft geen zin om ons bezig te houden met een zoveelste rondje BAM-bashing. Dat heeft geen enkele meerwaarde.
Ik betreur dat de geschreven motie onze intentie niet weergeeft om dat op een heel serene manier te doen. Dat is een gemiste kans. Het is niet de bedoeling van LDD om op zoek te gaan naar de scalp van een persoon. Het is wel de bedoeling om op een objectieve manier de nodige transparantie en openbaarheid te creëren.
De burger heeft het recht om te weten wat er de voorbije jaren met het belastinggeld gebeurd is. Als het BAM-verhaal ons één ding geleerd heeft, is het dat een dergelijk dossier met zo'n geweldige impact op de leefbaarheid en de toekomst van de burgers niet vanuit een ivoren toren kan worden beslist. Inspraak moet de plaats krijgen die het verdient vanaf de start van de besluitvorming en niet op het einde zoals nu. Dat is een evidente les die ons in de toekomst jaren discussie en vertraging kan besparen.
Volgens dezelfde logica is het evident dat we niet willen dat het onderzoek van wat er in de BAM-saga fout is gelopen en de lessen die we daaruit wensen te trekken, wordt gevoerd in de beslotenheid van een van die zeven werkgroepen van de DAM. De zevende werkgroep houdt zich daar immers mee bezig. Wij willen die transparantie, en een onderzoekscommissie biedt daartoe het perfecte kader.
In het verleden hebben ook andere collega's al opgeroepen om zo'n parlementaire controle toe te staan. De heer Peumans was er een van. Hij heeft gezegd dat sommige ministers het erg moeilijk hebben met het democratische principe dat ze door het parlement worden gecontroleerd. Dat is eigenlijk ongehoord. Ik denk dat we ons nu in een toestand bevinden dat wij onszelf volledig overbodig maken als we ons laten ringeloren door de regering en de zaak door die zevende commissie laten afhandelen. Ik hoop dus, mijnheer Peumans, dat u nog altijd achter uw woorden staat en u uw partij ervan overtuigt om die onderzoekscommissie op te richten: we hebben nood aan transparantie en openbaarheid van bestuur, waarin het parlement zijn rol moet spelen, niets meer en niets minder.
Hoop doet leven. We hebben zowel uit meerderheid als oppositie een aantal positieve zaken gehoord. Toch blijft het nog even afwachten, want ik heb mijn gewaardeerde collega, de heer De Wever, vorige week nog dit horen zeggen: "Ik denk niet dat er ooit een infrastructuurwerk van die orde is geweest dat op zo'n transparante manier door dit parlement kon worden gevolgd als de BAM." Dat is natuurlijk een beetje in tegenspraak met de uitspraken van de huidige voorzitter van het parlement.
Er zijn natuurlijk wel voortgangsrapporten afgeleverd. Maar precies uit die rapporten blijkt hoe weinig transparant de communicatie over maar ook de werking van de BAM zelf is geweest en hoe voortdurend is geprobeerd om het parlement een beetje tegen te werken. Het was zelfs zo erg dat in 2007 de toenmalige voorzitter van het parlement, mevrouw Vanderpoorten, en het Rekenhof hebben moeten interveniëren om de gevraagde informatie te krijgen. En er zijn verder nog de insinuaties in de pers, over ongeoorloofde vormen van druk. Ik heb ze opgelijst, maar ga er niet op in. Het belangrijkste is toch wel dat deze berichten bij de burgers grote twijfels oproepen. En het zijn de burgers die het belastinggeld aandragen waarmee dat allemaal wordt betaald.
Het zijn allemaal voldoende redenen om dat eens in alle sereniteit te onderzoeken. Zo kunnen we ook de mensen die soms worden genoemd, hun verdediging voeren. Ik rond af. Zoals Groen! en het VB vragen wij te stemmen voor transparantie en openbaarheid van bestuur, en dus voor een onderzoekscommissie over de werking van de BAM, en niet voor een doofpotoperatie door alles in de zevende werkgroep van de DAM te steken. Ik heb goed geluisterd naar wat de heer Van Rompuy heeft gezegd. Voor ons moet die onderzoekscommissie een duidelijk omlijnde taak krijgen. Wij hebben ook die waslijst met vragen gekregen. We willen er geen poppenkast van maken. Maar volgens ons is het de enige garantie om de miskleunen uit het verleden in de toekomst niet te herhalen Het grote doel moet zijn de krijtlijnen uit te zetten voor een nieuw Vlaams beleid op het vlak van infrastructuurwerken. Dat laatste is eigenlijk de belangrijkste opdracht.
LLD zou alle moties steunen. Maar ik ga toch even afwachten en aanhoren wat de reacties van de meerderheidspartijen zijn vooraleer we beslissen wat we met onze eigen motie zullen doen.
Ik zou graag het zoeken naar een gemeenschappelijke basis voor de oprichting van een onderzoekscommissie alle kansen willen geven. Kunnen we daarom de vergadering niet even schorsen? Zo kan de meerderheid overleggen en ons vragen om verduidelijking stellen. Als dat niet nodig is en ze ons voorstel aanvaardt, dan is dat des te beter.
Ik zal dadelijk onze visie hierover naar voren brengen. We hebben daar zopas al telefonisch over gesproken. Uit dat gesprek had ik begrepen dat er nog één meningsverschil bestond. We konden er niet uit afleiden dat we dat zouden kunnen overbruggen. Misschien zal dat dadelijk ook blijken uit het debat.
Mijnheer Caluwé, ik hoop dat u hiermee de onderzoekscommissie niet torpedeert.
Het is best dat we de standpunten van alle partijen horen. Dan kunnen we dat misschien opnieuw overwegen. Een schorsing kan ik altijd inlassen.
De heer De Wever heeft het woord.
De volgorde is niet volgens de grootte van de fracties.
Sinds wanneer? Dat is altijd zo in plenaire vergaderigen.
De vorige keer is dat ook niet gebeurd.
