Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb een paar cijfers. Van de 214.000 werklozen die Vlaanderen vandaag telt, zijn er 53.000 jonger dan 25 jaar. Dat is op zich al een heel dramatisch cijfer, zeker als we ook de evolutie bekijken. In het algemeen kennen we een stijging van de jongerenwerkloosheid met 30 percent, maar als we ons toespitsen op de jonge mannen onder 25 jaar, is er een stijging met niet minder dan 40 percent. Dat is zeker dramatisch te noemen. We kunnen in deze omstandigheden niet anders dan roepen dat alle hens aan dek nodig zijn om deze mensen zo snel mogelijk opnieuw aan een job te helpen. De cijfers zullen waarschijnlijk zelfs nog iets slechter zijn, want we stellen vast dat nogal wat mensen de instap op de arbeidsmarkt uitstellen en langer naar school gaan om zo de werkloosheid te vermijden.
Het was dan ook niet vanuit een negatief vooroordeel dat ik keek naar de voorstellen die de federale minister van Werk deed om nog maar eens een nieuw actieplan inzake jeugdwerkloosheid te lanceren. Als ik het echter in detail bekeek, kwamen er toch wel een aantal vragen aan de oppervlakte, die ik aan u en aan dit parlement zou willen voorleggen. Ten eerste, hoe de federale minister van Werk die maatregelen op federaal niveau, denkt te financieren. Dat lijkt me in deze tijden geen evidentie. Ten tweede vraag ik me af of we die schaarse middelen dan ook efficiënt zullen kunnen inzetten. Men heeft het over actieplannen inzake jeugdwerkloosheid en over een lastenvermindering die lineair is en waarbij er niet echt een verband is met het loon. Ik vraag me af of daar niet heel veel deadweight tussen zal zitten.
Welke definitie van knelpuntberoepen hanteert men? Ik weet dat niet.
Een laatste vraag - het is eigenlijk de hamvraag - is wat de relatie is met de bestaande banenplannen waarvoor wij in dit parlement een aantal maanden geleden een belangenconflict met de federale regering hebben ingeroepen. Dat was om ervoor te zorgen dat de afschaffing van banenplannen die essentieel zijn om een Vlaams tewerkstellingsbeleid te voeren, zou worden tegengehouden. Men heeft in dit parlement ingezien dat een dergelijke afschaffing nefast zou zijn voor iedere Vlaamse tewerkstellingpolitiek.
Elk van de vragen die ik stel, hebben een rechtstreekse invloed op het Vlaams arbeidsmarktbeleid - wat uw bevoegdheid is - ook op die 53.000 Vlaamse jongeren die vandaag om een job verlegen zitten.
Is er overleg geweest met de federale minister van Werk? Zo niet, is er overleg gepland? Wat zal het standpunt zijn van het Vlaamse Gewest wanneer u met deze voorstellen zult worden geconfronteerd?
Minister Muyters heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, geachte collega's, er is één keer vanuit het kabinet van mevrouw Milquet een vraag geweest aan mijn kabinetsmedewerkers voor een overleg met een heel algemene en ruime agenda. Wij zijn daarnaartoe geweest. Daar is dit onder meer aan bod gekomen, weliswaar in vrij algemene termen.
Een tweede keer ben ik als minister uitgenodigd door mevrouw Milquet, dit echter zonder duidelijke agenda en zonder enig document. Ik heb gevraagd en ben blijven vragen naar die documenten. Ik heb gezegd dat ik eigenlijk pas aan een vergadering wens deel te nemen als we weten waarover de vergadering juist gaat en wat de inhoud van die vergadering zal zijn. Bovendien was deze vergadering vorige woensdagnamiddag gepland. Zoals u weet, ben ik dan geacht aanwezig te zijn in het Vlaams Parlement, waaraan ik dan uiteraard ook de voorkeur heb gegeven. Ik ben nochtans blijven vragen naar de documenten waarvan ik verwachtte dat ze reeds bestonden.
