Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Temsamani heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, het jaar van de kleuter is bijna voorbij, hoewel ik vandaag die indruk niet heb. We kunnen één conclusie trekken: de campagne is heel succesvol geweest. We hebben heel veel maatregelen kunnen treffen. Mijn partij heeft ook een aantal voorstellen gelanceerd.
De verhoging van de kleuterparticipatie enerzijds, maar ook het verhogen van de draagkracht van de kleuterscholen heeft vooruitgang geboekt. We zijn nu toe aan een evaluatie, zoals de minister in het verleden heeft aangekondigd, en we moeten enkele zaken waar nodig bijsturen.
De minister heeft vandaag een aantal plannen bekendgemaakt in de media. Ik ben natuurlijk heel erg benieuwd naar de concrete invulling ervan. Ik heb het al gehad over de draagkracht van de scholen. In het verleden hebben we in dit parlement al een aantal debatten gevoerd over de kleuterklasjes. De minister heeft een aantal maatregelen genomen zoals het verhogen van de lestijden. Bij de laatste instapdag bleven de kleuterscholen heel sterk de nadruk leggen op de grootte van de kleuterklasjes. Ik heb een aantal kleuterklasjes bezocht en heb het probleem aan den lijve ondervonden. Het is niet vanzelfsprekend om de extra lestijden zomaar ingevuld te krijgen.
De minister heeft deze ochtend een aantal denksporen voorgesteld. Zo denkt hij aan het extra inzetten van kleuterverzorgsters in de kleuterklas. Ik zou graag van de minister vernemen hoe hij dit concreet ziet. Daarnaast werden nog een aantal andere voorstellen gelanceerd, bijvoorbeeld de gemakkelijkere doorstroom van de kinderopvang naar de kleuterscholen. Ik zou heel graag van de minister willen weten hoe hij dit concreet ziet en hoe hij dit structureel wil verankeren.
Iedereen is het ermee eens de kleuterparticipatie aan te moedigen, maar daarvoor moeten een aantal financiële drempels weggewerkt worden. Heel wat studies wijzen uit dat die financiële drempels voor een nogal grote groep ouders nog steeds een probleem zijn. De minister heeft aangekondigd dat hij de schooltoelage wil uitbreiden naar een aantal andere niveaus. Het is heel belangrijk dat hij de schooltoelage voor een deel ook wil verhogen. Dit is een heel belangrijke maatregel om de kleuterparticipatie nog extra te versterken en om de ouders die het anders heel moeilijk hebben om de stap naar het kleuteronderwijs te zetten, daartoe aan te zetten. Ik zou dan ook heel graag van de minister weten hoe hij dit ziet, hoe concreet de plannen vandaag zijn en of de studietoelage zal worden gekoppeld aan de participatie in het kleuteronderwijs en bijvoorbeeld ook aan het verhoogde engagement van ouders.
Er werd nog een ander voorstel gelanceerd. Er is een ontzettend grote krapte op de arbeidsmarkt. Er werden al een aantal voorstellen gelanceerd zoals het inzetten van kinderverzorgsters. Ook werd gezegd dat eventueel een aantal lager opgeleiden zullen worden ingeschakeld en dat de men de toeleiding van die mensen naar die openstaande jobs zou vergemakkelijken. Ik wil dan ook graag weten wat zijn timing daarbij is en hoe concreet de plannen zijn.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw Temsamani heeft gelijk dat we nu stilletjesaan op een punt komen waarop iets wat ik hier al herhaalde keren heb gezegd in debatten tijdens de plenaire vergadering, moet gebeuren. We moeten namelijk evalueren wat we bereiken met de maatregelen die we hebben genomen in het kader van het Jaar van de Kleuter. Ik heb hierover onder meer met de heer Tavernier en met de heer Schoofs al een paar keer van gedachten gewisseld. We moeten nu inderdaad komen tot het punt waarop we al een paar conclusies trekken uit wat we zien op het terrein.