De volgorde van de sprekers is als volgt: 4 is N-VA, 5 is sp.a, 6 is CD&V en 7 is Open Vld. Ik zie niet in waarom N-VA nu niet het woord zou kunnen krijgen. Ik zie het probleem niet. Er is een ongeschreven regel waarvan kan worden afgeweken.
Mijnheer de voorzitter, ik begrijp dit niet. We hadden ook al wat vragen omdat u die handelwijze ook toepast als voorzitter van de commissie. Maar in de plenaire vergadering is het de gewoonte dat eerst de vraagstellers aan bod komen, degenen die een initiatief hebben genomen. Vervolgens krijgt de grootste fractie eerst het woord. Daar is bij mijn weten - ik zit hier ondertussen tien jaar - nog nooit van afgeweken.
Als er een verklaring van de regering is, krijgt de grootste oppositiefractie eerst het woord. Dat is een gewoonte, dat staat nergens geschreven. Vervolgens spreekt de grootste meerderheidsfractie. Ik zie echt niet in waarom we nu van die gewoonte zouden afwijken. (Applaus bij CD&V)
Mijnheer de minister, ik sta niet te springen op het prerogatief om als eerste van de meerderheid het woord te nemen. Misschien moeten we een onderzoekscommissie oprichten om na te gaan hoe het zover is kunnen komen. Als het de lieve vrede kan dienen, laat ik met veel plezier de CD&V-fractie voorgaan.
De heer Caluwé heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's, het is niet zo dat deze problematiek - BAM, Oosterweel - niet aan bod is gekomen in dit parlement in de voorbije weken. Volgens sommigen gebeurde dat zelfs tot vervelens toe, aldus de heer Penris. Voor die uitspraak kreeg hij applaus. Ik heb dan ook de indruk dat dit gedragen is. Er is geen enkel project in Vlaanderen dat zo nauwgezet is gevolgd in het parlement door verschillende verdienstelijke collega's, en ook met succes. Dat heeft aanleiding gegeven tot een aantal correcties.
Soms was het moeilijk om een antwoord te krijgen, maar met sterk aandringen werden er dan toch antwoorden verkregen. We hebben dit tijdens deze legislatuur al doorgetrokken. Toen we tijdens de vakantie vergaderden, ging dat in belangrijke mate hierover.
Toen kwam de zogenaamde Arup-Sumstudie met het tunnelalternatief. Eerst werd het voorgesteld als het ei van Columbus, de deus ex machina. Vandaag is dat tot zijn normale proporties teruggebracht en herhalen de grote voorstanders dat niet met zoveel sterkte. Dat is in belangrijke mate het gevolg geweest van het onderzoek, de hoorzittingen en de scherpe vragen die daarover in de ad-hoccommissie, en vervolgens in de commissie Openbare Werken en ook andere commissies werden geformuleerd.
We moeten inderdaad een serieuze evaluatie maken van het instrument van de volksraadpleging. Naar aanleiding van de interpellatie van mevrouw Vogels in de commissie Binnenlands Bestuur is er daarover discussie geweest. Voor het eerst heeft een volksraadpleging plaatsgevonden, niet over een zaak waar de gemeente zelf over beslist maar over een initiatief van een andere overheid. Toen de gemeentelijke volksraadpleging in 1995 werd geïntroduceerd, sloot toenmalig minister Vande Lanotte uitdrukkelijk uit dat er over dergelijke aangelegenheden volksraadplegingen zouden kunnen plaatsvinden. Ook in het decreet staat dat er geen volksraadplegingen kunnen plaatsvinden over zaken die krachtens een wet of decreet worden toegewezen aan de gemeenten. Er heeft nu wel een dergelijke volksraadpleging plaatsgevonden. Heel die decreetgeving is daar echter niet op gebaseerd. Er moet met andere woorden een evaluatie plaatsvinden. Ik vraag me af of die evaluatie niet kan gebeuren op een normale manier, zonder dat daarvoor een onderzoekscommissie moet worden opgericht. Ik denk niet dat via gerechtelijke weg bepaalde documenten moeten worden opgevraagd. Die wetgeving kan op een normale manier worden geëvalueerd en bijgestuurd. De werkwijze van een onderzoekscommissie is daarvoor niet nodig.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mijnheer Caluwé, ik denk dat u het niet goed hebt begrepen. Er wordt hier geen onderzoekscommissie gevraagd naar het referendum, er wordt een onderzoekscommissie gevraagd naar de werking van de BAM en naar het uitbesteden van grote infrastructuurprojecten aan een verzelfstandigd agentschap. Ik denk dat u niet goed hebt geluisterd.
Dat staat uitdrukkelijk in de motie van uw fractie.
In onze motie wordt de communicatie met de burgers in vraag gesteld. Die communicatie is immens belangrijk om een draagvlak te creëren. Het niet of slecht communiceren is doorgetrokken tijdens de periode van het referendum. Het instrument referendum willen wij echter absoluut niet onderzoeken via een onderzoekscommissie. Ik hoop dat dit duidelijk is.
Ik heb het er een beetje moeilijk mee dat de heer Caluwé zo rond de pot draait. Tijdens de Commissie ad hoc in augustus was al duidelijk dat de schadeclaims van de aannemers, van Noriant, die in het contract zijn begroot op 800.000 euro maar die kunnen oplopen tot tientallen miljoenen euro, een serieus risico inhouden voor Vlaanderen en zijn belastingbetalers. De schadeclaims kunnen mogelijk 1 tot 2 percent van de Vlaamse jaarlijkse begroting bedragen. Het lijkt me dan ook noodzakelijk dat we hier onze verantwoordelijkheid nemen en onderzoeken wat er precies is gebeurd om de schade voor de Vlaamse belastingbetalers mogelijk te beperken.
We zijn in dit parlement volop bezig met de problematiek van de snelheid van vergunningen. De heer de Kort heeft daar vorige week in de commissie voor Openbare Werken een zeer indringende vraag over gesteld. Ik raad alle collega's aan om het verslag daarover te lezen. Alle fracties hebben toen een zinvolle uiteenzetting gehouden.
