Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, in deze legislatuur is er heel veel gebeurd inzake kinderopvang. Mevrouw de minister, u zult ongetwijfeld verwijzen naar de 18.000 plaatsen die in deze legislatuur werden bijgecreëerd. Dat hebben we altijd voluit gesteund. U zult ook verwijzen naar de inkomensgebondenheid die sinds dit jaar is ingevoerd. Ook dat hebben we voluit gesteund. Maar iedere vakantieperiode opnieuw, of het nu over de kerstvakantie, de krokus-, de paas- of de zomervakantie gaat, zijn er wanhoopskreten van ouders die plots op zoek moeten gaan naar een geschikte kinderopvang voor hun kinderen, en die jammer genoeg niet altijd vinden. Dan moeten ze beginnen improviseren bij grootouders, kennissen, buren enzovoort.
Sinds een aantal jaren probeert de Vlaamse Regering ook daar een antwoord op te bieden. Er wordt een bedrag naar voren geschoven dat deze nood gedeeltelijk lenigt. Elk jaar opnieuw stellen we vast dat ondanks de inspanningen de vraag blijft.
Mevrouw de minister, op 15 maart kondigde u in een bericht aan dat u 2 miljoen euro uittrekt om "17.000 extra kinderen opvang te verlenen in de komende schoolvakanties". In dat bericht liet u een beetje in het midden of het over de paasvakantie en/of de zomervakantie gaat.
2 miljoen euro is een serieuze stijging in vergelijking met de 800.000 euro die uw voorganger, minister Vanackere, daarvoor uittrok. Het is 2,5 keer zoveel. Daarmee creëerde minister Vanackere 4000 plaatsen. U zegt dat u er 17.000 zult creëren. Met andere woorden, het bedrag ligt 2,5 keer hoger, maar het aantal kinderen zou verviervoudigd worden. Dat is een vorm van wiskunde die ik niet begrijp en waar ik graag wat meer uitleg over zou krijgen.
Er worden telkens bedragen en een aantal bijkomende plaatsen naar voren geschoven, maar toch ligt de benuttingsgraad lager dan 60 percent. Met andere woorden, niet alle budgetten worden uitgeput. We hebben u daar al vaker over ondervraagd. Dat heeft volgens ons te maken met het feit dat u deze maatregelen aankondigt veertien dagen of een maand voor de vakantie begint. Iedereen moet dan holderdebolder zijn aanvraag indienen, maar niet iedereen haalt die deadline.
Mevrouw de minister, hoe komt u bij die 17.000 extra kinderen met een budget dat 2,5 keer hoger ligt dan vorig jaar? Is het niet mogelijk om deze bijkomende opvang structureel te verankeren zodat iedereen over de streep wordt getrokken?
Minister Heeren heeft het woord.
Het gaat inderdaad om een goede maatregel. Het succes van de maatregel van vorig jaar bewijst dat.
U hebt het over een aantal jaren, maar dat is niet correct. Mijn voorganger heeft die maatregel vorig jaar voor het eerst genomen. Hij wilde daarmee een antwoord bieden voor de kinderopvang tijdens schoolvakanties. Vorig jaar werd er 810.000 euro uitgetrokken voor de opvang van 4000 kinderen. Wij proberen extra middelen te vinden in het kader van de uitbreiding en van wat besteed is. Een berekening wees uit dat we bijna 17.000 kinderen kunnen opvangen, en het gaat dan niet alleen over de paasvakantie, maar ook over de zomervakantie.
U hebt een punt wanneer u zegt dat die middelen moeten worden verankerd in de begroting. Ik ben het daarmee eens. In de beleidsbrief hebben we onder het hoofdstuk 'buitenschoolse kinderopvang' aangekondigd dat het belangrijk is dat er een evaluatie komt. Buitenschoolse kinderopvang is ook tijdens vakantiedagen niet alleen een opdracht van het departement Welzijn maar ook van jeugdwerk, scholen en lokale besturen. Ik zal die evaluatie waarschijnlijk nog op gang kunnen trekken, maar het debat daarover zal wellicht pas tijdens een volgende legislatuur gevoerd kunnen worden. We zullen ook moeten nagaan hoe die middelen recurrent kunnen worden gemaakt.
Ik wil nog even wijzen op twee belangrijke zaken inzake het budget. We kennen het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten of FCUD en de FCUD-middelen. In het kader van de gemeenschapsdialoog was dit een van de dossiers waarbij de middelen zouden worden overgeheveld naar Vlaanderen. We gaan ervan uit dat dit na de verkiezingen zal worden opgestart. We wisten hoeveel middelen van het FCUD we ter beschikking zouden krijgen. Die middelen werden altijd ingezet voor buitenschoolse kinderopvang.
Daarnaast werden ons ook middelen toegezegd in het kader van het federale Generatiepact. Pas op het moment dat we kunnen beschikken over die twee middelen, kunnen we een allocatie opnemen in onze begroting. Het zou niet correct zijn om dat vandaag al te doen. De vraag is erg groot. We proberen te anticiperen. In afwachting dat we die twee budgetten krijgen, geven we toch een antwoord op die grote vragen die leven in onze samenleving.
Voor alle duidelijkheid, het budget moet niet alleen gezocht worden bij Welzijn. In het kader van een evaluatie van de buitenschoolse kinderopvang zullen ook andere beleidsdomeinen daarbij een opdracht moeten vervullen. We moeten kijken hoe we de FCUD-middelen en de middelen van het Generatiepact kunnen inzetten en nagaan of ze voldoende zijn om een antwoord te bieden op de grote vraag van ouders voor opvang tijdens schoolvakanties.
Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben uitermate tevreden met het feit dat we er samen naar willen streven om permanent te zorgen voor die bijkomende opvang in de piekperiodes, tijdens de schoolvakanties. Eigenlijk zou kinderopvang een recht moeten zijn. Ze zou niet mogen afhangen van het feit of iemand klaar zit aan zijn computer om een dossier in te dienen. Ouders en kinderen zijn daar niet mee bezig. Tijdens de schoolvakantie vragen ze zich af of ze al dan niet een opvang hebben. Eigenlijk zou dat recht gegarandeerd moeten kunnen worden. De beste manier om dat te doen, is te zorgen voor een recurrente toepassing.
Ik heb begrip voor het feit dat vandaag een aantal randvoorwaarden niet vervuld zijn. Ik noteer dat u streeft om daarover te kunnen beschikken. Die middelen zijn inderdaad opgenomen in de begroting, ze werden besproken tijdens de discussie over de beleidsbrief in december 2008. Het lijkt me dan ook nogal pijnlijk dat we op 16 maart bekend maken dat iemand op 1 april een dossier moet indienen. Ondertussen moeten die diensten een lokaal overleg voor kinderopvang organiseren, moet er een plaats worden gevonden, moeten ouders op de hoogte worden gebracht, moet er gecommuniceerd worden. Al die zaken moeten op veertien dagen tijd gebeuren.
De paasvakantie begint op 6 april. De dossiers moeten binnen zijn op 1 april. Ik vraag me af wanneer initiatieven te horen zullen krijgen of ze zeker kunnen zijn van de bijkomende betoelaging. Dat punt heb ik al herhaaldelijk aangekaart. Het klopt dat de regeling sinds één jaar in voege is. Ze was echter wel van toepassing op verschillende schoolvakanties. Ik kaart de zaak opnieuw aan. Ik hoop echt uit de grond van mijn hart dat de regeling voor de zomervakantie beter verloopt. Ik denk dat 1 april echt laattijdig is.
De heer Dehaene heeft het woord.
Mevrouw de minister, ik ben zeer blij dat u ook dit jaar plaatsen bijcreëert, dat u extra middelen gevonden hebt om daarvoor te zorgen. Twee jaar geleden is er in de commissie inderdaad nogal wat heisa geweest over het tekort dat toen bestond. We stonden toen allemaal op de eerste rij om te zeggen dat er extra plaatsen gecreëerd moesten worden. Uw voorganger heeft daar werk van gemaakt. Het verheugt me dat ook u daar extra middelen voor vrijmaakt.
Ik steun mijn collega in zijn vraag om de middelen recurrent te maken. Ik treed u echter ook volledig bij als u zegt dat we een goede evaluatie moeten maken.
Ik heb begrip voor de opmerking over de korte termijn, al besef ik zeer goed dat initiatiefnemers die extra plaatsen willen aanbieden, niet wachten op een dergelijke oproep. Ze zijn daar vaak al maanden, soms jaren mee bezig. Wellicht ligt hun dossier al klaar.
Mevrouw de minister, mijn enige bijkomende vraag is of u zicht hebt op de verdeling over de verschillende regio's. De verschillen in de regio's qua aanbod zijn vaak zeer groot. Kunt u rekening houden met die verschillen om die extra middelen, die extra plaatsen te verdelen?
Mijnheer Van Malderen, u onderschat onze administratie. Vorig jaar moest men nog sneller op de bal spelen. Als ik me niet vergis, bedroeg de termijn toen maar één week. Nu hebben we getracht daarop te anticiperen. We moeten immers ook zicht krijgen op de budgettaire ruimte die we kunnen inzetten. Het gaat over een eenmalige activiteit.
Voor alle duidelijkheid: buitenschoolse opvang is niet alleen een opdracht voor Welzijn, het is ook een opdracht voor Jeugd, voor Lokale Besturen en voor Onderwijs. In die zin is het belangrijk dat er een grondig debat wordt gevoerd over de rol van buitenschoolse kinderopvang. Het is al te gemakkelijk om dat in de schoenen van Welzijn te schuiven.
Mijnheer Dehaene, ik heb op dit ogenblik absoluut geen zicht op de regionale verschillen. Ook niet met betrekking tot vorig jaar. Het komt erop neer dat initiatieven de mogelijkheid hebben om daarop in te schrijven. Ik zal onderzoeken of er regionale verschillen zijn en ik zal u deze informatie tijdens de eerstvolgende commissie bezorgen.
Mevrouw de minister, u bevestigt in uw antwoord de noodzaak om die zaken echt recurrent te maken. Dan zouden we ertoe komen dat er in functie van de reële noden, want dat zijn de verschillen die in de regio's soms bestaan, bijkomende plaatsen worden gecreëerd en niet in functie van het feit of deze of gene dienst erin slaagt een dossier in te dienen. Dan zullen wij, de partijgrenzen overschrijdend, daarover tevreden kunnen zijn.
Dat zal alleen maar kunnen op het ogenblik dat wij een duidelijk zicht hebben op die toegezegde federale middelen uit het Generatiepact en op de middelen van het FCUD. Als dat nog twee, drie jaar duurt, zal het afhankelijk zijn van de budgettaire ruimte om dit eenmalig te doen. Wij kennen er allemaal de noodzaak van, maar ik kan spijtig genoeg geen geld toveren in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De engagementen zijn genomen en wij gaan ervan uit dat men dat volgt en dat we met die middelen enerzijds invulling kunnen geven aan buitenschoolse kinderopvang maar anderzijds ook het debat kunnen voeren over buitenschoolse kinderopvang in zijn globaliteit. Het een staat niet los van het ander.
Dat pakket ligt al maanden klaar. Onze fractie heeft altijd gezegd het te willen steunen en goed te keuren. Neem contact op met uw federale collega's om dat imbroglio op te lossen. U kunt ons daar moeilijk iets verwijten.
Het incident is gesloten.