We hebben één maatregel genomen waar heel veel discussie over is: het versoepelen van de omkadering van klasjes waarin kinderen binnenkomen in de loop van het jaar: de instapklasjes. Ik wil nog eens herhalen dat ik niet altijd onder de indruk ben geweest van bepaalde kritieken van mensen die zeiden dat ze een klas met veertig kinderen hadden. Bij het bekijken van de concrete situatie van de school konden we soms vaststellen dat andere klassen in andere vestigingsplaatsen van dezelfde school, om de een of de andere reden bijzonder klein worden gehouden en dat er heel veel omkadering wordt geïnvesteerd in het openhouden van een kleine vestigingsplaats. Daardoor komt men elders natuurlijk omkadering te kort. Ik ben dus niet altijd onder de indruk geweest van bepaalde voorbeelden.
Ik denk wel dat we verder moeten nadenken over de impact van dit beleid. Wat we vandaag vaststellen als een belangrijk knelpunt, is dat scholen die extra lestijden krijgen van ons, er niet in slagen om die in te vullen omdat ze gewoonweg geen kleuterleidsters meer vinden op de arbeidsmarkt.
Mevrouw de voorzitter, ik heb me voorgenomen om in de loop van volgende week ons arbeidsmarktrapport te sturen naar het parlement. Het is een goede traditie dat wij verslag uitbrengen over de situatie op de arbeidsmarkt.
Ik moet zeggen dat ik mij daar zorgen over maak. De parlementsleden die dat rapport zullen krijgen, zullen daar, samen met mij, goed over moeten nadenken. Ik zal daar ook grondig overleg over plegen met de onderwijsvakbonden en de inrichtende machten. Wij krijgen op alle niveaus tekorten en openstaande plaatsen. En we moeten opletten dat bepaalde maatregelen die wij uitvaardigen om de omkadering te verbeteren, uiteindelijk niet leiden tot vacatures die niet ingevuld raken.
Dat geldt in toenemende mate ook voor het kleuteronderwijs. Ik denk daarom dat wij, met name met de onderwijsvakbonden en de inrichtende machten, moeten nadenken over bijsturingen die toelaten om de middelen die ter beschikking staan, maximaal in te vullen.
Eén element zijn de kinderverzorgsters. Ik heb in de debatten altijd gezegd dat ik zou inzetten op kleuterleidsters, omdat ik het educatieve wil beklemtonen. We zijn bezig met taal, met voorbereiding op de schoolloopbaan, enzovoort. Het gaat over educatie, en dus hebben we kleuterleidsters nodig. Als je die niet vindt, komt er natuurlijk een moment waarop je naar andere oplossingen moet zoeken om het leven in de klas interessant te maken voor de kinderen én voor de kleuterleidster, en om de kleuterleidster toe te laten bezig te zijn met die opvoeding.
Ik wil hier aanknopen bij iets wat mevrouw Vanderpoorten destijds, tot grote voldoening van vele mensen, heeft gelanceerd, namelijk de kinderverzorgsters in de kleuterklassen. De VDAB leert ons dat de markt voor kinderverzorgsters minder gespannen is dan de markt voor kleuterleidsters, en dat er bovendien nogal wat mensen zijn die misschien nog geen kinderverzorgster zijn, maar wel die aspiratie hebben.
Een mogelijkheid die ik in het overleg wil voorleggen aan de scholen, is dat de scholen kunnen kiezen of ze de extra omkadering, die ze krijgen in het kader van de instapklasjes, inzetten voor een kleuterleidster of voor een extra kinderverzorgster. Je kunt kiezen in functie van wat je vindt in je omgeving en wat je denkt dat het belangrijkste is, uiteraard op basis van overleg binnen de school.
Een idee dat misschien wat gevoeliger ligt, maar dat ik toch ook wil voorleggen, is het volgende. Als een kleuteronderwijzeres die tbs-gerechtigd is, toch blijft werken, zou je de school dan niet kunnen versterken, ter ondersteuning van die vrouw die blijft werken, met een beetje extra kinderverzorging?