Het is de bedoeling van de regering om te komen tot een versnelling van de procedures. Daarvoor hadden we de voorbije periode niet nodig. Dat is als dusdanig ingeschreven in het regeerakkoord. Vorige week heeft de regering aangekondigd dat zij een aantal conclusies zal voorleggen over een aantal zaken waarover in de moties een onderzoek wordt gevraagd. Ik heb het dan over die zeven werkgroepen. Er is de problematiek van de snelheid van de vergunningen, de reorganisatie van de BAM, de problematiek van de financiering, het contract met Noriant, de communicatie, de problematiek van de leefbaarheid en de mogelijke aansluiting naar de Liefkenshoektunnel.
Mijnheer de voorzitter, het is onjuist wat de heer Caluwé zegt. Er staat inderdaad dat men gaat kijken hoe BAM kan worden gereorganiseerd, maar dan wel in functie van de huidige mobiliteitsprojecten. Wat wij en andere fracties in de moties vragen, gaat veel breder. Het gaat over hoe we op een goede manier kunnen werken, hoe we ervoor kunnen zorgen dat er een draagvlak is, hoe we ervoor kunnen zorgen dat zinvolle infrastructuurprojecten worden gerealiseerd. Dat is iets anders. Hier gaat het gewoon om de werkgroep van de regering, niet van het parlement, die zegt hoe we ervoor kunnen zorgen dat BAM wat wordt aangepast om verder te werken.
Daar zit natuurlijk een fundamenteel verschil. Vandaag zeggen we dat het nu niet het moment is om over te gaan tot de oprichting van een onderzoekscommissie. Daar is een sereen klimaat voor nodig. Ik apprecieer dat het klimaat daarnet bij de toelichtingen van de moties al een stuk serener was en is dan tijdens de afgelopen weken. Maar we hebben toch allemaal mails ontvangen van de verschillende actiegroepen. (Opmerkingen van de heer Jan Penris)
Mijnheer Penris, laat de heer Caluwé eerst zijn zin afmaken.
Het debat bij de volksraadpleging was zeer emotioneel. Er is nood om het fijn stof eerst te laten neerdalen vooraleer we overgaan tot het oprichten van een onderzoekscommissie. Het klimaat moet niet alleen sereen zijn. Als men in de moties naar een aantal elementen vraagt, dan gaat het om aanbevelingen om het beleid aan te passen.
Mijnheer de voorzitter, nu is zijn zin natuurlijk al af. Men moet kunnen onderbreken op het moment dat de spreker een punt tracht te maken.
Mijnheer Caluwé, als u het hebt over die actiegroepen, dan kan ik u voor een deel volgen. Wij krijgen dikwijls - ook interessante - mails van die actiegroepen. Het is onze taak om daarmee rekening te houden of niet. Dat is uw verantwoordelijkheid en de mijne. Maar het debat wordt niet gevoerd tussen u en de actiegroepen of tussen de actiegroepen en BAM: het debat wordt gevoerd in dit parlement tussen politici. Die politici krijgen munitie vanuit verschillende instanties. U krijgt misschien, nee zeker!, munitie vanuit BAM. Wij krijgen misschien, nee zeker!, munitie vanuit de actiegroepen. Wij zijn de filters in het democratisch debat.
We hebben het debat ten gronde gevoerd op het moment van het referendum. Dat was heel basisdemocratisch. Dat heeft geleid tot een uitslag. Met die uitslag zullen we rekening houden. En nu moeten we met die uitslag verder. Dat is opnieuw onze verantwoordelijkheid als verkozenen des volks.
U moet niet bang zijn voor de argumenten die uw of onze ploegen aanreiken. U moet ook niet bang zijn voor het debat. Ik neem de verantwoordelijkheid op mij dat als het debat wordt gevoerd, het op een zeer serene manier zal gebeuren. Ik heb begrepen dat ook Groen! het debat op een zeer serene manier wil voeren. Ik weet niet wat LDD zal doen. Die partij maakt van elke gelegenheid gebruik of misbruik, zeker als er camera's in de buurt zijn, om het debat te voeren zoals zij het gevoerd wil zien.
Ik heb veel respect en begrip voor de visie van de heer Van Rompuy. Als er een onderzoekscommissie wordt opgericht, dan moet ze sereen werken. De voorzitter weet dat als ik iets garandeer, hij ervan op aan kan dat dat ook gebeurt. Ik garandeer u dat mijn fractie het debat op een serene manier zal voeren. We zullen misschien wel vragen stellen - we zullen dat zelfs zeker doen - die van de actiegroepen komen. Maar u en uw mensen moeten net zo goed daar een sereen antwoord op kunnen geven.
Mijnheer de voorzitter, ik krijg stilaan het gevoel dat in het antwoord van de heer Caluwé de zaak wat geminimaliseerd wordt. Wat we met BAM hebben meegemaakt, is een compleet debacle. Het gaat waarschijnlijk om de grootste infrastructuurwerken van deze eeuw. We kunnen echt niet overgaan tot de orde van de dag met een werkgroep van de regering.
Ik heb mijn tussenkomst beperkt gehouden. Ik had tal van voorbeelden om aan te tonen wat daar allemaal is misgelopen. Maar om hier het serene debat te behouden, heb ik dat niet gedaan. Het gaat inderdaad om de vraag hoe wij grote infrastructuurwerken beleidsmatig gaan managen. We hebben het gevoel dat dat met de BAM en dergelijke structuren niet de goede manier is. Voor mij is het een vraag die analoog is - het zal u misschien verbazen, en ik zeg het in alle sereniteit - met de discussie, die we ook in het Vlaams Parlement hebben gevoerd, over Flanders House. De regering is daar ook met sui-generisinstituten en ad-hocoplossingen bezig een beleid te voeren op een manier waarop je niet goed een beleid kunt voeren. Het zit ingebakken in die structuren dat het misloopt. Voor mij gaat het meer over de manier waarop we ons beleid organiseren. Enerzijds beleidsmatig-organisatorisch, anderzijds ook wat de mobiliteit betreft.
