Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op 29 januari heeft de federale minister van Buitenlandse Zaken De Gucht een brief ontvangen van de Europese Commissie, die ons erop wijst dat de minimumvoorwaarden voor het uitreiken van diploma's voor algemene ziekenverplegers niet voldoende zijn in ons land. Als ik de opmerkingen van de Europese Commissie lees, kan ik enkel tot de vaststelling komen dat het ene Europa blijkbaar niet goed weet waar het andere Europa mee bezig is.
Er wordt van ons verwacht dat wij binnen de twee maanden na datum een antwoord geven op de opmerkingen van de Europese Commissie. Mijnheer de minister, er wordt dus een antwoord van ons verwacht binnen een tweetal weken. Hoe wilt u reageren op de opmerkingen van de Europese Commissie? Wat zal uw antwoord zijn?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Het is een belangrijk punt, maar u loopt vooruit op een bespreking die ik nog moet hebben, mevrouw Helsen. Het zou gevaarlijk zijn voor mij om nu te zeggen dat ik zeker iets bepaalds zal antwoorden, omdat wij dat doen in overleg en samen met de andere gemeenschappen.
De Europese Commissie heeft op 29 januari een brief gestuurd aan de minister van Buitenlandse Zaken. De federale overheid en de gemeenschappen moeten ervoor zorgen om samen een gecoördineerd antwoord te geven. We zijn daarmee bezig. Op 9 maart is op uitnodiging van de eurocoördinator van de dienst Internationale Betrekkingen van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een eerste overlegvergadering georganiseerd met de administraties Onderwijs van de drie gemeenschappen.
Daarvoor hebben we al een vergadering gehad met vertegenwoordigers van de verpleegkundigenopleidingen in de hogescholen, waar die brief werd verspreid. Die vergadering hadden we al eerder gepland omwille van andere discussies. We zijn toen niet dieper kunnen ingaan op de brief, maar dat moet daar zeker ook worden bekeken.
Ik ben van plan om een antwoord in te dienen. Dat moet uiterlijk op 2 april binnen zijn, maar ik vind het delicaat om nu al te zeggen wat ik precies zal schrijven. Ik moet dat samen doen met andere overheden.
Het lijkt me evident dat wij erop wijzen dat mensen ook kwalificaties kunnen verwerven in een eerdere opleiding of dat ze competenties kunnen verwerven elders. Overigens zijn eerder verworven kwalificaties (EVK) volgens de Europese richtlijn 2005/36 mogelijk voor de algemene ziekenverpleger op voorwaarde dat die behaald zijn tijdens opleidingen van een gelijkwaardig niveau. Wij zullen ook wijzen op wat elders in Europa gedacht wordt over elders verworven competenties (EVC), EVK, het European Credit Transfer System (ECTS) enzovoort. Op die manier zullen we proberen een beetje te wegen op de samenhang binnen het Europese beleid en zeggen dat je niet nu met deze boodschap kunt komen en ergens anders verkondigen dat EVC en EVK ook gehonoreerd moeten worden. Dat zullen we zeker doen.
Overigens sluit uw vraag een beetje aan bij een breder debat. U weet dat ik vind dat we moeten blijven zeggen dat mensen die de vierde graad van het beroepssecundair onderwijs verpleegkunde volgen, en die we willen opnemen in het hoger beroepsonderwijs, volwaardige verpleegkundigen zijn. Ze zijn weliswaar voorbestemd voor andere functies - ze krijgen ook andere barema's - dan die van de professionele bachelors.
Men beweert dat er vanuit Europa een beweging op komst is dat alleen maar professionele bachelors die in een hogeschool hebben gestudeerd en dat diploma hebben behaald, verpleegkundigen zouden kunnen zijn. Dat is niet de formele Europese stelling vandaag. Het zou bovendien een heel ongelukkige stelling zijn. We moeten absoluut de mogelijkheid behouden dat mensen die de vierde graad doen ook verpleegkundigen zijn, weliswaar met andere taken. Ze komen in sommige diensten niet binnen. Het gaat over 40 percent van de instroom voor de verpleegkundigen.
