Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Temsamani, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, dit decreet vormt een belangrijk sluitstuk van het onderwijsbeleid van deze legislatuur. We kunnen gerust stellen dat men, bij de uitwerking van dit ontwerp van decreet, niet over één nacht ijs is gegaan. Niet alleen passeerde dit decreet de gebruikelijke adviserende geledingen binnen het onderwijsveld, maar reeds twee jaar geleden bezorgde de minister ons een uitgebreide reflectienota om het noodzakelijk overleg binnen het veld te kunnen stimuleren.
In de commissie voor Onderwijs kwam het onderwerp de laatste jaren ook meermaals aan bod in gesprekken over verwante thema's. Telkens werd bevestigd dat het nieuwe onderwijsniveau van het hoger beroepsonderwijs en het secundair-na-secundair onderwijs een noodzakelijke sport vormt op de onderwijsladder, waarmee we elk individu de kans willen geven en willen aansporen om zijn persoonlijke talenten optimaal te benutten.
Tijdens de formele besprekingen in de commissie van het eigenlijke ontwerp kwam het onderwijsveld tijdens een hoorzitting nogmaals uitgebreid aan bod. Voor een verslag hiervan en de constructieve bespreking, waarvoor ik de collega's in de commissie voor Onderwijs en vooral die van de meerderheid wil bedanken, verwijs ik naar het schriftelijke verslag.
De heer Pieters heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, mijnheer de minister, hier ligt een ontwerp voor waarvan we de bespreking in de commissie niet hebben bijgewoond. Onze fractie kan zich niet verzoenen met de wijze van werken binnen de commissie voor Onderwijs van de afgelopen vijf weken. Vijf weken voor het einde van de legislatuur wordt de commissie geconfronteerd met vier toch ingrijpende ontwerpen. Eentje daarvan, het ontwerp van Kwalificatiedecreet, kregen we wel toegezonden. De teksten van de drie andere ontwerpen hebben we echter niet tijdig ontvangen. De avond voor de commissievergadering kregen we een elektronisch bericht met meer dan 1000 bladzijden. Ik zie de heer Voorhamme in die commissie nog altijd zwaaien met een ingebonden bundel. Mijnheer Voorhamme, u bent nu eenmaal lid van de meerderheid. U had natuurlijk alles al klaarliggen. Als we die pagina's hadden willen uitprinten, dan had één nacht niet volstaan.
Ik denk dat de heer Tavernier geen lid is van de meerderheid. En hij heeft wel de tijd gehad om heel het dossier grondig te bekijken.
Dan wil ik aan de heer Tavernier vragen of dat wel waar is. Ik geloof daar niets van. Hij was razend - vraag het maar aan de heer Daems. (Opmerkingen)
We hadden de teksten gewoon niet. U hebt zelf met de meerderheid het Reglement goedgekeurd. U zou daar toch enig respect voor moeten betonen. Eigenlijk wordt het parlement beledigd doordat u er op het laatste moment alles nog wilt doorsluizen. Als ik het goed heb begrepen, werden nog een aantal amendementen uitgeschreven. Zelfs op dat vlak waren er vertragingen.
Mevrouw Van Kerrebroeck heeft het woord.
U hebt het over snel-snel, maar daarnet hebt u gezegd dat het om vijf weken gaat. Vijf weken, dat is toch niet zo snel!
Het zijn vijf weken voor vier ontwerpen die in totaal ongeveer 1600 bladzijden beslaan. Als u het Reglement respecteert, weet u ook dat de teksten minstens zeven volle dagen voor de toelichting moeten voorliggen. U hebt dat Reglement toch ook mee goedgekeurd!
Zoals ik daarnet heb gezegd, getuigt dit van een absoluut gebrek aan respect voor dit parlement. Dat de meerderheidspartijen dit accepteren, is hun zaak. Zij zijn tenslotte al de hele legislatuur op de hoogte van de vorderingen van het ontwerp. Om een democratie waardig te zijn, moet men minstens het eigen Reglement respecteren. Onze fractie heeft zich dan ook vanaf deze datum gedistantieerd van de commissiewerkzaamheden die betrekking hadden op deze drie ontwerpen van decreet.
Wij zijn trouwens niet de enigen die hier zo over denken. Verschillende sociale partners ergeren zich mateloos aan het laakbaar feit dat er onvoldoende tijd werd uitgetrokken voor de bespreking van deze decreten. De meerderheidspartijen hebben het zelf nog nodig geacht een hoorzitting te organiseren. Wij gaven aan dat we niet eens de mogelijkheid zouden hebben om een fatsoenlijke hoorzitting te organiseren.
