Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de nieuwe afdeling voor meisjes in de gemeenschapsinstelling in Mol
Actuele vraag over de nieuwe afdeling voor meisjes in de gemeenschapsinstelling in Mol
Verslag
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, volgende week gaat in de open instelling De Markt in Mol een nieuwe afdeling open, met plaats voor een tiental meisjes in een MOF-situatie. Het gaat om moeilijk handelbare kinderen. Het wordt een leefgroep waar een time-out wordt geboden aan meisjes die eigenlijk geplaatst zijn in een andere instelling, meestal een private instelling, waar ze in moeilijkheden geraakt zijn door conflicten of een crisis. Met instemming van de jeugdrechter zullen ze daar tijdelijk - veertien dagen, maximum een maand - kunnen verblijven.
Mijnheer de minister, de creatie van tien bijkomende plaatsen is positief. Tenminste, zo worden ze voorgesteld. Gaat het wel echt over bijkomende plaatsen? Na veertien dagen moeten de meisjes terugkeren naar hun oorspronkelijke instelling. Die oorspronkelijke plaats moet dus vrij blijven om hen weer op te vangen. Toch zie ik ook knelpunten. Niet iedereen is tevreden. Deze week hebben de vakbonden en het logistiek, pedagogisch en educatief personeel aan de alarmbel getrokken. Er zijn klachten die reeds gedurende ruime tijd zouden aanslepen.
Het gaat over vier klachten. De infrastructuur is nog niet afgewerkt door administratieve vertragingen. De bovenbouw moet nog worden geplaatst. Er zouden nog problemen zijn met de leeflokalen van de meisjes waar zij ook les moeten krijgen. Het tweede probleem dat het personeel aankaart, is dat er dringend bijkomend moet worden geïnvesteerd in de Molse jeugdinstellingen. Het derde punt is de afbouw van de logistieke diensten. Dat is een doorn in het oog van het personeel. Vandaag blijkt die logistieke dienst een zeer goede ondersteuning te bieden voor het pedagogisch en educatief personeel. Men vreest dat dat achteruit zal gaan, als men dat meer gaat toevertrouwen aan externe diensten en dat dat gaat leiden tot een verslechtering van de organisatie. Een laatste klacht wordt - in tegenstelling tot de vorige - gesteund door de directie. Het is een oud zeer. Wat al zeer lange tijd aansleept, is het probleem van de oneigenlijke plaatsing en dus het gebrek aan structurele begeleiding. In een leefgroep zitten zowel jongeren die kampen met zeer zware psychiatrische problemen als jongeren die eenvoudige pedagogische begeleiding nodig hebben. Eigenlijk, mijnheer de minister, dat zult u toch erkennen, is dat onhoudbaar. Er is dringend nood aan bijkomende investeringen om dat probleem op te vangen.
Ik heb zelf nog een bijkomende opmerking, zeer specifiek over de leefgroep voor die tien meisjes. Ik vraag me af of een termijn van veertien dagen wel voldoende is om een definitieve structurele oplossing uit te werken zodat ze terug op een normale manier terecht kunnen in de instelling waar ze vandaan komen.
Mijnheer de minister, we hebben al vaak kunnen debatteren over de bijzondere jeugdzorg. Het gaat vandaag eens niet over de wachtlijsten, maar toch over een aantal fundamentele klachten. Het personeel spreekt van "werkelijk onaanvaardbare verblijfsomstandigheden". Wat is uw standpunt? Wat gaat u doen om tegemoet te komen aan de klachten en bedenkingen van het personeel?
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het dossier over de zogenaamde 'kooi' kent een hele wordingsgeschiedenis met een lange chronologie. Ik meen dat het december van vorig jaar was, mijnheer de minister, toen ik u hierover, samen met twee andere collega's, heb ondervraagd.
Wat me vandaag vooral verontrust, is dat de situatie in Mol, maar ook in andere instellingen, zeker nog niet ontmijnd is. Integendeel, de voorbije dagen vonden heel wat vakbondsacties plaats en er zullen er nog plaatsvinden. Verontrustend is ook dat we u hierover in december al ondervroegen en dat ik u toen al heb meegegeven dat het heel belangrijk is dat de verschillende betrokken actoren zo snel mogelijk rond de tafel plaatsnemen om een zo ruim mogelijke oplossing te vinden voor deze problematiek, en dat die absoluut ook geëvalueerd diende te worden.
