Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, afgelopen weekend hebben we in de kranten een aantal artikelen kunnen lezen waarin kandidaat-adoptanten opnieuw hun beklag deden over de adoptieprocedure. Het ging niet enkel over de oplopende wachttijden, maar ook over de ingesteldheid van Kind en Gezin en de daaruit voortvloeiende ontevredenheid bij de kandidaat-adoptanten.
Mijnheer de minister, sinds het decreet Interlandelijke Adoptie in 2005 werd goedgekeurd, hebben er zich al een aantal problemen voorgedaan. Ik heb u en uw voorgangster, minister Vervotte, daar al verschillende keren over ondervraagd in dit parlement. Wij vernemen nu dat de wachttijden opgelopen zijn tot gemiddeld vier jaar. Het is duidelijk dat de caw's er niet in slagen om binnen de gestelde termijn van twee maanden het maatschappelijk onderzoek te voltooien.
In de commissie voor Welzijn in oktober vorig jaar hebt u gemeld dat u dit jaar extra budget zou uittrekken om extra voltijdse werkkrachten aan te werven om dit probleem aan te pakken. Ik begrijp dat het aantal aanvragen fors is gestegen, waardoor de druk bij de betrokken diensten is toegenomen. Misschien moeten we daarom structurele maatregelen zoeken, eventueel via een decreet, om dat probleem op te lossen.
Het verontrust mij dat in de kranten meer en meer gewag wordt gemaakt van problemen met de ingesteldheid van Kind en Gezin, die te conservatief en te negatief zou zijn ten aanzien van de kandidaat-adoptanten. Er vallen ook woorden als 'betuttelend' en 'te amateuristisch'. Kind en Gezin zou te streng zijn bij het beoordelen van de geschiktheid van de kandidaat-adoptanten. Daarbij wordt het traditionele gezin vaak als standaard vooropgesteld.
Een kind adopteren doe je niet zomaar. Daarbij wordt niet over één nacht ijs gegaan. Het is dan ook van groot belang dat het maatschappelijk onderzoek op een degelijke manier gebeurt. We vernemen echter dat de onderzoeksmethodes van de caw's te wensen overlaten. We stellen bovendien vast dat de jeugdrechters de adviezen meer en meer naast zich neerleggen. Dat is iets om over na te denken.
Een kandidaat-adoptant stelde het als volgt: "Kind en Gezin vertrekt vanuit het standpunt dat niemand geschikt is als kandidaat-adoptant tenzij het tegendeel wordt bewezen."
Mijnheer de minister, bent u van plan om initiatieven te nemen om de wachttijden voor de kandidaat-adoptanten structureel in te perken, al dan niet via een decretaal initiatief?
Bent u bereid om na te gaan in welke gevallen de jeugdrechters het advies van de caw's niet volgen? Misschien kunnen we daar bepaalde conclusies uit trekken. Hanteren de verschillende caw's verschillende onderzoeksmethodes? Zijn daarvoor richtlijnen gegeven vanuit Kind en Gezin?
Minister Vanackere heeft het woord.
Het is inderdaad zo dat er een bepaalde periode zit tussen het aanmelden en het tot een goed eind brengen van een interlandelijke adoptie. Het gaat niet over een gemiddelde van vier jaar maar van 31 maanden. Dat wisselt naargelang het land van oorsprong van het kind. Dat heeft uiteraard te maken met het feit dat de tijd waarop kandidaat-adoptanten moeten wachten op de komst van hun adoptiekind, bestaat uit drie hindernissen: het maatschappelijk onderzoek, het afleveren van een geschiktheidsvonnis door een rechter, en de wachttijd die verstrijkt tussen het bekomen van een geschiktheidsvonnis en het tot stand komen van een adoptie.
Ik zal u straks de cijfers geven van het aantal geschiktheidsvonnissen en het aantal aangemelde ouders. Dat cijfer overstijgt ruimschoots het aantal beschikbare kinderen. Dat verklaart ook een deel van die wachttijd.
