Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de krachtlijnen van de verklaring van Leuven tot besluit van de ministeriƫle conferentie in opvolging van de Bolognaverklaring en de Vlaamse prioriteiten ter zake
Verslag
De heer Schoofs heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, eerder deze week heeft in Leuven de Bolognaconferentie plaatsgevonden. Dit heeft de minister er blijkbaar toe aangezet in de pers een verklaring over de deelname van studenten van het hoger onderwijs aan buitenlandse uitwisselingsprojecten af te leggen.
Tot nu toe namen ongeveer een op vijf studenten deel aan dergelijke projecten. Dat is een gunstige evolutie ten opzichte van het verleden. Ik ben het met u eens dat onze studenten zich in de toekomst wellicht meer zullen moeten openstellen voor uitwisselingsprojecten, om zich te wapenen tegen de internationalisering van ons onderwijs en om een brede talenkennis op te doen.
Uw verklaringen hierover zijn inhoudelijk wel gegrond. Open Vld heeft altijd al gepleit voor meer talenkennis en voor het doceren in vreemde talen in het hoger onderwijs en in de universiteiten.
Mijnheer de minister, als u dit aankondigt - misschien een beetje out of the blue - dan moet het ook afgetoetst worden, want er hangt ook een kostenplaatje aan. Deze week nog hebben studenten betoogd tegen de commercialisering van het hoger en universitair onderwijs. Het kostenplaatje voor studenten - in een sociaal Europa - is toch wel een serieuze meerkost. Aan dergelijke uitwisselingen zijn kosten verbonden. Men krijgt voor een Erasmusproject 200 euro, wat nauwelijks voldoende is voor een kot en om te voorzien in de kosten.
Volgens mij moet het een principe zijn van 'gelijk oversteken'. Als wij in Vlaanderen zo'n aankondiging doen, dan zou ik toch veronderstellen dat er heel wat overleg is gepleegd met andere landen en dat de landen waarmee we willen uitwisselen, ook de bereidheid hebben om proportioneel evenveel studenten naar Vlaanderen te sturen.
Ik weet niet of het een prioriteit was op deze conferentie, maar deze aankondiging komt nauwelijks een maand voor het einde van deze legislatuur. Mijnheer de minister, hebt u dit probleem ook al aangekaart binnen de Vlaamse Regering? Is er budgettaire ruimte voor? Ik veronderstel van niet. Er zijn verkiezingen op 7 juni. Is dit geen voorafname op het beleid van een volgende minister? Ik hoor de minister graag zeggen dat hij zichzelf graag zou opvolgen, maar ik denk dat we toch even de kiezer aan het woord mogen laten. Dit is toch wel een straffe uitspraak die budget vraagt, ook in de volgende legislatuur.
De heer Sannen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, de voorbije dagen was er de opvolgingsconferentie van Bologna. Ze loopt trouwens vandaag in Louvain-la-Neuve.
Voor de Bolognaverklaring was er nog een verklaring van de Sorbonne. Op basis van de Sorbonneverklaring is de Bolognaverklaring tot stand gekomen. Die Bolognaverklaring van tien jaar geleden was vooral een verklaring van instellingen. Het was ook een verklaring van de basis naar de top. Het was in Bologna dat de toenmalige ministers van Onderwijs zich hebben aangesloten bij wat de instellingen voorstelden. De Bolognaverklaring ging vooral over structuren, over kwaliteit, over wetenschappelijk onderzoek en over uitwisseling van studenten, waar daarnet naar werd verwezen.
Tien jaar geleden, net voor de vorige Vlaamse verkiezingen, is de Bolognaverklaring goedgekeurd. Dat was ook een voorafname op de verkiezingen, een grote voorafname zelfs. Het siert dan ook de vorige minister van Onderwijs, mevrouw Vanderpoorten, die dit snel en consequent heeft proberen vorm te geven in het onderwijsbeleid in Vlaanderen.
