Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de federale investeringen in Waalse en Vlaamse ziekenhuisinfrastructuur
Verslag
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vorige zaterdag las ik in mijn krant dat federaal minister Onkelinx en Waals minister Donfut een akkoord hebben gesloten over de financiering van de bouw of verbouwing van Waalse ziekenhuizen. Ik ging vandaag ook even kijken bij de Waalse pers. Ik citeer even uit een artikel in Le Soir: "Un joli chèque-cadeau pour les hôpitaux." Een interessante kop. Ik citeer ook de eerste zin van dat artikel: "Plus que le plan Marshall!" Ik denk dat ze in hun handen wrijven en menen dat ze het groot lot hebben gewonnen.
Het artikel vermeldt ook dat de federale overheid zowat 1,4 miljard euro investeert in Waalse ziekenhuisinfrastructuur. De Waalse overheid zou slechts 168 miljoen euro inbrengen. Dat is 10 percent van het totale budget. Met dat geld zou een spoedprogramma inzake modernisering van de Waalse ziekenhuisgebouwen op poten worden gezet.
Het akkoord is gesloten op basis van een protocol van 2006, dat werd gesloten tussen de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten. Van het bedrag dat de federale overheid verdeelt voor de ziekenhuisinfrastructuur, moet 60 percent naar Vlaanderen gaan en 40 percent naar Wallonië. Een regel die de vorige federale minister van Volksgezondheid, de heer Demotte, aan het eind van de vorige legislatuur instelde, laat echter toe dat de federale overheid uitzonderlijk tot 90 percent van het bedrag voor investeringen in gebouwen voor haar rekening kan nemen in het kader van de vorming van de zogenaamde zorgbekkens, dat zijn subregionale samenwerkingsverbanden tussen ziekenhuizen.
Dat is nu net het addertje onder het gras. Wat mij vooral stoort, is de communicatie van minister Onkelinx en minister Donfut over de manier waarop een en ander is gebeurd. Ze hebben eenzijdig en zonder overleg met Vlaanderen gecommuniceerd en zo de perceptie gecreëerd dat de Waalse ziekenhuizen met het leeuwendeel van het federale budget zouden gaan lopen.
Mijnheer de minister, de Vlaamse ziekenhuizen reageerden vorige vrijdag dan ook terecht ongerust. Ze spraken ook u aan om het Vlaamse deel op te eisen. U antwoordde daarop dat men zich daar geen zorgen over moest maken, dat de verdeling tussen Vlaanderen en Wallonië vastligt.
Het verschil tussen Wallonië en Vlaanderen is dat Vlaanderen voor iedere federale euro zelf anderhalve euro aan VIPA-middelen oplegt. Concreet betekent dit dat de Waalse regering 10 percent bijlegt en de Vlaamse Regering maar liefst 150 percent. Wanneer de federale overheid aan de Vlaamse ziekenhuizen 2,1 miljard geeft, legt Vlaanderen daar 3,2 miljard bovenop. Men mag daarenboven niet vergeten dat de Vlaamse overheid sinds november 2006 zelf reeds bijna 400 miljoen heeft geïnvesteerd. Het gaat hier om een investering van bijna 600 miljoen euro op anderhalf jaar tijd.
Toch zijn er nog enkele onduidelijkheden. Staan in het protocol van 2006 de federale investeringen in de Waalse ziekenhuisinfrastructuur - 1,4 miljard euro - volledig los van de Vlaamse investeringen voor een bedrag van 2,1 miljard euro? Kan Vlaanderen op gelijk welk ogenblik de voorziene budgetten voor Vlaanderen - 2,1 miljard euro - onvoorwaardelijk opvragen? Klopt het dat er in 2010 in een evaluatiemoment is voorzien, terwijl het eigenlijke protocol loopt tot 2015? Welke concrete gevolgen kan het akkoord tussen minister Donfut en minister Onkelinx hebben voor de periode 2010-2015? Wat gebeurt er als Wallonië op dat ogenblik nog aanspraak zou maken op extra federale budgetten op basis van dit protocol mocht in 2010 blijken dat het budget voor Wallonië al is opgebruikt?
