Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Verfaillie heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ook over deze problematiek hebben wij al vaak van gedachten gewisseld in de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, maar gisteren was er een algemene stakingsdag van de lokale besturen, van de gemeenten, de steden, de OCMW's en van de provincies. Volgens de werkgevers, de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG) was er een deelname aan de stakingsdag van een kleine 20 percent. Volgens de organisatoren was er een deelname van ongeveer 80 percent.
Mijnheer de minister, de acties gisteren kenden succes. Het gemeenschappelijk vakbondsfront vraagt een lineaire loonsverhoging met 3,5 percent, wat neerkomt op een verhoging van ongeveer 1000 euro per personeelslid niet-geïndexeerd, en op een kleine 1500 euro wel geïndexeerd. Voor de lokale besturen wordt dit effectief een probleem. Als we de diverse indexsprongen naast elkaar leggen, samen met de baremische verhogingen, dan stellen we vast dat de loonlasten voor de lokale besturen voor de jaren 2008 en 2009 gemiddeld met 7,9 percent zullen stijgen. Dit zijn cijfers van de VVSG, dus zijn ze zeker betrouwbaar. Als daar nog eens 3,5 percent bij komt, dan komen we uit op 11,5 percent en dat vormt voor de lokale besturen op korte en op middellange termijn een enorm financieel probleem en een enorme uitdaging.
Mijnheer de minister, de lokale besturen staan immers voor enorme uitdagingen; denken we maar aan de brandweerhervorming, die een aantal lokale besturen hoogstwaarschijnlijk toch wat centen zal kosten. Ik denk ook aan de steeds luidere roep om voor contractuele personeelsleden een tweede pensioenpijler te vormen. Ook dat zal heel wat centen kosten. Ik denk ook aan de resolutie die vorige week in dit parlement werd goedgekeurd over het Gemeentefonds. Nu kent die een jaarlijkse stijging met 3,5 percent. Ik ben zo eerlijk om toe te geven dat die in het verleden een mooie zaak was, maar vandaag, met de voorthollende inflatie, is die stijging onvoldoende.
Die 3,5 percent is globaal, maar er zijn ook een aantal gemeenten die al een aantal jaren niets extras krijgen van het Gemeentefonds, andere gemeenten krijgen er slechts 1 à 2 percent bij.
We moeten in dit debat heel voorzichtig te werk gaan. De uitdagingen voor de lokale besturen zijn immens. De financiële marges om in te stappen in de vragen van de vakbonden om loonsverhoging, zijn inderdaad zeer minimaal.
Wat is de visie van de Vlaamse Regering hieromtrent? Welke initiatieven zal de Vlaamse Regering nemen om het overleg opnieuw vlot te trekken? De meeste ambtenaren zijn hardwerkende mensen, die recht hebben op een correcte vergoeding. Maar de burgers hebben ook recht op een correcte dienstverlening.
Mijnheer Verfaillie, collega's, ik heb op 6 juni samen met minister-president Peeters een delegatie van de vakbonden ACV-OD, ACOD en VSOA ontvangen om te luisteren naar hun bekommernissen en verzuchtingen. Een week later, op 12 juni, hebben we ook de werkgevers ontvangen, bij monde van de VVSG voor de gemeentebesturen en de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP) voor de provinciebesturen.
Onze houding is duidelijk. Mensen moeten goed en fatsoenlijk betaald worden, want dat hangt samen met hun motivatie. Tezelfdertijd zijn we uitermate bekommerd om het financiële evenwicht bij de gemeentebesturen. Al die loonsverhogingen moeten immers betaald worden door de belastingbetaler. We hebben dat laten becijferen. Indien je naar een lineaire loonsverhoging van 3,5 percent zou gaan voor alle personeelsleden - in totaal 150.000 personen - dan krijg je op een jaar tijd een verhoging van de loonmassa van 135 miljoen euro.
Inmiddels hebben we afspraken gemaakt met de lokale besturen in het kader van het Lokaal Pact. Een van de punten daarin is dat wij een deel van de gemeenteschuld overnemen a rato van 100 euro per inwoner. Als tegenprestatie verbinden de gemeente- en stadsbesturen zich ertoe om de belastingen in 2009 niet te verhogen. We moeten daar dan ook consequent in zijn.
Men zegt dat het gemeentepersoneel er niets meer bij heeft gekregen sinds 1994, maar dat klopt niet. Er zijn salarisverhogingen geweest voor de niveaus A en B. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelagen zijn serieus opgetrokken en we hebben extra maaltijdcheques gegeven. Er is dus sinds 1994 op het terrein toch wel een en ander gebeurd.
In de schriftelijke versie van uw vraag vroeg u wat de Vlaamse Regering zou doen inzake de financiële middelen. Wij gaan op dat vlak niets doen. Dat is ook niet onze taak. Onze taak is die van bemiddelaar. Wij moeten de twee partijen opnieuw rond de tafel zien te brengen en ervoor zorgen dat men tot een sectoraal akkoord kan komen.