Wij hebben die documenten op maandag 5 oktober gekregen. Dat is dus na de publicaties in de kranten van een aantal voorstellen die ze formuleert en die ook u blijkbaar hebt gelezen. Ik heb de documenten nu gekregen en kunnen bekijken. Sinds de publicaties in de krant, vragen wij een onderhoud en een gesprek met mevrouw Milquet. Dit heeft nog niet plaatsgevonden.
Ik wil eerst even ingaan op de jeugdwerkloosheid. De jeugdwerkloosheid in Vlaanderen bedraagt 10,5 percent. Dit is uiteraard te veel, maar minder dan in Wallonië en Brussel en ook minder dan het Europese gemiddelde van 16 percent. Zeggen dat we daarom niets moeten doen aan de jeugdwerkloosheid, is verkeerd. Maar wij blijven volledig inzetten op het jeugdbanenplan dat door mijn voorganger is opgezet. Ik denk dat de snelle opvolging van jongeren en de mensen een kans geven op individuele opleiding en begeleiding, de juiste weg is. We willen die weg dan ook verder bewandelen.
Als u vraagt naar de inzet van middelen, dan kiezen we er in Vlaanderen voor om nog meer geld te spenderen aan opleiding, vorming en begeleiding van nieuwe werklozen. Daarvoor zijn ook al beslissingen genomen in de raad van bestuur van de VDAB. Dat heb ik vorige week toegelicht.
Het is natuurlijk niet aan mij om te beoordelen wat mevrouw Milquet wil voorstellen. Wat ik in ieder geval weet, is dat het dure maatregelen zijn. Ik weet niet waar zij het geld gaat halen.
Als ik op korte termijn geen reactie krijg van mevrouw Milquet, kan ik eventueel een ministerieel overleg samenroepen. Ik ga ervan uit dat de maatregelen nog niet besproken zijn op federaal niveau. Ik wil in ieder geval met mevrouw Milquet overleggen over de visie en het beleid dat we in Vlaanderen voeren voor activering, vorming, opleiding, 50-plussers en jongeren. Dat is mijn bedoeling. Met de huidige voorstellen is er een kans dat onze beleidsvisie doorkruist wordt door maatregelen die niet zinvol zijn.
Laat mij daar een voorbeeld van geven, namelijk de premie voor knelpuntberoepen. Er zijn in het verleden in Vlaanderen premies geweest voor mensen die een opleiding in een knelpuntberoep volgden. Wij hebben gezien dat dat geen goede maatregel is, dat die veel te veel dood gewicht met zich meesleurde en dat je beter effectief kunt inzetten op meer opleidingen. Wat zie ik in de voorstellen, die nog slechts voorstellen zijn? Minister Milquet lanceert een dergelijk voorstel.
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik trek er twee snelle conclusies uit. Ten eerste getuigt het niet van veel beleefdheid en respect voor de bevoegdheidsverdelingen in dit land als men zonder enig overleg voorstellen lanceert. (Opmerkingen van mevrouw Marijke Dillen)
Dat is een constante, ik kom daartoe.
Het getuigt ook van bijzonder weinig respect voor degenen die vandaag zitten te wachten op een job, om niet één ballon op te laten maar een vloot warmeluchtballonnen de lucht in te sturen - het lijkt wel de markt van Sint-Niklaas in de zomer - zonder dat daar heel concrete maatregelen aan vasthangen of zonder dat er een budget voor is.
Maar het gaat verder. In de nota waar u het over hebt, is er ook sprake van ingrijpen in de regelgeving in verband met interim voor lokale besturen, is er sprake van een hoop halve en hele maatregelen om de Sociale Maribel uit te breiden naar gemeenschapsbevoegdheden, het onderwijs en dergelijke. Dat zijn allemaal zaken die deel uitmaken van uw bevoegdheidspakket, van het pakket van dit parlement. Ik dring erop aan dat u effectief het initiatief neemt om een interministeriële conferentie samen te roepen en de bezorgdheid van dit parlement, althans van mij en mijn fractie, op de agenda te plaatsen.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, het antwoord van de minister is heel duidelijk. Hij vraagt om een overleg. Ik denk dat dat inderdaad noodzakelijk is. Werkloosheid houdt ieder van ons wakker. Het is goed om kort op de bal te spelen.
