Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
De heer Verfaillie heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wou gewoon even kort interveniëren tijdens de bespreking, maar ik merk dat er zo goed als geen sprekers zijn.
Ik zou het vooral willen hebben over de planbaten en de interpretatie van het begrip planbaten. Mijnheer de minister, ik wil het vooral hebben over het project planbaten en het begrip onteigeningen en verwervingen ten algemenen nutte wat de openbare besturen betreft.
Collega's, mag ik vragen om te gaan zitten of anders naar de koffiekamer te gaan?
Ik zou het concrete voorbeeld willen geven van een lokaal bestuur dat landbouwgronden aankoopt met de bedoeling om een ruimtelijk uitvoeringsplan te maken en daarvoor marktconforme prijzen dient te betalen. Ik denk niet dat het de bedoeling is dat het lokaal bestuur bij de ontwikkeling van de woonzone inderdaad planbaten zou moeten betalen.
Ik kan u het voorbeeld geven van een stad, x, y of z, die landbouwgrond aankoopt aan bijvoorbeeld 30 of 40 euro per vierkante meter, omdat ze ook in concurrentie moet treden met de private markt en daaromtrent een marktconform schattingsverslag bekomt. Het schattingsverslag zegt specifiek dat een gemeente daarvoor 40 euro mag betalen. Dan denk ik niet dat het de bedoeling is om bij de ontwikkeling van de woonzone hiervoor planbaten te betalen en het begrip inderdaad valt onder onteigeningen en verwervingen ten algemenen nutte. Maar ik had daar graag uitsluitsel over gekregen.
Mevrouw de voorzitter, zoals ook in de verslaggeving al aangekaart, zijn we zeer tevreden over een aantal instrumenten die we eindelijk in handen krijgen om betaalbaar wonen in de praktijk te kunnen realiseren. Dat was een van onze speerpunten waar we de nodige aandacht voor hebben gevraagd.
Vanuit CD&V willen we ook aandacht vragen om er zeker oog voor te hebben, zowel vanuit de minister van Ruimtelijke Ordening als de minister van Wonen, om de gemeenten bij te staan en te ondersteunen om zich de instrumenten die ze nu in handen krijgen eigen te maken. We krijgen heel wat instrumenten in handen, denk maar aan wonen in eigen streek, samenwerking met private of sociale huisvestingsmaatschappijen en mogelijkheden voor het aansnijden van gebieden mits aan een aantal voorwaarden is voldaan.
Ik heb begrepen dat er al enige contacten zijn vanuit de administratie en dat er een callcenter zou worden opgestart. Dat is heel belangrijk, willen we een slaagkans geven aan het grond- en pandenbeleid.
Een tweede punt wordt gevormd door de uitvoeringsbesluiten. Ook bij het decreet Ruimtelijke Ordening is gevraagd naar de stand van zaken. We kregen het antwoord dat er tegen Pasen uitvoeringsbesluiten zouden zijn. Geldt dat ook voor het Grond- en Pandendecreet? De uitvoeringsbesluiten zijn immers cruciaal voor het in werking treden van het decreet.
Een derde punt dat ik onder de aandacht wil brengen is de kapitaalschade. Ik kom er straks nog op terug bij het decreet over gebruikersschade omdat het met dit ontwerp samen moet worden gelezen om een volledige bestemmingswijzigingscompensatie te krijgen. Wat betreft de kapitaalschade bij het grond- en pandenbeleid, wil ik voornamelijk mijn bezorgdheid uiten over de uitvoeringsbesluiten. Vandaag zitten al een aantal landbouwers te wachten op deze regelgeving omdat er een aantal RUP's zijn goedgekeurd waarbij landbouwers in aanmerking komen voor die kapitaalschaderegeling. Graag had ik hiervan de stand van zaken. Kunnen we hier een snelle inwerkingtreding krijgen?
De heer De Klerck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, het mag duidelijk zijn dat er heel wat stimulerende maatregelen in het grond- en pandenbeleid verwerkt zijn. Het monopolie van de sociale huisvestingsmaatschappijen wordt doorbroken. Dit is een unieke kans voor de privésector om zelf sociale huur- en koopwoningen in kavels te realiseren.
Ruim 55.000 mensen staan op een wachtlijst voor een sociale of bescheiden woning. Zelfs de recentste studies tonen aan dat er in principe nog eens 300.000 mensen in aanmerking kunnen komen voor een dergelijke woning. De nood is ongetwijfeld zeer groot. De socialehuisvestingsector is niet in staat om de wachttijden volledig weg te werken. Daarom moet worden gestreefd naar een win-winsituatie samen met de private sector.
Daarnaast is er ook een wisselwerking tussen het decreet op de Ruimtelijke Ordening en het ontwerp van decreet op het Grond- en Pandenbeleid. Dat heeft menig spreker vandaag al onderstreept. De overheidsgronden zullen versneld geactiveerd worden en de woonuitbreidingsgebieden zullen vlugger en eenvoudiger aangesneden kunnen worden, waardoor het totale volume aan bouwgronden zal toenemen. Vanuit verschillende beleidsdomeinen wordt getracht de bouwsector extra stimulansen te geven.
Verder voorziet het ontwerp van decreet in een substantiële financiële impuls om kwaliteitsvolle maar verkrotte en verwaarloosde leegstaande panden op te waarderen. Dat is een belangrijk doel op zich. In dit ontwerp van decreet zijn daarvoor de nodige accenten verwerkt. Bij verkoop van leegstaande of verkrotte woningen wordt de aanslagbasis voor registratierechten verlaagd met 30.000 euro. Verder is er ook de vermindering en de meeneembaarheid van de registratierechten en de zogenoemde papa- en mamalening tot 25.000 euro voor renovatie, met een fiscale aftrek gedurende 8 jaar.
Ik wil de constructieve bijdragen van de verschillende actoren tijdens de verschillende hoorzittingen naar aanleiding van het ontwerp van decreet benadrukken. Veel van de gemaakte opmerkingen werden uitgeschreven in concrete amendementen. Maar liefst 46 amendementen werden er ingediend en verwerkt in het ontwerp van decreet.
Collega's, na drie jaar keihard werken is het tijd om te landen met dit ontwerp van decreet. Het biedt unieke kansen voor de overheid, de burger en het bedrijfsleven, die nu hopelijk met beide handen gegrepen zullen worden. Indien de nodige aanpassingen naar implementatie van het decreet zich zouden opdringen, willen we die zeker onderzoeken, maar laten we in de eerste plaats aan de slag gaan met de uitgewerkte instrumenten.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, er is deze legislatuur onmiskenbaar heel wat gerealiseerd op het vlak van wonen. Straks stemmen we over het decreet betreffende het grond- en pandenbeleid. Dit is zonder meer een mijlpaal voor een sterker sociaal beleid op het vlak van ruimtelijke ordening en wonen, dat als expliciete doelstelling heeft om betaalbaar wonen voor iedereen haalbaar te maken en dat er wil voor zorgen dat eenieder onderdak vindt in een zowel betaalbare als kwaliteitsvolle woning.
