Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de door de minister aangekondigde evaluatie van de topsportscholen
Verslag
De heer Schoofs heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, we zijn nog 86 dagen van het begin van de Olympische Spelen verwijderd. Ze staan dus voor de deur. Ik denk dus dat het moment is gekomen om even stil te staan bij het deelnemersveld van Vlaanderen. Het toeval wil dat we afgelopen week werden geconfronteerd met enkele negatieve berichten in dat verband. De leerlingen van onze topsportscholen zijn zwak vertegenwoordigd in onze afvaardiging.
We hebben op dat vlak nochtans grote inspanningen geleverd. De budgetten voor topsporters stijgen zienderogen. In 2006 ging het om 10,7 miljoen euro, en tegen het einde van deze legislatuur zal het gaan om niet minder dan 17,5 miljoen euro. Dat is een stijging met 65 percent, en een flink aandeel van het budget wordt besteed aan de topsportscholen. Die stijging is een goede zaak. De financiële steun voor sporttakken stond niet altijd in verhouding tot het maatschappelijke belang ervan.
Eén deelnemer komt uit een van onze topsportscholen. Dat is weinig. Er is blijkbaar een en ander aan de hand. Er is sprake van een evaluatie van de topsportscholen. Er komt nogal wat kritiek uit het veld. De topsportscholen zouden hun doel missen. Sommigen stellen dat er te veel zijn. Er zijn er zes: waarom niet één? Topsportscholen moeten immers worden geleid door toptrainers, en die zijn niet bij bosjes te vinden. Er is ook het probleem met de federaties, en daarover wordt uitvoerig in de kranten bericht. De relatie tussen de federaties en de topsportscholen is problematisch.
Kortom: we stellen vast dat de topsportscholen nu al tien jaar bestaan, maar nooit zijn geëvalueerd. Vandaag is het topsportbeleid op kruissnelheid, maar de input en output van de topsportscholen is nooit geëvalueerd. Dat moet ons aan het denken zetten.
Mijnheer de minister, u hebt zware doelstellingen vooropgesteld. U hebt uw eigen lot verbonden aan dat van de topsportmanager. We moeten in 2016 tien medailles halen, zegt u. Ik denk dat het nu het goede moment is om een tussentijdse evaluatie te maken en te bepalen waar we naartoe moeten. Als we dat objectief bekijken, dan zullen we wellicht vaststellen dat de af te leggen weg nog lang is.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in oktober 2007 heb ik u in de commissie een vraag gesteld over het topsportbeleid. In uw antwoord zei u dat u er resoluut voor kiest om de implementatie van het uitgetekende topsportbeleid "waarvan de positieve resultaten nu reeds zichtbaar zijn" voort te zetten. U voegde eraan toe: "Geloof me: ik zie de topsporttoekomst positief tegemoet. Het is duidelijk dat ik op het ogenblik niet meer op zoek hoef te gaan naar oplossingen om mijn topsportbeleid te kunnen realiseren aangezien er geen noemenswaardige problemen zijn. Atleten, trainers en federaties die topsportsucces kunnen afleveren, weten dat ze op het beleid en de Vlaamse Regering kunnen rekenen. Ik krijg van hen alleen maar de vraag om op de ingeslagen weg te blijven doorgaan."
Ik heb u toen ook gevraagd of die ambitie van tien medailles in 2016 behouden blijft. U antwoordde met een kort en duidelijk "ja". Vandaag blijkt dat de topsportscholen, die een zeer belangrijk instrument zijn van het topsportbeleid, niet goed presteren. Vandaag is slechts één leerling uit dergelijke school geselecteerd voor de Olympische Spelen. U geeft toe dat u andere verwachtingen had en dat het beter kan, en dat u alles wilt evalueren.
Ook topsportmanager Ivo Van Aken deelt die mening. Hij gaat echter nog een stap verder. Hij zegt dat er drie op de vier talenten niet naar de topsportschool gaan. Hij bepleit al drie jaar dat de topsportscholen zouden moeten worden opengesteld voor een groot publiek, maar binnen de federaties is daar geen draagvlak voor te vinden. Om een topsportstatuut te bekomen, moet men worden voorgedragen door een federatie. Het aantal federaties is gestegen van twaalf naar zeventien, en ook het aantal leerlingen van de topsportscholen is de voorbije tien jaar quasi verdubbeld.
