Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik trap een open deur in als ik zeg dat het moeilijke tijden zijn op onze arbeidsmarkt. Vanmorgen berichtte De Tijd nog dat in grote bedrijven 13.500 ontslagen zijn aangemeld. Dat zegt nog niets over de golf van ontslagen die in kleine bedrijven wordt verwacht. Daar komt ook niet onmiddellijk het dalend aantal vacatures in aan bod.
Al deze factoren leiden ertoe dat we voor het eerst in een aantal jaren worden geconfronteerd met stijgende werkloosheidscijfers. We weten ook uit het overigens goed uitgebouwde statistische apparaat van de VDAB dat bij die nieuwe werklozen heel wat jongeren zitten. We zien een significante stijging van het aantal jongeren dat vandaag op zoek is naar een job.
Vlaanderen heeft in het verleden een heel sterk apparaat ingezet tegen de jeugdwerkloosheid. Als het moeilijk gaat op de arbeidsmarkt, zijn jongeren de groep die het samen met een aantal andere doelgroepen waar u prioritair op inzet, het moeilijkst krijgt.
Sinds een jaar is het Vlaams jeugdwerkplan uitgerold over heel het Vlaamse land. Het is vertrokken vanuit een aantal pilootprojecten in dertien steden. Nadien is het op basis van goede ervaringen in die steden verruimd naar heel het Vlaamse land. Het was de bedoeling dat min-25-jarige laag- tot middengeschoolden in een zeer intensieve benadering door de VDAB werden opgenomen om hen zo snel mogelijk toe te leiden naar werk via online automatische matching, individuele gesprekken, en individuele en collectieve bemiddeling. Er werd een hele batterij aan mensen en middelen in lijn gebracht om die kwetsbare groep zo snel mogelijk toe te leiden naar werk. In de huidige context lijkt het me des te belangrijker het effect te kennen van al die maatregelen zodat we goed gewapend zijn tegen de uitdagingen die zich vandaag, ook vooral bij jongeren, aandienen.
Mijnheer de minister, beschikt u vandaag over kwalitatieve en kwantitatieve evaluaties over het uitgerolde jeugdwerkplan, die ons kunnen helpen om in de nabije toekomst nieuwe initiatieven te nemen of initiatieven verder te zetten om de jeugdwerkloosheid te bestrijden?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Wij beschikken vandaag over gegevens op basis waarvan we de inspanningen die we doen inzake jeugdwerkloosheid kunnen beoordelen. We probeerden eerst in dertien steden en gemeenten een zeer kordate intense aanpak uit bij jonge werklozen. We doen dat nu in heel Vlaanderen.
Ik heb voor de periode van januari 2008 tot oktober 2008 een goed onderbouwde evaluatie van de VDAB, zowel wat de aantallen als de kwaliteit van het werk betreft.
Ik zal beginnen met de cijfers. In de periode januari 2008 tot oktober 2008 werden 54.112 jongeren die laag- of middelmatig geschoold zijn 'gelabeld'. Ze hebben als het ware in de administratie van de VDAB een etiketje gekregen binnen het jeugdwerkplan. Als we dan kijken naar wat er is gebeurd twee maanden nadat men heeft gezegd dat men voor iemand iets bijzonders moest doen, dan heeft 76 percent van dat aantal minstens één mededeling van of een verwijzing naar een vacature gekregen. 36,6 percent van die 54.000 hebben aan een van vijf soorten acties deelgenomen. Die acties zijn: deelgenomen aan een informatiesessie - men heeft bijvoorbeeld gekeken naar de 'matchbaarheid' van het dossier, u kent dat jargon -; of de jongere heeft een overeenkomst getekend die de start is van een individuele en collectieve bemiddeling; of er is een opvolgingsgesprek geweest tijdens die bemiddeling; of er is al een intensieve begeleiding gestart; of, ten slotte, de jongere is bezig met het volgen van opleidingen of begeleiding op de werkvloer.
Ik zal het nu hebben over wat men de 'sluitendheid' noemt. Daarmee wordt bedoeld in welke mate we echt de mazen van het net sluiten. We moeten dan kijken wie we gevat hebben met deze acties maar ook naar wie ondertussen uit de werkloosheid is verdwenen. Iemand kan bijvoorbeeld werk hebben gevonden, of er is een melding geweest bij de RVA omdat iemand niet goed meewerkt, niet ingaat op een aanbod tot opleiding of voor werk, of eventueel werd uitgenodigd maar niet bereikt. De 'sluitendheid' na twee maanden is 94,7 percent en na zes maanden 99 percent. Dat is een belangrijk cijfer. Het gaat om tienduizenden jonge mensen. Niemand mag door de mazen van het net vallen. Het toont dat die grote machinerie wel degelijk draait.
Als we kijken naar het verschil tussen de doorsnee jongeren en degenen van wie we vinden dat ze behoren tot een risicogroep - mensen die weinig geschoold zijn, jonge mensen met een arbeidshandicap, allochtonen -, dan zien we dat de globale groep met vacatures, meldingen, verwijzingen meer wordt bereikt dan de risicogroepen. Die risicogroepen worden echter meer bereikt in onze vijf specifieke acties. Dat wil zeggen dat we met die risicogroepen intensiever bezig zijn. Dat was ook uitdrukkelijk de bedoeling.
