Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Dewinter heeft het woord.
Mijnheer de minister, naar aanleiding van het Offerfeest waar naar spijtige jaarlijkse traditie de barbaarse praktijk van het ritueel onverdoofd slachten plaatsvindt, is ook een voorstel gelanceerd om een aantal islamitische feestdagen te betrekken in een soort modulair systeem waarbij men op een vlottende manier ieder volgens zijn eigen geloofsovertuiging, de eigen feestdagen kan invullen. Als ik me niet vergis, is ook minister Milquet daar voorstander van.
Het gaat om een federale materie voor wat de praktische implementatie betreft. Deze voorstellen die op federaal vlak bijval vinden, zijn echter wel belangrijk in functie van uw inburgeringsbeleid. Meestal ben ik van mening dat dit soort voorstellen haaks staan op dat inburgeringsbeleid. Ik stel echter ook vast dat er heel wat uitzonderingen worden gemaakt en maatregelen worden genomen waarbij bepaalde islamitische gebruiken en tradities worden bepleit en gefaciliteerd via uw beleid.
Het toepassen van zo'n modulair systeem van godsdienstige feestdagen zorgt voor een soort apartheidssysteem waarbij men vooral wordt bevestigd in die godsdienst die een rem vormt op de integratie in de plaats van een stimulans. Ik ben dan ook benieuwd, mijnheer de minister, wat uw standpunt hierover is. Bent u voor zo'n modulair vlottend systeem waarbij Offer- en Suikerfeest kunnen worden ingevuld als officiële feestdagen?
Minister Keulen heeft het woord.
Mijnheer Dewinter, het gaat inderdaad om een federale materie die onder de bevoegdheid valt van de federale minister van Werk en van de Nationale Arbeidsraad. Daarin zitten de sociale partners, de vakbonden en de werkgevers.
Bij de behandeling van dergelijke zaken moeten we vertrekken van twee uitgangspunten: de economische haalbaarheid en het respect voor de religieuze diversiteit. We hebben vandaag in dit land tien wettelijke feestdagen. Ik zou daar absoluut geen feestdagen aan toevoegen. We zitten daarmee in de top van Europa en van de wereld. Daarin zitten profane feestdagen zoals Nieuwjaar, maar ook religieuze feestdagen die exclusief christelijk zijn georiënteerd zoals Pasen. We hebben op ons grondgebied drie grote godsdiensten: het katholicisme, het jodendom en de islam. De NAR zou moeten nagaan hoe die drie godsdiensten en hun feestdagen binnen dat contingent van tien een plaats kunnen krijgen.
Ik ben zelf gewonnen voor een generiek systeem, niet voor vlottende feestdagen. Vlottende feestdagen zouden op organisatorisch vlak nogal wat problemen kunnen opleveren voor het bedrijfsleven. Voor bedrijven is het belangrijk dat vrije dagen, ook religieuze feestdagen, voorspelbaar zijn zodat zij zich kunnen organiseren. Indien men daar op het niveau van een individueel bedrijf afspraken over kan maken, is dat voor mij geen probleem. Ik ben zelf echter niet gewonnen voor een systeem van vlottende feestdagen, maar wel voor generieke feestdagen waarbij iedereen binnen dat contingent van tien vrijaf heeft. Als dus bijvoorbeeld het Suikerfeest in dat contingent zou worden opgenomen, zou iedereen op die dag vrijaf hebben.
Maar zoals gezegd, is de federale overheid daarvoor bevoegd. Ze moet dat samen met de Nationale Arbeidsraad bekijken. Het zou interessant zijn om die oefening te maken. Ik denk dan niet alleen aan de religieuze feestdagen, maar ook aan 11 juli, onze Vlaamse feestdag. Daar kan dan meteen een wettelijk statuut aan worden gegeven.
Mijnheer Dewinter, integratie is natuurlijk geen confrontatie maar houdt 'samenleven' in. Daarover verschillen we van mening. We hebben het hier over erkende godsdiensten. Het katholicisme, het jodendom en de islam zijn drie van de zes erkende godsdiensten. Wederzijds respect is daarbij uitermate belangrijk. Als dat kan binnen een werkbaar kader, zoals in het bedrijfsleven, dan vallen er alleen maar winnaars te noteren. Als ook 11 juli wordt opgenomen, dan kan iedereen in het parlement tevreden zijn.
