Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over inkomensgerelateerde ouderbijdragen in de kinderopvang
Actuele vraag over het voorstel om de bijdrage voor de kinderopvang inkomensgebonden te maken
Verslag
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, gisteren hadden we tijdens een fractievergadering in het kader van de VOKA-stage, de CEO van Care op bezoek. Care is een groot poetsbedrijf uit het Antwerpse, en heeft net zoals alle andere bedrijven een groot probleem met het vinden van werknemers. Laaggeschoold en in de buurt van Antwerpen, je zou denken dat daarvan nog een pool aan werkzoekenden is.
Een van de grote problemen volgens de CEO was het vinden van kinderopvang. Er is een gebrek aan kinderopvang in een sector waar vooral vrouwen werk zoeken. Als je vandaag werk vindt, vind je morgen in de gesubsidieerde sector zeker geen opvang. In de niet-gesubsidieerde sector betaal je algauw 20 euro per dag, dat is 400 euro per maand. Een maandwedde van een laaggeschoolde in de schoonmaaksector bedraagt zo'n 1200 euro. Als je een derde van je wedde aan kinderopvang moet besteden, blijf je thuis.
Mijnheer de minister, u onderkende het probleem naar aanleiding van het onderzoek van Kind en Gezin dat dit bevestigt. Een op tien mensen vindt geen kinderopvang, en in de steden nog veel minder. U wilt dat oplossen met maatregelen die laaggeschoolden met lage inkomens voorrang geven in de gesubsidieerde sector. Dit is absoluut niet werkbaar op het terrein.
Ik geef een concreet voorbeeld. Mijn dochter is hoger opgeleid, heeft een vaste job en weet dat er weinig kinderopvang is. Ze heeft zich ingeschreven toen ze twee maanden zwanger was. Mijn kleindochter is nu acht maanden oud, en mijn dochter staat nog steeds op de wachtlijst van de crèche in onze buurt. Om de maand informeert ze of er plaats is, want momenteel heeft ze een paar dagen opvang bij een onthaalmoeder, die echter geen opvang doet tijdens de schoolvakanties. Ze hoopt dus dat er op 1 juli een plaats in de crèche vrijkomt. Anders heeft ze grote problemen.
Stel dat ze na 18 maanden wachten op de eerste of tweede plaats staat en dat men plots zegt dat er een aantal mensen waren uit de voorrangscategorie die ze ertussen schuiven. Mijnheer de minister, uw system is voor de kinderdagverblijven absoluut niet werkbaar. U kunt zeggen dat u dat zult oplossen in het kader van een lokaal overleg, maar dit is morrelen in de marge.
Uw coalitiepartner sp.a - een mens zou soms vergeten dat die partij in de meerderheid zit - heeft vanmorgen via de media laten weten dat de discriminatie eindelijk moet worden weggewerkt in hoofde van de ouders die nu wel inkomensgebonden bijdragen betalen in de gesubsidieerde, en de volle pot betalen in de niet-gesubsidieerde kinderopvang. Ik volg hen daarin, maar ik zie niet goed in hoe u dat zult betalen.
Minister Vandenbroucke zou komende vrijdag een voorstel doen. Misschien heeft hij ergens een ezel staan - je kunt nooit weten - die het geld tevoorschijn tovert. Het is weinig realistisch om de 40 percent zelfstandige kinderopvang plots te gaan subsidiëren zoals de 60 percent gesubsidieerde kinderopvang.
Daarom hebben wij een ander voorstel, mijnheer de minister. U subsidieert nu sommige voorzieningen wel, andere niet. Dat is een discriminatie van de voorzieningen, maar vooral van de ouders die er terecht moeten. Wij stellen een omschakeling naar een persoonsgebonden financiering voor. Geef elke ouder met een kind tussen 3 maanden en 2,5 jaar een budget. Wie veel verdient krijgt een klein budget, wie weinig verdient een groot budget. Zo kunnen ze betaalbare kinderopvang op hun maat inkopen, of het nu in een gesubsidieerde voorziening is of in een zelfstandige opvang.