De vraag is natuurlijk wie nu een job vindt. De cijfers die ik nu geef, zijn van voor het begin van de crisis. U moet daar dus rekening mee houden. Ze zijn wat achterhaald. De gegevens zijn wel nogal positief. Twee maanden na de labeling zijn er van die 54.112 jongeren al 32.601 - iets meer dan 60 percent - uitgestroomd. Ik zal u de uitstroompercentages voor de verschillende risicogroepen op papier geven. Ze liggen lager. Ze zijn echter niet slecht: 46, 53, 59 percent. Ze liggen ook zeer dicht bij de vooropgestelde doelstelling. Ik zal ze hier niet allemaal opsommen. Dat zou te veel tijd vragen. Ik zal ze u wel bezorgen. We komen wel dicht bij de echte doelstelling, namelijk de uitstroom uit de werkloosheid. Begin januari 2009 hebben we dan ook de hooggeschoolde jongeren hierin opgenomen. Daar zijn natuurlijk nog geen resultaten van. Als we naar de cijfers kijken, doet de VDAB zijn job eigenlijk goed.
Begin februari hebben we ook een zeer zelfkritische bevraging gedaan over de kwaliteit van ons werk. We hebben zowel aan jongeren die werkloos zijn als aan de VDAB-consulenten gevraagd wat ze ervan dachten. Het ging met name of er snel een aanbod was, of men snel geactiveerd werd, of er kort op de bal werd gespeeld, of er een goede mix is van collectief en individueel bemiddelen, over hoe het zit met het maatwerk enzovoort. Ik zal u mijn voorbereid antwoord bezorgen zodat u over meer details beschikt. Ik denk dat de kwalitatieve resultaten goed zijn. We zien duidelijk een aantal problemen. Mensen ontvangen bijvoorbeeld twee keer dezelfde vacature. We zijn dat probleem aan het oplossen. Met de administratieve belasting zijn we bezig via wat administratieve herschikkingen.
Er zijn moeilijkheden met consulenten die het soort van vrijheid dat ze krijgen inzake bemiddeling en begeleidingswerk misschien nog niet goed kunnen hanteren. Wij zijn bezig met methodieken.
Misschien belangrijker is dat we op basis van de interne verhalen van de VDAB vaststellen dat er toch nog nood is aan een aanbod sociale economie en aan kinderopvang - zeker als je te maken hebt met alleenstaande jonge mensen met kinderen. De omgeving moet dus ook in orde worden gebracht. Ik denk vooral aan kinderopvang.
We hebben aan de VDAB gevraagd om alles zo goed mogelijk te blijven monitoren. Nu hebben we een goede, zelfkritische analyse: kwalitatief en kwantitatief. Ik zal u mijn geschreven voorbereiding geven. Dit dossier heeft een goede snelheid bereikt. Natuurlijk verandert het wat van karakter door de economische crisis waarin we ondertussen zijn beland. Maar het is mijn diepe overtuiging dat we in een economische crisis nog actiever moeten bemiddelen. Bij een stijgende werkloosheid is elke vacature die blijft openstaan nog spijtiger. Wij moeten deze vorm van intense aanpak nog versterken.
Dank u, mijnheer de minister, voor uw antwoord. Ik kijk uit naar de precieze cijfers die u hebt aangekondigd. U hebt terecht aangegeven dat de context gewijzigd is - om een eufemisme te gebruiken. Maar de initiële doelstellingen zijn gehaald. Dat is op zich een succes te noemen. De omvang van de operatie kan immers niet worden onderschat. 54.000 mensen in begeleiding steken, dat is geen habbekrats. Daarvoor moet een hele batterij in stelling worden gebracht. Als daar een sluitende aanpak wordt gerealiseerd - 99 percent is een quasi statistische afwijking - en als je ziet dat er een doorstroming is naar werk, dan zijn felicitaties op hun plaats. Waar er op sommige banken twijfel bestond, kan deze nu, met cijfers in de hand, worden weggevaagd.
Mijnheer de minister, u hebt zelf aangestipt dat het een blijvende uitdaging is om die groep blijvend te bewaken en ervoor te zorgen dat de nodige duurzaamheid in de uitstroom wordt gerealiseerd. Daar we in een veranderende omgeving zitten, moeten we proberen om die mensen ook te volgen nadat ze de bedrijfspoort zijn binnengegaan. Zo kunnen wij de duurzaamheid van de aanpak bekijken.
Zo mogelijk nog belangrijker is het dat wij in de huidige context vermijden dat er een nieuwe cohorte langdurig werklozen ontstaat. Daar zit ik volledig op uw lijn, mijnheer de minister. Vandaar het belang om in moeilijkere omstandigheden, waarin we worden geconfronteerd met minder vacatures en wellicht meer jonge werklozen, jonge mensen met het geschikte profiel zo veel mogelijk naar de geschikte vacature toe te leiden. Wij moeten de verdringing die zich vandaag dreigt voor te doen op onze arbeidsmarkt, waar hoger geschoolden jobs van lager- en middengeschoolden innemen, voorkomen.
Ik ben het volledig met u eens dat wij de randvoorwaarden moeten realiseren: kinderopvang, sociale economie. Ik denk aan de onlangs opgedoken cijfers over de uitstroom van niet-gekwalificeerden. Die randvoorwaarden zijn daar minstens even belangrijk als het succesrijke apparaat dat wij in stelling moeten brengen.
Ik ben het daarmee eens.
Het incident is gesloten.