Het is bekend: dit is een uitvoering van de afspraken in het Vlaamse regeerakkoord en de meerderheidsresolutie over de beschikbaarheid van betaalbare kavels. Het uitgangspunt, betaalbaar wonen voor iedereen mogelijk maken, wordt in dit ontwerp beoogd door het aanbod van sociale woningen drastisch te vergroten, waardoor de wachtlijsten ongetwijfeld korter zullen worden. Tegelijk wordt ook in duizenden kavels en extra koopwoningen voorzien, waardoor de eigendomsverwerving, waarin Vlaanderen al Europees koploper is, ongetwijfeld nog zal toenemen.
Door het aanpakken van verkrotting en leegstand moet ook de leefbaarheid in de steden worden vergroot. Het instrumentarium aan maatregelen die in het ontwerp zijn vervat, zorgt ervoor dat alle actoren die actief zijn op de woningmarkt, worden geresponsabiliseerd. Om die ambitieuze doelstelling waar te maken, heeft de Vlaamse overheid in een kapitaalsinjectie in de vorm van een totaalpakket aan investeringen van maar liefst bijna 6,5 miljard euro in de bouwsector voorzien. Dat zal ongetwijfeld de economie en de bouwsector een flinke zuurstofinjectie geven. Ook dat kan tellen als stimulans voor de Vlaamse economie in tijden van recessie.
Grosso modo kan het ontwerp van decreet worden opgesplitst in twee grote onderdelen. Het is al gezegd. Enerzijds bevat het tal van fiscale stimuli die het aandeel aan leegstaande, verwaarloosde en verkrotte woningen drastisch moet doen dalen. Anderzijds is er een batterij aan maatregelen die het aanbod aan sociale woningen fors zal laten stijgen. Als socialisten zijn we vooral blij met de bepalingen met betrekking tot de verwezenlijking van een sociaal woonaanbod en de versnelde bouw van sociale woningen.
Mijnheer de minister, geachte leden, ik vertel u geen geheim als ik zeg dat sp.a zwaar heeft gewogen op de beslissing binnen de Vlaamse Regering om in de komende twaalf jaar het socialewoningaanbod uit te breiden met maar liefst 65.000 betaalbare sociale woningen. Dat is meer dan een verdubbeling ten opzichte van het huidige bouwritme. We zijn als sp.a vooral zeer opgetogen dat het huidige aantal sociale huur- en koopwoningen de komende twaalf jaar met ongeveer een derde stijgt, in de wetenschap dat vandaag - het is hier al eerder gezegd - nog steeds 55.000 gezinnen op de wachtlijsten staan. Dit ontwerp van decreet voorziet in tal van instrumenten en een heleboel financiële middelen om het grondwettelijke recht op kwaliteitsvol wonen voor iedereen te realiseren. Men is daarin geslaagd, op een manier die ieders eigenheid respecteert, maar toch voldoende doeltreffend is om daadwerkelijk resultaten te kunnen boeken op het terrein.
Met dit ontwerp van decreet vragen we ook dat iedereen zijn steentje zou bijdragen. Wonen doen we nu eenmaal in een huis en om huizen te kunnen bouwen, hebben we grond nodig. Dat is een zeer eenvoudige logica. Wie die grond bezit, heeft de plicht om mee te werken aan de uitvoering van het ontwerp van decreet. Bezit de overheid de bouwgrond, des te beter, want dan kan ze het zelf doen. Bezitten andere actoren de bouwgrond, dan is er duidelijk iets meer overtuigingskracht nodig om iedereen van die missie te overtuigen, zo heb ik toch begrepen uit bepaalde berichten. Die berichten verbazen me eerlijk gezegd een beetje. Wat ons betreft, is het ontwerp van decreet betreffende het grond- en pandenbeleid een evenwichtig geheel met rechten en plichten voor alle actoren, dat concrete resultaten op het terrein beoogt, met name betaalbare woningen voor de mensen. Dit voorstellen als de doodsteek voor de bouwsector in Vlaanderen, zoals sommigen misschien proberen te doen, is toch een heel klein beetje overdreven.
Het ontwerp heeft als doelstelling de bouw van 43.000 nieuwe sociale huurwoningen tegen 2020. Dat is een verdubbeling van het huidige bouwritme. Op kruissnelheid zal Vlaanderen jaarlijks meer dan een half miljard euro aan subsidies investeren in socialewoningbouw. Toch valt hier en daar te lezen dat daardoor de wachtlijsten niet zullen krimpen, dat bouwgrond duurder zal worden en dat het geld niet goed besteed zou zijn. Vlaanderen investeert dubbel zoveel in socialewoningbouw, en toch zou dat niet goed zijn? Ik begrijp dat eerlijk gezegd niet zo heel goed. Er wordt inderdaad een inspanning gevraagd van bepaalde sectoren, maar laten we eerlijk zijn: is die inspanning zo heel zwaar? In het slechtste geval wordt de privésector voor zijn inbreng vergoed tegen schattingsprijs, waarbij in het ontwerp van decreet nog eens expliciet wordt gesteld dat de schatter zeker geen rekening mag houden met de sociale last en hij dus de facto wordt aangemaand om zo hoog mogelijk te schatten. In alle andere gevallen wordt de inbreng van de privésector ruimschoots vergoed.
Bovendien is de private sector niet verplicht om zelf, in eigen beheer, socialehuurwoningen te bouwen, maar deze bijkomende mogelijkheid werd in het ontwerp van decreet op uitdrukkelijke vraag van de bouwsector zelf ingeschreven. Dat is ergens ook logisch te noemen, want Vlaanderen was de enige regio in Europa waar de private sector zich niet kon begeven op de socialewoningmarkt. In het nieuwe ontwerp van decreet wordt die discrepantie weggewerkt en wordt nu de mogelijkheid geboden aan de private sector om in samenwerking met de gemeenten een sociaal woonaanbod te creëren. De heer De Klerck wees er al op dat dit een unieke kans is voor de bouwsector. Hierdoor wordt het monopolie van de sociale huisvestingsmaatschappijen inzake de bouw van sociale woningen doorbroken. Het feit dat de private sector tegen dezelfde gunstige voorwaarden als de sociale huisvestingsmaatschappijen sociale woningen kan realiseren, inclusief de bestaande subsidiesystemen en fiscale voordelen, maar ook met dezelfde sociale lasten, is een goede zaak. Tenslotte is het voor ons belangrijk dat er snel sociale woningen worden gebouwd, niet wie ze bouwt.