We kunnen in de kranten lezen dat er een interferentiegevaar is met de bevoegdheden van Vlaanderen. We moeten goed opletten dat het niet gebeurt. We voelen allemaal aan dat begeleiding, opleiding en competentieontwikkeling heel belangrijk zijn, zeker in de toekomst. We hebben spijtig genoeg de voorbije dagen gelezen dat het aantal tijdelijk werklozen dat gebruik maakt van de onderbreking en om een cursus of een opleiding te volgen, heel marginaal is. Dat is een gemiste kans. Vlaanderen moet daar volop op inzetten en er zeker op letten dat dat op een efficiënte manier gebeurt.
Mijnheer de minister, er staat duidelijk in het regeerakkoord dat er een werkgelegenheidsplan komt op korte termijn. Wat is de timing daarvan? Ik denk dat we nog een veel sterker dossier hebben als we naar het federale niveau gaan wanneer we onze eigen visie, concreet vertaald in maatregelen, klaar hebben liggen. Dan hebben we een ijzersterk dossier.
De heer Diependaele heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat we de dramatische gevolgen van de crisis op de jeugdwerkloosheid niet zomaar aan de kant mogen laten liggen. Het is duidelijk dat minister Milquet, in opvolging van minister Onkelinx, niets anders doet dan een federaal beleid voeren voor een typisch Waals probleem. Het mooiste bewijs daarvan werd al aangehaald door de minister: het feit dat het probleem van de werkloosheid bij vijftigplussers nauwelijks in het plan voorkomt. In het kader van de budgettaire problemen van de federale overheid is het helemaal de vraag hoe men dat gaat doen en waarom men dat doet. Ik zou van de minister bevestigd willen horen of de consensus die er in Vlaanderen al is over het voeren van een eigen doelgroepenbeleid, niet in het gedrang komt door de plannen van minister Milquet.
De heer Sabbe heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik wil het recente verleden naar voren brengen. Vanuit Voka weet u toch dat het beste voor de ondernemingen een lineaire, gelijkmatige verlaging van de sociale lasten op arbeid is. We weten allemaal dat wanneer we voor de ene doelgroep iets doen, de andere doelgroep daar dan weer onder lijdt. Een zeer tot de verbeelding sprekend voorbeeld was Daikin in Oostende. Op een bepaald ogenblik was het vooral opportuun om vijftigplussers tewerk te stellen en werden jonge mensen afgedankt om vijftigplussers aan te werven omwille van de subsidiëring van die leeftijdscategorie.
Is het niet uw taak, zeker vanuit de inzichten die u in het bedrijfsleven hebt, om er eerder voor te zorgen dat Vlaanderen een bijdrage levert in die lineaire kostenverlaging, wat met minder administratieve opvolging gepaard gaat? Dat zou u kunnen doen in plaats van uw mogelijkheden te koppelen aan banenplannen, die in vele gevallen aan het doel voorbijgaan en aan cliëntelisme doen van bepaalde groepen ten opzichte van anderen. Ik denk dat een ondernemend Vlaanderen in die richting veel meer hulp en steun zou kunnen bieden dan de richting die hier wordt aangekaart.
De heer Watteeuw heeft het woord.
Mijnheer de minister, het zou goed zijn dat u de zaken zelf in handen neemt en ervoor zorgt dat er een interministeriële conferentie komt, niet enkel om nog eens op te frissen waar de bevoegdheden liggen, maar ook en vooral om iets te doen aan die werkloosheid. U hebt een cijfer gebruikt, namelijk 10,5 percent. En dat is beter dan Wallonië en Brussel. Maar u weet zeer goed dat één cijfer niet alles zegt. In sommige steden is de jeugdwerkloosheid veel erger en is 10,5 percent iets dat men zou willen nastreven. Ook ik zou graag weten wanneer uw werkgelegenheidsplan er aankomt.