Mijnheer de minister, u moet ophouden met allerlei kleine maatregeltjes te nemen. Ik geef de sp.a gelijk. Het is nu tijd om serieuze maatregelen te nemen. Meer middelen vrijmaken, zodat de wachtlijsten in de kinderopvang worden weggewerkt. In dat verband kondigde u gisteren aan dat u 8,5 miljoen euro extra zult vrijmaken. Zijn dat dezelfde 8,5 miljoen euro die u al in februari hebt beloofd, of is dat bovenop? Hoe wilt u op korte termijn de discriminatie van de ouders wegwerken, die soms een inkomensgebonden en soms een vaste bijdrage moeten betalen?
De heer Dehaene heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, deze morgen viel ik bijna uit mijn bed bij het horen van het nieuws. Voor alle duidelijkheid: dat lag aan mijn radio. (Gelach)
Ik viel bijna uit mijn bed, want gisteren verspreidde de minister een perscommuniqué over de wachtlijsten binnen de kinderopvang en over de tijd die sommige mensen nodig hebben om een plaats te vinden. Daarvan ben ik niet geschrokken, want ik was daarvan al op de hoogte. Ik schrok van het bericht in een van de populaire kranten waarin men deed alsof de Vlaamse Regering zou hebben beslist om 20 miljoen vrij te maken voor privécrèches. Ik probeer om het beleid van de minister goed op te volgen, ook in de commissie, en ik doe dat trouwens samen met heel wat collega's, maar over die 20 miljoen had ik nog niets gehoord. Ik vond het dan ook een vreemde titel in de krant, maar ik weet dat titels soms misleidend kunnen zijn en daarom heb ik ook het artikel gelezen. Het zou om een voorstel gaan dat vrijdag aan de Vlaamse Regering wordt voorgelegd.
Ik betreur dat de kwestie op deze manier wordt aangekaart, maar aan de andere kant ben ik wel tevreden dat onder meer de viceminister-president en zijn partijvoorzitter ons bijtreden in het pleidooi om meer middelen vrij te maken voor meer inkomensgebonden kinderopvang, voor gesubsidieerde plaatsen. Dat bewijzen de initiatieven die de minister gisteren al heeft aangekondigd en nogmaals extra in de verf zette naar aanleiding van de cijfers over de wachtlijsten - u weet dat ik dit woord niet graag gebruik. Hij vertelde dat er 350 bijkomende plaatsen komen, 800 binnen de gesubsidieerde. Het overgrote deel van de bijkomende middelen die de minister in de wacht kon slepen, gaat dus naar bijkomende plaatsen, waarvoor een inkomensgebonden bijdrage moet worden betaald. We zijn ervan overtuigd dat er meer van die plaatsen moeten zijn.
Ik vind het een beetje vreemd dat nu 20 miljoen zou worden vrijgemaakt, niet voor de bijkomende plaatsen, waar volgens de cijfers nood aan is, maar om de plaatsen die er zijn bij commerciële initiatieven, extra te ondersteunen. Volgens mij is er nood aan bijkomende plaatsen en vooral aan bijkomende plaatsen waarvoor de bijdrage inkomensgebonden is. We moeten dat pad verder blijven bewandelen, zeker wegens de stijging van het aantal geboortes, een stijging die niemand had verwacht. We moeten bijgevolg de geboortepremie of -bonus in het aantal plaatsen kinderopvang blijven nastreven en dus voldoende nieuwe plaatsen creëren.
Mijnheer de minister, ik heb twee specifieke vragen, maar ik hebt ze samen gezet in één vraag omdat dat verplicht is. Wat is de eventuele budgettaire consequentie en wat is de organisatorische consequentie, want uiteraard gelden onder meer bij het opvragen van documenten andere regels voor minicrèches dan voor andere plaatsen?