Op die manier spelen we ook een voortrekkersrol in Europa. Dankzij de vorige minister van Onderwijs spreken we over associaties, over bachelor en master en over de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie die de kwaliteit moet bewaken. Nu is er een nieuw financieringssysteem en credits en flexibiliteit. Dat zijn allemaal opvolgingen en grondige wijzigingen van een verklaring die tien jaar geleden vanuit de basis is geformuleerd en door de toenmalige ministers van Onderwijs werd bekrachtigd.
Mijnheer de minister, vandaag hebben we een opvolgingsconferentie, met ondertussen al 46 landen. Ik kijk uit naar de Verklaring van Leuven. Ik merk dat de conferentie verder reikt en over meer dingen gaat en misschien ook grotere ambities heeft dan wat tien jaar geleden geformuleerd werd.
De heef Schoofs heeft al gewezen op een tekort bij ons inzake uitwisseling en internationalisering. Internationaal opleidingen volgen, gebeurt nog onvoldoende. Ik denk dat we daar een tandje bij moeten steken.
In de marge van deze conferentie is, ten voordele van de studenten, tussen Vlaanderen en Nederland een akkoord geformuleerd over de automatische erkenning van diploma's. Dat is een belangrijke stap vooruit. Ook hier spelen Vlaanderen en Nederland weer een voortrekkersrol.
Mijnheer de minister, de toekomst is misschien niet zo interessant voor ons. Ik heb een beetje schrik. In Vlaanderen hebben we een voortrekkersrol gespeeld in structuren en vormgeving, maar we spelen in Vlaanderen op dit moment ook een voortrekkersrol in het kader van sociale voorzieningen, studietoelagen en studiefinanciering. De initiële masters, bijvoorbeeld, worden bij ons normaal gesproken gefinancierd door de overheid. Dat is niet zo vanzelfsprekend in de rest van Europa.
Mijnheer de minister, zal de sociale dimensie, die u samen met de Benelux-ministers naar voren schuift, die de Europese Commissie naar voren schuift en die het Tsjechische voorzitterschap naar voren schuift, worden ingevuld zoals Vlaanderen die invult? Ik heb een beetje angst dat de minima die naar voren worden geschoven een doorsnee zijn van Europa. Het creëren van studieleningen is voor veel landen al een sociale dimensie, maar wij hebben studietoelagen en hebben nooit gekozen voor studieleningen. Dat is een concreet voorbeeld van hoe dergelijke internationalisering, als we die niet bewaken, de sociale dimensie van ons hoger onderwijs zou kunnen ondergraven.
Op welke manier hebt u de sociale dimensie in de nieuwe Verklaring van Leuven kunnen inbrengen?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, op dit ogenblik wordt in Louvain-la-Neuve op een plechtige wijze een internationale conferentie afgerond, waar Vlaanderen en de Franse Gemeenschap zich tegenover 60 landen van over de hele wereld op hun allerbest tonen.
Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om van hieruit de Katholieke Universiteit Leuven en de UCL te danken en te feliciteren voor de bijzonder goede wijze waarop deze internationale conferentie georganiseerd werd en op dit ogenblik afgerond wordt.
Dit was de belangrijkste internationale onderwijsconferentie sinds 1999. Tien jaar na Bologna onderzoeken we of we samen in staat zijn - om te beginnen met de 46 lidstaten van Bologna en vervolgens met een reeks andere landen zoals Brazilië, Japan en China die we daarbij willen betrekken - opnieuw een ambitieuze, sociale agenda te formuleren voor ons hoger onderwijs. Dat was de inzet. Ik denk dat het bijzonder mooi is dat Vlaanderen gastheer kon zijn van dergelijke conferentie.
Ik begrijp dat er een beetje ongemak was, omdat de volgorde van de vragen moest worden veranderd, waarvoor mijn excuses. Maar ik hoop dat in de 59 andere parlementen er toch vooral een discussie zal zijn over de inhoud van de Verklaring van Leuven, veeleer dan over de volgorde van de vragen.
