Verslag plenaire vergadering
Voorstel van decreet houdende wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn het ontwerp van decreet tot wijziging van het Gemeentedecreet en het voorstel van decreet van de heer Joris Van Hauthem en de dames An Michiels en Hilde De Lobel houdende wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, die door de commissie in samenhang zijn behandeld, met dien verstande dat het ontwerp van decreet als basis voor de bespreking werd genomen. Wij volgen hier dezelfde werkwijze.
De algemene bespreking is geopend.
De heer De Meulemeester, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetevaluatie besprak op 27 november, 2 en 9 december 2008 het ontwerp van decreet tot wijziging van het Gemeentedecreet.
Dit ontwerp van decreet werd samen geagendeerd met het voorstel van decreet van de heer Joris Van Hauthem en de dames An Michiels en Hilde De Lobel houdende wijziging van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005.
Mevrouw de voorzitter, dit wijzigingsdecreet heeft in de commissie geleid tot een zeer diepgaande, verrijkende en boeiende bespreking en uitwisseling van standpunten tussen de commissieleden enerzijds en de minister van Binnenlands Bestuur anderzijds. De minister gaf in zijn inleiding en toelichting bij het ontwerp van decreet aan dat het voornamelijk om technische wijzigingen en terminologische aanpassingen gaat, waarbij de filosofie van het Gemeentedecreet volledig overeind blijft. Hij stelt dat de wijzigingen voor een stuk geïnspireerd zijn door de VVSG en voor een stuk vanuit het werkveld.
Hij stelt ook dat het om een verfijning gaat die sommige zaken kan vergemakkelijken. De minister geeft voorts toelichting bij bepalingen die in het ontwerpdecreet zijn opgenomen over de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen, de gemeentelijke diensten, het gemeentepersoneel, planning en beheer, de werking van de gemeente, intern en extern verzelfstandigde agentschappen (IVA's en EVA's), het bestuurlijk toezicht en de externe audit.
Namens de Vlaams Belangfractie licht mevrouw An Michiels het voorstel van decreet toe dat tot doel heeft de carrousel die op gang is gebracht naar aanleiding van de niet-benoeming van de drie burgemeesters uit de Vlaamse Rand, te stoppen.
Bij de algemene bespreking stelt de heer Van Hauthem van de Vlaams Belangfractie dat hij had gehoopt dat een aantal gemiste kansen in het oorspronkelijke decreet alsnog zouden worden goedgemaakt. Volgens hem is dat echter niet het geval. Hij stelt dat de wijzigingen voor 85 percent technisch en praktisch, en slechts voor 15 percent inhoudelijk van aard zijn.
Hij is verder verwonderd over het feit dat niet verder gesleuteld werd aan het statuut van het gemeenteraadslid, bijvoorbeeld door het voorzitterschap van de gemeenteraad voor te behouden voor een gemeenteraadslid buiten het college van burgemeester en schepenen. Verder stelt de heer Van Hauthem vast dat van deregulering geen sprake is en dat het ontwerp onleesbaar is, zelfs voor een wijzigingsdecreet.
Namens de Groen!-fractie bewondert de heer Tavernier de ijver van de minister en de voortdurende verbetering van de teksten. Maar hij stelt onmiddellijk vast dat hij niet ver gekomen is met de oorspronkelijke basistekst in zijn poging om alle voorliggende wijzigingen te begrijpen. De heer Tavernier vindt het jammer dat de cumulatie van een lokaal uitvoerend mandaat en een parlementair mandaat blijft bestaan. Verder betreurt hij het ontbreken van de onafhankelijkheid van de gemeenteraadsvoorzitter en de constructieve motie van wantrouwen.
Wat de samenstelling van het managementteam betreft, stelt hij dat men ingaat tegen de oorspronkelijke visie. Hij begrijpt niet waarom men die vermenging - en dus onduidelijkheid - invoert. Over de financiële controle stelt de heer Tavernier dat in bepaalde artikelen die controle juist afgezwakt wordt en dat het aantal rapporteringen, onder meer door de externe audit, verminderd wordt.
De heer Tavernier besluit dat hij bij dit ontwerp een slecht gevoel heeft. Hij heeft weliswaar oog voor een aantal verduidelijkingen en verbeteringen, maar hij voegt er in één adem aan toe dat er compleet overbodige zaken, evenals een aantal inhoudelijke verslechteringen, in het ontwerp staan.
Namens de CD&V-fractie gaat de heer Verfaillie er, net als de minister, van uit dat de gemeenten vandaag goed werken. Hij stelt echter dat door de vorige gemeenteraadsverkiezingen er snel diende te worden gewerkt en dat het Gemeentedecreet daardoor onvolkomenheden bevatte. Voor hem en zijn fractie is het belangrijk en wenselijk dat alle regelingen gelijk zijn aan die in het OCMW- en het Provinciedecreet.
Tot slot vindt de heer Verfaillie dat dit ontwerp meer duidelijkheid brengt, die ten goede zal komen aan de lokale besturen.
Namens de sp.a-fractie vindt mevrouw De Wachter het belangrijk dat het voorliggende ontwerp rekening houdt met de ervaringen uit het dagelijkse bestuur van een gemeente. Het feit dat dit ontwerpdecreet veel verbeteringen en verfijningen in zich heeft, is voor haar en haar fractie een meer dan voldoende reden om achter de inhoudelijke wijzigingen te staan.
Commissievoorzitter De Loor acht de technische en terminologische correcties nodig, evenals het doortrekken van de parallellen met het OCMW-decreet.
Na de algemene bespreking van dit ontwerp van decreet antwoordt minister Keulen op alle gestelde vragen, waarna de artikelsgewijze bespreking een aanvang neemt, gevolgd door de artikelsgewijze stemming.
Het ontwerp van decreet tot wijziging van het Gemeentedecreet wordt in zijn totaliteit aangenomen met acht stemmen tegen drie.
Tot zover, mevrouw de voorzitter, een bondige weergave van de uitermate interessante, leerrijke en boeiende discussies die wij in de commissie Binnenlandse Aangelegenheden hebben gehad over dit zeer belangrijke ontwerp van decreet. (Applaus)
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, met dit bijzonder omvangrijke ontwerp van decreet van een 150-tal artikelen zijn we al aan de zesde wijziging toe in drie jaar tijd. Iedereen heeft intussen zijn buik vol van het Gemeentedecreet, zeker wat de wijzigingen betreft. Als er in drie jaar tijd zes wijzigingen moeten worden doorgevoerd, moeten we ons vragen stellen over wat wanneer en waar is misgelopen. Het zegt veel over de kwaliteit van het initiële decreet, dat ook al tijdens de vorige legislatuur werd voorbereid.
Het betekent niet dat wijzigingen niet noodzakelijk kunnen zijn. Ook in dit ontwerp waren enkele verduidelijkingen zeker nodig, ook op basis van pakkende vragen om uitleg die u kreeg, mijnheer de minister, naar aanleiding van het in werking treden van grote delen van het decreet. Daaruit bleek dat er interpretatiemoeilijkheden waren en dat een en ander niet duidelijk was in de initiële tekst.
Het voortschrijdende inzicht kan met zich meebrengen dat er wijzigingen noodzakelijk zijn. Er zijn enkele goede veranderingen bij. Dat hebben wij ook toegegeven. Ik geef als voorbeeld dat men de ombudsdienst via intergemeentelijke samenwerking kan organiseren. Waarom stond dat allemaal niet in het initiële decreet? Ik vind dat men zich daartoe had moeten beperken.
De motivering van dit decreet is drievoudig: afstemming op het OCMW-decreet, terminologische aanpassingen en vragen en opmerkingen uit het werkveld. Het resultaat is een compleet verwarrend en onleesbaar stuk, zeg maar een knoeiboel, waarin een kat haar jongen niet meer terugvindt.
Voor de afstemming op het OCMW-decreet vraag ik me wat de timing betreft af of de meerderheid het nog wel weet. Voor het reces mocht het OCMW-decreet in de plenaire vergadering niet gestemd worden omdat er nog een wijziging op het Gemeentedecreet zou komen, en dat moest allemaal samen gestemd worden. Uiteindelijk is het OCMW-decreet enkele weken geleden dan toch in de plenaire vergadering gestemd, los van het wijzigingsdecreet. Qua timing zegt men de ene keer dit, de andere keer dat.