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, we konden deze morgen in een krant lezen dat de vraag wordt gesteld om meer inkomensgebonden te werken in het licht van de kinderopvang. Wij weten allemaal dat er een immens tekort aan kinderopvang is. Dat is duidelijk. Of het probleem zal worden opgelost met een omvorming van de private sector in een gesubsidieerde sector, daar stellen wij ons toch fundamentele vragen bij. Volgens ons zal daarmee niet tegemoetgekomen worden aan het tekort aan plaatsen, want daardoor wordt de taart herverdeeld, maar niet groter gemaakt. Wij willen een grotere taart.
Vanuit Open Vld wil ik deze problematiek vanuit een andere invalshoek bekijken. We weten dat een plaats in de gesubsidieerde sector de overheid immens veel geld kost, namelijk 10.000 euro. Daartegenover staat dat een plaats in de zelfstandige kinderopvang, in de minicrèches, 518 euro kost. De rekening is dus snel gemaakt.
En dan vind ik dat we die piste moeten durven bewandelen en moeten kijken of we niet meer ondersteuning moeten bieden in die sector. Op die manier zullen er meer plaatsen vrijkomen. Die bijkomende plaatsen in de gesubsidieerde sector kunnen dan gaan naar die mensen die het vandaag wat moeilijker hebben.
Het prijsverschil is immens: 518 euro per plaats tegenover 10.000 euro, dat betekent dat de ene 20 percent minder krijgt dan de andere. Daar moeten we toch even over nadenken.
De Open Vld-fractie wil hier graag twee voorstellen doen - wij doen dat hier, en niet in de krant. We willen vragen om de maximumcapaciteit van de minicrèches, die vandaag vastligt op 22 plaatsen, los te laten. Als minicrèches vandaag die grens van 22 plaatsen overschrijden, verliezen ze immers hun 518 euro per plaats. Daarom blijven ze nu allemaal staan op 22 plaatsen, terwijl ze eigenlijk perfect bijkomende plaatsen zouden kunnen creëren en er zelfs vragende partij voor zijn.
Daarnaast vind ik dat we privé-initiatieven moeten ondersteunen bij de bouw van de voorzieningen. We pleiten daarbij niet, zoals bij andere voorzieningen, voor bouwsubsidies, maar voor een waarborgregeling. Voor de initiatiefnemers is dat enorm belangrijk. Zij worden vandaag immers geconfronteerd met banken die daar zeer weigerachtig tegenover staan. Dat is precies wat men in Nederland gedaan heeft om het probleem van de kinderopvang op te lossen, en daar heeft die aanpak tot een immense groei geleid.
Mijnheer de minister, hoe staat u tegenover het voorstel dat vandaag werd gelanceerd? Bent u bereid om meer middelen te investeren in het ondersteunen van privékinderopvanginitiatieven? Kunt u zich vinden in onze voorstellen, namelijk het loslaten van de 22-norm voor de minicrèches en het promoten en uitbouwen van de waarborgregeling?
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, in Vlaanderen worden er meer kinderen geboren dan het Vlaamse regeerakkoord in 2004 voorspeld had. De opstellers ervan gingen ervan uit, gesteund door advies van het NIS, dat het tanende geboortecijfer in Vlaanderen zich zou voortzetten en dat er geen bijkomende geboortes te registreren zouden zijn.
De werkelijkheid heeft die voorspelling ingehaald. Op jaarbasis worden er 1600 kinderen meer geboren dan voorspeld. Als je kijkt naar de tranche van 0 tot 3 jaar, zorgt dat in totaal voor 9000 bijkomende kinderen die een beroep zouden kunnen doen op voorschoolse kinderopvang. We leven inderdaad in een samenleving waarin bijzonder veel ouders, zeker in Europees opzicht, een beroep doen op de formele kinderopvang. Ongeveer 40 percent van de ouders drukken de formele wens uit dat ze voor hun kinderen een formele kinderopvang willen. 9000 bijkomende kinderen, dat betekent dus dat je 3600 extra plaatsen nodig hebt.