Uiteraard moet de overheid erover waken dat de gebouwde woningen van prima kwaliteit zijn. Ook de betaalbaarheid van de woningen voor de huurder, maar ook voor de overheid, die het verschil uiteindelijk moet bijpassen, moet door de regelgeving bewaakt worden, dat kan nu eenmaal niet anders en het omgekeerde zou ook niet rechtvaardig zijn. Elke bijkomende socialehuurwoning betekent één gezin minder op de wachtlijst: 43.000 bijkomende socialehuurwoningen staan dus gelijk aan 43.000 gezinnen minder op de wachtlijst.
Collega's, we zijn niet alleen blij met de resultaatgerichte aanpak van het sociaal en betaalbaar woonaanbod, maar we vinden het ook heel positief dat er werd gekozen voor een doelgerichte aanpak waarbij alle actoren betrokken zijn. Niet alleen de Vlaamse overheid, de sociale huisvestingsmaatschappijen en de private partners worden geresponsabiliseerd, ook de lokale actoren, zijnde de gemeentebesturen en OCMW's, worden mee verantwoordelijk.
We zijn als sp.a blij dat alle gemeenten met dit decreet verplicht zullen worden om op dit vlak een bindend sociaal objectief te verwezenlijken, want het huidige aanbod sociale woningen in Vlaanderen is, zoals bekend, heel ongelijk verdeeld. Het is onthutsend om vast te stellen dat er anno 2009 nog steeds gemeenten in Vlaanderen zijn die het presteren om geen enkele sociale woning op hun grondgebied te hebben. De betere spreiding van het sociaalwoonaanbod die in het ontwerp van decreet voorzien wordt, is dan ook een positieve zaak.
Collega's, het moge duidelijk zijn dat het ontwerp van decreet Grond- en Pandenbeleid slechts op een succesvolle manier betaalbaar wonen in de toekomst kan waarborgen, indien iedereen zijn verantwoordelijkheid opneemt. Iedereen moet bijdragen aan het welslagen van de objectieven, de doelstellingen en de mogelijkheden die het decreet biedt.
Ik hoop dan ook dat het decreet Grond- en Pandenbeleid op een loyale manier kan worden uitgevoerd in onderling vertrouwen met alle partners. Als iedereen doet waar hij goed in is, als met andere woorden de private sector bouwt, de sociale huisvestingsmaatschappij verhuurt en de overheid reguleert en het verschil financiert tussen kostprijs en sociale huur, dan kan het recht op kwaliteitsvol wonen voor tienduizenden gezinnen wel snel en effectief gerealiseerd worden.
Laat ons vooral niet vergeten, collega's, dat goed en vooral betaalbaar wonen zorgt voor meer zekerheid voor gezinnen en het efficiëntste middel is tegen armoede. (Applaus bij sp.a)
Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, ik wil ook een kort betoog houden over het ontwerp van Grond- en Pandendecreet waarvan reeds gezegd werd dat het samenhangt met onze ochtendbespreking, namelijk de wijziging van het decreet op de ruimtelijke ordening. Het zit in één globaal pakket, het is één politieke deal, maar voor alle duidelijkheid, wij kunnen ons als groenen veel beter vinden in dit ontwerp van decreet dan in wat we deze voormiddag hebben besproken.
Ik zal dan ook beginnen met de positieve zaken in dit ontwerp. Positief is eerst en vooral de inhaaloperatie op het vlak van sociale huisvesting. Tegen 2020 zullen er 43.000 extra socialehuurwoningen, 21.000 extra socialekoopwoningen en 1000 extra sociale kavels worden gecreëerd. Daarop kunnen we enkel zeggen: "eindelijk!". Op dat terrein is er immers een forse inhaaloperatie nodig. We hinken hopeloos achterop in vergelijking met onze buurlanden. Onze 143.000 socialehuurwoningen of 5,6 percent van het Vlaams woningenbestand, is veel te weinig om aan de noden te voldoen. Ik weet, mijnheer de minister, dat er een discussie is over hoeveel er nu op de wachtlijsten staan. Naargelang de bron gaat het om 58.000 of 78.000. In elk geval zijn dat er veel te veel, dat zult u met mij eens zijn. De druk op de private huurmarkt is hierdoor enorm groot, zeker in de onderste categorie van de secundaire huurmarkt, want daar liggen de huurprijzen ontzettend hoog, vaak voor woningen van slechte kwaliteit.
Het gevolg is dat, zeker in onze steden, de private huurmarkt meer en meer marginaliseert. Huren wordt voor een bepaalde categorie van mensen onbetaalbaar, en de hoge woonkost is dikwijls een oorzaak van armoede. Sociale woningen geven uiteindelijk een relatief goede woonkwaliteit voor een relatief lage prijs. In die zin vinden wij het absoluut noodzakelijk dat er een inhaaloperatie gebeurt.
Dit alleen zal de woonproblematiek natuurlijk nooit volledig oplossen. We zullen nog andere instrumenten moeten inzetten. Bovendien zullen er ook bijkomende middelen moeten worden vrijgemaakt. Voorlopig zie ik dat niet meteen in uw begroting, maar ik vermoed dat dat de komende jaren wel zal gebeuren. Het zal immers geld kosten, en het is belangrijk dat dat geld wordt vrijgemaakt.
Minister Keulen heeft het woord.
Mevrouw Dua, dit hele ontwerp van decreet staat of valt met drie zaken. Ten eerste: budget. Ten tweede: gronden, want we moeten die woningen en appartementen ergens kunnen bouwen. En ten derde: capaciteit in de bouwsector. Dat laatste klinkt als een detail, maar was de voorbije jaren voor mij net het grote probleem. Ik kreeg mijn geld niet op omdat de bouwsector in de periode van hoogconjunctuur, die we nu achter de rug hebben, overbevraagd werd. Dezelfde aannemers die voor mij sociale woningen bouwden, moesten ook privéwoningen en kantoorgebouwen bouwen, sommigen zaten ook nog eens in de wegenbouw en zo meer. Door de crisis zal er nu een extra marge worden gecreëerd qua capaciteit in de bouwsector.
Wat de budgetten betreft, zitten wij voor de begroting 2009 op een investeringsbudget van 550 miljoen euro. Dat is al zes keer hoger dan 1999. Als we dit ontwerp van decreet operationaliseren, zullen we het budget tegen 2014, wanneer het op kruissnelheid moet zitten, moeten laten stijgen tot 1,2 miljard euro. De totale Vlaamse begroting bedraagt vandaag ongeveer 24 miljard euro. U weet dus waarover we spreken.
Met betrekking tot de gronden, moet ik zeggen dat Vlaanderen inderdaad volgebouwd raakt. Er is wel nog een grondreserve bij de huisvestingsmaatschappijen, die vaak ongelijk verspreid is. Het zal in de toekomst dus ook een uitdaging zijn om over voldoende ruimte te beschikken om al die woningen en appartementen te kunnen bouwen.
Dat sluit perfect aan bij wat ik gezegd heb, mijnheer de minister. Er zal inderdaad bijkomend geld moeten zijn om die ambitieuze doelstellingen te realiseren. Ik kom straks nog terug op de beschikbaarheid van de gronden, want dat is voor ons een gevoelig punt.