Ik kom nu bij de inhoud. De heer Schoofs maakt zich zorgen over het feit dat ik 'out of the blue' iets zou formuleren dat te maken heeft met de verkiezingscampagne. Mijnheer Schoofs, we hebben twee jaar intense discussie gehad met de 45 andere partnerlanden van Bologna over de vraag of we voor onszelf en de anderen - want we moeten dat samen doen - een meer ambitieuze doelstelling zouden kunnen formuleren inzake internationale uitwisseling van studenten.
De inzet is wat mij betreft dat studie-ervaring opdoen in het buitenland niet het privilege mag zijn van een kleine minderheid, maar dat velen daarvan moeten kunnen genieten. Dat is immers ongelooflijk belangrijk voor jonge mensen: voor hun talenkennis, voor de breedte waarmee ze kijken naar hun eigen vakgebied, voor hun kritische zin. Daarom heb ik zeer hard gelobbyd, gelukkig met een aantal collega's en gelukkig ook samen met de studenten, om in de Verklaring van Leuven in te schrijven dat tegen 2020 minstens een op vijf van de studenten die een diploma verwerven in de Europese hogeronderwijsruimte, een stukje studie moet hebben gelopen of een ervaring hebben opgedaan in het buitenland. Dat is zo verrijkend dat je dat niet mag beperken tot de happy few.
Dat brengt inderdaad wat mee. We hebben in de Verklaring van Leuven een aantal aanduidingen gegeven van wat het betekent voor de mentaliteit en de organisatie van de universiteiten en de hogescholen zelf. Ook de professoren en docenten moeten meer over de grenzen gaan. Ze moeten buitenlandse universiteiten beter leren kennen om te weten welke nuttige ervaring hun studenten kunnen gaan opdoen, zodat ze studenten ook beter kunnen ondersteunen. Ik zie mevrouw Poleyn, die hetzelfde pleidooi houdt, knikken. Dat is de inzet: zowel studenten als docenten en professoren moeten mobieler zijn en meer over de grens gaan.
Dat betekent onder meer dat we ook verder moeten werken aan het correct werken met studiepunten en diplomasupplementen om duidelijk te maken wat iemand is gaan leren in het buitenland. Het betekent ook dat je een financiële inspanning moet doen. We hebben de voorbije twee jaar initiatieven genomen, eerste stappen, waarbij we de beurzen voor Erasmusstudenten hebben verbeterd. Ere wie ere toekomt: minister Bourgeois, die nu geen lid meer is van de regering, heeft dat mee geïnitieerd. We hebben ervoor gezorgd dat waar enkele jaren geleden de gemiddelde beurs voor een Erasmusstudent zowat 160 euro was, die vandaag meer dan 200 euro bedraagt. Het is iets minder voor studenten die het financieel niet zo moeilijk hebben, meer voor studenten die het financieel moeilijker hebben. Die budgetten zullen moeten groeien.
Dat brengt me bij het volgende punt. De Verklaring van Leuven, mijnheer Schoofs, is geen onderdeel van mijn verkiezingscampagne. We zijn daar al twee jaar over aan het onderhandelen met talloze andere landen die niet bijzonder geïnteresseerd zijn in de Vlaamse verkiezingen. Ik heb net aan een Britse krant uitgelegd hoe we dat verhaal van mobiliteit precies zien. Ik heb in Groot-Brittanië niet zoveel kiezers, u ook niet. U moet zich daar dus geen zorgen over maken. Het gaat over engagementen die wat mij betreft op de onderhandelingstafel zullen liggen van de volgende Vlaamse Regering als de kiezer dat mogelijk maakt. Ik breng die Verklaring van Leuven mee en leg die voor op de onderhandelingstafel. Ik hoop dat alle politici dat zullen doen.
In de Verklaring van Leuven zitten inderdaad belangrijke engagementen die de regering ter harte moet nemen. Er staat uitdrukkelijk in dat overheden meer publiek geld moeten investeren in hoger onderwijs als ze willen dat de kwaliteit daarvan overal toeneemt en als ze willen dat de poorten breder worden opengezet voor alle jonge mensen die het talent daarvoor hebben en de inspanning willen doen. We zeggen letterlijk in de Verklaring van Leuven dat meer investeren in hoger onderwijs door de overheden, van het allergrootste belang is, 'at most priority'.