Die 31 maanden hebben in eerste instantie te maken met de duur van het maatschappelijk onderzoek. Wat decretaal bepaald is, wordt niet gehaald. De gemiddelde wachttijd bedroeg in januari van dit jaar 158 dagen, dus ruim 5 maanden. In februari waren dat nog 144 dagen, in maart 140 dagen.
Aan de hand van de laatste cijfers stelt u zelf vast dat de duurtijd van het maatschappelijk onderzoek korter is geworden en nog altijd afneemt. Momenteel bedraagt de duurtijd 140 dagen. Deze termijn legt echter niet de volledige termijn van 31 maanden uit.
Het gaat hier over een dossier waarin met veel respect moet worden gesproken over de adoptiekinderen en over de kandidaat-adoptieouders. Voor die kandidaat-adoptieouders gaat het om een belangrijke stap in hun leven en ik ga ervan uit dat dit nooit lichtzinnig gebeurt. Verder moeten we ook respect opbrengen voor al diegenen die daar professioneel mee bezig zijn. Het gaat om een sector waarin 884 kandidaat-adoptanten zich aanmelden en waarin binnen datzelfde jaar 162 kinderen in Vlaanderen aankomen met een geslaagde adoptie. Uit de verhouding van 8 op 2 blijkt dat heel wat kandidaat-adoptanten weliswaar een geschiktheidsvonnis krijgen maar daarmee nog niet de garantie hebben op een snelle adoptie. Dat kan een deel van de heel begrijpelijke frustratie verklaren.
Om die wachttijd van het maatschappelijk onderzoek te verminderen, heb ik voorzien in extra middelen. Ik heb in het kader van de begroting 700.000 euro ingezet. Kind en Gezin maakt zich sterk dat daarmee tegen eind 2009 de wachttijd tot de normale proportie zal zijn herleid.
Laten we ook rustig praten over het al dan niet professioneel zijn van het maatschappelijk onderzoek. Als er 800 kandidaten zijn voor 200 kinderen die in aanmerking komen voor adoptie, zullen sommige kandidaat-adoptanten ontgoocheld worden. Trouwens, laten we blij zijn dat minder en minder kinderen voor adoptie worden aangeboden. Dat bewijst ook dat het ontwikkelingswerk in bepaalde landen zijn vruchten afwerpt. Onze eerste ambitie mag niet zijn veel kinderen uit minder geprivilegieerde landen naar hier te halen. We moeten vooral oplossingen vinden voor de kinderen in nood.
Als we mensen moeten ontgoochelen, dan moeten we dat niet doen via het uitreiken van een attest van ongeschiktheid. Het moet perfect denkbaar zijn om in grote transparantie te zeggen dat de kandidaten wel geschikt zijn, maar dat een adoptie niet onmiddellijk mogelijk is. Wat dat betreft, is er nog wat werk aan de winkel om ervoor te zorgen dat de manier waarop een en ander wordt gecommuniceerd minder kwetsend is ten aanzien van de ouders.
Ik wil er toch de nadruk op leggen dat er een draaiboek is uitgewerkt, waarbij de caw's wel degelijk geacht worden op eenzelfde manier te werken. Fouten zullen er altijd zijn. Het feit dat de rechter de uiteindelijke beslissing neemt, maakt dat er een eerste controle is om na te gaan of het advies - en meer is het niet - van de caw's al dan niet goed is. Het draaiboek wordt vandaag geëvalueerd. In het najaar zullen, indien nodig, bijsturingen worden doorgevoerd.
Mevrouw Van der Borght, ik ben er me van bewust dat de kwaliteit van maatschappelijk onderzoek voortdurend moet worden gescreend. Ik vraag wel begrip voor het feit dat er tijd nodig is om een wetgeving die in 2006 tot stand is gekomen, volledig in werking te laten treden. Het feit dat we nu 700.000 euro extra vrijmaken om de caw's te versterken, zou ervoor moeten zorgen dat de situatie geregulariseerd wordt.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U bent uitvoerig ingegaan op het aspect van de wachttijden. U hebt getracht aan te tonen dat die korter worden. Wij ontvangen andere signalen. U hebt het over 31 maanden. Ik had het uiteraard over 4 jaar. Het gaat dan om de hele procedure.