Een ander punt bij de inhaaloperatie is de nagestreefde spreiding, waarbij gemeenten met weinig sociale woningen nu verplicht worden om er extra bij te bouwen. Op zich kan niemand daar problemen mee hebben. Dat is evident. Het is echter ook belangrijk om te kijken naar de vraagzijde. Ik geef altijd het voorbeeld van Sint-Martens-Latem, waar er zeer weinig sociale woningen zijn, maar waar er eigenlijk ook relatief weinig kandidaat-huurders zijn voor een sociale woning.
Ik zou het dan ook heel erg vinden mochten plaatsen waar heel veel mensen wonen die in aanmerking komen voor een sociale huurwoning en waar er ellenlange wachtlijsten zijn, nu stiefmoederlijk behandeld zouden worden omdat u per se wilt spreiden. Ik heb het dan vooral over de grote steden, waar enorm veel mensen wonen die echt in de problemen zitten inzake wonen en die uitkijken naar een sociale woning. Geef die steden alstublieft niet op wanneer het gaat over extra inspanningen voor sociale woningen.
Het spreiden kan op zich geen doelstelling zijn. Zo veel mogelijk mensen helpen en u zo veel mogelijk richten op de plaatsen waar er kandidaat-huurders van sociale woningen zijn, vind ik op dat vlak belangrijker.
Dat is een fundamenteel gegeven. Ik ben wat dat betreft gewonnen voor een en-enbeleid. Laten we eerlijk zijn: de grote steden zouden blij moeten zijn dat we nu eindelijk gaan spreiden. Ik ben nu zes jaar in functie als minister van Wonen, en telkens als ik in de grote steden kom, krijg ik te horen dat zij vandaag ook de huisvesting moeten organiseren voor de woonbehoeftigen die uit de rijke rand komen.
Ik maak de link naar Sint-Martens-Latem. Eigenlijk is het twee keer onrechtvaardig. Ten eerste zegt men daar dat sociale huisvesting niet bij het karakter van de gemeente past. We spreken hier over maximaal 3 percent van het woonaanbod. Dat zal het karakter van de gemeente niet veranderen. Ten tweede zegt men daar de facto tegen de woonbehoeftigen dat zij moeten verhuizen omdat de gemeente geen betaalbare huisvesting heeft. Het komt erop neer dat men zegt: verhuis maar naar Gent of naar een stedelijk centrum. Voor dat stedelijk centrum is dat ook onrechtvaardig. Zij krijgen naast hun eigen problemen ook nog eens die van Sint-Martens-Latem en andere rijke randgemeenten op hun dak.
Dit is een en-enverhaal. Zorg dat alle gemeenten, ook Sint-Martens-Latem en andere, zorgen voor een voldoende aanbod aan sociale woningen. En dat is relatief daar. Dat is niet zo hoog. Er zijn weinig woonbehoeftigen. Zorg dat er fondsen zijn voor de grote steden die verder willen investeren in de uitbouw van hun sociaal woonpatrimonium en in de renovatie van het bestaande patrimonium.
We sluiten niemand uit. We zorgen dat zij die tot op vandaag te weinig hun verantwoordelijkheid namen, dat in de toekomst wel doen. Tegelijk zorgen we dat de goede leerlingen van de klas, die verder willen gaan op de ingeslagen weg, niet op droog zaad komen te zitten. Dat zou jammer zijn, maar het is dus niet de bedoeling en het zit ook niet als filosofie vervat in dit ontwerp van decreet.
Ik vind een en-enverhaal al een minimale garantie. Maar dat neemt niet weg, mijnheer de minister, dat u zich geen illusies moet maken: in de steden is er de grootste armoede en die zal er altijd zijn, ongeacht waar u sociale woningen bouwt.
Mevrouw Dua, u hebt me vaak gevraagd wanneer ik ervoor zou zorgen dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt om zijn aandeel in de sociale huisvesting te dragen. De ondertoon was altijd: waarom wordt er altijd gerekend op de stedelijke centra? Waarom moeten zij die last alleen dragen? Waarom kunnen andere gemeenten daaraan ontsnappen? Nu doe ik dat zonder de deur te sluiten voor wie tot nu toe zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, en nu krijg ik het omgekeerde te horen. In Vlaanderen is consequent zijn soms het moeilijkste dat je van mensen kunt vragen.
Mijnheer de minister, ik zit op dat vlak altijd op dezelfde lijn. In de grote steden is er een groot probleem en daar moet je extra inspanningen doen. We zullen zien waar we uiteindelijk zullen landen. Er is nu een forse inhaaloperatie. Interpreteer mijn tussenkomst als een noodkreet om de grote steden niet te vergeten.
In het activeringsbeleid staan maatregelen die wij steunen, onder meer de activeringsheffing voor onbebouwde kavels in woongebieden. Minister Van Mechelen, wij hebben altijd gezegd dat een speculatieheffing enorm belangrijk is om ervoor te zorgen dat de kavels in woongebieden op de markt komen en niet in handen blijven van speculanten.
Ons uitgangspunt was een speculatieheffing met als bedoeling dat vooral in de woongebieden de kavels op de markt komen, om ook de woonuitbreidingsgebieden te sparen. Op dat vlak zijn we minder gelukkig met de bepalingen in dit ontwerp van decreet. Ik citeer u: "Er moet een vlottere aansnijdbaarheid zijn van de bouwgronden in de woonuitbreidingsgebieden." Op dat vlak houden wij ons hart vast. Er zouden blijkbaar vlot vergunningen worden gegeven. Het zal allemaal veel gemakkelijker zijn om die woonuitbreidingsgebieden aan te snijden.
Mijnheer de minister, laten we niet vergeten dat er in Vlaanderen per dag 7 hectare open ruimte verloren gaat. Dat komt overeen met tien voetbalvelden. Ik hoop dat dit niet betekent dat men zomaar de woonuitbreidingsgebieden zal vrijgeven.
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Mevrouw Dua, ik wil dat debat nog wel eens voeren. Laat me heel duidelijk zijn. In het huidige RSV zijn de woonuitbreidingsgebieden meegerekend als bestemd voor wonen. In de herziening van het RSV dat de planhorizon opschuift naar 2012 zeggen wij: met de beschikbare woonuitbreidingsgebieden hebben we voldoende ruimte om de taakstelling wonen uit te voeren. Er is dus geen uitbreiding. Met betrekking tot de woonuitbreidingsgebieden hebben we samen met de administratie tot genoegen van eenieder een kwalitatieve atlas voor de woonuitbreidingsgebieden opgesteld waarbij minutieus bepaald is welke onder welke voorwaarden kunnen worden aangesneden en welke niet.
In de meeste gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen wordt vandaag een prognose naar voren geschoven die zegt welke woonuitbreidingsgebieden er op korte termijn zijn in het kader van de taakstelling, en welke niet voor 2012 en voor 2015 zijn. Dat gebeurt conform het RSV, het ontwerp van decreet en de Atlas Woonuitbreidingsgebieden. Wat dat betreft, mag men niet insinueren dat het hek van de dam is.