We stellen vast dat naast het feit dat meisjes geplaatst zullen worden, gesloten, in een open instelling voor jongens, er nog vier belangrijke knelpunten zijn. We hebben via de media vernomen dat volgende week de gesloten instelling voor meisjes, de wooncontainers, in gebruik zullen worden genomen, maar dat de werken nog niet voltooid zijn. Belangrijke werken moeten nog worden voltooid en de directie heeft gesteld dat dit niet echt een probleem vormt. Ik wens u er toch nog eens op te wijzen dat u in december aan ons hebt gezegd dat de kooi 12 kamers zal hebben voor 10 meisjes, omdat het belangrijk is dat een meisje in een crisissituatie eventueel kan worden geïsoleerd en dat er in crisisopvang kan worden voorzien. We stellen nu vast dat die kamers nog niet klaar zijn en als er zich een dergelijke situatie voordoet, zullen de meisjes verplaatst moeten worden naar de isolatiekamer of de crisisopvang bij de jongens in de open instelling. U zult hier zeker een toelichting bij geven.
Het is niet onbelangrijk om ook even melding te maken van de twee meter hoge afsluiting. Die vormt een probleem. Ik heb het nu niet alleen over het eventuele gevaar op ontsnapping door de meisjes uit de gesloten instelling, maar uiteraard ook over het feit dat een afsluiting van twee meter hoog, niet veel betekent voor de jongens in de open instelling - dit zou wel eens tot problemen kunnen leiden.
Belangrijk is dat de vertegenwoordiging van het personeel aangeeft dat er een probleem zou zijn en dat u in de mogelijkheid tot afbouwen voorziet voor wat het logistieke personeel betreft, de catering en het waspersoneel. Daarover is heel veel ophef ontstaan.
Men stelt zich ook heel veel vragen bij het feit dat het om time-outprojecten gaat, projecten van een kortverblijf van twee weken, maximaal verlengbaar met nogmaals twee weken. Er wordt gevreesd dat het principe van het kortverblijf opnieuw wordt uitgehold doordat er problemen kunnen ontstaan op het vlak van doorstroommogelijkheden naar plaatsen waar de meisjes na hun kortverblijf terecht zouden moeten kunnen.
Een laatste belangrijk punt wordt opnieuw aangekaart en wordt ook door de directie ondersteund: het feit van de zogenaamde 'oneigenlijke plaatsingen'. In het verleden hebben we het daar ook al over gehad. Dit is een toch wel heel terechte bekommernis, want het betreft een zware problematiek. Vaak komen kinderen met zware psychiatrische stoornissen tussen jongeren met lichtere problemen terecht. Het gaat om kinderen die echt wel thuishoren in andere verzorgingsinstellingen, maar door plaatsgebrek komen ze toch in de gemeenschapsinstellingen terecht. Het is echter belangrijk dat zij de exact juiste verzorging krijgen. Hierdoor zouden we op termijn meer plaatsen krijgen en die zijn ook voor de gesloten gemeenschapsinstellingen erg belangrijk.
Mijnheer de minister, ik wil u een aantal concrete vragen stellen. Een aantal maanden geleden hebben we u gevraagd om het feit van de oneigenlijke plaatsingen zeker ook aan te kaarten bij uw federale collega, omdat dit ook een federale materie betreft. Is dit overleg er al geweest? Zo ja, wat zijn de resultaten ervan? Zo neen, wanneer is het overleg gepland?
Wat is de stand van zaken inzake het overleg tussen u, de vakbonden, de directie en het personeel? Een paar uur geleden hebben we kunnen vaststellen dat de vakbonden hebben beslist om vanaf nu elke maandag drie uur te staken, niet alleen in Mol, maar ook in West-Vlaanderen. Dit is toch wel een heel belangrijk signaal. Wat is de stand van zaken?
Kunt u ons nog altijd verzekeren dat het wel degelijk om kortverblijven gaat van maximaal tweemaal twee weken en dat daarna de doorstroming verzekerd kan worden?
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, als het over de VRT gaat, staan hier vier mannen. Als het over de bijzondere jeugdzorg gaat, staan hier drie vrouwen. Het verschil is merkbaar.
En toch ook één man, mevrouw Vogels.
Inderdaad, er is ook één man. Ik ben blij dat u er bent, mijnheer de minister.