Bij mij ook.
Dan zullen we alles toch eens goed naast elkaar moeten leggen, want er is toch een opmerkelijk verschil.
Het andere aspect dat ik wil benadrukken, is de manier waarop de maatschappelijk werkers het onderzoek doen. U bent daar iets te weinig op ingegaan. Heel wat jeugdrechters leggen die adviezen naast zich neer. We moeten die zaak dan ook durven evalueren. We moeten daar lessen uit trekken. Ik heb begrepen dat er een draaiboek is, dat zal worden geëvalueerd. Dat is belangrijk. Ik hoop dat we kunnen beschikken over het verslag.
Ik blijf wat op mijn honger zitten. U gaat daar iets te gemakkelijk overheen. We moeten die zaak grondig bekijken. Maatschappelijk werkers verrichten hun werk met een bepaalde ingesteldheid. We moeten echter durven erkennen dat er gradaties zijn tussen heel jonge mensen en mensen die bepaalde situaties hebben meegemaakt. De ingesteldheid is dan ook anders. Het kan er zeer emotioneel aan toe gaan. We moeten daar oog voor hebben.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik deel de bekommernis over de toch wel onaanvaardbaar lange wachttijden. De wachttijden voor het maatschappelijk onderzoek in het kader van de adoptieprocedure zijn onredelijk lang. Naar aanleiding van het vandaag gepresenteerde jaarverslag van de ombudsman werd dat ook als een van de pijnpunten binnen het beleidsdomein Welzijn aangeklaagd. De klachten die werden overgemaakt aan de ombudsman, werden gegrond verklaard omdat de redelijke behandelingstermijn werd overschreden.
Vandaag zijn er bijkomende budgetten voor de uitbreiding van de teams. Ik vrees echter dat het probleem van de wachttijden niet zal verdwijnen. De verhoging van het budget volstaat niet om het probleem onder controle te krijgen.
Ik kan de frustratie op het terrein volledig begrijpen. Indien zou blijken dat de bijkomende budgetten niet zouden volstaan om de lange wachttijden tot de wettelijke termijnen terug te brengen, zouden onmiddellijk structurele maatregelen moeten worden genomen. Mevrouw Van der Borght heeft hier ook toe opgeroepen. We zullen vrij snel weten hoe het zit. We moeten een oplossing zoeken, in de eerste plaats in het belang van de adoptieouders, die vaak al een lange lijdensweg achter de rug hebben en waar ik veel respect voor heb, maar ook in het belang van het adoptiekind, dat het recht heeft om zo vlug mogelijk in een hopelijk warm gezin terecht te komen.
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, in eerste instantie wil ik de minister voor zijn antwoord bedanken. In 2005 is de federale adoptiewetgeving gewijzigd en is het decreet betreffende de interlandelijke adoptie tot stand gekomen. Als politieke verantwoordelijken moeten we onze verantwoordelijkheid opnemen.
Het woord 'evaluatie' is hier al meermaals gevallen. Wat de voorbije dagen in de dagbladen heeft gestaan, moet hierbij in rekening worden gebracht. In januari 2008 heb ik de minister reeds over dit onderwerp geïnterpelleerd. Hij heeft toen naar het Steunpunt Nazorg Adoptie verwezen. Het is belangrijk de betrokken kandidaat-adoptieouders hierin op te nemen. We moeten de evaluatie zo reëel mogelijk maken.
De adoptiewetgeving is zeer belangrijk. We zijn er steeds van uitgegaan dat alle kandidaat-adoptieouders dezelfde ingesteldheid hebben. Ik ben ervan overtuigd dat het belang van het kind steeds primeert. Het is belangrijk dit hier te benadrukken. Geen enkele kandidaat-adoptieouder twijfelt hieraan. Ik erger me enkel aan bepaalde uitspraken in de dagbladen. Ik heb hier zelf een term voor bedacht. Het is niet de eerste keer dat ik moet vaststellen dat belangrijke verantwoordelijken verklaren dat mensen hier nogal lichtzinnig mee omgaan. Ik ben tevreden dat de minister in zijn antwoord duidelijk heeft gesteld het hier niet eens mee te zijn. Mensen zouden immers kunnen denken dat kandidaat-adoptieouders aan het Madonna- of het Angelina Jolie-syndroom lijden. Dit is absoluut niet het geval. Kandidaat-adoptieouders dienen een hele procedure te doorlopen. Zij die dit wensen te doen en die zich aan de wetgeving wensen te houden, vragen respect voor hun dossier en voor hun situatie. Dergelijke uitspraken zijn een kaakslag voor alle actoren die bij de procedure, van de voorbereidingen tot het einde, zijn betrokken.