Mijnheer de minister, het neemt niet weg dat u weet dat wij, groenen, voorstander zijn van inbreiding: de woongebieden eerst opvullen en dan pas kijken waar we woonuitbreidingsgebieden kunnen aansnijden. We blijven wat dit betreft op hetzelfde standpunt staan.
Mevrouw Dua, u woont in Gent. Volg het debat over ruimtelijke ordening in Antwerpen. Daar spreekt men in plaats van inbreiding over ontpitten, omdat men meer ruimte wil creëren.
Mijnheer de minister, ontpitten is iets anders dan open ruimte in woongebieden laten liggen en woonuitbreidingsgebieden aansnijden. Ik doe een oproep om zuinig om te springen met open ruimte. Zoals minister Keulen zei, het is niet vanzelfsprekend om overal in Vlaanderen gronden te vinden. Gronden zijn schaars, we moeten er zuinig mee omgaan.
De heer Peumans heeft het woord.
Ik begrijp mevrouw Dua, zij is een echte stadsmus. In sommige plattelandsgemeenten vind ik inbreiding een slechte keuze. Ik verwijs naar Zuid-Limburg en de Westhoek. En er zijn nog zulke streken in Vlaanderen waar men het typische van de dorpen door het inbreiden en door het aansnijden van woonuitbreidingsgebieden naar de knoppen aan het helpen is. Ik zou genuanceerd praten over inbreiden. In een aantal gevallen vind ik dat een spijtige ontwikkeling.
Laat me concluderen met het volgende: er gaat per dag enorm veel open ruimte verloren in Vlaanderen, we moeten daar spaarzaam mee omgaan. Dus hoop ik dat men er goed voor zorgt dat er zo weinig mogelijk open ruimte verloren gaat, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Ik denk dat iedereen zich daarachter kan scharen. In die zin maken we ons zorgen dat het nu allemaal wat vlotter zal gaan.
De sociale verplichting is blijkbaar een heikel punt. Voor ons is dat een belangrijk punt omdat het een goede zaak is dat openbare besturen en private ontwikkelaars worden ingeschakeld om het sociaal woonaanbod te realiseren. We steunen dit volledig. Het is een goede zaak om de privésector in te schakelen in de zorg voor goede en betaalbare woningen.
Ten slotte nog twee bemerkingen. We wachten al lang op een volwaardig grond- en pandenbeleid. We lichten er nu het aspect wonen uit. Ik hoop dat de rest zal volgen, want uiteindelijk moeten we een integraal beleid hebben op het vlak van ruimte en van de verschillende gebruiksvormen. Dit is een gemiste kans.
De inhaaloperatie sociale woningen is zeer goed, maar dit alleen zal het probleem van het wonen niet oplossen. Het recht op betaalbaar wonen geldt voor iedereen. We blijven zitten met de huurmarkt, waar zulke hoge prijzen worden gevraagd. We zullen andere structurele oplossingen moeten vinden. Die discussie hebben we al dikwijls gevoerd. Mijnheer de minister, u hebt het deze morgen ook al aangehaald. Ik weet dat u geen voorstander bent van een volwaardig systeem van huursubsidies, niettegenstaande het in onze buurlanden wel wordt toegepast, en met succes. Er zijn veel voorbeelden waar het wel goed gaat.
Maar er is ook mistevredenheid. Het verhaal van Nederland is: begin er nooit aan, want het is een budgettair moeras geworden. Onze gemengde vorm met enerzijds extra sociale woningen die zelf huuropbrengsten genereren, en anderzijds additionele opbrengsten in het stelsel van huursubsidies, is een ideale werkwijze om ervoor te zorgen dat we de kosten onder controle houden en dat we de mensen niet nestelen in een systeem van opeenvolgende vervangingsinkomens, werkloosheid, huurtoelagen enzovoort. Uit het oogpunt van activering is dat een slechte zaak. Nederlandse beleidsverantwoordelijken zijn ondertussen tot die vaststelling gekomen, maar ze geraken er niet meer vanaf.
Mijnheer de minister, ik heb andere bronnen in Nederland. Daaruit blijkt dat het feit dat zij huursubsidies hebben, een garantie is dat minder mensen in de armoede terechtkomen. Men moet dan wel een sluitend systeem hebben, of ondersteuning van de laagste inkomens gekoppeld aan een reglementering van de huurprijzen en aan kwaliteitscriteria. Dat is goed voor de huurder die betaalbaar kan wonen, maar ook voor de verhuurder. Een huis verhuren is niet meer zo evident en rendabel. Als een eigenaar wordt verplicht om zijn huis kwalitatief te verbeteren en daar eventueel steun van de overheid voor krijgt, en hij weet dat hij een huurder kan vinden omdat het betaalbaar wordt, dan is het systeem rond.
Dat doen wij vandaag via de SVK's. Wij zijn daarbij van nul begonnen. Tijdens de vorige legislatuur moest ik me in dit parlement vaak verdedigen. Wie voor de SVK's was, was zogezegd tegen de huisvestingsmaatschappijen. Ik ben voor allebei. We moeten de verhuurder inderdaad de zekerheid geven dat hij zijn huur ontvangt. Hij kan dan ook rekenen op een aantal premies om die woning kwalitatief in orde te brengen, zoals de renovatiepremie. Tegelijkertijd wordt voor de huurder voorzien in huursubsidies. Dat is een ideaal systeem dat bestaat onder de vorm van de SVK's.
Ik ben zelf een groot voorstander van de SVK's. U weet echter dat dit een vrij intensief werk is. Er wordt immers ook voorzien in begeleiding van de huurders. Als u echter zegt dat dit systeem massaal wordt uitgebreid, kunnen wij dat alleen maar toejuichen. Wij zullen u daar zeker in steunen.
Globaal gezien krijgt dit ontwerp van decreet een positieve evaluatie, zeker wat de inhaaloperatie op het vlak van sociale huurwoningen betreft. Wij hebben echter bedenkingen bij wat er zal gebeuren met de woonuitbreidingsgebieden. Wij zullen ons bij de stemming over dit ontwerp van decreet dan ook onthouden. (Applaus bij Groen!)
De heer Demesmaeker heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, ik wil in mijn uiteenzetting even toespitsen op het luik 'wonen in eigen streek'.
In de Vlaamse Rand rond Brussel net als in de rand rond andere grootstedelijke agglomeraties worden we sinds geruime tijd geconfronteerd met de problematiek van de sociale verdringing. Hoge grondprijzen leiden tot het fenomeen dat minder kapitaalkrachtige bevolkingsgroepen uit de markt worden geprijsd door financieel sterkere groepen uit andere regio's. Ze zoeken hun heil in goedkopere regio's, waar zij op hun beurt druk uitoefenen op de lokale bevolking.