We verbinden dat ook duidelijk met de vraag naar gelijke kansen. We hebben het over gelijke toegang, het aanboren van reservoirs van talent die we vandaag laten liggen. Daarvoor moet je meer investeren. We zeggen ook zeer uitdrukkelijk in heel de tekst dat hoger onderwijs een publiek goed is, iets waar parlementen en regeringen mee bezig moeten zijn, iets dat ondersteund moet worden door overheden, iets dat je niet kunt overlaten aan de commercie of het privaat winstbejag en iets dat je niet zal beredderen door te zeggen dat de studenten meer zullen betalen.
De studentenvertegenwoordiging heeft een belangrijke rol gespeeld op deze conferentie. De vertegenwoordigers hebben diverse tekstwijzigingen voorgesteld. Enkele uren geleden nog hebben we een akkoord bereikt over een laatste tekstwijziging die ze voorstelden. Daarbij wordt de nadruk op de sociale rol van het hoger onderwijs, op de breedte waarmee die poort moet openstaan voor alle jonge mensen met talent die daarvoor de inspanningen willen leveren, op de nood aan publieke investeringen des te duidelijker gemaakt.
Ik ben van oordeel dat de volgende Vlaamse Regering 10 percent meer moet investeren in hoger onderwijs. Als de kiezer het me toelaat, zal ik inderdaad de Verklaring van Leuven helemaal vooraan op de onderhandelingsagenda zetten, en ik hoop dat dit ook in al die andere landen zal gebeuren.
Mijnheer de minister, u hoeft me niet te overtuigen. Alle argumenten die ik heb aangehaald in mijn vraag, hebt u deels herhaald. U hebt er nog een aantal aan toegevoegd. Het gaat niet over het principe. We moeten doorgaan op de ingeslagen weg van de internationalisering.
U had het over twee jaar geleden. Toen was er sprake van een budgettaire groei en een economische groei in Europa, wellicht in alle landen die de voorbije week aan tafel zaten. Ondertussen worden we echter geconfronteerd met een crisis, en dat niet alleen in Vlaanderen. In sommige Europese landen is het misschien nog erger dan in Vlaanderen. Als u het dan hebt over een akkoord, dan neem ik aan dat het gaat over een streven, en dat dit alles dan gebeurt volgens het principe van gelijk oversteken. Het kan zijn dat elke deelnemend land niet zoveel ruimte heeft als Vlaanderen, maar ook in Vlaanderen is er iets op til. Ook hier is de groei aan het stagneren. Ik vind dan dat u als minister die momenteel nog verantwoordelijk is, enige nuance mag aanbrengen bij een dergelijke visie. U hebt het over een verhoging met 10 percent. Dan moet u consequent zijn en zeggen dat dit zo is indien er budgettaire ruimte is. Als we morgen met een nulgroei zitten, zult u misschien als minister ook moeten zoeken naar budgettaire ruimte. Dan zult u ook de moed moeten hebben om te hakken in andere budgetten, en misschien ook in uw eigen budget. Ik wil dus echt vragen dat u geen voorafname zou doen op de komende regeringsonderhandelingen. Open Vld heeft altijd verklaard voor die internationalisering te zijn, indien er budgettaire ruimte is. We zijn ervoor dat onze Vlaamse studenten de nodige kansen krijgen om de concurrentie binnen Europa en met de rest van de wereld te kunnen aangaan.
Mijnheer de minister, ik hoor hier iets heel anders dan drie à vier jaar geleden, toen Bologna, niet zozeer wat de structuren en de transparantie betreft, maar wat de financiering betreft, de weg dreigde op te gaan van meer commercialisering en minder overheidsinvesteringen. Ik ben blij dat we dat hebben kunnen terugdraaien. Vlaanderen is ter zake altijd het voorbeeld geweest voor Europa. Ik ben blij dat Leuven de plaats is van een nieuwe verklaring, die precies zo sterk die sociale dimensie en emancipatorische rol van het hoger onderwijs onderstreept en meteen ook stelt dat het in eerste instantie de overheid is die dat onderwijs financiert. Dan gaat het dus ook over de initiële master, zoals wij die kennen, en over meer studietoelagen en meer middelen om uitwisseling mogelijk te maken en te participeren. Dat is de verdienste van de Verklaring van Leuven, maar waarschijnlijk sluit dat ook aan bij een traditie die Vlaanderen gelukkig al lang heeft.