Wat de inhoudelijke afstemming betreft, valt er iets voor te zeggen om de procedures en de werking van de gemeentelijke en de OCMW-instellingen min of meer op elkaar af te stemmen. Maar de wijze waarop men dit in dit decreet heeft gedaan, is absurd en soms zelfs lachwekkend. Alles moest tot op de komma gelijklopen. Soms veranderde men één woord in een artikel, op een andere plaats verscheen een hele paragraaf in het wijzigingsdecreet.
Ik geef een voorbeeld: de wijziging van artikel 8, over de wijze waarop de voorzitter van de gemeenteraad wordt aangeduid. Heel de paragraaf wordt vervangen, maar als je de nieuwe versie vergelijkt met de oorspronkelijke, blijkt dat dit gebeurt enkel om één zin in het oorspronkelijke decreet in twee zinnen te kappen. Inhoudelijk verandert er absoluut niks.
We hebben nogal wat tijd verloren om alles te vergelijken en tot de conclusie te komen dat er inhoudelijk niets verandert. Maar omdat de punt en de komma in het OCMW-decreet nu een regel hoger staan, moet dat in het Gemeentedecreet ook zo zijn. In sommige artikelen vervangt men een hele paragraaf om het woord 'als' te veranderen in 'wanneer' of 'gouverneur' in 'provinciegouverneur' of 'onverminderd de bevoegdheid van de gouverneur' in 'met behoud van de bevoegdheid van de provinciegouverneur'.
Ik vraag me af of daarvoor een decreetswijziging moet gebeuren. Dit beslaat ongeveer 85 percent van het decreet. Dit was niet noodzakelijk. Zo komen we in een vicieuze cirkel terecht. Als we morgen in het OCMW-decreet een punt of een woord vervangen, zelfs met dezelfde betekenis, zullen we het decreet dan ook weer vervangen? Dit decreet is technisch een draak. Het gaat over massa's overbodige artikelen.
Daardoor zijn we detaillistisch geworden en is er van deregulering geen sprake. Nochtans was dat een vraag van het werkveld. Ik geef toe dat we daar op twee gedachten kunnen hinken. Naar aanleiding van het initiële decreet misbruikten of misinterpreteerden bepaalde gemeentebesturen, met welke meerderheden ook, bewust een aantal artikels om de prerogatieven van de gemeenteraad, in casu de gemeenteraadsleden en in de praktijk de gemeenteraadsleden van de oppositie, te fnuiken. Dan was het inderdaad noodzakelijk om een en ander in het decreet helaas te verduidelijken, waardoor men op sommige punten helaas detaillistisch moest worden. Anderzijds zijn er nog steeds massa's artikels in het gemeentedecreet die veel te detaillistisch zijn.
Ik vraag me af of de gemeenten op dit wijzigingsdecreet zaten te wachten. Ik moet de Vlaamse Raad voor Bestuurszaken gelijk geven als die zich afvraagt wanneer er nu eens een gecoördineerde versie komt, niet alleen van de decreetsartikels zelf, want dat is niet zo moeilijk, maar ook van de memorie van toelichting. We hebben nogal wat memories van toelichting gehad, waarin men eerst wit zei en later zwart.
Er wordt gezegd dat we wijzigingen moeten doorvoeren op vraag van het veld. Meestal hebben we het beeld van enerzijds Brussel en anderzijds het werkveld. Deze materie heeft alles te maken met lokale besturen. Wij zijn allemaal wel lokale mandatarissen, sommigen ook met een uitvoerend mandaat, burgemeesters, schepenen, zeker ook in de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden. Dat is geen verwijt, dat is de logica zelf. De heren Verfaillie, De Meulemeester en Vermeiren zijn burgemeester, de heer De Loor is OCMW-voorzitter. Het werkveld in deze zaak bevindt zich niet ergens te velde, maar zit hier in dit parlement, meer bepaald in de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden. Ik vraag me dan ook af waarom we in drie jaar tijd zes wijzigingen van het initiële gemeentedecreet hebben doorgevoerd, terwijl degenen die het moeten uitvoeren zelf de decreten maken.
Minister Keulen heeft het woord.
Mijnheer Van Hauthem, dit debat hebben we ook gehad in de commissie. Het is goed dat u dit opnieuw aanstipt, want dat geeft me de kans om te repliceren. Als ik die opmerkingen moest krijgen vanuit de meerderheid, dan trek ik dat hele verhaal terug. We hebben dit gedaan om een aantal zaken te verfijnen en verbeteren. Vandaag draaien de gemeentebesturen en werken de gemeentediensten goed. Dit is een van de omvangrijkste decreten die je je kunt inbeelden. Het regelt wat op het gemeentelijke niveau gebeurt. Ik ben constructief als er voorstellen komen. In de mate dat we zaken kunnen verbeteren en verfijnen, doen we dat.
Binnenlands bestuur, en zeker gemeentebestuur, is geen exacte wetenschap. Dit is geen wiskunde. Je kunt daar geen twee jaar over nadenken, dan een decreet maken en er voor eens en voor altijd van af zijn. Het lokale niveau is heel dynamisch. Toen ik pas begon met gemeentepolitiek, was iedereen volop bezig met investeren in de sectoren van de vrije tijd, cultuur, jeugd, sport en toerisme. Vandaag is iedereen bezig met het plannen van extra capaciteit voor kinder- en seniorenopvang. Als je dat had gezegd in de tweede helft van de jaren tachtig, dan had iedereen zich afgevraagd waar je dat haalde.
Er dienen zich enkele nieuwe uitdagingen aan.
VLAREM bijvoorbeeld is intussen al heel vaak gewijzigd. Het decreet op het volwassenenonderwijs is al 22 keer gewijzigd, de rechtspositie van het onderwijsveld 29 keer, het decreet op de zeehavens 9 keer. Dat heeft allemaal te maken met de dynamiek in een samenleving, vooral dan wanneer het gaat over een grote sector waarbij veel mensen betrokken zijn of een domein waar veel diensten van afhangen. Ik had kunnen zeggen dat die zesde wijziging er niet kwam. Ik herhaal dat alles vandaag goed draait. Door die wijziging door te voeren kan het echter nog beter draaien. Ik zou dan ook niet goed bezig zijn indien ik het been stijf zou houden. Het binnenlands bestuur en het gemeentebestuur zijn geen exacte wetenschappen waar men met een eenvoudig decreet alles voor eens en altijd kan regelen. Dat kan niet.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik denk dat u gelijk hebt wanneer u zegt dat heel wat materies geen exacte wetenschap zijn. Wij hebben alle aanpassingen die zijn doorgevoerd en ook het oorspronkelijke decreet mee goedgekeurd. Los van die niet-exacte wetenschappen mogen we ons echter de vraag stellen welke weg zo'n decreet doorloopt en wie daar allemaal bij betrokken wordt. Ik heb er een lijstje van gemaakt: de Vlaamse Adviesraad voor Bestuurszaken, de Raad van State, de SERV. Verder zijn er consultaties bij de VVSG en, wat de provincie betreft, bij de VVP. We winnen dure adviezen in van professoren. Er is ook overleg met interkabinettenwerkgroepen en er zijn de commissiewerkzaamheden en plenaire vergaderingen.
Toch slagen we er niet altijd in om tot een sluitende decreetgeving te komen. Wetgeving wordt op de korrel genomen en bekritiseerd als zijnde niet sluitend genoeg. Ik verwijs dan naar de problematiek met onze rechtbanken. We moeten ons de vraag stellen waarom we daar niet in slagen ondanks de participatie van al die actoren. Ik heb daar zelf niet onmiddellijk een pasklaar antwoord op.
De reden is precies dat het niet om een exacte wetenschap gaat. Die professoren, die ik heel erg waardeer en die ons nieuwe inzichten kunnen bijbrengen, zijn vaak bang voor twee zaken: praktisch zijn en concreet zijn. Zij praten over zaken die zij bestudeerd hebben maar die zij niet van binnenuit kennen. Zij worden dan geconfronteerd met mensen die daar al 20 of 30 jaar mee bezig zijn. Zij proberen dat in schema's te vatten en daar een rechtskundig kader voor te creëren. Hun adviezen zijn waardevol maar het zwakke punt van hun adviezen in alle domeinen is dat zij huiverachtig staan tegenover de begrippen praktisch zijn en concreet zijn.