Mijnheer Penris, ik wil het debat in alle sereniteit voeren, maar ik herhaal nogmaals dat u ons vorige week hebt opgeroepen om de BAM af te schaffen. Dat was punt 6 van uw actualiteitsmotie. Ik wil wel, maar ik wil eerst een rustig debat voeren. En dan zien we wel wat we met de BAM zullen doen.
Ik zei al dat ik apprecieerde dat het klimaat anders is. Er begint wat sereniteit te ontstaan. Maar ik kondig ook aan dat de regering werkt aan datgene wat we willen onderzoeken. Stel dat je consequent bent met u vraagt, dan kan de regering uiteraard niet werken aan besluiten die zij wil trekken. En dat vinden we nodig. Als je vandaag een commissie opricht, zet je de boel voor een bepaalde periode stil. Wij vinden dat wij de boel op dit moment niet kunnen stilzetten. Wij staan veel te stil in die file. Wij willen dat er voortgang wordt gemaakt. Wij willen dat er snel resultaten komen, dat er snel wordt gewerkt aan de vergunningen, dat er snel gewerkt wordt aan een reorganisatie van de BAM, dat er snel kan worden doorgegaan met de werken in Antwerpen om onze mobiliteit opnieuw op gang te brengen.
Dus willen wij eerst het resultaat zien van wat de regering aan het uitwerken is, uiteraard goed gecontroleerd door onze commissies in het parlement, zoals we dat in de voorbije periode uitstekend hebben gedaan. Eens we de resultaten daarvan hebben, kunnen we bekijken of een aantal aspecten eventueel verder moeten worden onderzocht. Dat willen we in de toekomst zeker niet uitsluiten. Wij denken dat het vandaag niet nodig is om tot die conclusie te komen. De motie van Groen! stelt 1 april 2010 voor. Ik heb ook wat ervaring met onderzoekscommissies. Als ik zie wat men allemaal wil onderzoeken, weet ik dat dat op 1 april 2010 niet zal afgerond zijn. Dan zal men voorstellen om er nog een half jaar bij te doen. Dat kunnen we ons niet permitteren. We kunnen ons niet permitteren om het regeringswerk met betrekking tot de mobiliteit in Antwerpen gedurende een heel jaar stil te zetten. Wij moeten daarmee doorgaan. Wij verwachten daar snel resultaten van. Dat willen wij en daarom zeggen wij op de moties die vandaag voorliggen: neen.
De heer Gatz heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, beste collega's, wij zijn het er allemaal over eens dat een onderzoekscommissie een zeer zwaar parlementair controle-instrument is. Ik geef een aantal omschrijvingen van wanneer een onderzoekscommissie het levenslicht moet zien in het parlement: wanneer er aanwijzingen zijn van ernstige wantoestanden of van zaken die tegen de grens van het strafrecht aanschurken, eventueel zelfs als er duidelijke indiciën zijn van corruptie en dergelijke. Het gaat om zaken die bijzonder ernstig zijn. Een parlement dat een onderzoekscommissie wil instellen, moet daar bijzonder goed over nadenken, als het zichzelf tenminste respecteert.
Ik heb de voorbije jaren geleerd dat men in de politiek beter nooit nooit zegt. Momenteel lijkt een onderzoekscommissie mijn fractie in elk geval niet het juiste instrument om de blokkering op te heffen waarin we na de stemming over het referendum tien dagen geleden zijn beland.
Ik heb met aandacht naar de argumenten van de indieners van de drie moties geluisterd. Alle zaken die ze door middel van deze motie verder willen onderzoeken en alle pertinente vragen die ze willen stellen of die in het verleden al zijn gesteld, kunnen in feite het best in het kader van de voortgangsrapportages van de BAM aan bod komen. De werkzaamheden van de BAM worden immers in de commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken opgevolgd.
We mogen niet vergeten dat deze commissie in de loop van de vorige legislatuur grondig en diepgaand te werk is gegaan. Een aantal toenmalige hoofdrolspelers, zoals de huidige voorzitter van het Vlaams Parlement, de heer Daems, de heer Decaluwe, de heer Voorhamme, mevrouw De Ridder, de heer Penris en in een latere fase ook de heer Janssens, zijn op basis van hun werk in die commissie, in het bijzonder dan de heer Daems en onze huidige voorzitter, later tot de allerbeste volksvertegenwoordigers uitgeroepen.
De heer Daems is, op politiek vlak althans, jammer genoeg van ons heengegaan. De heer Peumans zit hier nog. Ik zou zelfs zeggen dat de stroper boswachter is geworden. Hij zit niet enkel op deze voorzittersstoel. Hij is tevens voorzitter van de commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken. Volgens mij is het zijn bedoeling de voortgangsrapportages over de werkzaamheden van de BAM voort te zetten.
Open Vld vraagt niet om de oprichting van een onderzoekscommissie. We willen evenmin zien gebeuren wat de heer Vereeck vreest. We vrezen trouwens zelf dat alles aan de zeven werkgroepen van de Vlaamse Regering zou worden overgelaten en daar ingesneeuwd zou geraken. We willen de middenweg bewandelen.
Op korte termijn zou er een nieuwe voortgangsrapportage moeten komen. Ik richt me hiervoor tot de voorzitter. Elke rapportage is in feite een dubbele rapportage geweest. De verantwoordelijken van de BAM hebben steeds verslag uitgebracht. Daarnaast is het steeds mogelijk geweest de politieke verantwoordelijkheid van de verschillende betrokken ministers in vraag te stellen. Het gaat om een gezamenlijk concept, met de uitvoerder en de politieke verantwoordelijke van een project.
We mogen ons eigen werk niet minimaliseren. Aangezien dit in de vorige legislatuur zo goed heeft gewerkt, moeten we op die weg verdergaan. Indien we nu een onderzoekscommissie zouden instellen om de vragen van de andere oppositiepartijen te beantwoorden, zouden we onszelf voor de commissiewerkzaamheden tijdens de vorige legislatuur in feite een onvoldoende geven. Ik vind dit voor een parlement van weinig zelfrespect getuigen.