Daarom, mijnheer de minister, had ik graag van u geweten of u de samenwerking met de federaties wilt behouden. Of wilt u, naar Nederlands model, meer kansen geven aan clubprojecten en private projecten?
Minister Anciaux heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, dames en heren, eerst en vooral: de topsportscholen afschrijven als niet interessant en niet gelukt, lijkt mij een brug te ver. Toch is het belangrijk om na tien jaar, zoals de heer Schoofs heeft gezegd, een heel open evaluatie te houden en te kijken waar er verbeteringen mogelijk zijn.
Het is niet alleen maar kommer en kwel in de topsportscholen. Sommige topsportscholen werken op een schitterende wijze. Het concept van de topsportscholen als dusdanig is een interessante piste, die wél tot succes kan leiden. We moeten alleen weten dat op dit ogenblik de gemiddelde leeftijd van de topsporters die we naar de Olympische Spelen sturen tussen de 25 en de dertig jaar ligt. De oudste topsportschool bestaat tien jaar. Het is dus eigenlijk nog te vroeg om een volledige evaluatie van de topsportscholen te maken louter en alleen op basis van de output of van het succes of de selecties voor de Olympische Spelen. We moeten iets genuanceerder te werk gaan en niet alleen maar de knelpunten uitvergroten.
Maar die knelpunten zijn er ook. Er zijn vragen waarop we heel open een antwoord moeten kunnen geven. We zullen concreet stappen ondernemen om met alle betrokkenen aan tafel te zitten en na te gaan hoe we de werking van de topsportscholen kunnen verbeteren als een van de onderdelen van het topsportbeleid.
We kunnen een aantal redenen geven waarom vandaag, zoals Ivo Van Aken heeft gezegd, slechts één op de vier talenten naar de topsportschool gaat, en waarom we vandaag een relatief klein aantal ex-topsportscholieren echt tot onze topsporters kunnen rekenen.
Niet elke topsporttak of topsport heeft de topsportschool nodig om er te geraken. En er zijn ook een aantal talenten die er zonder topsportschool geraken. Topsport is een piramidale structuur. Velen voelen zich geroepen en weinigen bereiken de top. Dat verklaart waarom er in de topsportscholen veel meer kandidaat-topsporters aanwezig zijn dan diegenen die uiteindelijk echt topsporter worden. Dat is een van de redenen waarom we enerzijds selectiever zullen moeten zijn, en anderzijds opener. Selectiever in de criteria die we stellen om te mogen toetreden tot topsportscholen. De openheid, ik kom er straks op terug, heeft te maken met de relaties met de clubs en federaties, en met andere mogelijkheden dan louter en alleen het volgen van het federatieprogramma.
Als we het plaatje maken van de topsportscholen, moeten we ook vaststellen dat een aantal sporten zeer degelijke resultaten afleveren. In het volleybal is men zonder meer zeer goed bezig, het is een van de sporttakken waar men erin slaagt om op een degelijke wijze een ploegsport aan te bieden. Daar gaat het er niet alleen om zich individueel als topsporter te vervolmaken, men leert er ook in een ploeg te spelen. Dat is toch positief, daar kunnen we lessen uit trekken.
In het turnen en het zwemmen zijn de resultaten fors verbeterd dankzij de topsportscholen. Ook triatlon is een sporttak waar het goed gaat.
Toch zijn er nog een aantal bedenkingen. Voor een aantal late specialisatiesporten, waar men ouder moet zijn vooraleer men zich kan specialiseren in die sport, komen de topsportscholen te vroeg. Voor gymnastiek moet men heel jong starten, wat bijna ideaal is voor een topsportschool. Voor een aantal sporten komt de specialisatie veel later. Het is dus niet voor elke sporttak vanzelfsprekend om de absolute talenten op te merken op jonge leeftijd.
Een aantal talenten die niet in topsportscholen zitten, krijgen via een club of via private initiatieven een hele goede begeleiding, vergelijkbaar met de begeleiding in de topsportscholen.