We moeten ook getrouw zijn aan een engagement dat we bij het begin van het Jaar van de Kleuter zijn aangegaan. We hebben gezegd dat we de coëfficiënten die we hanteren voor de berekening van de bijkomende lestijden, zouden herbekijken. Die coëfficiënt bedraagt nu 0,8. We hebben een afspraak met de onderwijsvakbonden en de inrichtende machten om tegen het einde van het jaar te bekijken of we dat kunnen verhogen, in functie van het beschikbare budget. Ik vind dat erg belangrijk.
Er is inderdaad een band met kinderopvang, omdat het erom gaat kinderen die uit de kinderopvang, of eventueel uit het thuismilieu, komen, op een zo goed mogelijk omkaderde wijze te laten instromen in de school.
Ik meen dat er op dat vlak nog andere zaken moeten worden bekeken. Ik zou dat graag samen met minister Vanackere bekijken. Ik stel trouwens vast dat minister Vanackere ook een aantal initiatieven voorbereidt die rond dezelfde uitdagingen draaien als waar wij mee bezig zijn, zoals taal, ook reeds in de kinderopvang. Wij moeten samen nadenken over de overgang van kinderopvang naar kleuteronderwijs en hoe je dat allemaal organiseert.
Dat zijn allemaal belangrijke thema's. Ik heb de vakbonden en de inrichtende machten, nadat ik de voorbije dagen met beide overleg heb gehad, deze ochtend per brief uitgenodigd om daarover zeer snel aan tafel te zitten, zodat we kunnen bekijken wat we daarmee doen.
Er is inderdaad meer dan alleen het verhaal van de omkadering. Ik blijf de overtuiging hebben dat we in Vlaanderen moeten zeggen dat wie naar een Nederlandstalige lagere school gaat, minstens een jaar in een Nederlandstalige kleuterklas moet hebben gezeten. Ik kom daarover met een voorontwerp van decreet naar de Vlaamse Regering. Ik wens het instrument van de schooltoelage te gebruiken als een prikkel om ouders, en met name kansarme ouders, te sensibiliseren over het belang van de kleuterschool.
Ik ga er ook van uit dat de Vlaamse Regering met de financiële middelen waarover ze beschikt de mogelijkheid heeft om gezinnen met schoolgaande kinderen die een bescheiden inkomen hebben, forser te steunen met schooltoelagen. Tot voor kort deden we op het vlak van leerplichtonderwijs nog maar zeer weinig met onze schooltoelagen, traditioneel de studiebeurzen genoemd. Dat budget was afgekalfd tot minder dan 12 miljoen euro.
Ik heb al enkele maatregelen genomen. Voor dit schooljaar is het budget gegroeid tot 28 miljoen euro. Volgend jaar stijgt het tot meer dan 38 miljoen euro. Ik denk echt dat de Vlaamse Regering de financiële mogelijkheid heeft - ik moet daarover wel nog overleg plegen met mijn collega's - voor nog een flinke toevoeging. Voor het leerplichtonderwijs en zeker voor het secundair onderwijs moet een aanzienlijke verhoging van de schooltoelagen worden uitgewerkt. Zoals u zelf hebt gezegd, geven we op die manier ook een signaal aan de ouders, aangezien we de link maken met effectieve aanwezigheid in de klas.
Wat het Jaar van de Kleuter betreft, komen we op een moment van evaluatie. Ik heb vorige week gesproken met de inrichtende machten en met de vakbonden. Er liggen enkele ideeën op tafel die moeten worden bekeken zodat het budget goed kan worden besteed. We moeten echter ook andere dingen doen om een gezinsbeleid te ontwikkelen waarbij gezin en onderwijs in elkaars verlengde komen te liggen. Daarbij moeten vooral ouders met een bescheiden inkomen maximaal worden ondersteund en aangemoedigd.
Mijnheer de minister, ik ben heel tevreden met uw uitleg. Ik ben ook blij dat er afspraken worden gemaakt met andere ministers over een aantal concrete voorstellen.