De heer Tavernier heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik begrijp uw redenering maar u maakt wel een fout door alles op u te nemen. Het is evengoed een gevolg van de werking van de meerderheid en van de wijze waarop die een ontwerp van decreet voorbereidt en bespreekt in de commissie. De heer Van Hauthem zal me volmondig gelijk geven wanneer ik zeg dat indien er bij het oorspronkelijke decreet meer openheid en soepelheid was geweest vanuit de meerderheid om naar een aantal opmerkingen van de verschillende oppositiepartijen te luisteren, er toen misschien al een aantal wijzigingen hadden kunnen worden aangebracht. Er wordt echter een hele adviesprocedure doorlopen, en leden van zowel meerderheid als oppositie moeten maar slikken wat er staat. Met iets meer openheid hadden we er misschien nog wat langer over gedaan maar hadden we wellicht ook een ander parcours kunnen afleggen.
Want geef toe, ondanks alle vergelijkingen zes wijzigingen doorvoeren op drie jaar tijd op een ontwerp dat jaren voorbereid was, dat is onfatsoenlijk wetgevend werk. En, mijnheer Van Dijck, toen ik deze morgen advocaat Rieder over de procedurefouten hoorde spreken, dacht ik automatisch aan dit ontwerp van decreet.
Mevrouw de voorzitter, laat dit parlement meer tijd nemen, ook in commissie, ook al besef ik dat men mij en sommige andere collega's als zanikers en als vitters beschouwt als er teksten worden besproken.
Mevrouw de voorzitter, dit is een zeer belangrijk en interessant debat. Ik wens me echter niet op dezelfde lijn te zetten als de heer Tavernier. Hij zegt dat als de oppositie meer betrokken zou worden, het decreetgevend werk plots beter zou zijn. (Opmerkingen van de heer Jef Tavernier)
Mijnheer Tavernier, ik heb niet alle amendementen gelezen. Indien we echter met alle amendementen rekening hadden gehouden en ze ook soelaas hadden geboden, dan had ik u op een piëdestal gezet. Maar zo simpel is het niet. Er is heel wat werk voorafgegaan aan dit decreet, ook tijdens de vorige legislatuur.
Natuurlijk is er in een parlementaire democratie en bij het debat over het opstellen van een nieuw decreet een spel van geven en nemen, waarbij rekening wordt gehouden met wat voor de ene en voor de andere belangrijk is. Dat is eigen aan de democratie. Dat is positief. Ik heb echter geen pasklaar antwoord op de vraag hoe we wel tot die goede decreetgeving kunnen komen.
Minister Keulen heeft toch wel een belangrijk punt aangehaald. Sommigen zeggen dat technici meer aan bod zouden moeten komen. Ook technici hebben echter - en gelukkig maar - niet alle wijsheid in pacht. Soms wordt hier smalend gezegd dat de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden de commissie is van de schepenen en burgemeesters. Maar ook de VVSG is een actor, een betrokken partner geweest.
Mijnheer Tavernier, het is te simpel om te zeggen dat er maar naar u moest worden geluisterd.
De heer De Loor heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik kan me perfect vinden in de woorden van de heer Van Dijck.
Mijnheer Tavernier, ik betreur toch dat u aanhaalt dat er een gebrek aan openheid zou zijn binnen onze commissie. Zowel aan het OCMW-, het Gemeente- als het ontwerp van wijzigingsdecreet op het Gemeentedecreet is een zeer interessante discussie voorafgegaan. Ik nodig u uit er de verschillende verslagen van de commissievergadering op na te slaan. Uw naam is niet degene die het minst voorkomt in de verslagen. Ik betreur dan ook dat u zegt dat er een gebrek aan openheid is in onze commissie.
U moet de nuancering die in mijn uiteenzetting zat niet wegnemen. In de commissie werd inderdaad vrij veel gediscussieerd. De oppositie heeft gezorgd voor een serieuze inbreng. In andere commissies is dat van de twee kanten, denk ik, soms minder het geval. Dat neemt niet weg dat een aantal elementen, zeker bij het oorspronkelijke decreet, beter en met meer openheid besproken hadden kunnen worden. Daarmee wil ik niet zeggen dat het een gesloten commissie was, waarin de tekst te nemen of te laten was. Enige nuance is dan ook op zijn plaats.
Ik dank trouwens een aantal collega's. De ene staat meer open voor argumenten dan de andere. Dat geldt ook voor de minister.
De heer Verfaillie heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dit is basisregelgeving, die van toepassing moet zijn op de 308 gemeenten. De leden van de meerderheid kunnen zeker beamen dat door een of andere partij nu en dan een amendement werd ingediend, dat vooral gebaseerd was op de werking van een specifiek bestuur in één bepaalde gemeente.
Wij moeten daar zeker niet op doorgaan. Wij moeten een basisregelgeving hebben voor 308 gemeenten. Maar die 308 gemeenten verschillen totaal van elkaar. Herstappe is, met 67 inwoners, de kleinste gemeente, terwijl Antwerpen 500.000 inwoners telt. De toepassing van deze basisregelgeving in de 308 gemeenten vergt een constante evenwichtsoefening tussen het haalbare en het draagbare.
Bovendien dateren de jongste Vlaamse verkiezingen van 2004. In het regeerakkoord was het specifiek de bedoeling vertrouwen te geven en verantwoordelijkheid te nemen zodat er bij de gemeenteraadsverkiezingen een nieuwe basisregelgeving zou zijn. Ik wil alle commissies en ministers in dit Vlaams Parlement uitdagen om op één jaar tijd een volledig nieuwe basisregelgeving op te stellen. Ik pleit hier dus verzachtende omstandigheden. In het kunst- en vliegwerk moest alles vrij snel gaan. Het lijkt mij nogal logisch dat er hier en daar wat fouten in geslopen zijn.
Maar ik wil ook benadrukken dat dit de vierde aanpassing is van het Gemeentedecreet, niet de vijfde. Voor iedereen die goed kan tellen: dit is de vierde aanpassing. De aanpassingen die wij vandaag bespreken, zijn, strikt juridisch, voor het functioneren van de gemeenten niet nodig. Het gaat gewoon om het afstemmen van de verschillende regelgevingen om te vermijden dat er in de commissie vragen zouden komen over verschillen tussen bijvoorbeeld het OCMW-decreet en het Gemeentedecreet. Het is veel beter om die zaken op elkaar af te stemmen.
Zonder die aanpassingen van vandaag kunnen de gemeenten echter ook perfect functioneren. Als uitvoerend lokaal mandataris weet ik waarover ik spreek. Of we nu die aanpassingen hebben of niet, de stad Veurne zal niet beter of minder goed worden bestuurd.
Ik noteer eerst en vooral dat de heer Verfaillie het initiële Gemeentedecreet 'kunst- en vliegwerk' heeft genoemd.
Mijnheer de minister, er is een verschil tussen de inhoudelijke politiek die door een gemeente wordt gevoerd en de structuur waarbinnen gemeentelijke instellingen moeten functioneren. U zegt dat toen u een aantal jaren geleden begon, de gemeenten zich met andere zaken bezighielden dan nu. Maar hier gaat het om de basisstructuur. Dit is een kaderdecreet waarbinnen gemeenten moeten kunnen functioneren. Ik weet wel dat er altijd wijzigingen nodig zullen zijn, maar als het decreet niet van in het begin min of meer deftig op poten staat en men moet al binnen de drie jaar wijzigingen doorvoeren, dan scheelt er iets aan de decreetgeving.
Ja, wij hebben daar in de commissie lang over kunnen discussiëren, maar ik verwijs naar het Kiesdecreet, dat er toch ook mee te maken heeft: wat hebben we daar niet meegemaakt? Waar was toen de openheid van de meerderheid toen wij, zonder daarom politieke argumenten aan te dragen, zwart op wit konden aantonen dat die regeling absurd was en niet toepasbaar zou zijn? Dat stond dan nog los van de politieke invulling. Ook dat werd weggewuifd.
Moet ik verwijzen naar het OCMW-decreet waarvoor men in de plenaire vergadering nog met een pak amendementen afkomt, en dat in feite een reparatiedecreet is voor een decreet dat nog niet is goedgekeurd? En dan zouden wij hier moeten spreken van goed decreetgevend werk. Ik vind dat niet.
Mijnheer de minister, u zegt ook dat de adviesraden bestaan uit professoren die vanuit hun ivoren toren schema's maken en die denken dat het daarmee zal lukken, terwijl ze zelf geen ervaring hebben met hoe het in de praktijk moet gebeuren. Dat is een terechte opmerking. Om die reden hebt u veel van die adviezen weerlegd. Maar dit ontwerp van decreet is niet geschreven door die professoren: het is gemaakt door de meerderheid waarin nu net al die burgemeesters en schepenen zitten die de ervaring van het werkveld hebben. U kunt zich toch niet verschuilen achter het argument dat het ontwerp van decreet is gemaakt op basis van een aantal schema's en dat bestuurskunde geen exacte wetenschap is. Dat is juist, maar het zijn jullie, de meerderheid, burgemeesters en schepenen die het in de praktijk moeten toepassen, die dit ontwerp van decreet hebben gemaakt.