Als ik op deze brief aan de Europese Commissie zal antwoorden, zal ik natuurlijk duidelijk maken dat de mensen uit de vierde graden ook voldoen aan de geldende fundamentele vereisten. Dat is een belangrijk debat dat nu loopt, en daarom is die brief ook belangrijk. Het beste is dat ik wat voorzichtig ben, al wil ik nog niet precies zeggen wat ik zal schrijven. Ik houd u graag op de hoogte.
Mijnheer de minister, de brief die we aan de Europese Commissie sturen, is inderdaad heel belangrijk. Ik stel voor dat we het beleid dat we tot nu hebben gevoerd, en dat past binnen het Europees beleid, verdedigen en verantwoorden. We moeten Europa erop wijzen dat het dat enerzijds mee ondersteunt en anderzijds vandaag in vraag stelt.
Wellicht is het ook nuttig dat Europa goed op de hoogte is van de zaken waar het zelf mee bezig is, als de Europese ministerraad samenkomt om dit gegeven aan te kaarten.
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik ben blij dat u bevestigt dat de vierde graad verpleegkunde nog steeds een waardevolle richting is, zoals we u dat al een paar keer in de commissie hebben trachten te ontlokken. Ik heb dat ondertussen ook in de krant gelezen.
Niet alleen komt gemiddeld 40 percent van de verpleegkundigen uit de vierde graad, maar in sectoren als de thuiszorg of de rusthuizen is dat soms tot 80 of 90 percent. Ik ben blij dat het officiële Europese standpunt niet is dat enkel professionele bachelors nog verpleegkundige kunnen worden. Dat is blijkbaar een verkeerde interpretatie die hier en daar in Vlaanderen opduikt.
Als u zult overleggen met de andere gemeenschappen op een intrafederaal overleg, hoop ik dat u de kans zult aangrijpen om de collega's over dit thema aan te spreken en ervoor te pleiten dat het minder aantrekkelijk maken van de vierde graad niet thuishoort in het plan-Onkelinx. Dat plan werkt aan het aantrekkelijk maken van het beroep van verpleegkundige, en op zich is dat heel belangrijk. We zijn voor het aantrekkelijk maken van het beroep van verpleegkundige, maar niet via deze weg.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Ik wil inpikken op wat de minister zegt over waar de opleiding thuishoort en tot welke competentie ze moet leiden. Wat de minister zegt, is correct. De verschillende opleidingen moeten leiden tot verschillende competenties en takenpakketten. Daar wringt nu het schoentje. De onduidelijkheid is nog altijd te groot. Het debat loopt. Het is een bijzonder belangrijk debat, waar zowel degenen die de vierdegraadsopleiding volgen als degenen die de hogere opleiding volgen bij te winnen hebben als het zo snel mogelijk duidelijkheid verschaft.
Dan wordt ook naar de sector gekeken, en terecht, om met duidelijke beroepscompetentieprofielen te komen. We kunnen enkel hopen dat die er zo snel mogelijk en op een zo duidelijk mogelijke wijze komen.
We moeten heel duidelijk maken dat de eisen van Europa inhoudelijke eisen zijn, maar niet uitsluiten dat we die beantwoorden met een vierdegraads-BSO, waar we hoger beroepsonderwijs van willen maken. Indien de federale overheid echt zou denken dat al onze verpleegkundigen professionele bachelors moeten zijn, dan gaan we daar een stevig debat en desnoods een gevecht over opzetten, want dat is een heel grote vergissing.
Dat wil niet zeggen dat men niet-professionele bachelors niet nodig zou hebben voor een aantal kritische functies. Ik denk aan de hartdiensten en de intensive care. Dat betekent ook niet dat er geen masters nodig zijn binnen de verpleging. We moeten echter een ladder zien van kwalificaties en in functies. Heel die mix is nodig. Dat standpunt zal ik uitdrukkelijk verdedigen.
Mijnheer de minister, ik zou het ten zeerste appreciëren indien u het parlement verder op de hoogte zou houden van het concrete antwoord dat u aan de Europese Commissie zult geven.
Dat zal ik doen.
Het incident is gesloten.