Ik heb nog een concrete vraag. Hebt u een idee van de omvang van de groep mensen die nu een beroep doet op de schooltoelage als die naar een lager niveau wordt gebracht?
Mevrouw Helsen heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik ben tevreden met de extra inspanningen die u wilt doen. Ik heb wel nog twee vragen.
Het is positief dat u inspanningen wilt doen voor het kleuteronderwijs. U hebt al eerder gezegd dat het niet eenvoudig is om voldoende kleuterleiders of -leidsters te vinden. Het is goed dat de mogelijkheid bestaat om kinderverzorgsters in te zetten, maar u geeft ook zelf aan dat het eigenlijk gaat om een educatief proces dat in de klas in gang moet worden gezet. Is het volgens u zinvol te voorzien in nascholingsbudgetten voor de kinderverzorgsters die zullen worden ingezet? Ik weet niet hoe u de toekomst van de arbeidsmarkt inschat. Ik veronderstel echter dat die kinderverzorgsters gedurende een aantal jaren zullen worden ingezet. Om die reden kan het misschien zinvol zijn te voorzien in bijscholing. Zo kunnen de kinderverzorgsters een grote bijdrage leveren aan het leer- en ontwikkelingsproces in de kleuterscholen.
Wat de studietoelagen betreft, ben ik verheugd dat u voorziet in extra budgetten. Heel wat mensen kunnen deze extra middelen gebruiken. Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om aandacht te vragen voor de communicatie over de nieuwe reglementering. Het is heel belangrijk mensen ervan op de hoogte te brengen dat zij mogelijks in aanmerking komen voor een studietoelage. Ook in het kader van de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs is het belangrijk dat de rechthebbenden ook hun rechten opeisen.
De heer Schoofs heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik veronderstel dat dit goed nieuws gedekt wordt door minstens een principieel akkoord binnen de regering. U zei daarnet dat u nog een en ander moet aftoetsen. Ik hoop dat het geen actualiteitsaankondiging betreft aan de vooravond van 1 mei: het gaat immers over heel wat geld.
In de krant lees ik dat het om 66 miljoen euro gaat. Ik neem aan dat dat recurrente middelen zijn. Dat is heel wat. Dat weegt op de begroting, ook tijdens de volgende jaren.
Mijnheer de minister, daarnet hebt u verwezen naar een debat van een aantal weken geleden. Ik heb toen sterk aangedrongen op de objectivering. Ik heb die echter nog steeds niet gekregen. De cijfers zijn toch wel sprekend: 600 kleuterscholen met meer dan 40 leerlingen op een totaal van 3000. Dat is een verhouding van 1 op 5. Daarnet hebt u me nogmaals hetzelfde antwoord gegeven.
Ik blijf echter bij mijn vraag over de objectivering, ook over de objectivering van het tekort op de arbeidsmarkt waar gewag van wordt gemaakt. In bepaalde regio's is dat niet het geval. Voor een deel laat u de mogelijkheid open om de noden te laten invullen door kleuterleidsters of kinderverzorgsters.
Mijnheer de minister, gebeurt dat allemaal doordacht? In de commissie hebben we net een financieringsmodel in een vorm gegoten. Het ontwerp wordt zeer binnenkort besproken in de plenaire vergadering. Moeten we dat nu al herzien? Hadden we die nieuwe financiering daar niet al in moeten opnemen?
In het Jaar van de Kleuter wordt inderdaad aandacht gevraagd voor kleuters. Open Vld onderschrijft die vraag ten volle. We hebben van bij de aanvang het belang van het Jaar van de Kleuter in de verf willen zetten. We streven naar gelijke kansen, ook voor kleuters. Dat moet gebeuren via de verhoging van de participatie.
Terecht hebben we allemaal, ook de heer Tavernier, de mond vol over de verlaging van de leeftijd betreffende de leerplicht. Wat dat betreft, missen we hier een kans als we niet uitsluitend de omkadering laten invullen door kleuterleidsters. U spreekt over de belasting bij de kleuterleidsters. Moeten we dan nu geen stap zetten met betrekking tot de verlaging van de leerplicht en de aanpassing van de omkadering?