Het lijkt me dan ook geen toonbeeld van goed bestuur binnen een periode van drie jaar met de zoveelste wijziging af te komen.
Sinds de Lambermontakkoorden van 2001 is Vlaanderen bevoegd voor het bestuur van de gemeenten. Ik herinner me nog zeer goed dat de toenmalige meerderheid tussen 2001 en 2004 grote uitspraken heeft gedaan. Ik was toen lid van de oppositie in het Vlaams Parlement. De meerderheid zou allerhande voorbereidende werkzaamheden aanvatten. Uiteindelijk is zeer weinig tot niets gebeurd. We zijn op 1 september 2004 met een volledig wit blad van start moeten gaan.
Ik herinner me levendig allerhande discussies binnen de vorige meerderheid over zaken als de beperking van het aantal ambtstermijnen van een burgemeester. Daar gaat het uiteindelijk niet om. Wat wij willen, is een goed bestuur in de gemeenten. Dit ontwerp van decreet levert hiertoe een bijdrage.
Mijnheer Verfaillie, in dat geval bent u slecht gestart. U hebt trouwens zelf toegegeven dat het kunst- en vliegwerk was.
Ik verbaas me steeds over het feit dat bepaalde mensen met veel aplomb, gedreven en met argumenten een stelling poneren en bij een wijziging met even veel aplomb en evenveel argumenten precies het tegenovergestelde verklaren. Dat zal het voortschrijdend inzicht zijn.
Ik verwijs in dit verband naar het managementteam. Aangezien we dit debat hier al uitvoerig hebben gevoerd, zal ik het nu niet opnieuw openen. In het initiële Gemeentedecreet staat dat het om een puur ambtelijk team gaat. Deze politieke beleidsoptie is toen met argumenten onderbouwd. Iedereen stond achter deze trendbreuk. Nu zullen de burgemeester of een schepen met raadgevende stem deel van het managementteam uitmaken. De argumenten inzake depolitisering die destijds sterk zijn verdedigd, vallen nu plots weg. Er zijn reacties uit het werkveld gekomen. Het werkveld bevindt zich echter hier. De burgemeesters en schepenen waren tot een inzicht gekomen en zijn nu tot een ander inzicht gekomen. De minister mag dat niet op reacties uit het werkveld steken. Hij moet dat gewoon een koerswending en een puur politieke beslissing noemen. Hij zou dat op die manier moeten verdedigen.
Nuttige en noodzakelijke aanpassingen mogen zeker en vast worden doorgevoerd. Ik stel me echter vragen bij de meerwaarde van dit ontwerp van decreet. Ik vraag me af waar met betrekking tot de organisatie van het lokaal bestuur de prioriteiten van de Vlaamse Regering liggen. Blijkbaar wil de Vlaamse Regering absoluut dat elk woord en elke komma op dezelfde plaats staan als in het OCMW-decreet. De inhoud loopt evenwel gelijk. De Vlaamse Regering ligt blijkbaar minder wakker van de tientallen artikelen in het Gemeentedecreet die nog op uitvoering liggen te wachten. Dat is toch de perceptie.
Ik verwijs in dit verband onder meer naar titel IV, getiteld 'Planning en financieel beheer'. Hoewel tientallen artikelen nog op uitvoering liggen te wachten, kan de Vlaamse Regering het zich permitteren wekenlang teksten zonder inhoudelijk belang te schrijven. Hoewel de externe auditcommissie er nog steeds niet is, worden de spelregels die deze commissie moet volgen ondertussen al gewijzigd. Volgens het oorspronkelijk Gemeentedecreet moet de externe auditcommissie per semester rapporteren. Nu moet dat blijkbaar pas binnen een jaar gebeuren. Wellicht is de reactie geweest dat het anders te moeilijk zou worden. Ik vraag me echter af hoe er reacties uit het werkveld kunnen zijn gekomen. De gemeenten hebben dit immers nog niet moeten toepassen. De regels worden echter nu al weer veranderd.
Dit ontwerp van decreet doet de vraag naar de prioriteiten rijzen. In plaats van zich in mateloos veel details te verliezen, had de Vlaamse Regering beter nuttige en noodzakelijke wijzigingen doorgevoerd. Nu is het decreet eigenlijk volledig onleesbaar geworden.
Maar onze lijdensweg zal nog niet gedaan zijn, want ook het Provinciedecreet moet nog worden aangepast aan dezelfde principes. Ik denk niet dat de gemeenten op het grootste deel van dit Gemeentedecreet zaten te wachten, maar wel op de uitvoering van die artikelen die nog op uitvoering wachten.
Wij zullen dit ontwerp van decreet dus niet goedkeuren. We hebben in de commissie talloze amendementen ingediend, maar we willen er ééntje behouden. Met uw goedvinden zou ik meteen van de gelegenheid willen gebruik maken om het toe te lichten. Het gaat over ons voorstel van decreet dat we een paar weken geleden hebben ingediend en dat verband houdt met wat er met afgewezen kandidaat-burgemeesters moet gebeuren. De aanleiding is bekend: de niet-benoeming - tot twee keer toe - van kandidaat-burgemeesters uit Linkebeek, Wezembeek-Oppem en Kraainem.
De vraag rijst in algemene termen. Men heeft ons gevraagd toch geen regelgeving à la carte of à la tête du client te willen invoeren. Neen, dit overstijgt de problematiek van die drie gemeenten. Het gaat over de algemene vraag wat er moet gebeuren als de minister een kandidaat-burgemeester, weze hij van Linkebeek, - want Zwevegem durf ik niet meer te vernoemen of ik krijg mevrouw Polleyn over mij heen - weigert te benoemen. Wat gebeurt er als de meerderheid in die gemeenten beslist om dezelfde kandidaat opnieuw voor te dragen? In Linkebeek, Kraainem en Wezembeek-Oppem gebeurt dit om redenen die communautair getint zijn. Voor hetzelfde geld kan zich in een andere gemeente hetzelfde voordoen om redenen die absoluut niets met de communautaire problematiek te maken hebben.
Mijnheer de minister, u hebt het zelf ook toegegeven dat het Gemeentedecreet hier in niets voorziet, net zoals de vroegere Nieuwe Gemeentewet ook in dergelijk geval in niets voorzag. Het is dus, in algemene termen, een lacune in het Gemeentedecreet. Wij hebben dat willen oplossen. Wij hebben een voorstel van decreet ingediend - wij hebben dit bij de bespreking in de commissie ook als amendement ingediend - waarbij we artikel 59 willen wijzigen door er een derde paragraaf aan toe te voegen. Ik citeer: "Een kandidaat-burgemeester, waarvan de voordracht door de Vlaamse Regering werd geweigerd, kan tijdens dezelfde zittingsperiode niet meer opnieuw worden voorgedragen".
Wij hebben dit amendement in de commissie verdedigd. Men heeft er ons op gewezen dat dit eigenlijk niet werkbaar is. Men heeft ons gezegd - met zeer veel argumenten, waarvan sommigen ook terecht waren - dat men, zo strikt gesteld, ook in onrechtvaardigheden zou kunnen terechtkomen. Wat indien een kandidaat-burgemeester, tegen wie bijvoorbeeld een gerechtelijk onderzoek loopt, niet benoemd wordt, en achteraf blijkt dat er helemaal niets aan de hand was? Hij is dan zijn kansen kwijt, en dat zou niet rechtvaardig zijn. Dat is juist. Mijnheer de minister, wij luisteren ook naar argumenten. Wij zullen dus dat amendement intrekken en een nieuw amendement indienen.
Het amendement dat hier vandaag ter stemming ligt, luidt als volgt: "Een kandidaat-burgemeester waarvan de voordracht door de Vlaamse Regering werd geweigerd op basis van een dossier waarbij zich geen nieuwe feiten meer kunnen voordoen, kan tijdens dezelfde zittingsperiode niet meer opnieuw worden voorgedragen". Met andere woorden: als het duidelijk is dat een kandidaat-burgemeester geweigerd wordt om bepaalde redenen op basis van een dossier dat afgesloten is en waarin zich geen nieuwe feiten meer kunnen voordoen, dan kan hij niet meer opnieuw worden voorgedragen. Dat is onder meer het geval bij de drie kandidaat-burgemeesters uit Linkebeek, Kraainem en Wezembeek-Oppem. Het dossier is afgesloten, er kunnen zich geen nieuwe feiten meer voordoen. Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat ze door het rode licht zijn gereden en dat u dat hebt vastgesteld. Er kan zich nooit meer een nieuw feit voordoen waarbij plots het rode licht groen wordt, tijdens de periode waarin ze door het rode licht zijn gereden. Dat kan niet.