Ik heb goed begrepen dat de mensen die zijn tussengekomen er allemaal achter staan om een interministeriële conferentie samen te roepen en dat zal ik dan ook doen, ook om de visie van het parlement mee te delen aan mevrouw Milquet, maar vooral om ervoor te zorgen dat de werklozen op de beste manier diensten vanuit de overheid aangeboden krijgen.
Wat betreft tijdelijk werklozen en de gemiste kansen voor opleiding, heeft de VDAB een maatregel genomen zodat tijdelijke werklozen ook gratis de opleidingen kunnen volgen. Men gaat er relatief weinig op in. Met de automobielsector hebben we een overleg gehad waarbij werd gevraagd dat de VDAB meer in modules zou werken zodat iemand even een opleiding kan volgen, opnieuw aan het werk kan gaan en daarna misschien nog een opleiding volgen die erop voortbouwt. We bekijken dat samen met de vakbonden en de VDAB, niet alleen voor de automobielsector.
Minister Lieten, de minister-president en ik hebben begin september al de sociale partners in Vlaanderen gezien. We hebben hen gevraagd een analyse te maken en voorstellen te formuleren voor een werkgelegenheidsakkoord. Onze bedoeling is in elk geval dat we dat werkgelegenheidsakkoord voor het einde van het jaar volledig kunnen afronden, maar we doen dat in nauw overleg met de sociale partners. Morgenochtend ontmoeten wij hen opnieuw.
In het voorstel van mevrouw Milquet wordt het doelgroepenbeleid weer opgenomen. Dit is in strijd met wat het interprofessioneel akkoord (IPA) naar voren bracht. Het IPA ging ervan uit dat men het doelgroepenbeleid ging vervangen door een lineaire maatregel en dat als er doelgroepenbeleid gevoerd moest worden, dit beter regionaal zou gebeuren. De doelgroepen verschillen ook regionaal. Dat is de filosofie. En ja, wat mevrouw Milquet voorstelt is daarmee in tegenspraak. Ik heb begrepen dat federale sociale partners daarop al hebben gereageerd. Laat ons duidelijk zijn: mevrouw Milquet is er nog niet met goedgekeurde of zwaar overlegde maatregelen. Het kan nog wijzigen.
Wat de maatregelen zelf betreft, heb ik de indruk dat mevrouw Milquet heel duidelijk op haar federale bevoegdheden blijft, maar altijd vlakbij een Vlaamse bevoegdheid. Ik denk aan educatief verlof of industrieel leerlingenwezen. Men probeert daar waar er nog federale instrumenten zijn, die te benutten. Dit kan ons beleid duidelijk doorkruisen. Ik ga in elk geval naar de interministeriële conferentie met de volheid van bevoegdheid die ik heb in Vlaanderen en zal daar ook geen strobreed van afwijken.
Mijnheer de minister, in deze tijden zou het maar normaal zijn dat u en uw collega's bijna wekelijks zouden samen zitten om de situatie te bekijken. Niet om elkaar vliegen af te vangen maar om zo efficiënt mogelijk te proberen mensen aan de slag te helpen.
Wij moeten erover waken dat we niet naar een werkgelegenheidsconferentie moeten gaan in een spannende dwangbuis waarin u zich niet meer kunt bewegen. U moet inderdaad de volheid van bevoegdheid hebben om de nodige maatregelen te kunnen treffen om een eigen doelgroepenbeleid te voeren. Die 214.000 Vlaamse werklozen zitten niet te wachten op nog maar eens warmeluchtballonnen die de lucht ingaan noch op institutionele twisten. Die mensen willen vooral een job. Ik zou willen dat u vooral die boodschap aan mevrouw Milquet overmaakt.
Het incident is gesloten.