Mijnheer de minister, ik vind niet dat we twee dossiers - 11 juli als betaalde feestdag en het Offerfeest en het Suikerfeest - door elkaar moeten haspelen en het als één groot pakket moeten verkopen. Die vlieger gaat bij mij in ieder geval niet op. Ons standpunt over 11 juli is bekend. Wij zijn allang vragende partij, maar dat dossier staat hier los van.
Het is geen goede zaak dat u vandaag meer dan een opening maakt, en zelfs de deur wagenwijd openzet om twee islamitische feestdagen te verheffen tot een betaalde feestdag. U schuift de hete aardappel door naar de federale instanties. U bent echter ook minister van Inburgering. Ik had dan ook veeleer verwacht dat u zich daartegen zou keren. De islam vormt een rem op de integratie. Door de islam toe te laten een aantal religieuze feestdagen als betaalde feestdagen te erkennen, wordt natuurlijk de verzuiling ten top gedreven. Dat betekent dat de islam alsmaar meer wordt geïnstitutionaliseerd, met alle nefaste en negatieve gevolgen van dien voor uw inburgeringsbeleid. U zult zich dat nog beklagen.
U zegt ten slotte dat het hier om erkende godsdiensten gaat. De islam, het katholicisme enzovoort moeten allemaal over dezelfde kam worden geschoren en u zegt dat de lat gelijk moet liggen voor iedereen. Nee, dat is niet zo! De islam behoort niet tot onze Europese en westerse cultuur. Ze is daar vreemd aan. En een aantal christelijke feestdagen zijn ingebed in tradities die door heel ons volk worden gedeeld, of men nu gelovig is of niet. Kerstmis, Sinterklaas, het kruis, en alles wat daar bij hoort, daarover gaan we vandaag het debat niet voeren. Die tradities zijn wel eigen aan ons volk. Het christendom behoort tot de wortels van Europa en de islam niet! Dat betekent dat we absoluut niet akkoord kunnen gaan met de opening die u maakt om islamitische feestdagen in de toekomst als betaalde feestdagen te erkennen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Craemer heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijnheer Dewinter, de islam is een erkende godsdienst. Volgens mij zou ze geen rem mogen vormen op de integratie. Ik ga niet mee in dat debat.
Mijnheer de minister, ik ben verbaasd over twee zaken. Uw antwoord laat open of er al dan niet een religieuze feestdag bij kan komen. Het gaat inderdaad om federale materie. Het cdH-voorstel over een bijkomende, vlottende verlofdag verrast me. Federaal minister Milquet was er als de spreekwoordelijke kippen bij om de vraag van een in Vlaanderen onbekende vereniging - de Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims - te ondersteunen. De heer Kris Van Dijck heeft jaren geleden al een voorstel laten goedkeuren om 11 juli als een officiële betaalde feestdag te erkennen voor alle Vlamingen, inclusief de moslimgemeenschap. Al even lang wordt die vraag door de Franstaligen van tafel geveegd. Het verwondert me dan ook dat diezelfde Franstaligen nu wel ingaan op de vraag van een onbekende moslimvereniging en heil zien in een bijkomende religieuze feestdag. Onze pertinente en terechte vraag om 11 juli als een feestdag te erkennen, wordt echter niet gehonoreerd.
De heer Roegiers heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil het pleidooi van minister Keulen onderschrijven. In 2003 heb ik, naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen in plenaire zitting, voorgesteld eens over onze tien officiële verlofdagen na te denken. Ik heb toen het Offerfeest en Jom Kipoer als voorbeelden aangehaald. Jom Kipoer is voor de joodse gemeenschap een belangrijke feestdag. Die mensen moeten daar nu een dag verlof voor nemen.
Daarnaast is er de terechte vraag van alle fracties om van 11 juli een officiële feestdag te maken en het voorstel van decreet van de N-VA om 9 mei als officiële verlofdag voor de Vlaamse overheid in te voeren.