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw toelichting. Het parlement zal zeker graag het inhoudelijke debat over de inhoud van de conferentie voeren, wanneer we die verklaring kunnen lezen. Uw medewerker had vorige week beloofd de kladversie te zullen doorsturen. We hebben die niet ontvangen. We wachten op de uiteindelijke tekst. Ik hoop dat er nog een ogenblik zal komen waarop we die volledig en ten gronde zullen kunnen bespreken.
Vorige week hebben we wel een hoorzitting gehad met een aantal Vlaamse onderwijsactoren, ter voorbereiding van die conferentie. Jammer genoeg waren er een aantal afwezigen, maar het was een zeer interessante hoorzitting. Een van de punten waarover ik niet vaak meer iets hoor, maar waarmee Vlaanderen toch nog veel werk had, is het volgende. Als de bamahervormingen het stimuleren van de mobiliteit van studenten binnen Europa tot doel hadden, dan is het eigenlijk toch wel erg dat daarvoor één hinderpaal bestaat, namelijk de erkenning van de buitenlandse diploma's binnen Europa. Ook Vlaanderen kampt ter zake nog met een groot probleem: veel diploma's kunnen niet gemakkelijk worden erkend.
Erkent u dat we hier nog veel werk hebben? Ik hoop dat u dat samen met de Verklaring van Leuven meeneemt naar de regeringstafel. Ik hoop dat u ervoor zorgt dat er in de volgende legislatuur effectief initiatieven worden genomen.
Mijnheer Sannen, u bent heel positief over de sociale dimensie. Ik hoop dat het zo mag zijn. Ik wil graag expliciet van u horen, mijnheer de minister, of de andere landen bereid zijn meer publieke middelen te geven en er bovendien indirect voor te zorgen dat de inschrijvingsgelden betaalbaar blijven. We mogen niet verzeilen in Amerikaanse toestanden.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik weet niet of het u gegund is op de conferentie straks nog een slottoespraak te geven. Het leek er in elk geval op alsof u dit halfrond gebruikte om een generale repetitie te houden.
Mijn fractie deelt uiteraard de bekommernis over de internationalisering van ons onderwijs. Dat hebben we zowel in de commissie als hier al herhaaldelijk aangetoond. Maar het plaatje is bedroevend en teleurstellend. Er zijn veel te weinig studenten die gebruik maken van Erasmus of Leonardo. Voor dit academiejaar zijn het er 2773 voor Erasmus en 439 voor Leonardo. Dat is te weinig.
Europa wil gemiddeld naar 20 percent tegen 2020. Dat vind ik een te beperkte ambitie voor Vlaanderen. Als we de pretentie hebben om een kennisregio te zijn, en dat is terecht, als we optimaal willen inspelen op onze geografische ligging, dan moeten we verder durven gaan dan 20 percent studenten die in hun studieloopbaan naar het buitenland gaan. 20 percent blijft een kleine minderheid, en daar verzette u zich tegen. Ik kan me voorstellen dat dat niet voor alle landen haalbaar is, maar voor ons mag en moet die ambitie hoger liggen. Uiteraard staat daar een toename van het budget voor die post tegenover. U verwees terecht naar het initiatief van voormalig minister Bourgeois en uzelf. Op die ingeslagen weg voortgaan, is voor ons geen enkel probleem. Integendeel, als u daarvoor pleit, zult u in ons een sterke bondgenoot vinden.
De heer Gatz heeft het woord.