Mijnheer Gatz, ik was tijdens de vorige legislatuur nog geen lid van het Vlaams Parlement en ik heb die werkzaamheden dan ook niet zelf meegemaakt. Indien die twaalf voortgangsrapportages volgens u zo succesvol waren, kunt u dan verklaren waarom we maar staan waar we nu staan? De techniek van de voortgangsrapportages werkt duidelijk ook niet. Ik hecht hier geen geloof aan. Ik denk dat we dieper moeten graven.
Ik ben het daar niet mee eens. Er zijn daar een massa vragen gesteld. Er is gedurende uren vergaderd. Er zijn ook bijzonder veel antwoorden gegeven. De vragen die nog niet zijn beantwoord, moeten opnieuw worden gesteld tot er antwoorden volgen. Aangezien de heer Vereeck er tijdens de vorige legislatuur niet bij was, neem ik het hem niet kwalijk. Wie nu doet alsof de voortgangsrapportages een lachertje waren, doet oneer aan het werk van onze collega's.
Ik ben het gedeeltelijk eens met de heer Gatz. De voortgangsrapportages hadden wel degelijk zin. Er zijn onmiddellijk een aantal kleine resultaten geweest. Ik denk onder meer aan de aanpak van de financiering van de sluizen, een onderwerp waarmee mevrouw De Ridder en ikzelf nog kleine puntjes hebben kunnen scoren, en over de plaatsing van het Peter Benoitmonument op het Operaplein. Dit zijn echter kleine details.
Er is natuurlijk een verschil tussen voortgang en een kantelmoment. De voortgangsrapportages hadden zin toen we in het voortbestaan van de BAM-constructie geloofden. Wij moesten dat bewaken. We hebben dit gedaan met de voor sommigen soms ontoereikende en frustrerende middelen die we tot onze beschikking hadden.
Maar nu is er een kantelmoment geweest. Er is een referendum geweest met een heel belangrijke uitslag. Het referendum heeft aangegeven dat 60 percent van de Antwerpenaren niet gelooft in de BAM. (Opmerkingen van de heer Sven Gatz)
We moeten nu niet doen alsof we terug kunnen overgaan tot de orde van de dag en voortgaan met de voortgangsrapportages. Als de BAM zou blijven bestaan, dan wil ik er graag en heel intensief aan meewerken, maar ik denk dat het verhaal nu iets intensiever moet worden. We moeten ons nu de vraag durven stellen of de BAM moet blijven bestaan. Kan de BAM nog wel voortbestaan? Hebben we geen fouten gemaakt in het verleden? Laat ons eerst eens een diepe analyse maken, en een diepe analyse is voor mij een onderzoekscommissie.
Ik heb nooit beweerd dat er niet hard werd gewerkt en dat er niet zinvol werd gewerkt, maar ik sluit me aan bij de vorige spreker. Dit is een heel andere constellatie. Het gaat niet over de voortgang van de BAM, maar over het feit of dit nog wel de juiste manier van werken is.
De heer Decaluwe heeft het woord.
Ik heb met bijzondere aandacht naar de verschillende tussenkomsten geluisterd. Ik kan de heer Gatz volledig volgen.
LDD en de heer Vereeck vragen - terecht - waar we nu staan. De politiek is ook zwaar verantwoordelijk voor het punt waarop we nu staan. Als het draagvlak dat er 200 dagen geleden was, er nu nog zou zijn, dan was er een heel andere situatie.
Het is wat het is. Men kan de BAM veel verwijten. Er zijn scherpe vragen gesteld, onder andere in de voortgangsrapportage. Het ging soms met vallen en opstaan: documenten krijgen of niet krijgen enzovoort. Mevrouw Vanderpoorten heeft toen haar rol als voorzitter ook gespeeld. Het was een proces met beperkte successen. Ik denk dat een volgende voortgangsrapportage wel nuttig zou zijn want er is intussen toch wel wat gebeurd.
Als men nu een onderzoekscommissie zou installeren, dan staat dat wel haaks op de werkzaamheden van de Vlaamse Regering. Ik heb begrepen dat het de wil van deze regering is om op vrij korte termijn een oplossing te zoeken voor de Antwerpse mobiliteitsproblematiek. Dat is de ambitie van deze Vlaamse Regering, rekening houdend met alles wat er gebeurd is. Het is de grootste opdracht van de Vlaamse Regering om te vermijden dat er grote schadeclaims zullen zijn. Want als men zou eindigen met schadeclaims, dan zal het niet over 10 miljoen euro gaan, maar over enorme bedragen. Ik heb al cijfers van 436 miljoen euro gehoord.
Als dit zou gebeuren, dan is een onderzoekscommissie op haar plaats, maar ik denk dat we de regering alle kans moeten geven om op vrij korte termijn tot een oplossing te komen. Als we nu een onderzoekscommissie installeren, dan weten de meeste collega's toch dat dit de sereniteit niet ten goede zal komen en dat het eerste slachtoffer de Antwerpse mobiliteit zal zijn.
Ik ben vragende partij om de onderzoekscommissie voorlopig niet te installeren en de regering nog alle kansen te geven om een oplossing te vinden. Als het eindigt in schadeclaims, dan is een onderzoekscommissie de enige uitweg.
De heer Sabbe heeft het woord.
Wij vragen geen onderzoekscommissie over de voortgangsrapportage. Zeker niet, maar ik heb de indruk dat het debat een beetje in die richting wordt afgeleid. Wij vragen ook geen onderzoekscommissie over de werking van de Vlaamse Regering. Wij vragen een onderzoekscommissie over de werking van de BAM. Daarover gaat het vandaag.