Bij de kinderopvang is er een verhouding van één begeleidster voor zeven kleuters. De overgang naar de eerste kleuterklas verloopt echter niet naadloos. De groepen bestaan daar gemiddeld uit 20 à 30 kleuters. Ik weet ook wel dat de kleuterleidsters worden bijgestaan door kinderverzorgsters. De overgang verloopt echter nogal bruusk.
Mevrouw Helsen had het over pedagogische omkadering. Wat dat betreft, staan we nog voor een uitdaging. Ik vrees dat we de belangen van de kleuters wat over het hoofd zien.
Ik heb er vandaag ook de pers op nagelezen. Er worden heel grote inspanningen aangekondigd inzake de studiebeurzen en de kinderopvang. De reële bedragen voor de omkadering van kleuters, om te zorgen voor kleinere klassen staan daar echter nog niet mee in verhouding. Ik vraag me af of de kleuters niet worden afgescheept met de kruimels. De verhouding stemt niet overeen met de aandacht die daaraan wordt besteed in dit parlement.
De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, ik wil het nog even hebben over de studiebeurzen. Ik ben tevreden dat de schooltoelage sterk wordt verhoogd. Ik wil echter een probleem aankaarten dat al jaren bestaat. We stellen vast dat degenen die recht hebben op een studiebeurs, die niet krijgen.
Wat het secundair onderwijs betreft, dient naar schatting 45 percent van de rechthebbenden geen aanvraag in. De bevoegde diensten leveren nochtans grote inspanningen. Er zijn allerlei infocampagnes. Allerlei databanken worden gebruikt.
Er wordt vaak over e-government en over automatisering gesproken. Sinds 1998 proberen een aantal senatoren een voorstel van resolutie goedgekeurd te krijgen dat de fiscus ertoe zou moeten bewegen zijn volle medewerking aan de gemeenschappen te verlenen om de adressen van kansarme gezinnen en van gezinnen met een bescheiden inkomen te signaleren. Momenteel kan dat blijkbaar niet. Ik heb zelf in dit verband een voorstel van resolutie ingediend. Er is me gezegd dat het hier om een gemeenschapsmaterie gaat. Bijgevolg moeten de gemeenschappen zelf het initiatief nemen. Vervolgens kan de federale overheid in de mate van het mogelijke zijn medewerking verlenen. Alles moet een decretale of wettelijke basis krijgen.
Dit is ook een bekommernis van het Vlaams Netwerk van Verenigingen waar armen het woord nemen. Deze mensen vragen zich af waarom de toelagen niet automatisch kunnen worden toegekend en waarom het allemaal zo omslachtig moet. Een effectief beleid houdt in dat het geld naar de kansarme gezinnen en de gezinnen met een bescheiden inkomen gaat. Zij hebben het nodig. Het voorliggend plan moet met deze bekommernis rekening houden.
Ik zal met de vraag van mevrouw Temsamani over de aantallen beginnen. Uit voorzichtigheid neem ik de aantallen die we als basis voor onze begrotingen hebben gebruikt. In de realiteit kan het iets lager liggen. Het zou ook iets hoger kunnen liggen. In dat geval zou ik een budgettair probleem hebben, maar dat weet ik nu nog niet.
Tot vorig schooljaar telden we in het voltijds secundair leerplichtonderwijs 72.000 scholieren waarvoor een studietoelage werd toegekend. We gaan er in onze begroting van uit dat die groep voor dit schooljaar tot 115.000 scholieren zal aangroeien. Dit is aan een versoepeling van de voorwaarden te wijten. Ik heb deze voorwaarden immers met de voorwaarden voor het hoger onderwijs gelijkgeschakeld. Voor het volgend schooljaar, 2008-2009, hebben we een begrotingshypothese opgesteld. Dit houdt in dat 59.000 kinderen in het kleuteronderwijs en 105.000 kinderen in het lager onderwijs een beroep op een toelage zouden kunnen doen. Voor het voltijds secundair onderwijs blijft het om 115.000 leerlingen gaan. Het deeltijds secundair onderwijs is hieraan toegevoegd. Het betreft hier 3500 leerlingen. In totaal gaat het om een aanzienlijke stijging, met name tot 284.000 kinderen.