Mijnheer de minister, u hebt een wervelend betoog gebracht over Bologna, Erasmus, Leonardo, internationale uitwisseling, kortom, ik denk dat we elkaar daar kunnen vinden. Zoals de heer Sannen aanhaalde, heeft toenmalig minister Vanderpoorten dat mee op gang getrokken.
U stelt doelstellingen voor de toekomst, maar het verontrust me dat u nogal licht over de actuele toestand heen gaat. Minder dan 10 percent van de Vlaamse studenten neemt aan die programma's deel. Dat is bedroevend weinig. Dat heeft met financiële drempels te maken, daar moeten we iets aan doen. We kunnen mensen natuurlijk niet dwingen om naar het buitenland te gaan, maar ik heb het gevoel dat dat niet alleen de verantwoordelijkheid is van de universiteiten en hogescholen. U moet in die verantwoordelijkheid delen. U zou de hand in eigen boezem kunnen steken. U zou kunnen zeggen dat 10 percent onvoldoende is. Of deelt u die mening niet? (Opmerkingen van minister Frank Vandenbroucke)
Het is niet volledig een goednieuwsshow, mijnheer de minister. Een beetje zelfkritiek zou u ook wel sieren af en toe.
De heer De Cock heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op de opvolgingscommissie in Leuven werken zestig landen aan de Bolognagedachte. Ik hoor dat de ambitieuze sociale doelstellingen op de agenda gezet werden. Dat is bijzonder goed, want 6 jaar geleden was het Bolognadenken een beetje afgegleden naar het Angelsaksische model dat veel meer het mercantiele beoogde. Mag ik u erop wijzen dat de meeste soldaten die dienst doen in Irak, hun studietijd gekocht hebben met militaire dienst? Wel, daarvan gruw ik.
Er gaan inderdaad veel te weinig jonge mensen naar het buitenland en er komen er te weinig naar hier. Daaraan onlosmakelijk verbonden heeft men het telkens opnieuw over het aanbod van verschillende talen in het hoger onderwijs in Vlaanderen. De briefschrijvers in de krant hebben het er vandaag ook over: maak plaats voor andere talen in de universiteiten. Maar ze denken aan Oxford English, American slang, Sidney talk en pidgin Engels. Ze denken alleen maar aan Engels.
Ik ben echt wel voor de meertaligheid van onze studenten, in hoge mate zelfs: ik doe een oproep dat ze de moedertaal en drie vreemde talen zouden spreken en goed zouden gebruiken. Maar ik wil echt wel waarschuwen voor een versmalling van alleen maar hoger onderwijs in het Engels. Dat is geen internationalisering zoals die echt moet gebeuren, want een internationalisering zoals die echt moet gebeuren, heeft te maken met de echte definitie van de Erasmusprojecten, namelijk het onderdompelen van de studenten in de taal van de hogeschool van de regio of het land waar ze terechtkomen.
Mevrouw Temsamani heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik denk dat als het over gelijke onderwijskansen in de Europese context gaat, wij zeker niet de slechtste van de klas zijn, maar ik ben ervan overtuigd dat er nog heel wat werk op de plank ligt. Een aantal zaken werden al door collega's aangehaald, maar er ligt zeker nog veel werk op de plank als het om sociale voorzieningen gaat. Het mag u misschien verbazen, maar ik ben absoluut geen 'believer' van een reparerend en retroactief onderwijsbeleid op het niveau van het hoger onderwijs. Ik denk echt wel dat we heel vroeg moeten starten, al vanuit het kleuteronderwijs en het lager onderwijs, want dan pas zijn de slaagkansen voor het hoger onderwijs gegarandeerd.
Ik deel de zorgen die de studenten de laatste dagen publiek tot uiting hebben gebracht in verband met de toenemende kosten, zoals de prijs voor koten, voor studiemateriaal en voor boeken. Een dimensie die hier misschien te weinig wordt geaccentueerd, is het gebrek aan een effectief diversiteitsbeleid op het niveau van de hogescholen. Dat betreft een zware bezorgdheid die ik ook deel. Ik wil daarmee niet zeggen dat er de voorbije jaren geen inspanningen zijn gebeurd, maar ik kijk echt wel uit naar de Verklaring van Leuven en de engagementen die de Vlaamse Regering zal nemen. Ik zal de zaak met heel veel interesse ook in de toekomst blijven opvolgen.