Ik vind het verrassend dat, als we een onderzoekscommissie over de BAM zouden goedkeuren, de Vlaamse Regering met haar hele leger ambtenaren, dan niet meer in staat zou zijn om een openbaar aanbestedingsproject te doen. Dat is zeer verrassend. Het is toch niet omdat men een onderzoekscommissie over de BAM installeert, dat Vlaanderen en zijn administratie niet meer in staat zou zijn om openbare werken uit te voeren, wetende dat door het referendum de kaarten herschud zijn. Bepaalde projecten zoals de ontsluiting van de Liefkenshoektunnel, kunnen op korte termijn perfect uitgevoerd worden door de Vlaamse administratie. We hebben de BAM daarvoor niet nodig.
De heer Watteeuw heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, het debat spitst zich toe op het feit of er al dan niet een onderzoekscommissie moet komen, zoals door onze en andere fracties is voorgesteld. Door de uiteenzetting van de heer Van Rompuy zou het debat over iets anders moeten gaan, namelijk willen we gezamenlijk zoeken naar een basis voor een onderzoekscommissie? Men moet niet proberen om het voorstel van een onderzoekscommissie af te schieten, men moet gewoon antwoorden op de vraag: willen we vanuit verschillende partijen samen zoeken naar een basis waarop een onderzoekscommissie kan werken, ja of neen? Dat is een zeer eenvoudige vraag. Men moet dat doen binnen een redelijke termijn.
Toen ik daarnet de fractievoorzitter van CD&V hoorde, had ik de indruk dat hij dat niet wil, ondanks het feit dat een notoir lid van zijn fractie met heel wat ervaring in deze assemblee, zegt dat het heel interessant kan zijn. Ik vind dat een spijtige zaak.
Als ik de heer Sabbe goed begrijp, is het heel eenvoudig. Als je 3 miljard inschrijft in de reguliere begroting, kunnen we verder werken. Zo simpel is het natuurlijk niet omdat dat geld er niet is.
Mijnheer Watteeuw, onze fractieleider en de heer Van Rompuy spreken elkaar niet tegen. Geef vandaag de Vlaamse Regering de tijd om een oplossing te zoeken. We hebben vorige week het debat gevoerd. Het is de bedoeling om effectief tot een oplossing te komen. Het zou goed zijn mocht men een oplossing vinden om onder meer schadeclaims te ontwijken, want daar gaat het over, collega's. Men zit met een 'best and final offer', men zit met een bouwconsortium Noriant dat honderden ingenieurs aan het werk heeft om te zoeken naar oplossingen. U denkt toch niet dat als we zeggen dat alles moet worden weggegooid en we opnieuw gaan beginnen, die schadeclaims er niet zullen komen?
Het is belangrijk dat we lessen kunnen trekken uit een aantal zaken, maar geef de regering nu nog een kans om te komen tot een oplossing in samenspraak met het stadsbestuur van Antwerpen en met iedereen. Als men daar niet in slaagt, met schadeclaims tot gevolg, dan zal men niet anders kunnen dan eindigen in een dergelijke onderzoekscommissie, anders zou het te gemakkelijk zijn om minister en regering te spelen en 100 miljoen euro aan studies te geven zonder resultaat. Vandaag kan dat resultaat er nog altijd komen.
De heer Vanden Bussche heeft het woord.
Ik val bijna van mijn stoel als ik al die bedragen hoor. Ik heb twee vaststellingen. De voortgangsrapportage en de voortgang van het project zijn omgekeerd evenredig. Er is sprake van 45 miljoen euro dat eventjes in het water is gevallen. Ik vraag me af of dat op zich al niet voldoende is om een onderzoekscommissie in te stellen. U hebt het over de voortgangsrapportage en het feit dat velen het allemaal hebben gevolgd, maar toch lijkt het mij voor nieuwelingen ongelooflijk dat er 45 miljoen weg is en dat er nog altijd niets gebeurd is.
Ik hoor CD&V zeggen dat 45 miljoen euro geen reden is om een onderzoekscommissie in te stellen, het moet minstens gaan over 400 tot 436 miljoen euro, dan zullen we er wel eens naar kijken. Als die schadeclaims van 400 tot 436 miljoen euro, die ons boven het hoofd hangen, er werkelijk zouden komen, dan is het noodzakelijk dat er een onderzoekscommissie voor zou worden opgericht. Minister Bourgeois heeft 2 miljoen euro veil voor het kustactieplan, daar zijn we daar allemaal heel blij mee. Wat kan er dan niet gebeuren met 400 tot 436 miljoen euro?
De heer Reekmans heeft het woord.
Ik wil nog iets tot het debat bijdragen waar nog niemand over heeft gepraat, namelijk de effectieve toekenning van bonussen aan drie toplui op het einde van het jaar. Collega's van de meerderheid, ik heb dat in de krant mogen lezen. Na het reclamebeleid van de BAM door de heer Slangen, dat uit de hand is gelopen, krijgen we nu dat de heer Vinck zelf, zonder langs de raad van bestuur te passeren, een toekenning geeft van 4,7 percent bonussen voor drie toplui.
Ik kan me echt niet voorstellen wat die toplui zo succesvol hebben gedaan opdat ze recht zouden hebben op een bonus. De regeringscommissarissen zijn er zelfs niet in geslaagd om de voorzitter van de BAM op andere gedachten te brengen. Dat op zich bewijst al hoe goed de BAM vandaag functioneert.
Mijnheer Reekmans, dit parlement staat niet stil. Er zijn vragen over die bonussen gesteld. De heer Decaluwe heeft er ingediend. Waarschijnlijk hebben ook andere leden er ingediend. Als ik het goed begrijp, staan die op 12 november op de agenda en worden ze beantwoord.