Bij de opstart van de topsportscholen heeft het toenmalige beleid, in samenspraak met de federaties, ervoor gekozen om gesloten circuits te hebben. In een gesloten circuit volgt men via de federatie het aangeboden programma en wordt men geselecteerd door de federatie. Er zijn een aantal zeer sterke clubs die niet altijd zo'n fantastische relatie met de federatie hebben. Ze kunnen door dit gesloten circuit geen gebruik maken van de faciliteiten van de topsportschool. Nochtans zou het perfect kunnen dat die leerlingen voor de algemene vakken topsportschool volgen, maar voor hun sportopleiding naar hun club zouden kunnen gaan. Het opentrekken van dat toch wel erg gesloten circuit, is misschien wel nodig. In de huidige topsportscholen wordt een beperkt aantal studierichtingen aangeboden. Het aanbieden van meer richtingen zou ook meer talenten bijeen kunnen brengen.
Er zijn dus knelpunten waar we na de Olympische Spelen heel open over moeten praten. We kunnen het nu al voorbereiden met alle betrokkenen, zodat we voor de nieuwe Olympiade de werking van de topsportscholen misschien kunnen bijsturen. Ik ben zelf vragende partij om het aantal topsportscholen te beperken. Dat is deze legislatuur al een paar keer aan bod gekomen, maar er is geen draagvlak, noch politiek, noch bij de federaties om te komen tot één topsportschool. De besprekingen in de commissies en met de betrokkenen waren heel duidelijk. We hebben het zoveel mogelijk proberen te reduceren door naar zes topsportscholen te gaan, wat al een verbetering is. Maar het is nog geen ideale situatie zoals in het buitenland.
Er zijn heel veel positieve elementen, maar een aantal dingen moeten we evalueren. Dat zullen we ook doen met het oog op de volgende Olympiade, die start op 1 januari 2009. Tegen dan willen we klaar zijn om topsportscholen te optimaliseren zoals het ook in het beleid was aangekondigd.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Er is inderdaad nog een hele weg te gaan. U spreekt duidelijk over een piramidaal systeem, wat ik kan onderschrijven, maar toch blijft het sportlandschap in Vlaanderen nog wat verdeeld. U gaat zelf een Huis van de topsport oprichten. Er is Bloso, er zijn tal van instanties die zich met topsportbegeleiding bezighouden. In de ons omringende landen heeft men één structuur, spreekt men uit één mond, heeft men één begeleidingssysteem, is er één selectiesysteem.
We zitten met zes topsportscholen, in een land van ocharme een zakdoek groot. Ik denk dat daar nog een weg te gaan is. Ik refereer ook aan de problemen die u ondervindt met een aantal federaties. Ik wens u daar veel succes mee, onder andere met het overleg met de Belgische Voetbalbond, want daar hebt u nog een eind te gaan. De middelen liggen klaar, maar ik denk dat die federaties ook stilaan moeten beseffen dat er een win-winsituatie op tafel ligt. Ik hoop dat u daar alleszins succes kunt boeken.
Mijnheer de minister, misschien kunt u toch nog een woordje toelichting geven over hoe u dat verder gaat benaderen en hoe u de hoeveelheid scholen met het statuut van topsportschool zult afstemmen op de selectie en de goede begeleiding.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ga volledig met u akkoord, als u zegt dat het toegankelijker maken van de topsportscholen een prioriteit zou moeten zijn. Het selecteren moet aan de ene kant selectiever gebeuren en aan de andere kant meer open.
Ik heb wel nog een opmerking. Als u zegt dat u tien gouden medailles wilt halen in 2016, dan denk ik dat al dat talent nu al op die topsportschool zou moeten zitten. Ze zijn nog niet geselecteerd, maar ik hoop dat die talenten nu al in een topsportschool aanwezig kunnen zijn.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Mijnheer de minister, het verbaast me enigszins dat u nu pas tot deze conclusies komt. Al jaren worden er vragen gesteld bij de werking van de topsportscholen. Ik verwijs naar krantenartikels van begin 2006, met koppen als 'Vlaamse topsportscholen kosten handenvol geld, maar leveren nauwelijks topatleten af'. Het probleem is dus inderdaad niet nieuw.