Ik wil vandaag een oproep lanceren om niet enkel dergelijke zaken aan te kaarten, maar om ook effectief werk van een gezamenlijke zoektocht naar constructieve oplossingen te maken. Op die manier kunnen we de evaluatie mogelijk maken. We hebben in het verleden al perfect bewezen dat verbeteringen mogelijk zijn. Iedere kandidaat-adoptieouder krijgt nu een kopie van het maatschappelijk onderzoek. De lopende dossiers krijgen nu voorrang op de nieuwe dossiers. We kunnen zeker nog wijzigingen in die zin doorvoeren.
Ik wil met twee citaten van de minister eindigen. In de beleidsnota 2008 heeft de minister zelf gesteld dat hij de instroom van de kandidaat-adoptieouders beter op de te realiseren adopties wil afstemmen. Dit punt is tijdens de discussie in de commissie in januari 2008 aan bod gekomen. De minister heeft toen verklaard dat de Vlaamse Centrale Autoriteit Adoptie (VCA) mogelijke oplossingen onderzoekt. Ik heb de minister toen opgeroepen om geen demotiverende maatregelen te treffen om de wachtlijsten weg te werken. Eergisteren heb ik in de krant gelezen dat de minister zelf van mening is dat demotiverende maatregelen geen oplossing voor de wachtlijsten vormen.
Mijnheer de minister, laten we hier samen werk van maken. Bent u bereid om, samen met ons, het decreet te wijzigen? Hoewel u eigenlijk al een antwoord hebt gegeven, wil ik u tevens vragen hoe u de wachtlijsten tegen 2009 wil wegwerken. Uiteindelijk gaat het hier om een gegeven waar we zeer voorzichtig mee moeten omspringen.
De heer Dehaene heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik sluit me aan bij diegenen die het belang van het kind naar voren schuiven. Ik ben blij dat alle sprekers dat aanhalen. We vinden dat ook erg belangrijk. Het belang van het kind is trouwens in verschillende internationale verdragen opgenomen en moet ons uitgangspunt blijven.
Ik was ook wat geschrokken van de artikels waarin staat dat Kind en Gezin ervan uitgaat dat ouders niet geschikt zijn tot het tegendeel is bewezen. Ik ben dan zelf beginnen na te denken over de vragen die worden gesteld. Ik ben er niet zeker van of zelfs ik met vier kinderen in aanmerking zou komen voor adoptie. Als ik de verhalen hoor van mensen die in die procedure zitten, dan denk ik dat zelfs ik geen geschikte kandidaat zou zijn.
Het is belangrijk dat de procedure duidelijk is. Het draaiboek is erg belangrijk zodat alle maatschappelijke assistenten dezelfde criteria gebruiken. Ik durf ook te pleiten voor 'peer review' zodat we kunnen garanderen dat beoordelingen in alle provincies dezelfde zijn. Er moet zo weinig mogelijk interpretatie zijn door de individuele maatschappelijke assistenten, hoewel dat nooit volledig uit te sluiten valt. Het draaiboek is belangrijk, maar ik pleit voor een zekere afstemming tussen de verschillende maatschappelijke assistenten.