Ik wil het hier in eerste instantie hebben over de beslissing van deze middag van de vakbonden om vanaf volgende week met prikacties te starten, niet alleen in Mol, maar ook in de andere gemeenschapsinstellingen, omdat ze de dagjespolitiek rond de gemeenschapsinstellingen beu zijn.
Het komt hierop neer: telkens wanneer er een brandje uitbreekt, zegt men dat men extra plaatsen zal creëren, en die komen in de praktijk altijd in Mol terecht. Deze keer gaat men versneld een gesloten entiteit voor tien meisjes openen binnen de halfopen instelling voor jongens.
Het feit dat die omheining te laag is, geeft bijkomende problemen voor de mensen die daar dagelijks toezicht moeten houden op de jongeren. Als er weer eens jongeren zijn weggelopen uit de gemeenschapsinstellingen, wordt er gekeken of dat kon worden vermeden. Als je een omheining plaatst van twee meter, terwijl die in de andere instellingen zes meter is, vraag je eigenlijk om problemen. En dat is niet prettig voor de opvoeders, die deels verantwoordelijk worden gesteld.
Door alsmaar meer in Mol te investeren, krijg je bovendien een overbelasting van de site. Vroeger was er een voetbalterrein en een groot grasterrein voor vier leefgroepen. Nu is het grasterrein in beslag genomen door containers, en moet de sportinfrastructuur gebruikt worden door zes, en straks zeven leefgroepen. Die mensen leven dichter op elkaar, met als gevolg dat de kans op conflicten en spanningen groter wordt, wat niet bevorderlijk is voor het heropvoedingsproces.
Er is ook al verwezen naar de logistieke ondersteuning van de keuken. Het is belangrijk dat je in een gemeenschapsinstelling kunt inspelen op de vraag, op maat van de klant. Dat ligt anders dan bijvoorbeeld in een school, waar je het eten kunt laten leveren door een extern bedrijf.
Het belangrijkste punt vormen de oneigenlijke plaatsingen. Ik heb onlangs nog met een van de opvoeders gepraat. Wist u, mijnheer de minister, dat in een van de leefgroepen in de gesloten afdeling voor jongens op dit moment acht jongeren op de elf zware medicatie nemen voor de psychiatrische problemen waarmee ze worstelen? Wist u dat er op dit moment een jongere in Mol zit die in november die 19 jaar is geworden, maar die geen enkele gehandicapteninstelling wil overnemen? Iemand die van Mol komt, wordt immers niet overgenomen. In die zin is het niet alleen een probleem van de federale overheid, mevrouw De Wachter, maar ook van de Vlaamse overheid.
U hebt het over veertien dagen, maximaal een maand, mijnheer de minister, maar dat is juridisch niet onderbouwd. Ik begrijp dan ook dat de vakbonden zeggen dat de minister dat wel kan beloven, maar dat zij het in de realiteit anders zien: MPI's willen jongeren die in Mol gezeten hebben, niet opnemen.
Er zijn nu jongeren die drie of zes maanden hebben gekregen van de jeugdrechter, maar die we niet terug naar huis kunnen sturen, omdat dat niet verantwoord zou zijn vanwege hun zware psychiatrische problemen. Die jongeren zitten daar oneigenlijk en bezetten plaatsen die ze eigenlijk niet moeten bezetten, waardoor er weer plaatsen tekort zijn, waardoor u er weer meer moet creëren. Op die manier komt u in een eindeloze spiraal terecht, als u de problemen niet ten gronde aanpakt en geen visie ontwikkelt over de toekomst van de gemeenschapsinstellingen.
Ik sluit mij dan ook aan bij de vragen van de vorige sprekers: doe alstublieft ten gronde iets aan het probleem.
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik heb deze ochtend in De Morgen een editoriaal gelezen dat, weliswaar in een compleet andere context, stelt dat het publieke debat in Vlaanderen, waar het ook over gaat, altijd weer uitmunt in dramatisering en radicalisering. Het editoriaal handelde over een ander onderwerp, maar ik krijg een vergelijkbaar gevoel bij een deel van de opwerpingen in de media, maar ook in de vraagstelling die hier aan bod komt. Men spreekt over 'containers' en 'kooien', men zegt dat de kat bij de melk wordt gezet wanneer jongens en meisjes in elkaars buurt komen, men noemt de afbouw van de logistieke diensten 'een kleine ramp', enzovoort.
