Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Cock heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden, mijnheer de minister, opnieuw bereiken er ons alarmerende berichten. Scholen luiden de alarmklok over een tekort aan interim-leerkrachten.
Vorig jaar in maart had ik de situatie van toen al in ogenschouw genomen met dit parlement. Het arbeidsmarktrapport van april leek dat te bevestigen. In mei hebben we dan opnieuw de alarmklok geluid. Het berekenen van de cijfers voor de periode maart-april-mei van het jaar erop wees op een mogelijk dramatische situatie. In oktober hebben we nogmaals de berekening gemaakt, aan de hand van de recentste cijfers.
In januari hebben we het arbeidsmarktrapport besproken in de commissie. Uit dat rapport blijkt dat er echt wel structurele problemen zijn: er is iets te weinig uitstroom van afgestudeerden. Het aantal afgestudeerden voor het lerarenambt is gedaald. Er is ook een stijging van de uitstroom bij de beginnende leerkrachten, vooral de eerste vijf jaar. Er zijn een aantal positieve begeleidingsmaatregelen, maar die zorgen voor een stijging van de vraag naar het aantal interim-leerkrachten.
Er is de onverwachts uitgebroken financiële crisis. In de maanden april en mei van vorig jaar hadden we daar nog geen zicht op. Op de cijfers van december en januari heeft die crisis geen weerslag gehad, maar de VDAB-cijfers van februari 2009 leren ons dat die crisis toch wat invloed heeft gehad. Momenteel zijn er 2083 werkzoekende leerkrachten, en zijn er ongeveer 11.000 vacatures, een honderdtal meer dan vorig jaar rond deze tijd. Om al die vacatures te kunnen invullen is er echter, zo weten we, een stille reserve nodig van ongeveer 3000 werkzoekende leerkrachten. Die hebben we niet. We hebben maar twee derde van dat aantal.
Mijnheer de minister, hoe kan dat structureel worden verholpen? U hebt natuurlijk al een paar maatregelen genomen, die goed zijn, maar toch enigszins kurieren am Symptom zijn. Dan heb ik het bijvoorbeeld over het opnieuw in dienst nemen van gepensioneerde leerkrachten. Ik denk dat we met een soort vervangingspool moeten kunnen werken. Als in maart-april-mei het rode licht begint te branden, zou een alarmbelprocedure in gang moeten worden gezet. Anders moeten we heel drastisch het statuut van de leerkracht dynamischer maken en de vlakke loopbaan van die leerkracht doorbreken.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
We stellen inderdaad in het algemeen een tekort vast in een aantal vakken en een aantal regio's. Dat baart me eerlijk gezegd ook heel veel zorgen. Mijnheer De Cock, ik wil wel meteen zeggen dat we zeer fundamentele maatregelen, die echt in de diepte gaan, niet meer voor de verkiezingen zullen kunnen nemen.
We hebben echter ook niet echt stilgezeten. Snel na de publicatie van het arbeidsmarktrapport waarin werd gewezen op het dreigende tekort aan leerkrachten, heb ik om te beginnen heel snel een eerste overleg georganiseerd met de koepels, het gemeenschapsonderwijs en de vakorganisaties, om te bekijken hoe we zouden reageren.
Er zijn meteen heel wat maatregelen uit de bus gekomen. Ik noem er enkele. Er was bijvoorbeeld het idee dat een kleuterschool die geen kleuterjuffen vindt om aan te stellen in de instaplestijden, een beroep kan doen op kinderverzorgsters. We hebben een decreet van juni 2000 herschreven om het gemakkelijker te maken dat directies mensen aanstellen met overwerk of een bijbetrekking - dat is technisch jargon - wanneer ze niemand vinden die over de juiste kwalificatie beschikt, en die mensen daar ook voor betaalt. Tot op heden moeten de scholen daarvoor een ingewikkelde procedure volgen. Ze moeten bewijzen dat ze niemand vinden. Dat is niet simpel en vaak onrealistisch. Die procedure hebben we geschrapt. Het wordt veel makkelijker om iemand in te zetten uit - wat u noemt - de reserve.
We hebben in het basisonderwijs de bezoldiging verbeterd van kleuteronderwijzers en onderwijzers die cumuleren. Dat was erg belangrijk voor de leerkrachten die in de bres springen voor een korte vervanging. De cumulatieregels werkten ontmoedigend. Men kreeg het gevoel - en de reële vaststelling - dat men daar niets mee verdiende.