Er worden twee dingen vermengd in de discussie tot nu toe. Er is enerzijds de oplossing ten gronde voor de mobiliteitsproblematiek in Antwerpen. We hopen dat de Vlaamse Regering op basis van de werkzaamheden in de werkgroepen vrij snel tot resultaten kan komen. Dat blijft nog altijd het allerbelangrijkste antwoord dat politiek moet worden gegeven. Er is anderzijds de werking van de BAM: de verantwoordelijkheid en de organisatie van deze instelling, en een aantal vragen die zijn gesteld door onder meer de heren Reekmans en Vanden Bussche. Wat dat laatste aspect betreft, is het natuurlijk noodzakelijk dat de Vlaamse Regering ons op korte termijn vertelt wat ze met de BAM van plan is. Daarom herhaal ik mijn voorstel. De regering is verplicht een aantal zaken te herbekijken, alleen al omwille van de budgetneutraliteit. Dat is de aanleiding om te bekijken wat er precies moet worden gedaan met de BAM. Zal ze het bedrag dat de BAM oorspronkelijk op haar begroting had en heeft, consolideren in de begroting, of niet? Volgens mij kan en moet de regering daarover ook op korte termijn uitleg komen geven in het parlement.
Mijnheer de voorzitter, ik zie geen tegenspraak in ons standpunt. In de huidige omstandigheden zeggen we neen aan een onderzoekscommissie. Anderzijds vinden we het totaal onverantwoord om de zeven werkgroepen van de regering nu een beetje te laten sudderen. We willen de weg bewandelen waarbij de regering op korte termijn in de Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken tekst en uitleg komt geven - al dan niet in samenhang met de BAM, dat laat ik aan haar over, daar kan ik geen uitspraken over doen. - over hoe het nu in de toekomst precies moet met de verantwoordelijkheid van de BAM en welke richting we voort uit moeten. Als er vragen zijn over het verleden, kunnen die uiteraard ook worden gesteld. (Applaus)
Bij de regeling van de werkzaamheden hebben we twee dingen afgesproken. We hebben afgesproken dat de voortgangsrapportage van de BAM wordt voortgezet, en dat we in overleg met de regering zullen bekijken hoe we de terugkoppeling van de DAM-werkgroepen zullen doen. Dat was onder meer een vraag van de heer Van Mechelen. De commissie heeft tijdens die regeling van de werkzaamheden heel duidelijk gezegd dat we de beide heel duidelijk gescheiden willen houden. Hoe dat nu precies in zijn werk zal gaan, zullen we voort bekijken, in overleg met de regering, waarna opnieuw kan worden gerapporteerd aan de Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken.
De heer Vanvelthoven heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte leden, een van de indieners van een motie heeft daarnet gezegd dat het parlement ter zake zijn rol moet kunnen spelen. Dat is natuurlijk niet de vraag. Dat spreekt vanzelf. Het parlement moet zijn rol kunnen spelen. De vraag die vandaag voorligt, is volgens mij: kan het parlement vandaag zijn rol spelen? Ik denk dat het parlement vandaag inderdaad zijn rol kan spelen. Mijnheer Vereeck, ik was in de vorige legislatuur ook niet aanwezig, maar ik hoor dat bij die voortgangsrapportage zeer grondig en zeer kritisch vragen kunnen worden gesteld, zowel aan de verantwoordelijken van de BAM als aan diegenen die politiek verantwoordelijk zijn. Die vragen kunnen worden gesteld, en er komt een antwoord op. Komt er geen antwoord op, dan oefent dit parlement druk uit om dat antwoord toch te krijgen. Het Rekenhof, als ons eigen hulpmiddel, volgt die zaken grondig. Het Rekenhof grijpt in als er documenten moeten worden opgevraagd die we in eerste instantie niet krijgen. Dan denk ik dat we hier een bijzonder middel hebben geschapen in dit dossier. Dat middel is al uitzonderlijk. Ik loop ook al even mee in de politiek. Ik heb dat eerlijk gezegd nog niet veel meegemaakt. Die mogelijkheid voor het parlement om dit te onderzoeken en om kritisch te bevragen, bestaat vandaag dus.
Daarnaast is er uiteraard nog de mogelijkheid tot interpellatie van de regering. U moet niet doen alsof dit parlement zonder onderzoekscommissie niets kan doen. Dat is een lachertje. De vraag is volgens mij: hebben we meer nodig dan de gebruikelijke middelen waarover een parlementslid beschikt?
De vraag stellen is ze beantwoorden. Heeft dit parlement een bijkomend instrument nodig? Het antwoord is ja. De begeleidende commissie kon vragen stellen en wij konden antwoorden krijgen, maar we hebben dikwijls voor gesloten deuren gestaan. Een onderzoekscommissie staat nooit voor gesloten deuren, tenzij ze in de buurt van het strafonderzoek komt. We komen helemaal niet in die buurt. Voor mij moeten alle deuren wel opengaan. We hebben nu nood aan een sterker instrument dan dat uit het verleden, hoe goed die commissie ook haar werk heeft gedaan. We moeten durven zaken opvragen en ontvangen, we moeten durven zaken inzien die we in het verleden niet hebben kunnen opvragen en inzien. Daarvoor hebben we een onderzoekscommissie nodig. Wij vragen dat niet zomaar, hoor.
Ik ben het ergens eens met de heer Penris. Als we documenten nodig hebben, als we voor gesloten deuren staan, dan moeten we als parlement op onze strepen staan. Maar een onderzoekscommissie is natuurlijk wel het uiterste middel van controle door het parlement. Een onderzoekscommissie is een onderzoeksrechter. Dat betekent dat dit parlement zich de macht van een onderzoeksrechter toe-eigent. Dat betekent dat we de noodzaak ondervinden om getuigen onder ede te horen, om huiszoekingen te bevelen en om getuigen met elkaar te confronteren. Ik ben er momenteel niet van overtuigd dat die noodzaak bestaat en dat we met de huidige middelen geen grondig onderzoek kunnen voeren. Ik pleit ervoor om vandaag geen onderzoekscommissie op te richten.