Ik denk dus dat dit een sluitend amendement is, mevrouw de voorzitter, dat tegemoetkomt aan de opmerkingen die, niet onterecht, werden gemaakt naar aanleiding van ons eerste amendement.
Het geeft de gelegenheid om, vooral in die drie gemeenten, eindelijk de carrousel te stoppen. Want iedereen wil toch dat die carrousel stopt. Iedereen vindt het toch onbetamelijk dat die drie gemeenten elke keer dezelfde kandidaat-burgemeester voordragen, hoewel het duidelijk is dat ze nooit benoemd kunnen worden. Hetzelfde kan zich ook, op basis van andere feiten, voordoen in andere gemeenten.
Het is een amendement dat in feite een lacune in het Gemeentedecreet opvult. We zullen straks bij de stemming, mevrouw de voorzitter, zien wie nu echt wil dat de carrousel in die drie gemeenten stopt en wie niet. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Verfaillie heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, mijnheer de minister, ik zou eerst en vooral de verslaggever willen danken voor zijn punctuele verslag van de boeiende en geanimeerde commissiebespreking. Er is al heel wat gezegd, want we zijn ondertussen al drie kwartier bezig.
Collega's, al bij de aanvang van de bespreking van het OCMW-decreet, werd aangekondigd dat er nog een initiatief genomen zou worden tot wijziging van het Gemeentedecreet. De behandeling van het OCMW-decreet maakte immers duidelijk dat er, vanuit de optie om de organisatie van gemeente en OCMW zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen, een aantal aanpassingen aan het Gemeentedecreet noodzakelijk zouden zijn. Dit ontwerp komt dus zeker niet uit de lucht vallen.
Mijnheer de minister, het is tevens een positief gegeven dat van de noodzakelijke aanpassingen aan het Gemeentedecreet ten gevolge van de behandeling van het OCMW-decreet gebruik wordt gemaakt om een reeks technische aanpassingen en verduidelijkingen aan het Gemeentedecreet door te voeren.
In de commissie werden de voorbije jaren veelvuldig vragen gesteld over de toepassing van het Gemeentedecreet, over de precieze draagwijdte van een aantal artikelen, over de juiste interpretatie die eraan diende gegeven te worden, rekening houdend met de vele diverse situaties die zich in de 308 verschillende gemeenten kunnen voordoen. Veel van die vragen vinden nu een verduidelijking in de aan het Gemeentedecreet voorgestelde wijzigingen, denken we bijvoorbeeld aan het probleem of er bij het stellen van een vraag door gemeenteraadsleden al dan niet een voorstel van beslissing gevoegd dient te worden, de vermindering of de aanvulling van presentiegelden enzovoort.
CD&V kan zich terugvinden in de andere verduidelijkingen die aangebracht worden, zoals onder meer het al dan niet vermelden van de naam van de kandidaat-opvolger op een voordrachtsakte voor een uitvoerend mandaat of voorzitter van de gemeenteraad en de nieuwe regeling betreffende de tussentijdse vervanging van schepenen. Dat hierbij de rangorde behouden kan blijven, is politiek betekenisvol. We weten immers allemaal dat de rangorde van de schepenen in elke gemeente, tenminste die waar er coalities aan het bewind zijn, het voorwerp uitmaakt van politieke onderhandelingen en dat het belangrijk is dat die rangorde in de loop van de legislatuur behouden kan blijven. Daarnaast wordt het tevens mogelijk gemaakt dat een lokaal mandataris zich kan laten vervangen voor het opnemen van palliatief verlof, zodat deze de zorg voor een zwaar ziek gezins- of familielid kan opnemen. Ook de doorgevoerde wijziging in de aanduiding van de mandaten in gemeenteraadscommissies is niet zonder belang. Thans wordt duidelijk gemaakt dat het de fractie zelf is die de mandaten die haar toekomen, zal toewijzen en niet de gemeenteraad.
Kortom, de hier voorgestelde aanpassingen van het Gemeentedecreet maken het mogelijk om van dit omvangrijke decreet een meer coherente tekst te maken. Ze kunnen dan ook op de instemming van CD&V rekenen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, voor ons ligt een ontwerp van decreet dat het Gemeentedecreet aanpast. Het bevat een aantal correcties op terminologisch vlak zoals daar zijn: gouverneur wordt provinciegouverneur; bestendige deputatie wordt deputatie; Arbitragehof wordt Grondwettelijk Hof; de term Raad voor Verkiezingsbetwistingen wordt systematisch ingevoerd in de decreetgeving.
Er zijn ook inhoudelijke wijzigingen, zoals de gemeenteraad die bevoegd wordt voor de aanstelling en het ontslag van de gemeentelijke ombudsman. Hij wordt ook bevoegd voor de bevoegde sanctie- en tuchtoverheid. De burgemeester, of in voorkomend geval de schepen door hem aangeduid, maakt met raadgevende stem deel uit van het managementteam. Dat zijn allemaal aanpassingen die onze fractie zeker ondersteunt.
Het ontwerp van decreet werd onderworpen aan een grondige lezing door de bevoegde commissie. Open Vld is tevreden dat rekening werd gehouden met veel vragen en opmerkingen, denken we maar aan de aanvaarding voor een extra motief voor verhindering van een gemeenteraadslid wegens palliatief verlof voor een periode van minstens twaalf weken, de toekenning van bezoek- en inzagerecht van gemeenteraadsleden ten aanzien van autonome gemeentebedrijven, de toepassing van het systeem van de evenredige vertegenwoordiging in de gemeenteraadscommissies, de aanwezigheid van de burgemeester met raadgevende stem op vergaderingen van het managementteam, zeer belangrijk, en het vastleggen van principes over de aanwijzing van vertegenwoordigers in de raad van bestuur bij autonome gemeentebedrijven. De regels zijn dat de samenstelling van deze raad de meerderheid moet respecteren, dat de oppositie haar eigen vertegenwoordigers mag aanwijzen en dat met het oog op een gelijke vertegenwoordiging van de beide geslachten een derde man of vrouw moet zijn.
Het statuut van het gemeenteraadslid werd lichtjes verbeterd, ten bewijze hiervan de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid en de beschikbaarheid van een vertrouwenspersoon. Beroepsgemeenteraadsleden zijn niet onmiddellijk een optie. De motivering hiervoor is duidelijk: hun beroepservaring kan in het lokale debat een belangrijke meerwaarde betekenen. Toch moeten we er ons goed van bewust zijn dat een lokaal mandaat veel inzet vraagt. Een algemene regeling is verre van perfect: een lokaal mandaat in een Vlaamse centrum- of grootstad is immers niet te vergelijken met dat in een kleine gemeente.
Voorliggend ontwerp van decreet betekent de zesde aanpassing op rij in drie jaar tijd. Het Gemeentedecreet is een zeer jong decreet en de toepassing ervan op het terrein stelt de overheden elke dag voor nieuwe uitdagingen. Verder is het een daad van goed bestuur dat in de regelgeving consequent dezelfde terminologie wordt gehanteerd, ook al betekent dit een zoveelste aanpassing. De bevoegde minister maar ook de Vlaamse parlementsleden moeten openstaan voor de signalen uit het werkveld. Dat kunnen parlementaire vragen zijn, maar ze kunnen ook ontstaan uit lokale onduidelijkheden of uit contacten met lokale beleidsverantwoordelijken. Het is net zeer gezond dat het Vlaams Parlement oor heeft naar deze signalen en dat op geregelde tijdstippen, zoals vandaag, het Gemeentedecreet kan worden aangepast waar nodig.