In die verslagen staat duidelijk het volgende. Ik citeer uit het protocol van de Christelijke Onderwijscentrale (COC): "Het ontwerp van decreet dat ter bespreking voorligt, betreft de oprichting van een nieuw niveau in het onderwijs, maatschappelijk zeer relevant maar helaas op dit moment nog te weinig rijp voor uitvoering." Ik citeer verder: "Dit geldt in meerdere of mindere mate evenzeer voor de drie andere decreten die deze commissie op bijzonder weinig tijd moet doorworstelen. Een decreet heeft nu eenmaal een vrij lange doorlooptijd nodig. Daarop inkorten verhoogt de kans op vergissingen, verkeerde inschatting of onvoldoende anticiperen op de effecten."
Er mag eveneens vermeld worden dat er enkel mogelijkheid werd gegeven aan de verschillende organen om advies uit te brengen op het eerste voorontwerp. Dat was van juni 2008. Hieruit bleek de noodzaak van een tweede voorontwerp van januari 2009 met ingrijpende wijzigingen maar waarop geen advies meer werd gevraagd. Alleen de SERV heeft zich de moeite getroost om een advies te leveren op eigen initiatief.
De minister wil rechttrekken wat licht gebogen was maar met als resultaat dat het krommer en krommer geworden is. Het hele ontwerp van decreet is verworden tot een poging om alles dat niet behoort tot de normale weg op de onderwijsladder, in een structuur te gieten om het zo toch maar te laten behoren tot de normale onderwijsloopbaan. De minister heeft zich duidelijk laten leiden door een aantal specifieke eisen van instellingen die hun slag thuis willen halen. Het is alleen nog meer verwarrend geworden.
In de discussienota 'Treden naar succes, werk en leren' van januari 2008 was een redelijke aanzet gegeven. De doelstellingen, definities, kenmerken en bevoegdheden zaten in de goede richting. Maar zoals meestal het geval is bij de uitwerking van decreten, is de uiteindelijke uitwerking ontspoord. Ditmaal is het overduidelijk dat het verkrijgen van resultaat binnen de legislatuur primeert boven de degelijkheid. We hebben de minister-president daarstraks nog horen zeggen bij een actuele vraag dat kwaliteit voorgaat op timing. Hier werkt het blijkbaar andersom.
Ik wil nogmaals de COC citeren uit het verslag van de hoorzitting: "De onderwijsbonden zagen geen andere mogelijkheid dan voor het geheel van het ontwerp een niet-akkoord te geven." Dat is wel zeer duidelijk. "Het geheel rammelt." Iets verder staat: "Wij roepen de volksvertegenwoordigers daarom ertoe op hun verantwoordelijkheid op te nemen."
Onze fractie wil nog eens duidelijk stellen dat mensen nu eenmaal verschillend zijn en dat een gelijkheid gewoonweg niet mogelijk is. De capaciteiten tussen leerlingen zullen altijd zo verschillend zijn, dat die verschillende structuren nodig zijn om ieder van hen, aan weerszijde van het spectrum, het optimale, gelijkwaardige onderwijs te verschaffen.
Een eerste opmerking betreft de benaming die ingevoerd wordt via dit ontwerp van decreet. Als wordt geopperd dat de benamingen aso, tso en bso, de verschillende richtingen binnen het secundair onderwijs, moeten verdwijnen omwille van de negatieve bijklank en omdat de gelijke kansen tussen de niveaus in het gedrang komen, dan is de inkleuring van Se-n-Se in de huidige vorm dat ook. De vlag moet immers de lading dekken. Indien de naam Se-n-Se zou gebruikt worden voor de opleidingen van de vierde graad modevormgeving en plastische kunsten, waar geen secundair diploma vereist wordt, en voor het zevende jaar bso, dan kan dat kloppen. Indien de benaming bho, bedrijfsgericht hoger onderwijs, de afkorting die u destijds in 'Treden naar succes, werk en leren' zelf hebt aangegeven als alternatief op hbo, zou gebruikt worden voor de zevendejaars tso en kso voor mogelijk 30 en 60 studiepunten, dan kan dat kloppen. Deze beide titels, Se-n-Se en bho kunnen georganiseerd worden met secundair onderwijs en het Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO) in samenwerking met een hogeschool en het bedrijfsleven. De studierichtingen met 90 en 120 studiepunten onder de benaming gho, gegradueerd hoger onderwijs, kunnen dan georganiseerd worden door een CVO en een hogeschool in samenwerking met het bedrijfsleven.
Met die opdeling klopt het plaatje, met de huidige benamingen niet.
Ik wil hier mijn repliek herhalen naar aanleiding van de nota 'Treden naar succes, werk en leren', waarnaar ik daarnet al verwees. Er is duidelijkheid nodig voor alle betrokkenen, ook over de opstap naar het bachelorniveau. Wat ik het bho blijf noemen, is onzes inziens een finaliteit in het regulier onderwijs en geeft enkel in uitzonderlijke situaties toegang hogerop, dus naar het bachelorniveau. Bedrijfsgebonden of individuele competentieverwerving moet mogelijk leiden tot een verbetering van de vakbekwaamheid. Het moet meer gaan over mensen die reeds tewerkgesteld zijn en daarnaast nog een bijscholing volgen. Op die wijze is de financiering al beter te regelen en voor de bedrijven interessanter, omdat ze de werknemer reeds in dienst hebben en zowel de situatie van het bedrijf als die van de werknemer kunnen verbeteren. Dat is de klassieke win-winsituatie.