Het is geen toeval dat hoge grondprijzen vaak samengaan met hoge interne en externe migratiedruk. Dat is in de Vlaamse Rand niet anders. Daar is het zelfs het meest uitgesproken.
Het jongste rapport 'Migratiebewegingen in het Vlaamse Gewest' van de studiedienst van de Vlaamse Regering toont trouwens zeer intense verhuisbewegingen in de Vlaamse Rand en een sterke instroom vanuit het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, terwijl grote groepen streekbewoners doorschuiven naar de rest van Vlaanderen en naar Wallonië.
De samenstelling van de bevolking verandert razendsnel en ontwricht het sociale weefsel. In de Vlaamse Rand resulteert dat ook in de bekende problemen rond de taal- en cultuurverhoudingen. Trouwens, de cijfers van Kind en Gezin, van de VDAB en van het onderwijs wijzen in de Vlaamse Rand allemaal in de richting van een verdergaande verfransingsdruk.
Ook andere Vlaamse regio's, zoals de kust, hebben te maken met dat fenomeen van sociale verdringing. Daarom zijn we een aantal jaren geleden op zoek gegaan naar een instrument om een antwoord te bieden op deze problematiek en het recht op wonen in eigen streek te garanderen. Het resultaat was een voorstel van decreet dat gediend heeft als basis voor het luik 'wonen in eigen streek' in dit ontwerp van decreet.
Mijnheer de minister, ik ben bijzonder blij dat u daarin meegegaan bent, hoewel ik besef dat aanvankelijk niet iedereen een grote minnaar was van die idee. Ik dank u daar uitdrukkelijk voor, ook omdat u mee het voorstel verfijnd en aangevuld hebt. Kort samengevat komt het erop neer dat voor woonuitbreidingsgebieden die gelegen zijn in gemeenten met een hoge bouwgrondprijs en een hoge migratie-intensiteit, de voorwaarde geldt dat gronden en panden slechts worden overgedragen aan mensen die volgens een provinciale beoordelingscommissie een voldoende band hebben met de gemeente, met de regio. De afdeling Wetgeving van de Raad van State heeft daar een gunstig advies over gegeven. Dat was geen evidentie. Bovendien strookt het perfect met de Europese regels.
Ik vind het een belangrijke maatregel. Ik wil het effect ervan natuurlijk niet overschatten. De proportionaliteit blijft klein, het gaat alleen om woonuitbreidingsgebieden, die slechts een deel van de woongebieden in Vlaanderen uitmaken. In de Vlaamse Rand rond Brussel zijn die woonuitbreidingsgebieden al helemaal schaars. Uitgerekend daar is de problematiek van de sociale verdringing zo nijpend. Daarom zal in de regio Halle-Vilvoorde-Asse de maatregel ook gekoppeld worden aan het recht om door een planologische afwijking meer bouwlagen op te richten. We vinden dat een goed idee.
Mijnheer de minister, ik ben bijzonder blij, onder ander over dit onderdeel van het ontwerp. Ik zal dan ook met veel genoegen op de groene knop drukken. (Applaus)
De heer Peumans heeft het woord.
Mijnheer Gabriels, u lijkt zich af te vragen of de heer Demesmaeker en ik van dezelfde partij zijn. Ik kan u gerust stellen. Dat is wel degelijk zo.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, de heer Demesmaeker heeft een duidelijke toelichting gegeven. We danken de regering dat ze heel duidelijk rekening heeft gehouden met het voorstel-Demesmaeker. Ik ben van mening dat dit een ontwerp is dat tijdens deze legislatuur gezorgd heeft voor toch nogal wat emoties. Niemand zal dat ontkennen. Het ontwerp was toch wel omstreden. Vooral vanuit de privébouwsector werd de achterliggende doelstelling op de achtergrond gedrukt. Die sector heeft natuurlijk het recht zijn mening te ventileren. Toch is dat wat spijtig.
Mevrouw de voorzitter, ik zal daar wat dieper op ingaan. Door de steeds actievere rol die de particuliere markt in het afgelopen decennium is gaan spelen, is het principe van een gestuurd grond- en pandenbeleid wat onder druk komen te staan. De doelstelling van het ontwerp is dan ook het instrumentarium voor het faciliterende grond- en pandenbeleid te versterken. Zoals door een aantal sprekers al is aangegeven, blijft het einddoel het vrijwaren van het recht op een behoorlijke en betaalbare huisvesting voor elke Vlaming. Dat doen we door het bestaande arsenaal van gronden en panden te activeren, door het wonen in eigen streek opnieuw mogelijk te maken en door te voorzien in eerlijke compensaties voor bestemmingswijzigingen.
Niemand van u zal ontkennen dat er in Vlaanderen een hoge nood is aan gronden voor betaalbare woningen, vrije kavels, bedrijfsterreinen, groen en andere publieke voorzieningen. Evenmin zal iemand ontkennen dat hiervoor een ruimer decretaal kader nodig is met stimulerende en dwingende maatregelen voor de realisatie van deze doelstellingen. Mijnheer de minister, in de commissie hebben we dat, zoals u weet, heel oneerbiedig als een lichte vorm van communisme omschreven. Alle gemeenten, tot en met de schone gemeente Aartselaar, waar volgens mij geen enkele sociale woning staat, Sint-Martens-Latem en Schilde, zullen nu ook verplicht worden om de nodige initiatieven te nemen op dat vlak. Dat is wat geënt op het Nederlandse systeem, waar het provinciaal bestuur een heel duidelijke rol speelt. Onze fractie staat dan ook volledig achter deze analyse en achter de visie die in het ontwerp is opgenomen.
Als N-VA'ers zijn we verheugd over het onderdeel 'wonen in eigen streek', vooral in bepaalde regio's waar dat heel sterk onder druk staat. De maatregelen die hierin werden uitgewerkt, zijn immers zowat een duplicaat van wat is opgenomen in het voorstel van de heer Demesmaeker. Het is onze stelligste overtuiging dat in de toekomst veel jonge Vlaamse gezinnen uit de Rand er alle regeringspartijen dankbaar voor zullen zijn. Volgens onze informatie is het zelfs zo dat heel wat Vlaams-Brabantse CD&V-burgemeesters dolenthousiast zijn over dit ontwerp.
Om onze erkentelijkheid voor het luik 'Wonen in eigen streek' te onderstrepen, zullen wij dan ook, op één onthouding na, collectief dit ontwerp van decreet goedkeuren.
Wij hebben toch ook een aantal punten van kritiek. Ik wil helemaal niet de buikspreekpop zijn van de bouwsector, ik spreek hier namens mijn fractie. Het blijft voor ons een raadsel waarom de sociale verplichting ook geldt voor appartementsgebouwen van meer dan vijftig appartementen. Dat staat er heel duidelijk in. Deze opmerking is de moeite van het overdenken waard. Is men daar overal mee gediend?