De Open Vld-fractie vindt het nodig dat er heel wat verbeteringen en verfijningen zijn aangebracht aan het Gemeentedecreet. Onze fractie zal deze wijziging van het Gemeentedecreet dan ook ten volle ondersteunen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer De Loor heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden, op de eerste plaats wil ik de verslaggever bedanken voor zijn verslag van daarnet. Mijn uiteenzetting zal ook zeer kort zijn. Nadat we hier in de plenaire vergadering op 10 december het OCMW-decreet hebben behandeld, komen we nu tot het ontwerp van decreet tot wijziging van het Gemeentedecreet. Mijnheer de minister, ik beschouw dit als het ontwerp van decreet van het voortschrijdend inzicht. Ik heb het in de commissie ook al zo genoemd. De lokale besturen draaien vandaag goed, op basis van het Gemeentedecreet.
Mijnheer Van Hauthem, op de vraag wie zit te wachten op dit wijzigingsdecreet, moeten we inderdaad antwoorden dat niemand daarop zit te wachten. Het zijn immers geen grote inhoudelijke wijzigingen, maar het is wel een finetunen, dat ervoor moet zorgen dat de gemeenten beter en preciezer weten wat er van hen wordt verwacht en wat ze kunnen doen.
Dat bewijst dat we gelijk hebben. Nu komt een lid van de meerderheid hier zeggen dat hier inderdaad niemand op zit te wachten. Dat is een bekentenis, hoor. Weet u dat? We hebben dus weken weliswaar grondig, maar min of meer nutteloos werk verricht. Dat zijn uw woorden, niet de mijne.
Dat heb ik niet gezegd. U hebt daarnet gevraagd wie hierop zit te wachten. Het antwoord is inderdaad: niemand. Het is een finetunen. Er gebeuren geen grote inhoudelijke aanpassingen. U bent een bevoorrecht getuige, want u bent altijd aanwezig in onze commissie. Er staat wel veel in dit ontwerp van decreet, maar dat is een andere zaak.
De filosofie van het Gemeentedecreet blijft dus gehandhaafd. Het gaat voornamelijk over technische wijzigingen en terminologische aanpassingen. Sommige wijzigingen zijn geïnspireerd door het streven naar analogie en afstemming met het OCMW-decreet. Het is wenselijk dat de regelingen gelijk zijn aan die van het OCMW-decreet. Onze fractie blijft weliswaar voorstander van een autonoom OCMW, maar we streven in de mate van het mogelijke naar een parallellisme qua structuur en werking tussen gemeenten en OCMW's. Dit ontwerp van decreet van het voortschrijdend inzicht brengt meer duidelijkheid, die de lokale besturen ten goede zal komen. Er werd ook rekening gehouden met de ervaringen van het dagelijkse bestuur van gemeenten, met de dagelijkse ervaringen uit de sector. Dat is hier al meermaals gezegd. Daarom staat de sp.a-fractie achter dit ontwerp van decreet tot wijziging van het Gemeentedecreet. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Tavernier heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte leden, dit is de zesde wijziging aan het Gemeentedecreet. Ik dank uiteraard de verslaggever voor zijn uitmuntende verslag, waarin hij ook melding heeft gemaakt van mijn bewondering voor de wijzigingsdrift van minister en meerderheid. Niet alleen was er bewondering, maar vaak ook verbazing over wat men nu zoal wilde wijzigen. Ook stelde ik me de vraag waarom dat nodig was. Heeft de meerderheid dan echt zoveel slecht of onaf werk geleverd? Want geef toe: een zesde wijziging op drie jaar tijd is toch wel wat veel. Ik verwijs naar andere activiteiten in de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden. De heer Van Hauthem heeft daarnet al verwezen naar de kieswetgeving. Ik wil de leden erop wijzen dat na de werkzaamheden in het parlement het Grondwettelijk Hof in een uitspraak bepaalde artikels heeft geschorst en in een andere uitspraak zelfs tot vernietiging is overgegaan van artikels van die kieswetgeving.
Hebben we dan zo'n goed werk geleverd? Ik denk het niet. Enkele wijzigingen waren noodzakelijk, maar 151 wijzigingen aanbrengen in een decreet van 313 artikelen, lijkt me echt wat veel. Dat zegt iets over de wijzigingen zelf, maar ook over het decreet. Dat betekent, ondanks alle goede discussies, toch wel slordig en haastig werk. Het is mooi om dat te verkopen als voortschrijdend inzicht, er is echter meer aan de hand. Een aantal van die artikelen zijn het gevolg van de goedkeuring van het OCMW-decreet. Het was de bedoeling om dat laatste in overeenstemming te brengen met het Gemeentedecreet. Eerst werd het Gemeentedecreet goedgekeurd, daarna maakte men een OCMW-decreet - zo conform mogelijk met het Gemeentedecreet - en achteraf wil men dan het Gemeentedecreet conform maken met het OCMW-decreet. Zo kan men bezig blijven. Ik kan u nog altijd artikelen aantonen die dezelfde materie in de twee decreten net iets anders formuleren.
Laat ons daar voorzichtig mee zijn, men moet niet tot in absurdo gaan wijzigen. Ik heb het decreet eens "het decreet van de ditjes en de datjes" genoemd. Ik zal u een paar voorbeelden geven van absurde wijzigingen. "Zij brengt hierover verslag uit" wordt vervangen door "Ze brengt daarover verslag uit". Niet 'zij' maar 'ze', heel belangrijk! "Zij deelt dit verslag mee" wordt: "Ze deelt dat verslag mee". "Honderd dagen na ontvangst" wordt: "Honderd dagen na de ontvangst". "Als de verwerping aanleiding gaf tot" wordt: "Als de verwerping aanleiding heeft gegeven tot". Ik heb mijn grammaticale kennis proberen te actualiseren. Hier vervangt men de eenvoudig verleden tijd door de voltooid tegenwoordige tijd. Het spijt me, in deze tekst heeft dat weinig betekenis. Verder, in het hoofdstuk over planning en financiële zaken, wordt het begrip 'boekjaar' telkens vervangen door 'financieel boekjaar'. Goed, maar voor mij was dat net hetzelfde. Een heleboel van die wijzigingen zijn voor mij overbodig, zij het niet allemaal. Er zijn gelukkig ook verbeteringen en verduidelijkingen bij. Niet alles is gebaseerd op één bepaalde gemeente of op vragen.
Ik heb op een nieuwjaarsreceptie een collega van Open Vld, die lokaal in de oppositie zit, gesproken. Hij vond dat er gelukkig voor de oppositie verbeteringen aangebracht zijn, want in zijn gemeente was dat echt wel nodig. Dat was niet de gemeente met dubbele a.
Ergens, hier en daar, zijn er dus wat verbeteringen. Ik denk bijvoorbeeld aan de vertegenwoordiging van de oppositie in de commissies en de autonome gemeentebedrijven. Ik dank de meerderheid voor het aanvaarden in gewijzigde vorm van de uitbreiding van verhindering in geval van bijvoorbeeld het palliatief verlof.
Daarnaast zijn we er gelukkig ook in geslaagd om een amendement van de meerderheid tegen te houden waarbij plotseling aan de gemeenten de vrijheid werd gegeven om een eigen boekhouding op te stellen met eigen boekhoudregels. Dat had er nogal schoon uitgezien. Ik vraag dan ook aan de leden van de meerderheid hoe ze erin zijn geslaagd om vijf handtekeningen van de meerderheid van verschillende partijen bijeen te krijgen voor zo'n amendement. Gelukkig, dankzij een voortschrijdend inzicht en na een discussie in de commissie, hebben ze dit amendement ingetrokken.
Naast overbodige zaken en naast wat verbeteringen, staan er ook dingen in die een verslechtering betekenen. Ik denk bijvoorbeeld aan het volgende. Op verschillende plaatsen spreekt men over de financiële rapportering. Ik stel vast dat in het oorspronkelijke decreet de financiële rapportering in verschillende artikelen per kwartaal was voorzien. Dat wordt nu veranderd in één keer per jaar. Met de beschikbare informatica en de automatisering van de boekhouding is voor een goede opvolging een semestriële rapportering wenselijk. Dat is belangrijk en ik ervaar het amendement op dit punt als een achteruitgang. Nergens wordt echt gemotiveerd waarom een trimestriële of semestriële rapportering niet zou kunnen of onnodig zou zijn.
Mijnheer Tavernier, ik doe al 26 jaar de gemeentefinanciën. Ik heb de hele evolutie meegemaakt. Als er één frustratie is die bij een schepen van Financiën speelt, is het wel het ontbreken van enige kennis op dat vlak en het ontbreken van elke belangstelling voor de materie. U bent daarop allicht een uitzondering maar u leest dan ook de verkeerde rekeningen. Dat heb ik zelf meegemaakt, maar dat is nu niet van belang.
Ik heb ook de goede rekeningen gelezen.