De procedure is bepaald, en de eerste stap is de voorbereidende cursus. Ik vraag me af of we die cursus niet naar een latere fase kunnen brengen. Kandidaten doorlopen eerst de cursus en worden daarna aan het onderzoek onderworpen. Misschien moeten we eerst het onderzoek voeren en dan pas de cursus, of de cursus in twee fases houden. Op die manier geven we geen valse hoop. Er moet duidelijk worden meegedeeld aan de kandidaat-adoptanten dat het niet is omdat ze de procedure volledig succesvol doorlopen dat ze dan zeer snel een kindje toegewezen krijgen. Daar zijn we afhankelijk van de toestroom van kindjes. We moeten inderdaad blij zijn dat de toestroom beperkt is. Het moet wel een duidelijke boodschap zijn aan de kandidaat-adoptanten dat als de procedure doorlopen is, er nog geen garantie is op een snelle toewijzing.
Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Mijnheer de minister, de procedure impliceert ook een tussenkomst van de rechter. Er heeft u nog niemand gevraagd om via uw federale collega van Justitie de werkdruk op de jeugdrechtbanken in die materie op te nemen in de evaluatie.
Proefondervindelijk heb ik enkele kandidaat-adoptanten ontmoet wier dossier sinds september 2004 bij de rechtbank ligt. Tot op heden zijn ze door herschikkingen van kamers nog niet uit de impasse geraakt. Kunt u het beleid op dat punt evalueren? Ik pleit ook voor een evaluatie van de druk van de maatschappelijke assistenten.
Ik pleit verder voor een doorgedreven doorzichtigheid voor de kandidaten. We mogen niet uit het oog verliezen dat iedereen die meent voor adoptie in aanmerking te komen, al een hele weg heeft afgelegd van alle mogelijkheden die zich in de wetenschap aandienen om aan kinderen te geraken. Die mensen moeten emotioneel tot het minimum worden belast.
Er wordt terecht gewezen op de noodzaak om stappen te ondernemen. Laat ons ook oog hebben voor het feit dat die stappen voor het ogenblik vruchten afwerpen. De gemiddelde wachttijd in januari was 158 dagen, twee maanden later 140 dagen. Als we aan dat tempo verder blijven werken, dan hebben we nog voor het einde van 2009 een situatie waarin het decreet wordt gerespecteerd.
Met andere woorden: het is goed om op te roepen om aan de kar te trekken, maar we doen dat ook. In vergelijking met vorige jaren zijn er 20 percent meer maatschappelijke onderzoeken afgewerkt. Onze maatregelen hebben dus wel degelijk effect.
Mevrouw Hoebeke, de justitiële overheid doet haar deel. De rechtbanken hebben in 2007 50 percent meer geschiktheidsvonnissen afgeleverd dan het jaar voordien. Daar wordt aan gewerkt, langs de hele ketting.
Als minister van Welzijn word ik geacht om de professionals het voordeel van de twijfel te gunnen. We moeten ervan uitgaan dat mensen feilbaar zijn, maar wel dat ze proberen om zo goed mogelijk te functioneren. Een negatief advies komt voor elke kandidaat-adoptant kwetsend over, wat hem of haar ertoe brengt om in de procedure te zoeken naar wat er beter had gekund. Wie alleen positieve adviezen aflevert, zal wellicht alleen te horen krijgen dat alles goed verloopt. We hebben evenwel de verantwoordelijkheid om wat in het decreet is ingeschreven - een maatschappelijk onderzoek - ernstig te nemen. Niet iedereen die kandidaat is, is geschikt. We moeten aanvaarden dat professionals proberen dat onderzoek zo goed mogelijk uit te voeren. Uiteraard is alles verbeterbaar.
Ten slotte wil ik zeggen dat we inzake de kwaliteit toch stappen vooruit hebben gezet, Mevrouw De Wachter wees er al op. Het verslag wordt meteen naar de kandidaat-adoptanten gestuurd wanneer het naar de rechtbank gaat. Ik ben bereid om samen met de federale overheid stappen te zetten om de kwaliteit van de procedure te verbeteren. We zijn daar al mee bezig en ik hoop dat de toestand op korte termijn normaliseert.
Ik stel vast dat alle neuzen in dezelfde richting staan. Uiteraard zijn er stappen vooruitgezet en uiteraard twijfelt niemand aan de expertise van de professionals. Toch heb ik begrepen dat er nood is aan een evaluatie van een aantal aspecten. Ik denk dat we elkaar op dat punt kunnen vinden.
Het incident is gesloten.