We hebben in het sociaal overleg maatregelen afgesproken waardoor de koopkracht stelselmatig verder verbeterd wordt. Dat is belangrijk voor de aantrekkelijkheid van het beroep. We gaan een extra koopkrachtverbetering doorvoeren voor leerkrachten met een zekere anciënniteit in Brussel.
We hebben het systeem van de vervangingseenheden georganiseerd. Daarmee krijgen scholen betaling voor leerkrachten die een collega vervangen, ook als het om een korte afwezigheid of een bedrijfsstage gaat. Bijkomend vanaf dit schooljaar kunnen scholen één vervanger aanstellen voor een hele reeks van opeenvolgende vervangingen. Dat maakt het natuurlijk makkelijker te organiseren en te hanteren.
De mentoren moeten ervoor zorgen dat de jongeren die beginnen in het onderwijs, niet snel afhaken - teleurgesteld omdat ze bepaalde moeilijkheden met de klas niet echt aankunnen. Mentoren kunnen daarbij helpen.
Dat is een hele reeks maatregelen. Hoort u mij zeggen dat dat genoeg is? Neen. Ik plan binnenkort verder overleg over bijkomende maatregelen. Ik heb daar de voorbije weken en maanden de tijd niet voor gehad omdat we over nogal wat decreten moesten onderhandelen met de vakbonden en de koepels.
Ik heb bovendien met het oog op de volgende regeerperiode, om de volgende Vlaamse Regering een beetje te stofferen, aan de Vlaamse Onderwijsraad gevraagd om een fundamenteel advies te geven, het liefst ook vernieuwend, over de aantrekkelijkheid van het onderwijs als arbeidsplaats en over het lerarentekort. U ziet, het zijn heel wat maatregelen. Toegegeven, het zijn pragmatische maatregelen, maar ze zijn niet onbelangrijk.
U doet een beetje geringschattend over de mogelijkheid die ik schep om mensen boven de 65 - eventueel tijdelijk - aan te stellen. Ik heb deze kleine maatregel al aarzelend aangekondigd op vergaderingen met de sector. Al twee keer viel het voor dat iemand zijn vinger opstak om te zeggen dat hij dat fantastisch vond en daarmee uit de nood gered was.
Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister.
Ik doe zeker niet geringschattend over 65-plussers die opnieuw in het onderwijs gaan. Integendeel, dat kan een verrijking zijn, ook voor het jonge korps. De uitwisseling en interactie kunnen veel bijbrengen.
Ik ben ook en vooral gecharmeerd doordat u advies vraagt aan de Vlor. Ik ben van oordeel dat we naar de diepte moeten gaan en het beroep van leraar echt aantrekkelijk moeten maken. Het moet aantrekkelijk overkomen zodat genoeg jonge mensen voor de studie van leerkracht kiezen.
Het mentorschap om de jonge leraren te begeleiden, is ook zeer belangrijk. Om het beroep volkomen aantrekkelijk te maken, moeten we eens nadenken over de aanpak van de vlakke loopbaan.
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, tijdens de bespreking in de commissie van het arbeidsmarktrapport heb ik dit al eens ingebracht, maar ik wil er vandaag opnieuw aandacht voor vragen: wij zoeken een oplossing voor het vastgestelde probleem dat jonge leerkrachten er na enkele jaren voor kiezen om het onderwijs te verlaten. Ik vraag dat we nadenken over en werk maken van betere werkomstandigheden en dat we iets doen aan de werkonzekerheid zodat deze mensen, nadat ze een goede opleiding hebben gekregen, ervoor kiezen om in het onderwijsveld te blijven.