Ik heb het gevoel dat men in deze problematiek die ook in de media wordt uitgevochten, heel snel kiest voor de taal van de dramatisering. Een modulaire bouw wordt nu consequent en voortdurend bestempeld als een kooi. Ik gebruik dat woord niet. Ik verzet me tegen de idee om de modulaire bouw die trouwens al naar tevredenheid van zowel klanten als opvoeders is gebruikt in de gesloten afdeling van Mol, steevast te beschouwen als een kooi of als een container.
Het beeld van meisjes en jongens samen wordt hier een beetje karikaturaal verengd tot het beeld van 'de kat bij de melk zetten'. Ik wil geen terugkeer naar de jaren vijftig. In andere landen zoals Nederland wordt bijvoorbeeld in het toonaangevende jongerenhuis Harreveld gewerkt met gemengde leefgroepen. Er wordt ook op een en dezelfde campus gewerkt met zowel meisjesgroepen als jongensgroepen. In Mol zijn de meisjes op een afgezonderde manier aanwezig op een campus waar ook jongens aanwezig zijn, en onmiddellijk wordt de grootste narigheid voorspeld.
In een aantal andere landen wordt geopteerd voor gemengde leefgroepen, ook in gesloten instellingen. (Opmerking van mevrouw Mieke Vogels)
Mevrouw Vogels, ik antwoord niet alleen op uw vraag, maar op die van de drie vraagstellers. Ik heb goed geluisterd naar de vragen. Er is sprake van de problematiek waarbij twee meter afstand tussen meisjes en jongens niet voldoende zou zijn om narigheid te voorkomen. Dat wijst op een risico-inschatting waarbij men ervan uitgaat dat er geheid problemen ontstaan als meisjes en jongens bij elkaar worden geplaatst.
Er was ook sprake van om maaltijden van buitenaf te laten komen die intern kunnen worden opgewarmd. Dat wordt al heen snel vertaald als een afbouw van de logistieke dienst. Ik was verbaasd toen ik in de krant las dat ik dat beslist zou hebben. Het is niet aan de minister om zo'n dossier naar zich toe te trekken. Ik heb daar helemaal niets over te beslissen. Dergelijke beslissingen worden genomen op het niveau van de directie. Het was een van de opties van de directie, want de beslissing is nog niet gevallen om te werken met externe maaltijden die in een afwerkkeuken kunnen worden opgewarmd.
Er is hier geen sprake van dagjespolitiek. De beslissing om extra plaatsen te creëren in Mol is een duidelijk gevolg van een beslissing over het wijzigen van de jeugdbeschermingswet. In 2006 heeft men duidelijk gemaakt dat meisjes tussen 12 en 14 jaar niet in een gesloten instelling mogen worden geplaatst en dat er met andere woorden bijkomende open plaatsen nodig waren. We hebben ervoor gekozen om die in Beernem te creëren door gesloten plaatsen te vervangen door open plaatsen. Dat heeft geleid tot het creëren van tien extra gesloten plaatsen in Mol.
Ik heb het gevoel dat ik hier naar aanleiding van elk mediatiek brandje op woensdagmiddag uitleg moet komen geven. De beslissing is vorige zomer genomen, en wordt nu rustig en niet halsoverkop uitgevoerd.
Mevrouw Dillen heeft er terecht op gewezen dat hier regelmatig debatten worden gehouden. Soms gebeurt dat omdat men vindt dat ik niet snel genoeg ga bij het creëren van extra capaciteit. Als ik bijkomende capaciteit creëer, dan is er discussie over de context waarbinnen dat gebeurt. Ik sta nog altijd achter die keuze. Zo niet, zou ik niet met zoveel overtuiging kunnen antwoorden dat ik er alles aan doe om bijkomende capaciteit te creëren.
De modulaire bouw is wel degelijk klaar. Er is ook geluisterd naar de opmerkingen van het personeel.
Er is wel degelijk een voorlopig klaslokaal, dat toegankelijk is voor de meisjes en jongens, zonder dat ze buiten het gedeelte moeten gaan dat voorbehouden is voor de meisjes. En er zijn, mevrouw De Wachter, wel degelijk veiligheidskamers. Er zijn er twee. Alleen wanneer een meisje zware fysieke incidenten zou plegen, dan kan een overbrenging naar de crisisafdeling nodig zijn. Dat is echter zo uitzonderlijk dat die overbrenging op dat moment natuurlijk onder de gepaste leiding gebeurt. De veiligheidskamers, iets wat traditioneel gevraagd werd, bestaan binnen die setting.