Mevrouw de voorzitter, de heer Gatz spreekt helemaal naar mijn hart als hij zegt dat we in deze discussie vooral ook kritisch moeten zijn voor onszelf. Ik heb de voorbije maanden en ook vanochtend nog in mijn inleiding, beklemtoond dat de ministers zelf kritisch moeten zijn, want het risico van zo'n verklaring is dat men oppoetst wat men heeft gedaan, zelfgenoegzaam zegt hoe goed men bezig is en de zwakke kanten niet ziet.
Mijnheer Gatz, ik ben dat totaal met u eens. En inderdaad, zeggen dat één student op vijf een buitenlandse ervaring moet hebben gehad, dat is een verdubbeling van wat we vandaag presteren, want we zitten om en rond de 10 percent en zelfs iets daaronder. Ik ben het dus helemaal met u eens. En we zullen de praktische gevolgen daarvan moeten dragen. Het brengt moeilijke discussies met zich mee over het probleem van de talen, over de financiering van de studenten, over de contacten met het buitenland. Ik ben het helemaal met u eens.
Zelfkritisch, mevrouw Poleyn, inderdaad ook bij de erkenning van de diploma's. Maar ik heb gisteren, in de marge van de internationale conferentie, een akkoord bereikt met mijn Nederlandse collega waarbij we naar een automatische erkenning gaan, niet alleen van het niveau, master of bachelor, maar werkelijk van het specifieke diploma. Ik heb met hem een methodologie afgesproken op basis van eerst een besluit en vervolgens een verdrag, waarbij we zullen garanderen dat van wie studeert in Nederland of in Vlaanderen, het diploma automatisch erkend wordt daar waar het gelijkwaardig is. De student moet dus niet langer helemaal eenzaam de administratieve weg van de aanvraag bewandelen en misschien nog wel lik op stuk krijgen ook. Dat is een hele belangrijke vooruitgang waarbij we, eerlijk gezegd, als we dat realiseren, opnieuw voorloper zijn in Europa.
Wat het probleem betreft van de democratisering en de inschrijvingsgelden - en dit is ook een beetje een antwoord op de verzuchtingen die ik hoor bij mevrouw Temsamani en de heer Sannen - zeggen we in de Verklaring van Leuven letterlijk dat elk van de 46 Bolognalanden nu voor zichzelf nationaal becijferde doelstellingen moet geven inzake de verhoging van de algemene deelname aan hoger onderwijs en de verbetering van de deelname van bepaalde sociale groepen die we vandaag te weinig zien in onze hogescholen en universiteiten, zoals werkstudenten, mensen die terugkeren nadat ze een aantal jaren gewerkt hebben, studenten met een handicap, studenten die uit de migratie komen. We zien die te weinig, daar zijn ook talenten.
En dus zegt de tekst van Leuven aan elk van de lidstaten dat ze nu voor zichzelf een becijferde doelstelling moeten opmaken op dat dubbele spoor: de verbetering van de algemene deelname en de verbetering van de deelname van ondervertegenwoordigde groepen. De tekst zit zo in elkaar, mevrouw Temsamani, dat het voor een regering die van plan zou zijn om de studiegelden van de studenten te verdubbelen of te verdriedubbelen, niet gemakkelijk zal zijn om voor zo'n asociaal beleid te gaan nadat ze deze tekst hebben goedgekeurd.
Mijnheer Schoofs, ik ben toch wat verrast door uw uiteenzetting. U vindt het verkeerd dat ik een significante verhoging wil van het budget voor hoger onderwijs. Dat is een voorafname, en dat zou niet mogen, zegt u. Maar als minister Ceysens, verantwoordelijk voor Wetenschapsbeleid, zegt dat we 3 percent moeten bereiken inzake investeringen in onderzoek en ontwikkeling, hoor ik u niet zeggen dat dat onfatsoenlijk is. Het is toch niet onfatsoenlijk om te zeggen dat je een ambitie hebt? Minister Ceysens heeft die ambitie, en ik steun die. Ik hoor u niet zeggen dat mevrouw Ceysens een toontje lager moet zingen.