De heer Gatz heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik neem akte van uw maatregelen. Ze zullen waarschijnlijk in een zekere of in beperkte mate zoden aan de dijk brengen. Waar ik in uw antwoord niet veel over heb gehoord, of dat was toch niet duidelijk, was over het nut van de vervangingspool. Ik weet wel dat als de vraag groter is dan het aanbod of vice versa, de vervangingspool slechts een instrument is, maar ik meen me toch te herinneren uit een vorige, gelijkaardige periode met een tekort aan leerkrachten, dat een vervangingspool weliswaar geen wondermiddel was, maar toch enig soelaas heeft gebracht. Ik zou graag hebben dat u daar nog even dieper op ingaat.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik denk dat het grote probleem vooral het volgende is. Op 1 september vindt iedereen zijn of haar werk en het is nadien dat er problemen zijn. We moeten ons er niet over verbazen dat mensen die niet onmiddellijk aan de slag kunnen, niet allen wachten op een vervangingsopdracht, maar dat velen andere horizonten opzoeken. Dit is een complex verhaal en er is geen pasklaar antwoord voorhanden. Misschien moeten we meer mensen achter de hand kunnen houden, hen als het ware aan het onderwijs binden. Binnen scholengroepen moet zoiets wel mogelijk zijn, maar we moeten op termijn een veel proactiever beleid voeren waarbij de mensen die voor het onderwijs hebben gekozen, hetzij onmiddellijk bij hun opleiding, hetzij nadien als zij-instromers, bij ons blijven en we hen te allen tijde kunnen inzetten.
De heer Sannen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, het is mooi dat wij als Vlaanderen proberen om kwalitatief onderwijs aan iedereen te geven en ervoor te zorgen dat dit ook gerealiseerd wordt, maar dat kan alleen als we over de mensen beschikken om dat waar te maken. De leerkrachten zijn dus de essentiële sleutel. Ik denk dat dit de uitdaging wordt voor de volgende legislatuur: ervoor zorgen dat we voldoende kwalitatieve leraren hebben om het beleid dat we wensen in het onderwijs, waar te maken.
Ik maak me daar samen met de minister grote zorgen over, omdat er niet alleen het rapport van het tekort op dit moment is - en een tekort houdt risico's in voor de kwaliteit van de leerkracht, want daardoor wordt er gezocht naar ad-hocoplossingen die waarschijnlijk niet altijd interessant zijn indien we de echte kwaliteit van het onderwijs willen handhaven - maar ook een rapport van nog niet zo lang geleden over het welbevinden van de leraren, en dat is ook niet zo gunstig.
Ik maak me dus grote zorgen en ik weet dat deze regering geprobeerd heeft om via een deel maatregelen al voor een stuk antwoorden te geven, maar ik denk dat ze onvoldoende structureel al heb ik ook niet dadelijk structurele antwoorden. Ik stel alleen maar vast dat er bijvoorbeeld in de Scandinavische landen bijna een wachtlijst is om leraar te kunnen worden, dat de interesse van jonge mensen om leraar te worden, er ontzettend groot is, terwijl wij hier met het probleem van een tekort kampen. Fundamenteel mankeert er dus wat, niet alleen aan ons beleid, maar misschien ook aan ons maatschappelijk denken over het onderwijs en over de positie van de leraar.
Ik ben blij dat de minister zegt dat hij een fundamenteel advies heeft gevraagd aan de Vlor, want het zal de uitdaging zijn voor de volgende legislatuur om ervoor te zorgen dat we voldoende kwalitatieve onderwijskrachten hebben.
De heer Tavernier heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik denk dat de probleemstelling duidelijk is. Het antwoord van de minister is zeer zwak, vind ik. Er zijn natuurlijk een aantal maatregelen genomen die het de scholen en de directies makkelijker maken of soepeler maken om mensen te vervangen en om vervangers te vinden, maar ik twijfel er wat aan of ze de kwaliteit van het onderwijs ten goede komen, vooral wanneer men te weinig gekwalificeerde mensen vindt.
Het probleem zit al in de instroom, want hoeveel van de mensen die voor onderwijzer of voor een lesopdracht studeren, beginnen er ook aan en blijven er na enkele jaren ook in? De werkonzekerheid is één van de elementen.
Door de afschaffing van de vervangingspool heeft men die werkonzekerheid nu natuurlijk nog opgedreven, waardoor een aantal mensen sneller afhaken en niet blijven wachten op de volgende interim-opdracht. Ook op langere termijn is het belangrijk om te kijken waarom iemand niet blijft. Verder moeten we ook kijken naar de zij-instromers.
Ik wil de suggestie van de heer De Cock en de heer Gatz in verband met het opnieuw bekijken van de vervangingspool ten volle ondersteunen, wetende dat de meerderheid die vervangingspool bij het begin van deze legislatuur heeft afgeschaft. Ik blijf ervoor pleiten.