Mijnheer Vanvelthoven, uw partij had grote vragen en uitte felle ergernis over het feit dat na tien jaar van studie een bouwaanvraag werd ingediend waarin - zoals achteraf bleek - geen oplossing stond voor een van de meest cruciale punten van het project, namelijk de aansluiting ter hoogte van het sportpaleis aan de Lange Wapperbrug. Ik vind dat een zo grove fout dat ik wil weten wat er echt gebeurd is en hoe dat komt. Ik denk, mijnheer Vanvelthoven, dat we dat echt niet te weten gaan komen door in een voortgangsrapportage nog eens de vragen te stellen waar we dan misschien antwoord op krijgen. Ik denk, samen met de heer Penris, dat dit parlement echt de waarheid moet achterhalen. Nog eens: we vragen dit vanuit een constructieve ingesteldheid. Laat ons dit geen twee keer doen. We hebben tien jaar gestudeerd en zo veel geld uitgegeven en er is nog geen oplossing. Vanuit een constructief idee denk ik echt wel dat we een onderzoekscommissie nodig hebben. Sta me toe te zeggen dat uw taal mij nu verbaast. Vóór het referendum was de ergernis in uw fractie over de onduidelijkheden toch wel heel groot.
Ik ben ook verbaasd. Er zijn onderzoekscommissies geweest, zowel Vlaamse als federale, maar vooral federale. Vaak ging het daarbij om veel kleinere bedragen dan vandaag het geval is. Het ging om een fractie van deze bedragen. Wij hebben een verantwoordelijkheid tegenover de belastingbetaler. We moeten hem vrijwaren voor de gevolgen van de toestanden met en in de BAM, zeker betreffende de schadeclaims. We moeten anticiperen en uitzoeken wat we kunnen doen om dat te vermijden. Dat is noodzakelijk.
Ik heb hier de meerderheid horen spreken over evalueren te gepasten tijde en over iedereen zijn werk laten doen, maar louter informatief zou ik wel eens willen weten wanneer exact u denkt dat het noodzakelijk is om in te grijpen en welke timing er is. Ook de heer Gatz heeft het over evalueren en bekijken, maar ik kreeg graag 'facts and figures': wanneer zouden we dan overgaan tot een grondig onderzoek van wat zich daar heeft afgespeeld?
Ik kan de heer Sabbe eerlijk gezegd niet goed volgen. Ik zie echt niet goed in hoe een onderzoekscommissie schadeclaims zou kunnen vermijden. De beste manier om schadeclaims te krijgen, is nu een onderzoekscommissie oprichten en gedurende een jaar alles stilleggen, want dan zullen we inderdaad schadeclaims krijgen.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik denk dat onze eerste prioriteit vandaag het engagement van de regering moet zijn, en het staat iedereen vrij om de regering hierover te interpelleren. Vandaag een onderzoekscommissie oprichten, betekent inderdaad dat we interfereren in wat de regering probeert te doen, onder meer om inzake mogelijke schadeclaims de oplossingen te vinden die nodig zijn. Dat moet de prioriteit zijn, ook van dit parlement, als we het willen hebben over een goede aanpak van dit dossier met het oog op de toekomst.
Ik wil even ingaan op de schadeclaims die hier blijkbaar weer overal de kop opsteken. Ik kijk even terug op de vergaderingen van de ad-hoccommissie, waar ik aan Noriant en ook aan leden van de regering heb gevraagd vanwaar die kwakkels over schadeclaims - want dat zijn het - blijven komen. Er is geen antwoord op gekomen. In vroegere voortgangsrapportages ook niet. Nu zeggen dat een onderzoekscommissie schadeclaims in het leven zou roepen, dat is helemaal een bewijs uit het ongerijmde, dat kan niet.
Ik heb dezelfde vraag gesteld aan het Rekenhof, en de voorzitter heeft een kopie gekregen van het antwoord. Er zijn wat dat betreft geen afspraken tussen BAM en Noriant. Alles inzake de schadeclaims is een zaak voor de rechtbank. Ik vind het heel tendentieus dat de heer Decaluwe daar nu al bedragen op plakt. Het lijkt wel of hij Noriant op ideeën wil brengen. Dit Vlaams Parlement moet ervoor zorgen dat de schadeclaims er niet komen en als ze toch komen, dat ze klein blijven. We moeten dat gerucht niet aanwakkeren.
De heer Van Mechelen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik redelijk goed geplaatst ben om te stellen dat de commissie Openbare Werken met betrekking tot de voortgangsrapportage haar opdracht uitstekend vervuld heeft. Mijnheer Vanvelthoven, ik vind toch wel dat het van enige decentie had getuigd indien de regering minstens de moeite had gedaan om tijdens dit debat in het parlement aanwezig te zijn. (Applaus bij Open Vld, het Vlaams Belang, LDD en Groen!)
U hebt daar een punt. De beslissing om al dan niet een onderzoekscommissie op te richten is in principe een interne zaak van het parlement, maar ik denk dat het verstandig was geweest, gezien het feit dat de regering met de zeven werkgroepen het dossier naar zich toegetrokken heeft, dat hier iemand van de regering was geweest.
Kort samengevat zijn wij van oordeel dat op dit ogenblik - maar dit sluit niets uit voor de toekomst - een onderzoekscommissie voorbarig is, dat in de commissie Openbare Werken werd beslist om de voortgangsrapportage voort te zetten en dat er een datum moet worden afgesproken zodat we ons parlementair controlerecht kunnen uitoefenen. Als op een bepaald ogenblik blijkt dat we vastzitten, dan zal de vraag naar een onderzoekscommissie ongetwijfeld terugkomen, mijnheer de voorzitter.
Mijnheer Van Mechelen, als u de aanwezigheid van een regeringslid aan het begin van het debat aan het parlement had voorgesteld, dan hadden wij natuurlijk aan het parlement kunnen vragen of er een vertegenwoordiger van de regering gevorderd diende te worden. Dat staat in het reglement. Ik heb die vraag echter niet gekregen.
Mijnheer de voorzitter, het is toch onze schuld niet dat de regering niet aanwezig is?
Neen, dat zeg ik ook niet.
Ik ben blij dat u dat niet zegt.
Als de heer Van Mechelen die vraag in het begin had gesteld, dan had ik dat natuurlijk aan de plenaire vergadering voorgesteld.