Klopt het dat het Vlaamse behoefteonderzoek pas tegen midden volgend jaar afgerond zal zijn? Houdt Vlaanderen onverminderd vast aan de kostenverdeling 40 percent federaal en 60 percent Vlaamse middelen? Met andere woorden, hoeveel middelen zal Vlaanderen vrijmaken? Zorgt deze zelfopgelegde vorm van cofinanciering niet voor een rem op het investeringsritme in de Vlaamse ziekenhuisinfrastructuur?
Mevrouw Moens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, vorige week heeft federaal minister Onkelinx, na overleg met Waals minister Donfut, beslist 1,4 miljard euro vrij te maken voor de modernisering van de bestaande Waalse ziekenhuizen en voor de bouw van nieuwe Waalse ziekenhuizen. Deze beslissing is mogelijk gemaakt door een maatregel die voormalig federaal minister Demotte in de nadagen van de regering Verhofstadt-II inderhaast heeft genomen. In feite heeft toenmalig minister Demotte die regel in alle stilte en onder het goedkeurend oog van alle Vlaamse partijen ingevoerd.
Normaal gezien moet volgens de financiële verdeelsleutel 40 percent van de middelen van de federale overheid afkomstig zijn en 60 percent van de middelen door de deelgebieden worden geleverd. Door de bijkomende maatregel van toenmalig minister Demotte zal Wallonië nu 90 percent aan federale middelen ontvangen en zelf slechts een schamele 10 percent van het geheel moeten bijpassen.
De reactie van de minister in de pers is enigszins onrustwekkend te noemen. Hij verwacht absolute transparantie. Hij blijft erbij dat de federale middelen eerlijk zullen worden verdeeld. Ik stel me hier vragen bij.
Mijnheer de minister, welke garanties hebt u dat de Vlaamse ziekenhuizen nu en na 2010 hun rechtmatig deel van de federale middelen zullen ontvangen? Waarom stapt u ook niet naar de federale kassa? Dit lijkt me de belangrijkste vraag. Waarom klopt u niet bij minister Onkelinx aan om de Vlaamse ziekenhuizen op hun wenken te bedienen? De Vlaamse ziekenhuizen hebben ook problemen. De dossiers blijven zich almaar opstapelen.
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, vooral de toespraak van mevrouw Moens vormt een haast fenomenaal slechte inleiding van dit dossier. Een aantal van haar uitspraken zijn gewoonweg niet juist. Mij lijkt het alvast belangrijk te weten waarover we spreken. Het gaat hier immers om een belangrijk debat en om een belangrijke maatschappelijke uitdaging. We moeten de infrastructuur van de ziekenhuizen en in heel ons land en in Vlaanderen in het bijzonder op peil brengen.
Hoewel mevrouw Moens dit schijnbaar ergens heeft gelezen, gaat het niet om een beslissing van de federale regering. Het gaat om een mededeling van minister Donfut. Hij heeft de investeringsbehoeften in het Waalse Gewest geanalyseerd. Volgens zijn berekeningen gaat het om 1,6 miljard euro. Hij heeft dit aan de pers meegedeeld. Hij is ervan overtuigd dat hij dit probleem in samenwerking met de federale overheid kan oplossen. Ondanks wat mevrouw Moens in haar vraag heeft laten uitschijnen, heeft de federale regering hierover nog geen beslissing genomen.
We moeten een positie innemen ten aanzien van de verklaring van de Waalse minister van Gezondheid, de heer Donfut. Hij wordt uiteraard geacht voor zijn eigen woorden in te staan. De vraag is wat hij net heeft gezegd en hoe zijn woorden worden geïnterpreteerd.
Minister Donfut heeft verklaard dat hij gebruik wil maken van een systeem dat door het protocol tussen de deelstaten en de federale overheid in het leven is geroepen. Dat systeem voorziet in federale middelen voor investeringen in ziekenhuizen. De verdeelsleutel voor die middelen is onomstotelijk en duidelijk afgebakend. Geen enkele deelstaat kan meer dan haar rechtmatig deel krijgen of sneller dan de andere deelstaten geld opvragen. Het tempo op jaarbasis is in het protocol vastgelegd.
Dit protocol loopt tot 2015, maar zal in 2010 worden geëvalueerd. Dit is de reden waarom ik heb verklaard dat we moeten nagaan of tussen 2010 en 2015 eventueel in bijkomende middelen moet worden voorzien. Die middelen zijn dan bedoeld om de stelling van minister Donfut te doen kloppen.