De kamers zijn trouwens volgens standaardnormen afgewerkt. In sommige gevallen zijn ze groter dan die van de jongens die op dezelfde plaats zitten. Die jongens moeten daar ook langer verblijven.
De omheining moet de impuls om te ontvluchten afremmen. Men mag echter niet vergeten dat we in een context zitten waarbij de meisjes normaal gesproken een horizon van veertien dagen, of op zijn hoogst één maand hebben. Het gaat immers om een time-out. De situatie is wat dat betreft niet vergelijkbaar met de gesloten instellingen.
Ik bevestig nog eens heel duidelijk dat deze nieuwe unit wel degelijk gericht is op kortverblijf, een time-out van veertien dagen. Met elke verwijzende instantie en met de privévoorzieningen is dat heel duidelijk afgesproken. Gisteren en vandaag werd de gemeenschapsinstelling bezocht. Er was een informatiemoment voor jeugdrechters en consulenten. Ze beschouwen dat allemaal als zeer positief. Ze beseffen dat ze mee moeten instaan, ook door hun verwijzingsbeleid, dat de opname beperkt blijft tot veertien dagen en dat die tijd gebruikt kan worden voor een time-out. Men vindt het heel positief dat men 240 opnames zal mogelijk maken. Dat aanbod ontbreekt vandaag nog in Vlaanderen.
Door bijvoorbeeld in de beschikking zelf te schrijven dat de tijd beperkt is tot veertien dagen, kunnen de jeugdrechters daar ook voor instaan. Ze weten dat, ze willen dat en ze kunnen dat. En ze gaan dat ook doen. We gaan dat ook mee bewaken. Zolang het ding niet functioneert, kan ik echter alleen maar verklaren dat het wel degelijk om een time-out van veertien dagen zal gaan.
Ik wil tot slot bevestigen dat de zaak wordt opgestart met personeelsleden die allemaal gemotiveerd zijn, die bijna allemaal vrijwillig gevraagd hebben om in die context met die meisjes te werken. Ze zijn juist enthousiast om deze formule van start te laten gaan.
De laatste opmerking is natuurlijk ook een fundamentele, met name hoe het zit met de oneigenlijke plaatsingen. Dat is een onderwerp dat er nog eens bovenop komt. De meisjesunit heeft op zich niet echt rechtstreeks te maken met de oneigenlijke plaatsing. Het gaat om jonge mensen met een profiel dat veeleer aanleunt bij een psychiatrische problematiek. En laten we toch nog eens duidelijk zeggen dat de federale overheid ervoor verantwoordelijk is dat de psychiatrische zorg kan worden verleend. Het is niet logisch dat gemeenschapsinstellingen een opnameverplichting hebben. Het is de federale overheid die daar verantwoordelijk voor is! En dan heb ik het niet alleen over de huidige federale overheid, maar ook over die van de afgelopen jaren. Men moet daarin klare wijn schenken.
Het feit dat Vlaanderen zelf inspanningen doet, onder andere via de 580.000 euro die we uittrekken voor de outreachprogramma's, het feit dat ik in de begrotingsaanpassing nog eens 500.000 euro extra heb vrijgemaakt om de centra voor geestelijke gezondheid specifiek voor de bijzondere jeugdbijstand te laten werken, al onze niet-aflatende inspanningen om ervoor te zorgen dat de federale overheid extra forensische capaciteit bij creëert, mogen niet doen vergeten dat het de federale overheid is die aan het einde van de rit verantwoordelijk is om extra psychiatrische en kinderpsychiatrische plaatsen te creëren. Natuurlijk herinner ik daar mijn federale collega te pas en te onpas aan. Maar het is niet door vandaag in mijn gemeenschapsinstelling te staken dat de federale overheid daar morgen erg van onder de indruk zal zijn. Ik ga ervoor zorgen dat ze goed weet dat er dringend werk van moet worden gemaakt. Ik stel vast dat de vorige regering op dat vlak weinig daadkrachtig is geweest, tenzij op het einde van 2006. Ik hoop op nog meer beterschap. Ik kan voor het ogenblik echter niet meer zeggen dan dat.
Ik heb vorige maand nog overleg gepleegd met de vakbonden. Ze zijn zich ook bijzonder goed bewust van de bevoegdheidsverdeling in dit federale land.
Wat de concrete inhoud van het tweede gedeelte betreft, dank ik de minister voor zijn antwoord.