Ik kan daar alleen maar uit concluderen dat u inhoudelijk andere prioriteiten hebt. U vindt het, als Vlaamse liberalen, niet kunnen dat wij nu al zeggen dat de Verklaring van Leuven voor ons betekent dat we sterk bijkomend investeren in hoger onderwijs. Wellicht hebt u na de verkiezingen een andere prioriteit dan wij.
U had vanmorgen moeten luisteren naar de Europese Commissaris Ján Figel', die voor heel Europa uitlegde dat precies in deze crisistijd investeren in onderzoek, wetenschapsontwikkeling en hoger onderwijs cruciaal is. Het is dus een voorafname die je moet nemen als je een investeringsregering wilt zijn. Als je durft te kijken naar de toekomst, moet je dat nu zeker doen.
Maar ik neem aan dat de Vlaamse liberalen andere prioriteiten hebben. Dat is eerbaar. Het is ook nuttig om dat te vernemen, en de kiezers moeten daarover oordelen. Maar wat mij betreft, is investeren in hoger onderwijs een investeringsprioriteit van een volgende Vlaamse Regering. Ik zal de Verklaring van Leuven inderdaad vooraan leggen bij de regeringsonderhandelingen, indien de kiezer mij daartoe mandateert.
Mijnheer de minister, er komt in dit debat een heel andere mening naar voren dan de mening die u geponeerd hebt in de krant. Dit is een genuanceerd verhaal. Als ik de heer De Cock, mevrouw Poleyn, en uzelf en uw fractievoorzitter hoor praten, is het een veel genuanceerder verhaal dan te zeggen dat u de middelen met 10 percent zult verhogen.
Er zijn hier tal van kanttekeningen gemaakt. Ook door uzelf, toen u zei dat we moeten streven naar een consensus met de 46 landen over budgettaire inspanningen en een spreiding in de tijd. Dat is een heel ander verhaal dan wat ik van u gelezen heb in de krant.
Maar neen. Dat is letterlijk hetzelfde.
Mijnheer De Bruyn, mijnheer Gatz, ik steun uw stelling dat wij onze ambitie hoger moeten leggen. Uiteindelijk, als we echt naar een geïntegreerd onderwijslandschap gaan in Europa, zouden uitwisselingsprogramma's zoals we die vandaag kennen, zoals Erasmus, achterhaald moeten zijn. Het zou logisch moeten zijn dat we masteropleidingen volgen in Nederland, Frankrijk of Duitsland, en dat die diploma's automatisch erkend worden. Het zou logisch moeten zijn dat docenten zich gemakkelijker kunnen verplaatsen. Als je een echt geïntegreerd hogeronderwijslandschap hebt, zou het de logica zelve moeten zijn dat je mobiliteit organiseert op basis van volwaardige opleidingen die elders in Europa georganiseerd worden. De uitwisselingsprogramma's lijken mij wat dat betreft veeleer een aanzet, waar we op dit moment onvoldoende in slagen. De heer Gatz heeft daar gelijk in.
Mijnheer de minister, als we de ambitie hebben om die grotere mobiliteit in Europa te realiseren, moeten we er op heel korte termijn voor zorgen dat de mobiliteit van docenten en studenten wat soepeler verloopt in Vlaanderen - tussen instellingen - en in België - tussen Vlaanderen en Wallonië.
Daar falen wij. Het is soms makkelijker om een uitwisseling te hebben met het buitenland dan een master of andere deelopleiding te volgen bij een andere universiteit in Vlaanderen of in Wallonië. Ik hoop dat we dit het eerste of tweede jaar van de volgende legislatuur kunnen realiseren zodat we in de toekomst geloofwaardiger internationaal kunnen denken.
Het incident is gesloten.