Want wat wil nu het geval? Er zijn de bedragen waarin federaal is voorzien en die via een verdeelsleutel het Waalse Gewest recht geven op 31,40 percent. Voor Vlaanderen is dat 57,41 percent. Met de bicommunautaire sector erbij, kom je aan een relatief politieke verdeelsleutel van 60/40.
Een deelstaat kan ten opzichte van de federale middelen twee houdingen aannemen in termen van het bijleggen van geld, niet in het veranderen van de middelen waarin het federale niveau voorziet. Die middelen zijn wat ze zijn. Als men ten aanzien van die middelen de zogenaamd normale regeling van het protocol hanteert, dan worden de federale middelen gebruikt als 40 percent van de totale investering. De deelstaat legt er 60 percent naast. Op die manier kom je wonderwel aan een theoretische investeringscapaciteit voor het Waalse Gewest van pakweg 1,7 miljard euro in de periode 2005-2015.
Er bestaat ook een tweede systeem waarbij de deelstaat in sommige gevallen kan beslissen om daar niet het hele pak geld naast te leggen, maar zich te beperken tot het bijleggen van ongeveer 10 percent. Het resultaat daarvan is dat er minder investeringen mogelijk zijn. Het federale geld verandert niet. Het enige effect is dat er minder geld wordt bijgelegd vanuit de deelstaat. Minister Donfut zegt eigenlijk dat hij zinnens is heel veel gebruik te maken van die 90/10-regeling. Hij zegt niets ten aanzien van het trekkingsrecht of de middelen die van het federale niveau komen. Hij zegt in mensentaal dat hij van plan is om naast dat federale geld weinig Waals geld te leggen.
Als u me vraagt of de 60/40-regeling geen rem of hinderpaal is voor de Vlaamse ziekenhuizen, dan haast ik me om neen te zeggen. Het is juist dat het te veel gebruiken van de 90/10-regeling ervoor zou zorgen dat de investeringscapaciteit voor de Vlaamse ziekenhuizen inkrimpt. In vergelijking met wat het federale niveau op tafel legt, zou Vlaanderen weinig bijleggen.
Het klopt dat we tot nu toe de 60/40-regeling blijven hanteren. We hanteren met andere woorden een voluntaristisch beleid van investeringen in onze ziekenhuizen. We hebben zo in het afgelopen anderhalf jaar, sinds november 2006, een bedrag van niet minder dan 389 miljoen Vlaams geld geïnvesteerd in de Vlaamse ziekenhuizen. Als je dit legt naast het geld van het federale niveau, dan kom je aan een bedrag van meer dan 600 miljoen euro in anderhalf jaar tijd. Dat is een bijzonder indrukwekkend bedrag, al zeg ik het zelf.
Bepaalde berichtgeving stelt de vraag of de Vlamingen wel wakker genoeg zijn omdat er een Waalse collega zegt dat hij de federale middelen zal gebruiken om in Wallonië te investeren. Ik zeg u dat u zich niet ongerust moet maken. De verdeelsleutel in het protocol zit in beton. We moeten er alleen op toezien dat er geen andere middelen worden gebruikt, buiten de bouwkalender. Geen van beide vraagstellers is daarop ingegaan. Als er op federaal niveau middelen worden gebruikt buiten de bouwkalender, dan willen we perfecte transparantie over hoe die middelen worden ingezet. Ik heb de rekensom zo weinig technisch mogelijk gemaakt. U mag eruit opmaken dat door de combinatie van het gebruik van de 90/10-regeling en de middelen die vandaag beschikbaar zijn in de bouwkalender, de rekening van minister Donfut naar mijn smaak niet klopt. Ik maak daar geen groot punt van. Het is misschien iets om over na te denken in het Waals parlement. Volgende week is er de interministeriële conferentie waar we de ministers Donfut en Onkelinx zullen zien. Ik heb de uitdrukkelijke vraag van de Vlaamse Gemeenschap voor transparantie in deze aangelegenheid laten agenderen.