Wat we nu zouden moeten doen, staat in het voorstel dat ik momenteel met de overige leden van de Vlaamse Regering bespreek. We moeten de groep niet uitbreiden. We moeten de toegekende bedragen verbeteren.
Volgens een onderzoek van het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA) staat dat de toelage voor het secundair onderwijs 40 percent van de schoolkost niet dekt. Er is een belangrijke kloof tussen de reële schoolkosten en onze inspanningen om de kosten van ouders met een bescheiden inkomen te dekken.
De heer Schoofs heeft het net over de objectivering van de discussie over de kleuterklassen gehad. Het is echter niet makkelijk met betrekking tot de instapklassen een enquête te organiseren. We gebruiken die term hier en tijdens schoolbezoeken voortdurend. Het gaat hier echter niet om een duidelijk gedefinieerd administratief concept. We kunnen rondbellen en vragen hoe groot de instapklassen zijn. De antwoorden zijn afhankelijk van wat in de scholen een instapklas wordt genoemd. Bij gebrek aan een duidelijke definitie kan ik dit niet echt enquêteren. We weten wat we bedoelen, maar eigenlijk is de term niet zo helder.
Omdat u daarom vroeg, heb ik ondertussen enkele statistieken laten maken over de gemiddelde omkadering in het kleuteronderwijs. Uw punt is eigenlijk: als je in het kleuteronderwijs naar een meer veralgemeende verplichting gaat, om bijvoorbeeld vanaf vijf jaar op de een of andere manier in die kleuterklas te zitten, moet je dan niet dezelfde omkadering hebben als in het lager onderwijs? Tot mijn eigen verrassing blijkt uit wat we nu aan cijfermateriaal hebben dat grosso modo de globale omkadering in het kleuteronderwijs vergelijkbaar is met die in het lager onderwijs. Ik zal die cijfers nog niet geven, want ik wil ze eerst nog eens zelf goed bestuderen, net omdat ik zelf ook wat verrast ben.
Mijnheer Tavernier, ik zeg maar wat men mij geeft. Ik neem aan dat mijn departement mij niet voorliegt. Ik heb er vertrouwen in.
Dat neemt natuurlijk het probleem van de instapklasjes niet weg. U hebt gelijk, het is precies in de instapklas dat je moet proberen niet al te veel kleutertjes te hebben, zodat je kunt aansluiten bij de leefwereld van de kinderopvang of van thuis.
Objectiveren is niet zo eenvoudig. Wat we kunnen objectiveren, geeft een verrassend positief resultaat.
Mijnheer Schoofs, u moet voor ogen houden dat wij kunnen pleiten voor veel meer omkadering, maar ook dat het geen zin heeft dat wij vacatures voorspiegelen die niet kunnen worden ingevuld. Maar misschien moet u wachten op het arbeidsmarktrapport, ik hoop het hier binnen een week aan u te kunnen bezorgen. Het laat zeer duidelijk uitschijnen dat wij binnen enkele jaren met een zeer acuut tekort aan kleuterleidsters zullen worden geconfronteerd.
Ik ben afgelopen weekend in twee basisscholen geweest. Dat is natuurlijk niet zoveel, maar het heeft me wel geleerd dat er zelfs vandaag al problemen bestaan om die kleuterleidsters te vinden. Dat leren mij ook de telefoons van de directies. Ik heb een brief laten sturen naar een aantal directies waarvan wij zien dat ze toch een redelijk belangrijk pakket aan extra lestijden hebben gekregen, maar ze niet opvragen of niet gebruiken. Ik heb een brief gestuurd aan die directies om te vragen wat er gebeurt. Een aantal van die mensen bellen terug om te zeggen dat het beleid uitstekend is en de maatregel goed, maar dat ze geen kleuterleidsters vinden. Dat is toch een signaal. Met het oog op kwaliteit en het educatieve moeten we toch even nadenken over die kinderverzorgsters.