De idee van de vervangingspool had veel goede kanten, maar toen ik minister werd, was er ook zeer veel kritiek op het praktisch functioneren ervan. De vervangingspool is een grootschalige operatie, maar is misschien niet de fundamentele ingreep die we nodig hebben. Daarom aarzel ik zeer sterk om dat vandaag opnieuw op de agenda te zetten. Ik wil wat grondiger denkwerk doen over de aantrekkelijkheid en de stabiliteit van het beroep. Misschien moeten we meer vernieuwende en radicale dingen doen op het microniveau van de leerkracht in haar of zijn school. Daar moet vernieuwend over worden nagedacht: hoe houd je mensen daar? Hoe houd je mensen gemotiveerd?
De instroom is inderdaad enorm. De hoeveelheid geld die wij als samenleving besteden aan lerarenopleiding en die later niet rendeert in het onderwijs, is enorm. Hoe kun je ervoor zorgen dat de individuele leerkracht zich goed voelt in de school en echt wil doorgaan met onderwijs? Dat is mijns inziens een veel fundamentelere vraag dan nu opnieuw voor een vervangingspool te pleiten.
Een andere reden waarom we de vervangingspool volgens mij nu niet moeten invoeren, is het feit dat we met een heel onzeker conjunctuurbeeld zitten. Wie weet, vertellen we hier over een half jaar een heel ander verhaal over tekorten, dan wel overschotten op de arbeidsmarkt. Dat weten we niet. Daarom wil ik er even mee wachten.
Ik ben het eens met diegenen die zeggen dat we meer fundamentele dingen moeten doen. Ik wil even de verwijzing naar Noord-Europa oppikken. De afstand tussen onze situatie en die in Finland is enorm. Het gaat om masters. Men doet selectie aan de poort. Men staat daar in de rij te wachten. Er is ook een zeer grote vrijheid binnen de scholen inzake de verloning. Ik pleit daar niet voor, ik wil enkel aantonen dat de afstand tussen onze situatie en die situatie fundamenteel is. We moeten dus goed nadenken over ons eindobjectief als we fundamenteel beginnen bij te sturen.
Wat wel blijkt, is dat, als je de lat hoger legt, er meer zijn die erover willen gaan, omwille van het prestige en omdat de keuze voor het beroep een kritischere keuze is. Het feit dat we de masteropleidingen met een zwaardere specifieke lerarenopleiding hebben gecombineerd, heeft een duidelijke rem gezet op de instroom, maar ik ben er zeker van dat diegenen die eraan beginnen, echt gemotiveerd zijn en het ook echt zullen doen. In die zin kan Finland inderdaad wat als inspiratie dienen.
Je mag niet aarzelen om een serieuze inspanning te vragen van wie leerkracht wil worden, want dat draagt bij tot de motivatie en het maatschappelijke aanzien. Dat is de beweging die we hebben gedaan met de specifieke lerarenopleidingen voor de masters. Het is te vroeg om daar het resultaat van te zien, maar ik hoop dat een kritische en bewuste keuze, gecombineerd met de mentorenbegeleiding, de uitstroom van jonge mensen die beginnen en zeer snel weer verdwijnen uit het onderwijs, op dat niveau kan keren.
Als je tien, vijftien punctuele maatregelen neemt, zijn het kleine en pragmatische maatregelen. Ik ben me daarvan bewust. Het gaat evenwel om niet-onbelangrijke maatregelen. In elk geval zet ik dit zeer hoog op de agenda voor een volgende Vlaamse Regering. Daarom heb ik de VLOR ook om een zeer grondig advies gevraagd. En precies omdat ik het zo hoog op de agenda plaats, moet dat vandaag voorbereid worden.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik onthoud dat wij echt moeten denken aan een drastische verandering. Een van de grote problemen is de aantrekkelijkheid van de onderwijsloopbaan. Het is een vlakke loopbaan. Misschien moeten we denken aan enkele carrièresprongen en loonsprongen. Dat is werk voor de komende legislatuur. Ik ben blij dat u al opdracht hebt gegeven voor het voorbereidende werk, mijnheer de minister.
Ik dank ook de collega's die zich bijna kamerbreed hebben aangesloten bij dit debat. Het wordt een van de belangrijkste uitdagingen voor de komende legislatuur.
Het incident is gesloten.