We willen investeren in de modernisering van onze ziekenhuizen. Ik neem het niemand kwalijk dat het Waalse Gewest ook vindt dat er geïnvesteerd moet worden in de modernisering van de Waalse ziekenhuizen. Ik vind het een goed idee dat het Waals Gewest dit via een bevraging heeft proberen te objectiveren: het gewest heeft 1,6 miljard euro nodig. Ik vind het ook normaal dat men politiek probeert de middelen te vinden om daaraan te beantwoorden. We hebben zelf een versnelling van investeringen gedaan. Ik vind dat het slim is om tegen het einde van het jaar te beschikken over een nieuwe inventaris van onze noden.
We zijn zo hard bezig met investeren dat het misschien wel eens goed is om de horizon te kennen van onze behoeften. Als het gaat over de verdeling van de middelen, zowel wat de omvang betreft als het tempo waarmee het vanuit het federale niveau wordt opgetrokken, is er geen enkele twijfel. De bouwkalender beschermt het rechtmatige aandeel van de Vlaamse Gemeenschap.
Ik dank u, mijnheer de minister, voor uw duidelijke antwoord. Ik ga volledig akkoord met uw analyse en de 60/40-deling. Wij moeten zelf vrij 10, 20 of 60 procent - of zelfs nog meer - kunnen opleggen. Dat betwist ik helemaal niet. Wallonië staat het natuurlijk ook vrij om de beslissing te nemen van bijvoorbeeld slechts 10 percent bij te leggen. Maar zoals u al zei, de verdeling op het federale niveau zit betonvast. Wie zegt dat de Waalse Regering in 2010 naar aanleiding van een evaluatie niet op tafel zal kloppen en zal stellen dat hun deel al op is en dat ze gezien hun noden, snel meer middelen nodig hebben. Wat gaat er dan gebeuren? Misschien zal minister Onkelinx dan wel iets aanpassen. Misschien heb ik een slecht karakter, maar een aanpassing kan altijd voorkomen.
Volgende week zal er op de interministeriële conferentie, waarnaar u daarnet al verwees, mijns inziens benadrukt worden dat zij de gevolgen van hun eigen beslissing moeten dragen voor het geval zij nu al een heel groot deel van de beschikbare middelen die voor hen klaarliggen, opgebruiken. In 2010 moeten ze dan niet opnieuw komen aankloppen voor meer middelen. Ik ga verder inderdaad volledig akkoord met uw analyse. Dit is een complex dossier, waarbij de financiering door zowel de gemeenschappen als de federale overheid gebeurt. Het is heel belangrijk dat de bevoegdheidsverdeling tussen de federale staat en de deelstaten transparanter wordt en dat ook de deelstaten worden geresponsabiliseerd.
U zei zelf dat de bouwkalender vastligt, maar we moeten ervoor opletten dat geen andere middelen uit andere bronnen worden gebruikt om de Waalse noden te lenigen. Hoe gaat u dat garanderen? U zit niet bij de pot. Kan uw federale collega u garanderen dat men loyaal blijft en de middelen uit die andere potjes loyaal worden verdeeld, zoals was afgesproken?
Ik sluit mij volledig aan bij mevrouw Stevens. Ik heb uw uiteenzetting goed gevolgd, mijnheer de minister. Intussen blijven de Vlaamse ziekenhuizen wat in de kou staan ondanks de grote noden. De zoveelste geldstroom naar Wallonië is daarmee ingezet. Kunt u de Vlaamse ziekenhuizen de garantie bieden, mijnheer de minister, dat ook zij hun rechtmatige deel van de koek zullen krijgen?
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Ik denk dat uw uitleg correct is, mijnheer de minister. Het is wel geen 60, maar 57 en zoveel. Grosso modo gaat het om een 60/40-verdeling. In principe gaat 60 percent naar de deelstaten en 40 percent vormt een zogenaamd trekkingsrecht. Het is niet toevallig dat in 2007, nauwelijks 1 jaar na het afsluiten van het protocol, er een koninklijk besluit gekomen is om van de 60/40-regel tussen het federale niveau en de deelstaten, waarbij het federale 60 percent bijlegt en de deelstaten 40 percent, af te wijken. Daarin werd gesteld dat 10 percent door de deelstaten wordt afgedragen en 90 percent door het federale niveau. Dat is natuurlijk niet toevallig.
Als men het koninklijk besluit van nabij bekijkt, zou de uitzondering slaan op wat prioritair is. Dat is op maat geschreven van de iets minder rooskleurige situatie in het zuiden van het land.