Het is belangrijk om te zeggen dat we hier altijd praten over grote projecten van meer dan tien bouwloten, van meer dan vijftig appartementen. De gewone particuliere bouwer of koper moet daar dus helemaal niet mee inzitten.
Ik moet u ook zeggen dat de individuele aannemer en de individuele promotor dit een kans vinden. Dit zijn mensen die vaak heel commerciële projecten maken, maar die ook vaak in de configuratie zitten van het project met een hoek of een deel van het project dat misschien commercieel minder interessant is en toch kwalitatief hoogstaand. Op de markt krijgen ze dat niet verkocht, maar er is kwalitatief geen enkel probleem mee. Die mensen kijken echt uit naar samenwerking met de huisvestingsmaatschappijen.
Ik ga met iedereen dat debat aan. Iedereen kent mijn politieke aanhorigheid. Sommigen staan ervan te kijken dat ik dat debat niet schuw omdat ik op het terrein hoor wat ik hoor: dat men daarin kansen ziet en ook ziet dat het iets redelijks is. Zeker als je weet, mijnheer Peumans, dat vandaag de sociale lasten in heel wat gemeenten in Limburg en West-Vlaanderen een flink stuk hoger liggen. Nu is het gelimiteerd tot maximaal 20 percent. Het is duidelijk vastgelegd in een duidelijk kader van rechten en plichten. Iedereen weet waaraan zich te houden. Bovendien krijgen die promotoren en ontwikkelaars ook sneller zicht op hun bouwvergunningen voor hun commerciële projecten. Hier zijn heel wat winstpunten voor iedereen. Net met betrekking tot de appartementen ziet de promotor de grootste kansen om een win-winsituatie te creëren voor zijn eigen commerciële doeleinden en om een aanbod te creëren voor sociale huisvestingsmaatschappijen. Dan krijg je een organische sociale mix van iedereen samen in hetzelfde gebouw.
De toekomst zal het uitwijzen, mijnheer de minister.
Een ander punt is de toetsing aan de dienstrichtlijn. Ik weet dat wij daar een heel uitgebreide uiteenzetting over hebben gehad van meester De Bandt. Hopelijk hebben wij als regering gelijk. Als wij vanaf 2010 ongelijk zouden krijgen, zou ons dat ten aanzien van een aantal projecten wel eens heel zuur kunnen opbreken.
Heren ministers, wij stellen ons toch ook wel vragen bij de korte periode tussen de stemming van dit ontwerp van decreet en de inwerkingtreding ervan. Ik hoop dat de gemeenten wat dat betreft voldoende ondersteuning zullen krijgen. De gemeenten krijgen hier toch, in samenspraak met de sociale bouwmaatschappijen en privéverkavelaars, een bijkomende opdracht.
Mijnheer Peumans, uw zorg is ook onze bekommernis. Op dit eigenste moment, maar ook al in een recent verleden heeft het departement RWO, waarvan Wonen een onderdeel is, gemeenteambtenaren uitgenodigd om hen tekst en uitleg te geven bij de inhoud van dit ontwerp van decreet betreffende grond- en pandenbeleid en bij het effect daarvan op het grondgebied van de respectieve gemeenten. Die mensen krijgen duidelijke instructies en uitleg. Er is ook een soort groen nummer beschikbaar waar gemeentebesturen zich kunnen informeren over de inhoudelijke bepalingen en over wat de effecten zijn op het gemeentelijke vlak. Wat dat betreft, hebben wij er alle belang bij dat die gemeentebesturen en diegenen die daar met het woonbeleid bezig zijn, mee zijn, zodat we samen op 1 september 2009 uit de steigers kunnen komen.
Mijnheer de minister, ik wil tot slot nog eens een heel warme oproep doen voor de eigenheid van een aantal dorpen in Vlaanderen. Ik blijf herhalen dat ik een evolutie vaststel. Een aantal dorpen dreigen, door de nieuwe visie in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, door zowel de woonuitbreidingsgebieden als door de inbreiding kapotgemaakt te worden. De druk is er in dit geval niet vanuit de gemeenten, maar vanuit de besturen van ruimtelijke ordening, die bepalen waar er inbreiding moet komen.
Eigenlijk gaat het soms nog om echte dorpen. Minister Keulen kent die dorpen beter dan wie ook. Die dorpen liggen niet enkel in Zuid-Limburg. Ze zijn ook in andere gebieden te vinden. We hebben in dit verband een resolutie aangenomen. Ik wil in dit verband nog eens een oproep lanceren.
Om de net vermelde reden zal ik me, als fractieleider, tijdens de stemming onthouden. De rest van mijn fractie zal met veel plezier op de groene knop duwen. Ik denk niet dat het feit dat ik me zal onthouden de minister verontrust.(Applaus)
Ten behoeve van het verslag wil ik nog even iets vermelden. Een aantal sprekers hebben benadrukt dat het hier een initiatief van de heer Demesmaeker of van de N-VA betreft. In 1995 heeft de heer Suykerbuyk reeds een voorstel van decreet ingediend betreffende de mogelijkheden voor de gemeenten het woonrecht aan bepaalde voorwaarden te verbinden en een voorkooprecht in te voeren. Ik heb het in de stukken opgezocht. CD&V heeft het probleem met het wonen in eigen streek toen al aangekaart. We hebben toen verklaard dat het best een aantal zaken op het getouw konden worden gezet. Een aantal jaren later heeft de heer Caluwé in dit verband een voorstel van decreet ingediend. Ik wil gewoon even vermelden dat we hier al sinds 1995 aan werken. We zijn dan ook zeer blij dat we op dit vlak eindelijk resultaten boeken.
De heer Lachaert heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, de behandeling van het ontwerp van decreet betreffende het grond- en pandenbeleid was geen gemakkelijke klus voor de Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed. In tegenstelling tot het ontwerp van decreet dat we deze voormiddag hebben besproken, moesten we van een totaal nieuwe basis vertrekken.
In feite beschikten een aantal Vlaamse gemeenten, waaronder mijn eigen gemeente, al sinds 2000 over een organisatie die de basis van dit ontwerp van decreet heeft gevormd. Het gebrek aan een decretale grondslag was voor een jurist als ik natuurlijk een moeilijk gegeven. Dit gold echter niet enkel voor mijn eigen gemeente.
Dit initiatief is door veel mensen genomen. Sommigen beweren nu iets anders dan drie jaar geleden. Vanuit intellectueel oogpunt betreur ik dit. Het gaat hier in elk geval om een nieuw ontwerp van decreet. Het zal zijn waarde nog moeten bewijzen. Het is mogelijk dat er nog fouten in zitten. Die zaken zullen op termijn moeten worden gecorrigeerd. Het lijkt me niet juist vandaag al te verklaren dat het niet werkbaar is. Aangezien het nog niet heeft gewerkt, hebben we het nog niet aan de realiteit kunnen toetsen. De meerderheid heeft zich geëngageerd om eventuele anomalieën zo snel mogelijk recht te trekken. Ik trek uit alle vorige uiteenzettingen het besluit dat we dit allemaal pas na 1 september 2009 zullen kunnen bewijzen.
