Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, sta mij toe dat ik een vraag stel die geen verdeeldheid zaait tussen de Vlaamse steden.
Mijnheer de minister, op 18 maart 2009 keurden we in dit Vlaams Parlement het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening goed. Aan dat decreet werd de hele legislatuur gewerkt. De Vlaamse Regering heeft onder impuls van de bevoegde minister heel veel voorbereidend werk geleverd. Er waren de discussies die daarover gevoerd werden in de bevoegde commissie en de uitgebreide hoorzittingen met alle betrokken spelers die we daarover hebben georganiseerd. Het finale eindstuk was de stemming in dit parlement.
Maar dat eindstuk vormde slechts het begin van het toepassen van het nieuwe decreet Ruimtelijke Ordening. We voerden daarover in de commissie nog een geanimeerde discussie. We zijn het onderling niet allemaal eens over de modaliteiten en over de snelheid waarmee we het moeten invoeren. Maar we zijn het wel allemaal eens dat het zo snel en efficiënt mogelijk moet gebeuren.
Het verontrust me echter dat de raadsmannen van het intern verzelfstandigd agentschap dat de bouwinspectie uitvoert, sinds 1 september 2009 het Grondwettelijk Hof een aantal prejudiciële vragen heeft gesteld. Door middel van die vragen wordt het decreet in feite gedeeltelijk weer in twijfel getrokken.
Het is zeker niet mijn bedoeling het autonoom functioneren van de bouwinspectie in vraag te stellen. Dit lijkt me absoluut nodig om een goed handhavingsbeleid te voeren. Wat me stoort, is het feit dat onze eigen administratie het hier goedgekeurde decreet betreffende de ruimtelijke ordening in twijfel trekt.
Ik wil hier nog even verwijzen naar wat er in 2003 met het zogenaamde handhavingsdecreet is gebeurd. De Vlaamse bouwinspectie is toen in beroep en zelfs in cassatie gegaan. Door die door onze eigen administratie aangespannen procedures is de bodem uit het handhavingsdecreet geslagen. Het gaat hier nochtans om een decreet dat in het Vlaams Parlement is goedgekeurd.
Mijnheer de minister, bent u het eens met de stelling dat deze handelwijze van onze eigen administratie niet correct is? Wat wilt u hier desgevallend aan doen?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, de heer Ceyssens heeft net zelf al aangehaald dat het departement tijdens de vorige legislatuur prejudiciële vragen heeft gesteld. Dit heeft uiteindelijk tot de vernietiging van de betrokken artikelen of stukken geleid.
Nu heeft men vanuit de inspectie geoordeeld dat het beter is voorafgaand aan of zo dicht mogelijk bij de eerste rechtspraak al een aantal vragen te stellen. Een toetsing aan de Grondwet blijft immers altijd mogelijk. Het is beter vanaf het begin al over rechtszekerheid te beschikken. Jaren later kunnen nog steeds vragen worden gesteld. Die procedures kunnen gevolgen met terugwerkende kracht hebben. Om die reden heeft men dit dus gedaan. Dit is een manier om meer rechtszekerheid over bepaalde artikelen te verkrijgen.
Ik heb met mijn departement afspraken gemaakt. In de toekomst zal over dergelijke vragen minstens overleg worden gepleegd. Op die manier zullen we steeds weten hoe en waarom bepaalde stappen worden gezet.
Ik stel me nog steeds de vraag of het daadwerkelijk de bedoeling is rechtszekerheid te krijgen. Ik stel immers vast dat diezelfde stedenbouwkundige inspectie zich in verband met een aantal misdrijven waarvoor de verjaring is ingetreden op de staking van het gebruik baseert. Dit is een aanfluiting van het handhavingsbeleid in het huidige decreet. Ik heb het gevoel dat het om een andere intentie gaat, namelijk een aantal beslissingen weer onderuit halen.
De minister beweert dat dit niet het geval is. Ik hoop dat hij dit duidelijk met zijn diensten heeft besproken. Ik maak me immers zorgen. Ik zou dan ook duidelijk willen horen hoe de minister in de toekomst met de stedenbouwkundige inspectie wil omgaan. Ik denk hierbij ook aan andere aspecten van de zaak, bijvoorbeeld het strijdig gebruik.