In verband met uw plannen om de topsportscholen te laten doorlichten, haasten u en de topsportmanager zich om te stellen dat dat geen blijk van wantrouwen is. Maar tezelfdertijd stelt u dat de topsportscholen misschien niet het juiste instrument zijn om atleten doelmatig op te leiden. Dat is voor een deel contradictorisch. De vraag rijst waarom nu al een doorlichting wordt gepland en of dit gebeurt in functie van een wijziging van het beleid.
Het draagvlak is niet groot. U hebt daar ook al naar verwezen. Mensen als Frans Van den Wijngaert stellen dat er te veel topsportscholen zijn. Hij zegt dat twee topsportscholen het maximum zou moeten zijn in Vlaanderen. Vlaanderen is te klein voor zes topsportscholen, heb ik ook u horen zeggen, dus u bent het blijkbaar eens met deze visie, maar de vaststelling blijft dat er geen draagvlak is. Het blijft dus bij intenties.
Mijnheer de minister, u plant blijkbaar grote veranderingen tegen het schooljaar 2009-2010. Dat konden we lezen, hoewel het hier niet uitdrukkelijk aan bod is gekomen. Hebt u al een actieplan voorliggen of wacht u de resultaten af van de doorlichting die u plant bij de Vlaamse topsportscholen?
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik denk dat niemand het pleidooi dat ik van velen hoor voor minder topsportscholen zal tegenspreken. Alleen krijgen we hier het tegenovergestelde van het nimbysyndroom, not in my backyard, want hier wil iedereen het in zijn backyard en niemand zegt dat het niet hoeft en het beter is de krachten te bundelen. Maar ik denk dat het dat moet zijn.
Mijnheer de minister, ik denk dat we ook de vraag moeten stellen wat we van de topsportschool juist verwachten. Ik vind het belangrijk dat jongeren met talent hier terechtkunnen, maar zeker voor de doorstroming hebben de scholen een verantwoordelijkheid. Het gaat hier wel degelijk over jong talent, over het secundair onderwijs, terwijl veel sporten nadien eigenlijk tot ontplooiing moeten komen. Er moet dus aandacht zijn voor doorstroming.
Ik blijf een beetje op mijn honger over hoe u de doorstroming ziet, want ik denk dat daardoor veel problemen naar voren komen. We zien de jongeren uit de topsportscholen niet onmiddellijk op de olympiades verschijnen, maar hoe zit het eigenlijk met de doorstroming?
De heer Callens heeft het woord.
Mijnheer de minister, u zegt dat we eigenlijk meer studierichtingen zouden kunnen gebruiken.
Maar als je veel studierichtingen hebt, heb je nood aan superspecialisten voor de opleiding. Het is niet gemakkelijk om voor iedere school die superspecialisten te vinden. Paardensport, tennis, voetbal, judo, fietsen enzovoort zijn allemaal verschillende opleidingen. Ik stel me de vraag, mijnheer de minister, of het niet interessant zou zijn om met naburige landen, zoals Frankrijk, Italië of Engeland, waar misschien die superspecialisten van een of andere branche aanwezig zijn, samenwerkingsovereenkomsten te sluiten. Indien er voor een bepaalde studierichting maar een klein aantal jongeren zou worden gekozen, zouden die naar dat andere land kunnen gaan en zouden we zelf een toegeving kunnen doen voor wat betreft onze typische scholen, met de nadruk op typische, om daar buitenlandse kinderen toe te laten.
De heer Stassen heeft het woord.
Toen tien jaar geleden de ministers Van den Bossche en Martens de topsportschool lanceerden, is er een soort collectieve verdwazing ontstaan. We dachten namelijk dat we door iets topsport te noemen en daar een aantal zaken voor te organiseren, topsporters zouden gaan opleiden. Quod non. Had men echt gekozen voor topsportscholen, dan had Vlaanderen één topsportschool gemaakt. Dat zegt de wet van het getal wanneer je 6 miljoen Vlamingen hebt en aan topsport wil doen, het woord topsport waardig, namelijk zorgen dat je een bepaald niveau haalt op internationaal vlak. Daar gaat het over, het gaat niet over de beste zijn in Hasselt, Kortrijk of zelfs in Vlaanderen. Het gaat erover de beste te zijn in Europa of op wereldvlak. Dat was de ambitie van de topsportscholen. Iedereen heeft toen gezegd dat we er een aantal zouden oprichten. De verzuiling heeft meegespeeld, de regionale spreiding ook. We hebben de topsportscholen een beetje in aantal laten zakken, maar uiteindelijk hebben we ons allemaal in Vlaanderen wijsgemaakt dat door dit systeem er topsporters in Vlaanderen zouden ontstaan. Ook de vorige minister van Onderwijs en van Sport, en uzelf hebben dat mee in stand gehouden.