De leeftijdskwestie speelt ook een grote rol. In de commissie is al diverse malen aangehaald dat ons onderwijs strak vasthoudt aan leeftijdsgebonden onderwijs. Nogal wat leerlingen die uitstromen uit tso en bso, komen slechts op latere leeftijd tot de jaren van verstand. Een andere groep van jongeren kan de verleiding moeilijk weerstaan en wil zo snel mogelijk geld verdienen, om het nadien natuurlijk ook te kunnen uitgeven. Na een aantal jaren merken die jongeren dat ze toch nog iets te kort komen in hun opleiding, of merken ze dat ze toch meer potentieel in huis hebben en alsnog een extra competentie willen verwerven, via de centra voor volwassenenonderwijs of via het bedrijf.
Ik wil hier de vergelijking maken met de Vakopleiding Procesindustrie (VAPRO) in Nederland. Dat heb ik destijds ook gedaan met de nota. Met die opleidingen werd trouwens begonnen omdat het reguliere onderwijs in Nederland faalde. Ik wil ook verwijzen naar ons eigen Instituut voor Permanente Vorming (IVPV). Ik heb het over opleidingen op hoger niveau, opleidingen via het bedrijf omdat dat het nodig achtte in functie van het werk. De deelcertificaten zijn niet bedrijfsgebonden, maar wel persoonsgebonden en dus zeker een meerwaarde. Als de accreditering voor iedereen dan gelijk is in de sectoren, is dat een pluspunt. We moeten voorkomen dat de jongeren het kind van de rekening worden. We kunnen structuren immers aanpassen zoveel we willen, maar de onderliggende sociale realiteit veranderen, doen we niet met een pennentrek.
Alvorens een structuur wordt uitgewerkt en decretaal verankerd, is het nodig dat de reeds bestaande opleidingen door de op te richten commissie worden gekwalificeerd en gekwantificeerd, en zo de 30, 60, 90 en 120 punten worden toegekend. Volgens de studiepunten en de onderwijsinstelling die de opleiding inricht, kan het niveau dan worden bepaald en naderhand vastgelegd. Nu dreigt er onduidelijkheid op te treden over de vraag welke richting op welk niveau zal worden gekwalificeerd. Wegens de concurrentie tussen de instellingen zal er een strijd losbarsten, waarvan de leerlingen in eerste instantie de dupe zullen worden. Het zal nog belangrijker worden voor de bedrijven om te weten bij welke instelling de student is afgestudeerd, om de competentie voldoende te kunnen beoordelen. Daar hebben we ook al meermaals op gewezen in de commissie.
Traject- en studiebegeleiding, eerder verworven competenties, werkplekleren: diverse elementen worden aangekaart, maar krijgen in het ontwerp van decreet geen uitwerking. Een recent contact van onze fractie met middenstands- en ondernemersorganisaties heeft ons geleerd dat bij jongeren vooral een gebrek aan motivatie en werkethiek vast te stellen was. Die competenties zijn niet direct gerelateerd aan een opleidingsniveau, laat staan aan een op een arbeidsplaats gerichte hogere opleiding. We moeten nogmaals herhalen dat de bevoegdheidsverdelingen in onze federale staat leiden tot onmogelijke situaties. Hoewel het onderwijs zogenaamd volledig de bevoegdheid is van het Vlaamse Gewest, zijn er ter zake nog altijd federale wetten waaraan we ons moeten conformeren.
Eigenlijk heeft het geen zin om dit ontwerp van decreet in detail te gaan bespreken, aangezien we reeds over de grote lijnen geen overeenstemming vinden. Zoals ik al eerder zei, zijn we duidelijk niet de enigen: zowat alle adviezen die hierover werden uitgebracht, hebben duidelijk aangetoond dat dit ontwerp van decreet nog niet rijp is, nog niet voldoende doordacht werd, hoewel men er al een lange tijd mee bezig is. Ik begrijp dat dit al vier à vijf jaar duurt. Het lijkt ons beter nog een jaar voort te werken met de huidige structuren en dan een degelijk uitgewerkt en gedragen ontwerp van decreet te bespreken, in plaats van nu gauw gauw deze regeling in te voeren.
Ik wil eindigen met uw eigen beeldspraak over de sporten op de onderwijsladder en met mijn vakbekwaamheid op het vlak van veiligheid. Mijnheer de minister, u herplaatst een ontbrekende trede van een oude houten fruitladder en u smukt die op met een flinke laag verf. Binnenkort vertrouwt niemand die ladder nog en riskeert u een serieus veiligheidsprobleem, of erger nog: er komen accidenten van. Wij zullen dit ontwerp van decreet dan ook niet goedkeuren! (Applaus bij het Vlaams Belang)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2008-09, nr. 2157/4)
De artikelen 1 tot en met 165 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.