Ik heb in deze 26 jaar toch ervaren dat de meeste gemeenteraadsleden daar zo goed als geen interesse voor tonen. Ik moet voorzichtig zijn met wat ik zeg. Ik denk dat het goed is dat er een keer per jaar een degelijke rapportering over het financiële beleid van de gemeente wordt gehouden. Elk trimester of semester lijkt te veel van het goede. Volgens mij komt dat dan gewoon op de gemeenteraad.
Neen, het gaat niet alleen naar de gemeenteraad, het gaat ook naar het schepencollege. We gaan in het Gemeentedecreet, ook voor wat het kasbeheer betreft, de mogelijkheid bieden om met budgetten te werken. Dan is het ook voor het college van burgemeester en schepenen zeer belangrijk dat het vastligt dat er per semester een financiële rapportering komt. Ik denk dus dat men daar een fout heeft begaan. Ik verzet mij daartegen. Het is niet alleen voor de gemeenteraadsleden een vermindering van de controlemogelijkheid, maar ook voor de leden van het college van burgemeester en schepenen.
Ik kan me moeilijk indenken dat een college op een andere manier zou werken, ook zonder dat in het decreet in te schrijven. Ik kan het me niet indenken.
Waarom wijzigt men het dan?
Het dagelijks bestuur van een gemeente zal dat altijd doen met een zicht op de financiële positie van de gemeente. Ik treed de heer Peumans bij - ik zou trouwens niet anders durven, dat eenmaal per jaar zeker voldoende is.
De ervaring moet ook wat meespelen, mijnheer Tavernier. Ik ben blij dat de heer Peumans daar de nadruk op legt. Men moet de realiteit ook onder ogen durven te zien. De meeste gemeenten kennen begrotingswijzigingen. Deze begrotingswijzigingen - zonder dat men dat allemaal in het Gemeentedecreet moet zetten - worden in het schepencollege voorgelegd om er nog eens extra de puntjes op de i te zetten. Dat is ook belangrijk voor de schepen van Financiën.
Elke schepen van Financiën moet, ook binnen het college, vechten opdat zijn begroting overeind zou blijven. Iedere week opnieuw komen er van die leuke voorstellen binnen. Ik kan u verzekeren dat er in de praktijk geregeld over financiën gesproken wordt binnen een college. Maar ook bij begrotingswijzigingen is dat het geval. We moeten daar dus wat ruimte geven aan de gemeenten, in plaats van termijnen op te leggen. Het belangrijkste is dat het gebeurt.
Het is niet eenvoudig om het op te leggen. U geeft de indruk, mijnheer Tavernier, dat dat voor de schepen van Financiën of de burgemeester een manier zou zijn om de zaken te verdoezelen. Ik kan u verzekeren dat zij er in de meeste gevallen alle belang bij hebben om zeer duidelijk en open naar de cijfers te kunnen verwijzen, al ware het maar om de driften van sommigen binnen een redelijk perspectief te houden.
Mijnheer Bossuyt, ik begrijp dat u regelmatig geconfronteerd wordt met leuke ideetjes. Mijn bezorgdheid gaat echter niet uit naar het feit dat er bijkomende regels zouden worden ingevoerd. Ik merk wel dat men het nodig vindt om een artikel te schrijven dat bepaalde zaken, die in de praktijk toch al gebeuren, afzwakt. Als het dan toch geen probleem was, waarom zwakt men iets bestaands af?
Zoals u weet, zouden leden van het college van burgemeester en schepenen altijd op lange termijn moeten denken. In het begin van de legislatuur denkt men inderdaad altijd op lange termijn - vijf à zes jaar -, maar tegen het einde van de legislatuur durft men soms op korte termijn te denken. Dat weet iedereen.
Mijnheer Tavernier, ik heb gesproken over de begrotingswijzigingen. Wij houden die niet telkens per semester. Dat kan ook na vijf of acht maanden gebeuren, en dus moet je in de wetgeving niet nog eens de verplichting opnemen om om de zes maanden verslag uit te brengen. Pas dat aan aan de realiteit. Dat is wijs.
Mijnheer Tavernier, ik sluit me aan bij de opmerkingen van de meeste voorgaande sprekers. We mogen de planlast van de lokale besturen niet dermate verhogen dat van enige spontaneïteit geen sprake meer kan zijn. Bij de begrotingsopmaak en bij begrotingswijzigingen worden intern heel wat controlemechanismen in gang gezet. Zoals u weet, duurt dat bij plaatselijke besturen drie maanden. Er zijn heel wat momenten waarop de financiële zaken op een rij worden gezet en waarop overzichten worden geboden. Daar wordt dan binnen de gemeenteraden met de nodige expertise over gediscussieerd.
U kunt dit niet zomaar herleiden tot planlast, mijnheer De Cock. Gezien de beschikbare informaticaprogramma's kan men bepaalde financiële rapporteringen eenvoudig op geregelde tijdstippen geven. Dat heeft niets te maken met het verhogen van de planlast of het fnuiken van enige creativiteit of spontaneïteit. Er zijn overigens ook een aantal gemeenten waar er zelfs geen commissies zijn.
Collega's, ik stel vast dat, ondanks deze wijziging, een aantal zaken gewoon niet in het ontwerp van decreet staan, omdat men weigerde erover te spreken. Het gaat over een aantal punten die wij zullen blijven aanhalen, en waar we ook bij de bespreking van het oorspronkelijke decreet over gedebatteerd hebben. Ik verwijs naar het aangepaste statuut voor gemeenteraadsleden, zeker ook in grote steden. Ik verdedig nog altijd de constructieve motie van wantrouwen. Ik denk verder ook aan de cumulatie, wat in dit parlement een gevoelig punt is. Het ambt van schepen of burgemeester cumuleren met dat van parlementslid, vind ik niet kunnen.
Wat ik echt een gemiste kans vind bij dit ontwerp van decreet en vooral bij de toepassing ervan, is dat een aantal belangrijke aspecten die in het Gemeentedecreet staan ingeschreven, drie jaar nadat het is goedgekeurd nog altijd niet in werking zijn gesteld, zelfs niet in een piloot- of een experimentele fase. Ik vind het onaanvaardbaar dat begin 2009 de externe audit voor de gemeentefinanciën er nog niet is en dat de financiële meerjarenplanning er niet is, terwijl bepaalde aspecten van toezicht en opvolging zijn verminderd. Daar had men meer werk van moeten maken.
Er zitten voor mij ook aspecten in die niet aanvaardbaar zijn: de tussentijdse vervanging van de schepenen, personeelsleden van de gemeente die in de OCMW-raad mogen zitten en omgekeerd personeelsleden van het OCMW die in de gemeenteraad mogen zitten. Wij blijven vragen hebben bij de vervanging en de aanpassing van dat managementteam. Er is onvoldoende motivatie.
Om al die redenen zullen wij het decreet niet goedkeuren. Ik heb zelf een aantal amendementen ingediend, al was het maar om er nog te proberen voor te zorgen dat de notulen van het schepencollege iets vroeger bij de gemeenteraadsleden komen, dat de burgemeester niet in het managementteam zit en dat er op geregelde tijdstippen gerapporteerd wordt. U kunt die amendementen straks in alle wijsheid nog goedkeuren. Ik dank u. (Applaus bij Groen!)
Mijnheer de minister, de kritiek die ik daarstraks geformuleerd heb, blijft overeind. Ik vraag me af hoe het allemaal mogelijk is. De heer Tavernier zei in zijn inleiding dat hij denkt dat er meer aan de hand is. Ik ben blijven luisteren om te horen wat dat zou kunnen zijn. Maar ik heb er geen antwoord op gekregen. Die vraag blijft open. Daarom zal één lid van de N-VA-fractie zich straks onthouden en zal de rest het ontwerp van decreet goedkeuren.
Het is de bedoeling dat de lokale besturen deze decreten zeer rigoureus naleven, maar het is soms onduidelijk wat wat is en wat waar staat. Dus vraag ik met aandrang dat er een coördinatie komt ter beschikking van het parlement en de lokale besturen.
Mijn fractie zal het amendement van de heer Van Hauthem met betrekking tot de voordracht van burgemeesters steunen. Ik vraag daarvoor ook steun.
Minister Keulen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, aan iedereen mijn beste wensen voor 2009. De commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden is er in dit bijzondere jaar met verkiezingen en nog inhoudelijk werk, meteen in gevlogen. Hier verorberen we al meteen een dikke boterham. Je kunt voor of tegen het wijzigingsdecreet zijn, maar zoals de traditie het wil in die commissie, hebben we dat opnieuw in een sfeer van echte openheid besproken en behandeld. We hebben er alle tijd voor genomen.