Als ik het advies van de Raad van State over het Koninklijk Besluit lees, dan staat er dat het protocol de instemming moet krijgen van alle wetgevende vergaderingen want dat een protocol natuurlijk geen kracht van wet heeft. Hebt u er zicht op hoeveel wetgevende vergaderingen met dit protocol hebben ingestemd? Als ze dit niet hebben gedaan, dan bestaat dit protocol eigenlijk niet. Volgens de Raad van State heeft dit protocol dan geen uitwerking.
Ik heb het protocol gelezen zoals het in het Staatsblad is verschenen. Er staat een verdeling in, met bijhorende bedragen. Ik lees: "Na de verdeling van de bedragen, ten voorlopige titel, zal de Franse Gemeenschap zich verzekeren een bedrag te ontvangen, in overeenstemming met zijn aantal erkende bedden en de huidige bepalingen betreffende oppervlakten en bouwplafonds". Wat moet ik daaronder verstaan? Ik zie dergelijke bepaling in het bouwprotocol over de bouwkalender, maar ik zie dergelijke bepaling niet staan ten aanzien van de Vlaamse Gemeenschap. Kunt u me daarover enige duidelijkheid verschaffen?
De heer Gabriels heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik wou u feliciteren met een goed onderbouwd en inhoudelijk antwoord. Ik zou de collega's toch willen vragen om niet alleen af te gaan op persberichten en onnozele uitlatingen. Perceptie is één zaak, inhoud is veel belangrijker. Mijnheer de minister, onze felicitaties. (Applaus bij de meerderheid)
Ik zou nog iets willen rechtzetten. Mevrouw Stevens stelt de hypothese dat men in het Waalse Gewest sneller de federale middelen opgebruikt en dan aan de kassa moet komen voor extra geld. Opnieuw zeg ik dat de verdeling van de middelen op jaarbasis in een verdeelsleutel is gegooid. Het is dus niet zo dat de ene of de andere in staat is om meer te trekken dan wat zijn rechtmatig aandeel is.
Wat gebeurt er wanneer straks zou blijken dat de middelen - in bijzonder in hoofde van het Waalse Gewest - ten opzichte van de behoeften onvoldoende zijn? Dat is een interessante vraag, ook politiek. Strikt genomen vind ik dat men niet te snel moet zeggen dat deze vraag per definitie uit Wallonië zal komen. Ik moet regelmatig uitleggen aan vertegenwoordigers van Vlaamse ziekenhuizen waarom ik niet wat vaker gebruik zou willen maken van de 90-10-regeling. Je moet dan minder gebruik maken van je eigen middelen en het gaat wat sneller, maar er worden minder dossiers gerealiseerd. Want als je meer federaal geld gebruikt in grote slokken van 90 percent, dan kan je een aantal ziekenhuizen helpen maar staan er andere op de wachtlijst.
Dat is niet onze formule. Maar laat er niet te veel zwart-witverhouding over bestaan. Het is niet zo dat de ziekenhuiswereld van Wallonië de 90-10-verhouding zo geweldig vindt en dat Vlaanderen absoluut de 60-40 verdedigt. Er zijn genuanceerde visies langs beide kanten van de taalgrens.
Het risico dat er op zeker ogenblik geld te kort is, zal ons nooit op een niveau zetten waar wij achterstand hebben in het gebruik van federale middelen. Dan zullen we terug rond de tafel gaan zitten en zullen we bekijken hoe we een eerlijke verdeling kunnen realiseren. Ik durf u te garanderen dat ik waakzaam zal zijn.
Mijnheer Van Hauthem, ik heb het protocol niet eens bij me. Ik stel voor dat we dat verder bespreken in de commissie. Ik denk dat wat politiek moest worden gezegd, hier gezegd is.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw verduidelijkend antwoord. Ik ga akkoord dat je met een 90-10-verhouding de middelen sneller kan opmaken en dat er dan slechts een beperkt aantal ziekenhuizen worden geholpen, maar dat er ook een langzamere benadering is waardoor meer ziekenhuizen hulp krijgen.
Ik kan er weinig aan toevoegen. Begin volgend jaar zal er in de commissie zeker een opvolging gebeuren van de inventarisatie van de noden.
Het incident is gesloten.