De heer Van Mechelen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik heb over dit onderwerp een schriftelijke vraag gesteld. Misschien moet ik eerst even een en ander verduidelijken. Het Vlaams Parlement heeft een decreet betreffende de ruimtelijke ordening goedgekeurd. Volgens dit decreet worden bouwmisdrijven in woonzones na vijf jaar, in open ruimte na tien jaar en in kwetsbare gebieden nooit gedepenaliseerd. Dezelfde regeling en dezelfde termijnen zijn van toepassing voor de herstelvorderingen. Na een discussie die vier of vijf jaar heeft geduurd, heeft het Vlaams Parlement dit bijna unaniem goedgekeurd. Ik stel vast dat de stedenbouwkundige inspectie deze regeling door middel van prejudiciële vragen onderuit tracht te halen bij het Arbitragehof.
Mijnheer de minister, tenzij ik me vergis, mag de stedenbouwkundige inspectie zich zonder toestemming van de bevoegde minister niet tot het Arbitragehof of tot het Grondwettelijk Hof wenden. Hebt u daar toestemming toe gegeven?
De heer Vandaele heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, vorige week is er hier een motie goedgekeurd, onder meer omdat verschillende specialisten ons hadden gewezen op enkele zaken in het decreet die technisch moesten worden verfijnd. De meerderheid heeft dit goedgekeurd. Ik denk dat het een goede zaak is dat we deze reparaties nog konden doen.
Het zou niet slecht zijn dat de ambtenaren - die ook specialisten zijn - zouden kunnen zeggen wat er volgens hen ook nog best zou worden verfijnd in het decreet. Zo zouden zij een inbreng hebben in de oefening die de regering de komende tijd gaat doen.
De heer Peeters heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, het stoort me een beetje dat hier de laatste weken al enkele keren iets is gezegd met een ondertoon van 'we hebben last van onze eigen administratie'.
Ruimtelijke ordening is een heel technische materie, dat is deze voormiddag ook nog eens gebleken in de commissie Ruimtelijke Ordening. De inbreng van ambtenaren vooraf zou heel veel problemen kunnen oplossen. Ik zou er willen voor pleiten dat, als we morrelen aan de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, we dit doen in overleg met onze eigen administratie. Achteraf moeten ingrijpen is geen meerwaarde voor de wetgeving en ook niet voor de burger die de rechtsonzekerheid moet ondergaan.
Ik hou niet van het toontje van: 'Mijnheer de minister, wat vindt u van uw eigen administratie?" Ik ken er mensen en ik weet dat ze gewoon de Vlaamse wetgeving toepassen. Ze doen hun job.
Ik heb een gesprek gevoerd met de mensen van de inspectie. Ze hebben benadrukt dat het helemaal hun intentie niet was om de wet uit te hollen. Ik ga ervan uit dat ze eerlijk en juist hebben geantwoord.
Ze hebben geen vraag gesteld aan het Grondwettelijk Hof. Ze hebben in de hangende rechtsgeschillen vragen gesteld aan de rechter. Ze hebben hem gevraagd of het opportuun was om een vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. Ik heb daarvoor geen toestemming gegeven.
U kunt ervan op aan dat ik voor mijn bevoegdheden de administratie heel sterk betrek: in het voorbereidend werk en in het besluitvormingsproces. Op een bepaald moment zijn het natuurlijk de minister en de regering of het parlement die een beslissing nemen en dan moet men zich daar ook aan houden. Ik steun u zelfs als u zegt dat de meeste ambtenaren de wetgeving uitvoeren en dat het geen zin heeft om een heksenjacht te organiseren, maar ik heb de vraag ook zo niet begrepen. De vraag is wat er kan en wat niet en wanneer dit gebeurt en of dit in overleg is met de minister. Ik denk dat ik hierop heb geantwoord.
Mijnheer de minister, ik ben blij dat u de heer Peeters corrigeert. Ik stel een vraag en ik snap niet hoe hij erbij komt om te zeggen dat ik het heb over 'lastige ambtenaren'. Ik denk dat ik me heel moeilijk uitdruk als ik dit hoor.
Mijnheer Vandaele, ik ga akkoord als u het hebt over input van de administratie - graag zelfs. Ik denk echter dat dit niet de juiste manier is om dit te doen. Mijnheer de minister, ik denk dat wij dezelfde bezorgdheid delen als we zeggen dat onze administratie versterkend kan werken in functie van wetgevend werk, maar niet achteraf, zodat de autoriteit van het Vlaams Parlement onderuit wordt gehaald. (Applaus bij CD&V)
Het incident is gesloten.