Wat het eerste gedeelte betreft, ben ik werkelijk ontgoocheld. Ik heb de gewoonte een bepaald dossier of een bepaald probleem hier steeds op een constructieve wijze aan te klagen. Ik probeer steeds de zaken op een ernstige en objectieve manier te behandelen. Ik heb een opsomming zonder inkleuring of persoonlijke standpunten gegeven. Wat het aspect van de tijdsduur betreft, gaat het om een persoonlijke bedenking en niet om een klacht van de vakbonden.
Ik heb de minister gevraagd naar zijn standpunt over iets wat de vakbonden zelf als onaanvaardbare verblijfsomstandigheden hebben omschreven. Ik betreur dat de minister dit in het belachelijke tracht te trekken. Hij heeft naar het standpunt verwezen dat deze ochtend in De Morgen is verschenen. Dit artikel had betrekking op het overroepen fileprobleem van gisteren. De minister mag hieruit niet afleiden dat het publieke debat in Vlaanderen altijd in dramatiseringen uitmondt.
Ik probeer de zaak niet te dramatiseren. Ik wil er geen karikatuur van maken. Indien al het personeel in Mol momenteel op dezelfde golflengte zit, moet er iets fundamenteels fout zijn. We hebben net vernomen dat de vakbonden vanaf nu elke maandag gedurende enkele uren het werk zullen neerleggen of een andere vorm van stakingsactie zullen voeren. Dit betekent dat er dringend nood is aan een aantal fundamentele oplossingen. Het gaat hier niet om tijdelijke, maar om definitieve oplossingen. Het gaat hier niet om aankondigingen of om plannen, maar om werkelijke concretiseringen. Dit alles moet op korte termijn gebeuren.
Ik vraag de minister hier de nodige aandacht aan te besteden. Ik vraag hem tevens prioritair werk te maken van de klachten over de oneigenlijke plaatsingen. Dit werkelijk schrijnende probleem blijft maar aanslepen. De minister heeft terecht verklaard dat de federale overheid in het verleden niet daadkrachtig heeft gehandeld en dat dit nog steeds niet het geval is. Ik erken dit onmiddellijk. De minister zou dit tijdens het overleg met de federale regering ter sprake moeten brengen.
In de federale regering zit een minister die deze problematiek bijzonder goed kent. Hoewel ze ondertussen andere bevoegdheden heeft, heeft ze toch gedurende jaren dit departement geleid. We mogen er bijgevolg van uitgaan dat ze binnen de federale regering inspanningen zal leveren om er de nodige aandacht voor te vragen. Ik dring er bij de minister op aan hier tijdens het overleg prioritair werk van te maken.
Ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord. Wat de try-outprojecten en het korte verblijf betreft, is hij zeer concreet en duidelijk geweest. Er is in het verleden al overleg met de vakbonden gepleegd. Ik wil evenwel beklemtonen dat ik hier niet dramatiseer. Ik reageer niet op wat in de media is verschenen. Ik ben terecht bezorgd omdat we momenteel kunnen vaststellen dat er de voorbije dagen vakbondsacties zijn geweest en dat er voor de komende periode structurele acties zijn aangekondigd. Het gaat hier om verscheidene instellingen in Vlaanderen. Het gaat hier niet om iets dat even in de media is verschenen.
Mijn concrete vraag is of voor de komende dagen al overleg met de vakbonden, met de directie en met het personeel is gepland. We weten allemaal dat de vakbonden en het personeel in deze sector absoluut niet zomaar staken of acties voeren. Deze mensen zijn er duidelijk om bekommerd de jongeren een goede educatieve en psychologische begeleiding en opvoeding te verstrekken. Ze werken in eerste instantie graag met die jongeren. Pas op het laatste ogenblik voeren ze acties om aan de alarmbel te trekken. Ze willen aangeven dat het tijd is om iets te ondernemen. Het is tijd dat we in deze sector iets zien veranderen.
Wat de try-outprojecten betreft, is de minister heel concreet geweest. Hij deelt onze zorg over de oneigenlijke plaatsingen.
Er is nu ook het dossier met betrekking tot de logistieke ondersteuning. Of dit nu al dan niet geruchten zijn: het is dringend om rond de tafel te gaan zitten met de vakbonden, het personeel en de directie om een oplossing te zoeken. We delen de bekommernis om dit dossier op die manier verder vorm te geven naar de toekomst. Zo niet, zullen we er nooit in slagen om de bijzondere jeugdzorg het elan te geven dat ze verdient.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik noteer dat u de problemen die het personeel op tafel legt, nogal ridicuul vindt. U hoopt dat het een brandje in de pers is. Dat is voor uw rekening.