Wat de uiteenzetting van de heer Peumans betreft, wil ik nog een kleine correctie aanbrengen. Ik heb meester De Bandt gevraagd of het om de absolute waarheid gaat. Hij heeft me geantwoord dat het een juridische stelling is. Als confrater kan ik het verschil tussen een juridische stelling en een definitieve gerechtelijke uitspraak maken. We moeten alles dan ook met een korrel zout nemen. We doen wat we moeten doen. We kunnen hier op dit ogenblik geen absolute gevolgen aan hechten. We moeten dit ontwerp van decreet een ernstige kans geven. Indien het ergens fout loopt, moeten we tot een verbetering overgaan. Ook dit moet op een correcte manier verlopen.
Ik dank iedereen die in de commissie vele uren aan dit ontwerp van decreet heeft gewerkt. Ik dank de commissiesecretaris, de twee ministers en hun kabinetten en de administratie voor de goede samenwerking. (Applaus)
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik zou nog graag op twee punctuele vragen willen reageren.
De vraag van de heer Verfaillie heeft eigenlijk meer betrekking op de discussie die we deze ochtend hebben gevoerd. De planbaten zijn toen al besproken. Ik zou in dit verband nog willen verwijzen naar artikel 89 van het ontwerp van decreet. Dit artikel stelt nadrukkelijk het volgende: "De percelen die worden onteigend of overgedragen in der minne ten algemeen nutte worden van planbaten vrijgesteld, voor zover voldaan is aan twee voorwaarden, namelijk dat er geen rekening wordt gehouden met de waardevermeerdering die uit de voorschriften voortvloeit en dat de onteigening gebeurt ten laste van de heffingsplichtige en niet ten aanzien van derden". Dat is eigenlijk vrij logisch. Ik denk dat dit een antwoord op zijn vraag vormt.
Wat betreft de compensatie voor de kapitaalschade en de invoering, wil ik toch nog zeggen dat de compensaties, hoofdstuk 8, artikel 7, punt 3, punt 14, voor kapitaalschade kunnen worden toegekend naar aanleiding van de ruimtelijke uitvoeringsplannen en plannen van aanleg die vanaf 1 januari 2008 definitief zijn vastgesteld of aangenomen - met terugwerkende kracht dus - en dat de kapitaalschadecommissies bij prioriteit een kapitaalschaderapport moeten vaststellen voor deze plannen.
Minister Keulen heeft het woord.
Samenvattend komt het ontwerp van Grond- en Pandendecreet hierop neer: in een extra aanbod voorzien voor diegenen die kandidaat zijn voor een sociale woning. Ze zijn met velen op de wachtlijst. Maar daarnaast - en dat komt heel weinig in beeld - ook zorgen voor betaalbare woningen voor de vele jonge gezinnen die vandaag te rijk zijn voor sociale huisvesting maar die op eigen kracht toch geen woning kunnen bouwen of kopen. Er liggen duidelijk maatschappelijke en sociale doelstellingen aan de basis van dit decreet. 80 tot 90 percent van de Vlamingen voelt zich aangesproken door betaalbaar wonen.
Naast de sociale overwegingen, is er ook een economische component. Al die woningen moeten worden gebouwd. Voor de bouwsector die heel arbeidsintensief is en een motor is voor de economie, betekent dit veel orders en veel werk.
In de media werden een aantal kritiekpunten geventileerd: projecten zouden duurder worden en de uitvoering zou veel tijd vergen. Ik denk dat het omgekeerde waar is. Er bestaan vandaag ook al sociale lasten die tot 40 percent kunnen oplopen. Iedereen doet altijd maar alsof we hier met iets nieuws komen. We zitten vandaag beduidend lager. We zorgen bij het aanbieden van betaalbare huisvesting ook voor voldoende sociale huisvesting. Alle 308 gemeenten moeten hun verantwoordelijkheid nemen en mogen niet meer rekenen op de grotere buurgemeenten of op het stedelijk centrum in de buurt.
Wat ook heel belangrijk is, is dat we dit samen doen met de privésector. Een van de mantras die ik heel vaak op het terrein heb moeten horen - iedere vrijdagnamiddag en iedere zaterdagvoormiddag, maar ik deed en doe het ontzettend graag -, was waarom men als bouwheer niet mocht optreden voor de bouw van sociale woningen. Waarom mag alleen maar een huisvestingsmaatschappij of een OCMW bouwheer zijn? Wij hebben dat monopolie doorbroken en zorgen dat ook privéactoren sociale woningen mogen bouwen. Dat is een heel belangrijke tegemoetkoming.
We betalen die mensen 180.000 euro voor een woning, 160.000 euro voor een appartement. Dat zijn de prijzen die diezelfde aannemers ons factureren als ze voor ons bouwen in het kader van opdrachten voor de huisvestingsmaatschappijen. Ze verdienen er geld aan. Dat is goed, dat wil ik ook en dat gun ik iedereen. Moest het zo zijn dat de prijzen niet scherp genoeg zijn of niet meer actueel zijn, dan evalueren we. De aannemers en ontwikkelaars moeten het bouwproces prefinancieren. Ook daar zal rekening mee worden gehouden. Ze zullen worden vergoed voor die prefinanciering.
Dit decreet geldt niet - en die nuance wordt nooit gemaakt - voor gronden verworven tussen begin 2003 en einde 2008. Het klopt niet dat men zegt: men is nu bezig met allerhande projecten en dit komt hier nu plots tussen. Men moet dit dus heel genuanceerd formuleren. Het klopt niet als men dit verwijt eenzijdig maakt.
Als privéactor is men ook zeker dat alle woningen en appartementen hoe dan ook zullen worden overgenomen door een huisvestingsmaatschappij. Mocht die niet geïnteresseerd zijn of daartoe niet in staat zijn, dan doet de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen dat, de opvolger van de VHM.
Dit is een ontwerp van decreet met heel wat mogelijkheden, met heel wat kansen voor alle betrokkenen. De overheid kan voor haar bevolking iets doen aan een basisbehoefte: betaalbaar wonen voor iedereen, voor de allerzwaksten maar ook voor diegenen die te rijk zijn voor een sociale woning maar die op eigen kracht niet kunnen bouwen. Het betekent ook een economische opsteker in economisch onzekere tijden: werk in de arbeidsintensieve bouwsector. Projectontwikkelaars kunnen sneller projecten realiseren en kunnen bouwen voor een heel ruim publiek. Er zit eten en drinken in voor iedereen.
Ik ben een fervent verdediger van het ontwerp van decreet en ik ben blij met de brede steun die ik in het Vlaams Parlement bespeur.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2008-09, nr. 2012/5)
De artikelen 1.1 tot en met 7.5.1 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.