Uit dergelijke scholen komen er zeer goede sporters, soms heb je eens een witte raaf, maar die heb je waarschijnlijk anders ook. Als je effectief kiest voor het systeem van topsportscholen, dan zal je moeten gaan naar één per discipline voor heel Vlaanderen, dat kan niet anders. Ofwel moet je de naam topsportschool veranderen en zeggen dat we goede sportscholen gaan maken. Die politieke keuze zullen we moeten maken. Als we kiezen voor het provincialisme, daar valt iets voor te zeggen, zodat de leerlingen niet pakweg 300 kilometer verder naar school moeten gaan, dan moet je het systeem van topsport op internationaal niveau laten vallen. Dat werkt niet met dit soort systeem waar we veel geld in steken. Dat zal nooit tot de tien medailles leiden die u beoogt.
Minister Anciaux heeft het woord.
Ik ben het eens met de analyse die men maakt, maar het is wel degelijk de bedoeling om te gaan naar een structuur voor topsport en niet voor sport voor allen. Een van de fouten in de algemene besprekingen over sport, sport voor allen en topsport is dat men ervan uitgaat dat het sportgebeuren een piramidale aangelegenheid is. Quod non. Het topsportgebeuren is een piramidale aangelegenheid. Het sport voor allen-gebeuren is geen piramide waar de top de topsport is. Zo zit het niet in elkaar. Het is relatief fout als men van die eenvormige visie uitgaat. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Ik ben het er niet mee eens dat het ingewikkeld gemaakt wordt. Enkele jaren geleden sprak iemand van een draak met twaalf koppen. Ik kan u garanderen dat wat betreft de topsport, we zullen proberen om een draak met één kop te hebben en dat alles heel duidelijk in één structuur zit. Binnen de meerderheid zijn we het er althans over eens dat we moeten gaan naar één structuur.
Topsportscholen garanderen ouders niet automatisch dat leerlingen topsporters zullen worden. In die zin moeten we selectiever zijn, en dat ook duidelijker maken aan de ouders. Nogal wat ouders denken dat hun dochters allemaal Justine Henin heten. Nogal wat ouders denken dat ze bij hen thuis allemaal een nieuwe Kim Gevaert hebben. Dat is niet het geval, en dat is ook geen schande.
Of we kunnen evolueren naar één topsportschool, betwijfel ik. Laat ons duidelijk zijn: politiek is ook de kunst van het haalbare. We kunnen echter de nadelen van versnippering vermijden door dat topsportbeleid in grote mate te laten sturen door één instituut. Dan kunnen dezelfde criteria worden gehanteerd en kan er veel meer samenwerking tussen de topsportscholen worden verwezenlijkt. Er zijn dus andere mogelijkheden. Het is niet allemaal kommer en kwel: dat heb ik al gezegd. We kunnen stappen voorwaarts zetten. Het is goed dat we die discussie nu voeren, met het oog op de volgende olympiade.
Het resultaat van tien medailles is inderdaad niet iets dat op korte termijn te plannen valt. Enkele jaren geleden, bij het begin van deze zittingsperiode, hebben we moeten vaststellen dat, als we nieuwe talenten willen vinden, we inderdaad moeten werken met het oog op 2012 en 2016. Wie vandaag naar de Olympische Spelen gaat, was eigenlijk al een topsporter in het begin van deze zittingsperiode. We hebben daar geen topsporters van gemaakt: ze waren dat al, en we moeten er alleen voor zorgen dat ze de meest ideale omkadering hebben. Er is dus een verschil tussen het ontdekken, begeleiden en omvormen van talenten tot topsporters enerzijds en het begeleiden en ondersteunen van bestaande topsporters anderzijds. Laten we duidelijk zijn: dat eerste vergt gemiddeld twaalf jaar. Die laatste categorie hoeft natuurlijk niet meer naar de topsportschool te gaan.