Dat maakt u er van.
Dat is voor uw rekening, mijnheer de minister. Het gaat uiteraard niet over het uitbesteden van de maaltijden. Ik dacht dat ik dat duidelijk had geschetst. Het gaat hier over twee fundamentele problemen. Ten eerste, door alles op de site van Mol te concentreren, wordt de druk er alsmaar groter. Het ondermijnt steeds meer de kwaliteit van de werking. Het werk van de opvoeders wordt er steeds moeilijker. Ten tweede gaat het over de oneigenlijke plaatsingen. Dat is een zeer groot probleem. Het is eigenlijk de wortel van het probleem. Het is iets te gemakkelijk om altijd te zeggen dat dit de schuld is van het federale niveau. We zijn zelf bevoegd voor de gehandicaptensector. Heel wat jongeren die op dit moment in Mol zitten en daar moeten blijven, zouden ook terecht kunnen in MPI's voor jongeren met karakterstoornissen. Alleen willen die MPI's jongeren die ooit in Mol hebben gezeten, niet opnemen. Misschien moeten we daar maar eens op werken. Ze willen ze niet opnemen omdat het over té moeilijke gasten gaat.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Veertien dagen geleden hebben we hier nog gedebatteerd over de bijzondere jeugdzorg. Dat debat is toen afgesloten met de aankondiging van een evaluatie van het globaal plan. We zijn nu aan het discussiëren over een onderdeel van de bijzondere jeugdzorg. Het is vooral belangrijk om de evaluatie van het globaal plan af te wachten. De minister heeft een nieuw globaal plan aangekondigd. Het is belangrijk dat daar een timing over wordt gegeven.
Het is me niet duidelijk of het project in Mol een tijdelijke oplossing betreft of een structurele oplossing. Ik had daar graag wat meer informatie over.
Ik wil begrip vragen voor wat ik heb gezegd over de toon en het dramatiseren. Het is niet eenvoudig om te antwoorden op drie vragen die elk hun eigen natuur hebben. Ik heb tegelijkertijd ook willen antwoorden op de manier waarop het publieke debat in de media is gevoerd. Ik wil ten aanzien van diegenen die zich aangesproken voelen, zeggen: alleen wie het schoentje past, moet het aantrekken. Ik stel vast dat in dit debat de tendens tot dramatisering niet snel weg is. Wie de site bezoekt, staat versteld dat het comfort, de omgeving en de aanpak best wel goed zijn aangepast. Het beantwoordt helemaal niet aan het beeld dat sommigen kunnen hebben van meisjes in een kooi of container. Ik wil me gerust verontschuldigen als sommigen de indruk hebben dat ik hen heb willen terechtwijzen. Het gaat me er alleen maar om dat we in dit debat belang hebben bij een rustige en kwalitatieve bespreking van waarover het precies gaat.
Mevrouw Vogels, het gaat inderdaad over twee essentiële dingen. Een eerste reeks van vragen heeft betrekking op de start van de unit met tien extra meisjes. Het andere, dat u de wortel noemt van een deel van de problemen, betreft de oneigenlijke plaatsingen. In dat debat voel ik me zeker politiek aangesproken. Ik wil gerust ook mee verantwoordelijkheid dragen voor het op de agenda plaatsen van een problematiek waarvan ik niets anders kan zeggen dan dat ze in de eerste plaats een federale bevoegdheid is. Het is niet juist dat de gehandicaptenvoorzieningen jongeren met een jeugdbeschermingsdossier zouden weigeren.
Ik heb het laten nakijken: een op drie voorzieningen van categorie 11 en 14 heeft een jeugdbeschermingsdossier. Het is dus niet zo dat de Vlaamse gehandicaptensector die jongeren weigert. Het uitbreidingsbeleid was trouwens een gelegenheid om 1,5 miljoen euro extra uit te trekken om te zorgen voor voldoende capaciteit. Het is nooit genoeg, dat weten we. Het is evenwel niet zo dat Vlaanderen zijn verantwoordelijkheid niet neemt, zowel in de geestelijke gezondheidszorg als via outreaching en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). We werken eraan. Dat neemt niet weg dat volgens de huidige bevoegdheidsverdeling de zorg voor een psychiatrische patiënt een federale bevoegdheid is, en we moeten eisen dat de federale overheid zijn verantwoordelijkheden nakomt.