Mijnheer Van Dijck, er is intussen inderdaad een gecoördineerde versie. We zullen die op de website zetten om het werkveld een instrument ter hand te stellen, zodat de lokale besturen niet moeten puzzelen. In die versie vindt men de laatste wijzigingen en de voordien goedgekeurde teksten terug.
Over het aantal wijzigingen hebben we het gehad. Politiek is geen exacte wetenschap, dat maakt het net interessant, maar het zorgt voor wijzigingen, en in de mate dat je democraat bent en een open geest hebt, moet je openstaan voor verbeteringen. Mijnheer Van Hauthem, als de heer De Loor zei dat die niet nodig waren, dan zei hij dat niet om u en het parlement te bruuskeren, of om aan te geven dat we aan bezigheidstherapie doen, maar wel om aan te geven dat we dit doen om het bestaande decreetgevend werk te finetunen. Daarom is het goed dat dit gebeurt.
Zoals de heer Verfaillie zei, dit moet gelden voor 308 steden en gemeenten, van Herstappe tot Antwerpen. Dat is niet eenvoudig, maar we hebben genoeg ervaring en flexibiliteit om ervoor te zorgen dat alle 308 gemeenten een heel eind kunnen opschieten met dit wijzigingsdecreet voor de administratieve en praktische werking van de lokale besturen.
Ik hoorde weinig inhoudelijke klachten, als ik al klachten hoorde. In bepaalde voorstellingen, over de grens van meerderheid en oppositie heen, wordt gewezen op het soms rigide en formalistische karakter - dat is goed bedoeld, daar ga ik van uit - dat in de praktijk alleen maar extra werk en formaliteiten voor de lokale besturen betekent.
Over het financiële luik en de externe audit hebben we uitvoerig gediscussieerd in de commissie. Daar werd gezegd dat het decreet in werking zou treden in 2013 via de weg van de geleidelijkheid, om ervoor te zorgen dat de aanpassingen, wijzigingen en vernieuwingen op ons niveau en dat van de lokale besturen doenbaar zijn. Tegelijk zullen er pilootprojecten starten vanaf 2010. Het is belangrijk om dat hier nog eens te vermelden.
Ik ben het niet eens met het amendement dat de drie burgemeesters viseert. Ik heb in dit dossier altijd 100 percent mijn verantwoordelijkheid genomen. Ik ben geen rechter in deze zaak, ik kan geen vonnissen uitspreken. Ik moet het dossier bekijken als ik een voordracht krijg. Dan moet ik alle nieuwe feiten in overweging nemen. Dat betekent wetten en decreten toepassen, omzendbrieven zoals de omzendbrief-Peeters, toepassen, verkiezingen correct organiseren, evalueren, samen in rekening brengen met de adviezen van de provinciegouverneur en van de procureur-generaal. Als er geen nieuwe feiten zijn, en de boosdoeners volharden in de boosheid, dan krijgen ze de rekening gepresenteerd en worden ze niet benoemd.
Ik heb in deze zaak van niemand lessen te ontvangen. Ik heb altijd gedaan wat ik heb gezegd: de wet toepassen en geen twee categorieën van burgemeesters creëren - zij die de wetten toepassen en respecteren, ook al zijn ze het er niet mee eens, en zij die er geen respect voor hebben en die niet worden benoemd.
Als ik zeg dat gemeentebesturen na verloop van tijd nieuwe taken opnemen, dan zet dat druk en plaatst het de administratie en het gemeentelijke of stedelijke apparaat voor nieuwe uitdagingen en problemen. Dan moeten we ervoor zorgen dat de regelgeving de nieuwe uitdagingen aanpakt.
Ik dank iedereen voor zijn of haar constructieve bijdrage. We hebben ook enkele amendementen van de oppositie opgenomen. We hebben de openheid van geest aan de dag gelegd die democraten typeert.
Mijnheer de minister, ik wil het nog even hebben over het amendement inzake de tweede voordracht van eenzelfde kandidaat-burgemeester. Ik wil niet het proces maken van uw houding tijdens de voorbije maanden en jaren. U hebt trouwens correct gehandeld. U zegt terecht dat u als minister de wet naleeft. Dat is ook uw taak en uw plicht. Het is echter ook de taak van dit parlement om de wet te maken. Wanneer vanuit dit parlement een suggestie wordt gedaan door een fractie, gesteund door een tweede fractie, dan is dat met de bedoeling om de uitvoerende macht een instrument te geven om in dezen even correct als gisteren te functioneren. Maar als wij als decreetgever zeggen dan binnen één legislatuur één voordracht van eenzelfde kandidaat volstaat - op dit moment kunt u dat niet toepassen want het is nog geen decreet - dan is het de prioriteit van dit parlement om dat decreet te maken. Dat is het voorstel.
Wat de coördinatie betreft, is het heel positief dat het decreet gecoördineerd op de website van Binnenlands Bestuur zal verschijnen. Ik vraag me echter af of het niet nuttig is om dat ook officieel te doen met publicatie in het Belgisch Staatsblad. Zo krijgen we één document dat voor iedereen toegankelijk is.
In de mate dat we daarvoor over de technische mogelijkheden beschikken, wil ik dat allemaal doen. We hebben alleszins voor onszelf een gecoördineerde versie gemaakt die we alvast op de website zullen plaatsen zodat de lokale besturen meteen een gecoördineerd instrument hebben om mee te werken.
Mijnheer de minister, wat het amendement betreft, antwoordt u eigenlijk naast de kwestie. Dit is een amendement dat een algemene draagwijdte heeft en dat een antwoord biedt op de vraag: wat met een afgewezen kandidaat-burgemeester uit welke van de 308 gemeenten dan ook? Naar aanleiding van die drie faciliteitengemeenten werden we met deze problematiek geconfronteerd. We hebben in algemene termen moeten vaststellen dat het Gemeentedecreet geen antwoord geeft op een dergelijke situatie. Wij willen daar als decreetgever een antwoord op bieden om u te hulp te komen. Wij willen ervoor zorgen dat u niet opnieuw adviezen moet gaan vragen van gouverneurs en procureurs-generaal, maar dat u na de eerste keer kunt zeggen dat als het dossier is afgehandeld en er zich in dat dossier geen nieuwe feiten meer kunnen voordoen, diezelfde kandidatuur niet meer kan worden voorgesteld. Dat is een regelgeving met een algemene draagwijdte. Deze situatie kan zich morgen in een andere gemeente voordoen op basis van andere feiten die niets met het communautaire te maken hebben.
We hebben een lacune ontdekt in het Gemeentedecreet. Laten we die op een correcte manier opvullen. Wij komen u daarin te hulp. Wanneer ik echter uw uitleg hoor, dan gaat u ervan uit dat zich in dat specifieke dossier nog altijd nieuwe feiten kunnen voordoen.
Wanneer tegen een bepaalde persoon een strafrechtelijk onderzoek loopt en die persoon wordt voorgedragen, dan weigert de bevoegde minister om die persoon te benoemen. Twee jaar later wordt die persoon vrijgesproken. Betekent dat op basis van dit amendement dat die persoon toch nog kan worden voorgedragen? Dat is belangrijk voor de algemene draagwijdte van het decreet.
Dat is natuurlijk een nieuw feit in hetzelfde dossier op basis waarvan de minister heeft beslist om iemand niet te benoemen. Dat is de reden waarom we ons amendement hebben aangepast. Het oorspronkelijke amendement luidde: "Een kandidaat-burgemeester waarvan de voordracht door de Vlaamse Regering werd geweigerd, kan tijdens dezelfde zittingsperiode niet meer opnieuw worden voorgedragen." In dat geval is uw opmerking terecht. Ze werd ook gemaakt in de commissie. In het geval dat u aanhaalt, zou dat onrechtvaardig zijn. Die persoon is immers helemaal witgewassen voor de feiten die de basis vormden waarom hij niet werd benoemd. Dat is juist de reden waarom we de tekst hebben aangepast. Nu staat er: "Een kandidaat-burgemeester waarvan de voordracht door de Vlaamse Regering werd geweigerd op basis van een dossier waarbij zich geen nieuwe feiten meer kunnen voordoen, kan tijdens dezelfde zittingsperiode niet meer opnieuw worden voorgedragen." Het is juist omwille van die terechte opmerking dat we ons amendement hebben aangepast.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.