Mevrouw Helsen doet een bijzonder goede suggestie om nascholing te organiseren. Dat is een bijzonder goed idee. We moeten in het onderwijs doen wat we wensen dat de privésector doet: competentiemanagement. Ik zal rekening houden met die suggestie. We zouden heel wat kunnen doen met trajecten waarbij we de feitelijke kwalificatie en de feitelijke competentie van mensen zouden verhogen. Dat is zeker binnen een schoolse context nodig.
Ik kom op het punt van de heer Van Nieuwkerke en van mevrouw Helsen over communicatie en rechten. De communicatie, mevrouw Helsen, is niet eenvoudig. Ik heb nu toch al heel wat instrumenten ingezet om goed te communiceren, ook in overleg met verenigingen die bezig zijn met arme mensen. We doen ons best om dat goed te doen, maar de sleutel zou inderdaad zijn dat je bepaalde rechten automatisch zou kunnen toekennen.
De heer Van Nieuwkerke heeft daarop gewezen. Ik kan u zeggen, mijnheer Van Nieuwkerke, dat ik om te beginnen een nogal boeiend project heb lopen waarbij we met een consultant, die eigenlijk een informatica- en processpecialist is, heel dat proces van toekenning van studie- en schooltoelagen heel kritisch doorlichten. Deze mensen zeggen mij dat als we daar met een frisse blik naar kijken, wij moeten vaststellen dat dit veel efficiënter kan. Een aantal van de dingen die we doen, kunnen we quasi automatiseren. Ik ben nog niet zover om te zeggen dat we dit zullen doen.
Er zijn ook risico's aan verbonden. Zoals we het nu benaderen, zou je een gezinsdossier kunnen openen vanaf het ogenblik dat het oudste kindje naar de kleuterklas gaat en het wordt gesloten als het jongste kind eventueel de universiteit verlaat. Dat is één eenvormig gezinsdossier. Zo doen we het nu. Deze mensen zeggen ons dat als we het zo aanpakken, dat we dan eigenlijk heel veel over die gezinnen weten en dat we die dan niet elk jaar opnieuw moeten ondervragen. Je kunt dan aan die mensen zeggen: "U hebt waarschijnlijk een recht." We gaan inderdaad misschien - als ik het goed heb bekeken - naar een quasi automatische toekenning, of toch een quasi automatische invulling van formulieren. We zijn daarop aan het werken.
We hebben contacten gelegd met het federale ministerie van Financiën. Ik denk dat we een automatische koppeling tot stand moeten brengen van hun gegevens - in verband met de gezinnen met bescheiden inkomens - met onze doelstellingen. We zijn zo ver nog niet. Ik werk wel aan het idee van het Vlaamse 'gezinsonderwijsdossier'. In dat dossier zullen de gegevens jaar na jaar worden hernomen en ook van het ene kind op het andere worden overgedragen. Dergelijk eenvormig gezinsdossier moet dankzij informaticatoepassingen voor de betrokken gezinnen veel hanteerbaarder kunnen worden.
We onderzoeken dat, want dat zou een zeer belangrijke doorbraak kunnen vormen. Zo kunnen we mensen helpen die eerder in de marginaliteit vertoeven en in kansarmoede leven, want daarvan hebben ze gewoonlijk geen weet - ook niet met de beste bedoelingen van allerlei sociale organisaties. U weet dat in Vlaanderen helaas nog mensen zijn die in armoede leven en grote noden hebben maar die we niet bereiken. Zo zouden we dat wel kunnen.
Ik dank u voor de uiteenzetting. Ik denk dat het debat zeker nog niet is afgesloten.
Het incident is gesloten.