Ik ben het eens met de stelling van minister Keulen dat het aantal verlofdagen niet mag stijgen. We moeten eens nagaan of de huidige officiële verlofdagen nog wel een afspiegeling van de samenleving vormen. (Rumoer)
Misschien moeten we een aantal modulaire feestdagen invoeren. Op dit vlak ben ik het niet eens met minister Keulen. Die modulaire feestdagen zouden de mensen de kans geven op bepaalde dagen al dan niet vrij te nemen. Ik vind dat we hierover moeten nadenken.
Ik vind trouwens niet dat we dit onderwerp naar de federale overheid of naar de Nationale Arbeidsraad moeten doorschuiven. Ik zou die discussie binnen onze eigen administratie willen voeren. Op die manier kunnen we achterhalen of er een draagvlak is om hier verder over na te denken.
De heer Kennes heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, we delen de bekommernis van alle mensen met een religieuze overtuiging die de aan hun geloof verbonden feestdagen willen vieren. We moeten hier zeker aandacht voor hebben, maar het lijkt me voorbarig onmiddellijk de feestdagen met een christelijke achtergrond in vraag te stellen.
We moeten pragmatische oplossingen zoeken. Indien dit tussen werkgevers en werknemers op bedrijfsniveau kan worden geregeld, lijkt dit me een goede zaak. Hetzelfde geldt voor een regeling binnen de administratie. We moeten natuurlijk oog hebben voor de dienstverlening en voor de werkbaarheid. Tijdens ogenblikken van collectieve sluiting kan een kantoor niet open zijn.
We moeten op zoek gaan naar pragmatische oplossingen gaan. De verlofdagen bieden veel mogelijkheden om iedereen in staat te stellen zijn religieuze feestdagen te beleven.
Ik herhaal dat het hier een federale bevoegdheid betreft. Dat is de realiteit. Ik zie trouwens niet in wat eigenlijk het probleem is. Er wordt vaak gezegd dat we eerst de economische haalbaarheid moeten onderzoeken en dat het voor ons bedrijfsleven een haalbare kaart moet zijn. Als liberaal vind ik respect voor de religieuze diversiteit echter ook een fundamenteel gegeven. Integratie betekent dat we moeten samenleven. Dit houdt een respect voor alle godsdiensten en voor de vrijzinnigheid in. Daar heb ik de heer Dewinter nog niet tegen horen pleiten.
De oefening in verband met 11 juli vind ik nog steeds een interessante uitdaging. Wat de diversiteit betreft, vind ik het belangrijk een oplossing te vinden voor de inpassing van religieuze feesten in het contingent van tien dagen. Indien het de bedoeling is iedereen op een rechtvaardige manier te behandelen, is dit een uitdaging die een diverse samenleving zeker niet uit de weg mag gaan.
Ik blijf erbij dat het antwoord van de minister me enorm verbaast. Onder het mom van de geforceerde diversiteit pleit hij ervoor faciliteiten te verstrekken aan een godsdienst waarvoor we respect moeten opbrengen. Die godsdienst brengt echter nooit respect voor onze waarden en tradities op.
De minister pleit ervoor van het beruchte Offerfeest een betaalde feestdag te maken. Die dag worden tienduizenden onverdoofde dieren op barbaarse wijze de keel overgesneden. Dergelijke praktijken gaan in tegen de wet op de dierenbescherming en het dierenwelzijn. (Opmerkingen van minister Marino Keulen)
Onder het mom van de godsdienstvrijheid, de multiculturaliteit en de diversiteit moeten we dit allemaal respecteren. Ik heb geen respect voor een godsdienst die dergelijke praktijken bij ons komt belijden.
Ik vind dan ook niet dat dit soort van praktijken nog eens moeten worden gelegitimeerd door die feestdagen hier bij ons als wettelijke feestdag in te voeren.
Wij moeten uitgaan van het leidcultuurprincipe. Dat betekent dat zij zich moeten aanpassen aan ons en niet omgekeerd. Met dit soort voorstellen, die u bijtreedt, lijkt het wel de omgekeerde wereld: wij passen ons aan aan hen. Dat kan voor mij op geen enkel moment.
Het incident is gesloten.