Mevrouw Claes, de modules zijn tijdelijk. Het is niet de bedoeling om dit een aantal jaren te handhaven. Het is de bedoeling om voor een vaste infrastructuur te zorgen, maar dat zal niet meer in deze legislatuur worden gerealiseerd. Op de vragen over de modulebouw en de aanpak durf ik met ootmoed zeggen dat die in een goede dialoog tussen de vertegenwoordigers van directie en vakbonden moeten worden opgelost. Ik wil niks ridiculiseren, maar ik heb niet het gevoel dat het Vlaams Parlement met de minister moet discussiëren over de vraag of het voedsel in de keuken moet worden bereid dan wel moet worden aangevoerd en enkel opgewarmd. Dankzij de autonomie en de responsabilisering van het agentschap bestaan er klare regels om dat soort van discussies te beslechten.
Ik ontken niet dat er onder het personeel onrust is ontstaan. Ik wil wel ervoor zorgen dat het politieke debat gaat over datgene waarover het moet gaan. Ik wil gerust verder overleggen met de vakbonden over het probleem van de oneigenlijke plaatsingen. Mevrouw De Wachter, ik begin het een goed idee te vinden om minister Onkelinx uit te nodigen om samen de vakbonden van die gemeenschapsinstelling te ontvangen. Ze is niet verplicht om op een uitnodiging in te gaan. Maar ik zou graag hebben dat dit verhaal in alle klaarheid aan bod komt, en dat we eens een maand niet over dit onderwerp in dit parlement discussiëren en het dan over een ander onderwerp kunnen hebben.
Ik dank de minister voor het bijkomende antwoord. Mevrouw Claes, het klopt dat enkele weken geleden is gepraat over het globaal plan, en toen is ook een evaluatie aangekondigd. Dat wil echter niet zeggen dat we daarover geen vragen kunnen stellen zolang de evaluatie er niet is. Het gaat immers over een ernstig probleem waarvan ik vrees dat het zal verergeren. Ik zal niet het woord 'escalatie' in de mond nemen, maar ik stel vast dat er vanaf volgende week acties zullen volgen. Het lijkt me dan ook uw taak om zo spoedig mogelijk met de vakbondsmensen te overleggen.
Ik ben er echt van overtuigd dat het personeel van die sector erg idealistisch is. Ze zijn erg gemotiveerd, want anders houdt men het daar gewoon niet uit. Ik heb bijzonder veel bewondering voor hen. We moeten in elk geval hun klachten ernstig nemen, want blijkbaar zit vrijwel het voltallige personeel ermee. Ik hoop dan ook dat u met de vakbonden spoedig op zoek gaat naar structurele oplossingen, en ervoor zorgt dat er geen acties worden gevoerd.
Zoals u al zelf in december zei, hoop ik dat dit niet uitmondt in een conflict. Ik hoop dat het overleg spoedig opstart en de zaak wordt ontmijnd, zodat er een akkoord uit de bus komt. Laat het overleg zo vlug mogelijk beginnen, en wacht niet tot de evaluatie van het globaal plan er is, want dan zal het conflict nog lang aanslepen.
Ik heb nog twee opmerkingen. Een: ik heb niets tegen prefabconstructies. Maar doorgaans zijn prefabwoningen zeer slecht geïsoleerd: zeer warm in de zomer en zeer koud in de winter. Dat is dus zeer slecht voor het milieu.
Voorts is het goed dat u de cijfers hebt nagekeken, mijnheer de minister. Maar u moet toch eens aan uw diensten vragen dat ze een opsplitsing maken tussen enerzijds de jongeren met een gerechtelijk dossier in de MPI's die een POS-verwijzing hebben, een problematische-opvoedingssituatieverwijzing, en anderzijds de jongeren die van Mol komen. Dat maakt een groot verschil uit.
Dat is een misverstand. Ook in Mol kunnen meisjes met een POS-dossier terecht. Dat wil ik er toch nog even aan toevoegen.
Dat weet ik. Maak dan een onderscheid tussen de jongeren die een verwijzing van de jeugdrechter op zak hebben en de jongeren die eerst via Mol zijn gepasseerd. De tweede groep vormt inderdaad een probleem.
Het incident is gesloten.