Verslag plenaire vergadering
Verslag
Voorstel tot aanvulling van de agenda
Dames en heren, deze morgen heeft de heer Van Hauthem bij motie van orde een voorstel gedaan tot aanvulling van de agenda met het voorstel van decreet van de heer Van Dijck, mevrouw Helsen en de heer Gatz houdende interpretatie van de artikelen 44, 44bis en 62, paragraaf 1, 7°, 9° en 10°, van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Dit decreet is de meesten onder ons wel bekend. Het is goedgekeurd in de commissie op 13 december 2007. In het decreet wordt vastgelegd dat voor het Franstalige basisonderwijs in de zes faciliteitengemeenten de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is voor de taalinspectie en de pedagogische inspectie.
Meteen na de goedkeuring hebben alle mogelijke Franstalige parlementen een belangenconflict ingediend. We zijn nu aan het derde belangenconflict toe. Het eerste belangenconflict is nog op dezelfde dag, 13 december 2007, ingediend door het parlement van de Franse Gemeenschap. De COCOF, de Franse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, heeft dat gedaan op 16 juni 2007. Het Waalse parlement heeft dat gedaan op 14 januari 2009.
We zien dus, net zoals in de kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde, dat al die parlementen keer op keer de procedure van het belangenconflict uitputten, om dan opnieuw een ander Franstalig parlement de zaak in gang te laten zetten, om er zo voor te zorgen dat dit hier niet kan worden goedgekeurd.
Nu is het een goede zaak geweest dat wij gebruik hebben gemaakt van het decreet van 1972 om dit decreet uit de caduciteit te halen en ervoor te zorgen dat het niet opnieuw moet worden ingediend. Dan zouden immers alle Franstalige parlementen - er zijn er overigens nog twee te gaan - opnieuw hetzelfde spelletje kunnen spelen.
We moeten nu als parlement kunnen zeggen dat het genoeg is geweest. Het decreet is nu weg uit de Senaat sinds 29 april 2009. Mijnheer de minister-president, het Overlegcomité heeft dertig dagen de tijd om zich daarover te buigen. We zijn nu juli. Ik stel vast dat het Overlegcomité daarover niet nog bijeen is geweest. De termijn is dus verstreken. Op 29 april is er een advies gestemd in de Senaat, vandaag is het vertrokken richting Overlegcomité. We zijn nu bijna midden juli, en het Overlegcomité is nog altijd niet samengekomen. Moeten wij nog wachten op al die organen die zeer bewust de termijnen laten overschrijden?
Wij moeten nu als parlement zeggen dat het afgelopen is. Het Overlegcomité heeft zijn kans gehad, de dertig dagen zijn voorbij. Bijgevolg hebben wij als parlement opnieuw de volle bevoegdheid. Als we dit vandaag niet goedkeuren, geven we ook nog aan het Brusselse parlement, en eventueel zelfs het parlement van de Duitstalige Gemeenschap, de kans om de zaak nog eens met twee keer 120 dagen op de lange baan te schuiven.
We moeten nu onze verantwoordelijkheid nemen, mijnheer de voorzitter. De termijnen die gelden voor het belangenconflict zijn uitgeput.
De indiener van het voorstel van decreet, Kris Van Dijck, heeft hier op 30 april ook de agendering gevraagd, hoewel het toen uit de Senaat weg was en het Overlegcomité zelfs nog niet de kans had gehad om bijeen te komen.
Hij heeft toen het volgende gezegd: "Mevrouw de voorzitter, we hebben hier nu de gelegenheid, en daarom deze hoogdringendheid. De kranten staan nu vol uitspraken van mensen die stellen dat het Vlaams Parlement eens op zijn strepen moet staan. Het Vlaams Parlement kan vandaag op zijn strepen staan. Ook kan de Vlaamse Gemeenschap zo aangeven dat het haar bedoeling is om ten volle haar bevoegdheden uit te oefenen in zaken die haar door de Grondwet zijn opgelegd. Het gaat met name over het onderwijs binnen de Vlaamse Gemeenschap, dat alleen onze bevoegdheid is. Daarom vraag ik met aandrang om, alvorens we met reces gaan, dit voorstel van decreet goed te keuren."
Ik zou het niet beter kunnen zeggen. Het zijn de woorden die de heer Kris Van Dijck op 30 april heeft uitgesproken. Als parlement moeten we nu vaststellen dat de procedure van het derde belangenconflict is uitgeput en dat we bijgevolg nu moeten stemmen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, collega's, ik dank de heer Van Hauthem voor het letterlijke citaat van wat ik op 30 april heb gezegd. Ik zal niet ontkennen dat ik die woorden heb uitgesproken, en ik zou dat ook niet durven, want dat is ook mijn mening. Op 30 april vroeg ik daarover te stemmen, en we hebben toen geen meerderheid behaald. Dat zijn de feiten.
Ik kan meedelen dat we over dit voorstel van decreet afspraken hebben gemaakt. Ik denk dat ik in dat verband ook mag spreken in naam van de andere indieners, en als dat niet zo is, kunnen ze me straks tegenspreken. Het was de bedoeling om met dit voorstel van decreet duidelijkheid te verwerven over de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap om op te treden in de Franstalige scholen in Vlaanderen inzake het respect voor de taalwetten. In dat verband hebben we in 2007 een interpretatief decreet gemaakt dat de decreten niet wijzigt, maar wel interpreteert.
Onze strategie is erop gericht om een uitspraak ten gronde af te dwingen. Het gaat niet over een belangenconflict, maar wel degelijk over een bevoegdheidsconflict. Dienaangaande zijn in de meerderheid afspraken op het vlak van de strategie gemaakt. Ik aanvaard die aanpak. Die strategie komt erop neer dat wij op de eerstvolgende vergadering van het Overlegcomité de zaak op de agenda zullen plaatsen om zo de gepaste stappen vooruit te zetten om een einde te maken aan de voortdraaiende carrousels. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Mijnheer Van Hauthem, een repliek kan niet. Het reglement schrijft voor dat u vijf minuten spreektijd hebt, en die hebt u ruim gekregen.
Ik dacht dat u de oppositie alle ruimte zou geven. Een repliek is misschien te pijnlijk.
Ik ben voorzitter van het parlement, en probeer de voorzitter van alle volksvertegenwoordigers te zijn. Ik heb u overigens een aantal minuten langer laten spreken.
Ik stel voor dat we stemmen bij zitten en opstaan.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik vraag de hoofdelijke stemming.
Hoofdelijke stemming
Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over het voorstel tot aanvulling van de agenda.
Stemming nr. 1
Ziehier het resultaat:
117 leden hebben aan de stemming deelgenomen;
21 leden hebben ja geantwoord;
95 leden hebben neen geantwoord;
1 lid heeft zich onthouden.
Het voorstel tot aanvulling van de agenda is niet aangenomen.
Redenen voor onthouding?
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Ik vind dit echt een gemiste kans. Ik heb van de uitleg van de heer Van Dijck niets begrepen. Het gaat over bevoegdheden en over het Overlegcomité. Dit parlement had nu eens zijn tanden kunnen tonen. Mijnheer Van Dijck, mijnheer De Wever, mijnheer de minister-president, als u het hebt over het maximaal invullen van de eigen bevoegdheden en van een assertief Vlaams beleid, dan hebt u hier nu al een eerste lakmoesproef gemist. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Het incident is gesloten.