De heer Van Dijck heeft gelijk dat dit ook een kwestie is van doorstroming na de topsportschool. Van heel wat leerlingen die gymnastiek volgen en naar de topsportschool gaan, weten we op het einde van de humaniora - en zelfs al voeger - wie de echte topsporters zullen zijn. Voor heel wat anderen wordt die keuze eigenlijk zelfs nog later gemaakt, afhankelijk van de sport die ze beoefenen. Daarom zijn er ook andere instrumenten, zoals het statuut dat we geven aan studenten opdat ze als topsportstudent voort kunnen studeren en die studie kunnen combineren met hun sport. Ik denk ook aan het statuut dat we geven aan de topsporters zelf. Er is sprake van een aantal schakeringen, bijvoorbeeld voor personen die nog net geen topsporter zijn, maar enorm talentrijk zijn. Ik denk aan al die vormen van ondersteuning, samen met de federaties, met de scholen, met de universiteiten, met internationale instellingen. Er is hier al gewezen op de internationale samenwerkingsverbanden: Topsport Vlaanderen bouwt een stevig samenwerkingsverband uit met het Australian Institute of Sport, dat bevoegd is voor topsport in Australië. Ik stel vast dat dit een van de weinige samenwerkingsverbanden is dat de Australiërs willen aangaan. Zij vinden de samenwerking met Topsport Vlaanderen een win-winsituatie.
Dat zijn mogelijkheden en middelen. Bij topsport is een veelheid aan instrumenten noodzakelijk. Vanzelfsprekend is er talentdetectie en talentontwikkeling. Daarvoor dienen de topsportscholen ook, maar niet uitsluitend. Er is dan ook nog de talentbegeleiding en alle mogelijke andere essentiële stappen op het vlak van topsport. Het komt er inderdaad op aan goede trainers te vinden.
In onze pool zitten ook toptrainers met internationale ervaring die van het buitenland komen. We zoeken werkelijk de beste trainers. We werven die aan, ze hebben een contract met de Vlaamse Gemeenschap. Ze worden ter beschikking gesteld van de federatie of van de topsportschool. Voor zwemmen hebben we bijvoorbeeld een fantastische toptrainer, en er zijn er nog vele andere. U hebt gelijk, we hebben hier een omgekeerde nimby. Iedereen wil de topsportschool in zijn buurt. We moeten opletten dat het democratisch genoeg blijft. De verplaatsing moet eenvoudig zijn. Niet iedereen is geneigd om op internaat te gaan. We moeten daar rekening mee houden, al is Vlaanderen niet verschrikkelijk groot.
Het is geen blijk van wantrouwen om te wijzen op de verbeterpunten. Dat is een proces waar we al jaren aan werken en waarin na de Olympische Spelen, samen met de federaties, knopen moeten worden doorgehakt.
Ik dank u voor uw uitvoerig antwoord, mijnheer de minister.
Dit debat leert ons dat er nog heel wat pijnpunten zijn en nog een hele weg af te leggen valt. U hebt zelf de draak met de dertien koppen aangehaald. U hebt de oprichting aangekondigd van het topsporthuis. Ik hoop dat dat geen veertiende kop wordt. Ik hoop dat u de politieke moed zult hebben om in een aantal beleidsvelden knopen door te hakken. Ik zal u daarin steunen. Ik hoop dat deze meerderheid dat ook doet.
U bent het engagement aangegaan om de topsportkalender aan te pakken dit jaar. Ik wil u dat nog even in herinnering brengen. We hebben alleszins nog een hele weg af te leggen om de ambities die zijn aangegaan bij het begin van deze legislatuur, waar te maken.
We zullen het thema nog verschillende keren oppakken in de commissie. We zullen daar ook concreter ingaan op de problematiek. Ik hoop dat er ooit eens een politiek draagvlak wordt gecreëerd om tot één topsportschool te komen.
Het incident is gesloten.