Dat zou ook een heel slecht precedent zijn. Het is nog nooit gebeurd dat de Vlaamse Regering gemeentepersoneel betaalt. Iedereen zijn verantwoordelijkheid. De gemeente- en stadsbesturen betalen hun personeel en de provinciebesturen betalen hun personeel. Wij zorgen op het Vlaamse niveau voor onze mensen. En ook op het federale niveau moet men er maar voor zorgen dat het personeel wordt betaald. Een schoenmaker moet bij zijn leest blijven. We mogen daar zeker geen precedenten creëren. Want dan weet je wel waar het begint, maar het einde is binnen de kortste keren zoek.
Wij gaan nu dus onze rol van bemiddelaar weer opnemen. We hebben gisteren de algemene staking gehad. Nu gaan we proberen om de betrokken partijen - de werkgevers VVSG en VVP aan de ene kant en de drie vakbonden aan de andere kant - opnieuw rond de tafel te brengen om tot een gedragen akkoord te komen. Het is belangrijk dat VVSG en VVP mee akkoorden sluiten. Zo niet kunnen de vakbonden wel afspraken maken, maar zullen die op het terrein niet worden uitgevoerd en wordt daar door de stads- en gemeentebesturen geen gevolg aan gegeven. De vakbonden hebben er niets aan als zij zelf niet kunnen contracteren en zelf geen sluitende afspraken kunnen maken met VVSG en VVP.
Dat zal wellicht wat tijd vergen, mijnheer Verfaillie. Ik zit al vijf jaar in de regering, en ik heb het nooit gemaakt dat we in zo'n gepolariseerde situatie zitten. Het zal dus enige tijd vergen, maar we gaan onze rol als bemiddelaar en brugfiguur tussen de twee partijen ten volle opnemen in de loop van de volgende dagen en weken.
Mijnheer de minister, de cijfers van uw administratie over de financiële gezondheid van lokale besturen zijn niet rooskleurig. Dit wordt ook bevestigd door studies van diverse financiële instellingen. Ik heb nu niet willen verwijzen naar het financieel pact omdat ik wist dat u ernaar zou verwijzen. We moeten voor twee zaken opletten. De financiële ruimte die wordt gecreëerd door het lokaal pact is beperkt, door de schuldovername, doordat we bepaalde rentelasten en aflossingen niet meer moeten vervullen, doordat dit niet meer wordt opgesoupeerd door het inwilligen van bepaalde eisen. In de overeenkomst die de 308 gemeenten hebben afgesloten, staat duidelijk dat er in 2009 geen belastingen mogen worden verhoogd. We mogen wel wat verschuiven indien nodig, maar niet verhogen.
Mijnheer de minister, het gaat de lokale besturen dus financieel niet voor de wind. Hoe zult u meer doen met dezelfde financiële middelen? Op dat vlak is er vandaag een serieus probleem.
De heer Gabriels heeft het woord.
Ik treed het betoog van de heer Verfaillie en het antwoord van minister Keulen bij. Aan de grondslag van het lokaal pact lag de zorg om de financiële structuur van de gemeenten te verbeteren. Als we nu een centrale maatregel opleggen aan de gemeenten, staat dit daar haaks op. De gemeenten worden gedwongen om uitgaven te doen die niet voorzien waren in de meerjarenplanning. De gemeenten hebben een vijfjarenplanning waarin ze hun uitgaven voor de komende vijf jaar moeten incalculeren. Het is onaanvaardbaar dat dit wordt doorkruist door welke toegeving ook, want dat raakt aan de financiële draagkracht en het draagvlak van de gemeenten om de normale taken uit te voeren. Ik vraag dat de regering geen enkel initiatief ter ondersteuning van deze eisen zou nemen.
We hebben data van onze administratie Binnenlands Bestuur en ook studies van Dexia, die uitwijzen dat vandaag 50 tot 60 percent van de werkingsmiddelen van de gemeentebesturen naar lonen en wedden gaat. Dat zijn loonbegrotingen. Als je daarin verschuift, kost dat meteen veel geld. Anderzijds betekent goed betaald personeel goed gemotiveerd personeel. We gaan onze rol als bemiddelaar opnemen en proberen ervoor te zorgen dat de twee partijen tot een akkoord komen. Dat moet haalbaar zijn voor de gemeentebesturen en ook kunnen rekenen op het akkoord van de vakbonden.
Mijnheer de minister, u bent nu bezig met de onderhandelingen voor 2008-2009. We zijn nu halfweg 2008. Hopelijk weten de lokale besturen tegen het einde van dit jaar waar ze aan toe zijn. Twee jaar is heel kort. Ik wil suggereren om de onderhandelingen over meer dan twee jaar te voeren. Ik weet dat dit nog steeds onder de federale wetgeving valt. Het is niet eenvoudig. Om de twee jaar onderhandelingen voeren, is toch wel kort.
Dat kan ook maar voor de vakbonden als ze bereid zijn akkoorden af te sluiten over langere termijn en als ze bereid zijn heel veel boter bij de vis te doen. Als je voorstelt om akkoorden te sluiten over middellange of lange termijn, dan zijn ernstige loonsverhogingen de repliek van de vakbonden.
Het incident is gesloten.