In het regeerakkoord was gesteld dat we, om de Lissabonnorm te halen, 5000 bijkomende plaatsen moesten creëren. Maar omdat regeren vooruitzien is en omdat je rekening moet houden met de realiteit, kun je stellen dat we 5000 plus nog eens 3600 plaatsen moeten creëren.
Die plaatsen zijn nu al gecreëerd. In de voorschoolse sector zijn sinds 2004 bijna 9000 plaatsen bij gekomen. Iedereen die het heeft over tekorten, moet weten dat de Vlaamse Regering haar engagement is nagekomen. Bovendien heeft zij bij de uitvoering daarvan rekening willen houden met het feit dat er extra kinderen geboren worden.
Er zijn echter tekorten. Je moet hemel en aarde bewegen om aan een plaats te geraken. Mevrouw Vogels, ik veronderstel dat uw dochter in Antwerpen woont. Het is inderdaad zo dat die problematiek zich nog scherper stelt in stedelijke omgevingen. Het is dan ook geen toeval dat ik er bij het uitbreidingsbeleid voor heb gekozen om in de drie grote steden Brussel, Antwerpen en Gent een voorafname te doen. Ik wil daar 10 percent van het uitbreidingsbeleid inzetten.
We stellen vast dat negen ouders op de tien een plaats vinden, weliswaar vaak pas na veel te lang zoeken. Gemiddeld moeten ouders dertien contacten nemen voor ze een plaats vinden. Eén ouder op de tien vindt helemaal geen opvang en moet een alternatief zoeken. In het slechtste geval moeten zij afstand doen van hun baan of vorming. Dat gebeurt in twee of drie gevallen op de honderd. Dat is niet aanvaardbaar.
Wat de suggesties betreft die in de krant en in het parlement worden geformuleerd, luister ik met bijzonder veel sympathie naar mensen die extra geld van de Vlaamse overheid ingezet willen zien in de sectoren van welzijn en kinderopvang. Ik wil daar mijn bijzondere waardering voor uitdrukken. Sinds de zomer van vorig jaar dring ik aan op het invoeren van wat wij de kinderbonus noemen. Dat betekent een demografische aanpassing van de budgetten aan het aantal kinderen.
In het onderwijs wordt meer geld uitgetrokken naarmate er meer kinderen onderwijs volgen. Bij de kinderopvang is dat jammer genoeg niet het geval. Het lijkt me een goede zaak dat mensen pleiten voor meer geld voor de kinderopvang. Ik wil daarbij heel concreet de nadruk leggen op die één ouder op de tien die geen plaats vindt. Voor die mensen is het een magere troost te weten dat die negen andere ouders die wel een plaats hebben gevonden, dat op een goedkopere manier kunnen. Voor hen is een plaats prioritair.
Het gaat hier om een sociale kwestie. De groep van de lage inkomens, de eenoudergezinnen en de mensen met een lage opleiding zijn ruim vertegenwoordigd in die groep van één ouder op tien die geen plaats vindt.
We moeten vooral inzetten op meer capaciteit. Er wordt 9,3 miljoen euro ingezet in 2008. We hadden voorzien in 1 miljoen euro extra in de initiële begroting; tijdens de begrotingsaanpassing hebben we daar nog 8,3 miljoen euro aan toegevoegd. Met die 9,3 miljoen kunnen 3600 plaatsen worden gerealiseerd. Dat gebeurt voor een groot deel in de zelfstandige sector, maar wat de budgettaire inspanningen betreft, ook voor een groot deel in de gesubsidieerde sector waar wordt gewerkt met bijdragen van ouders die gebonden zijn aan het inkomen.
Mevrouw Van der Borght, er is een verschil van 1 op 17 tussen een plaats in de zelfstandige sector en een plaats in de best gesubsidieerde kinderdagverblijven. Dat verschil wordt goedgemaakt door de ouders die een veel zwaardere bijdrage betalen, tot 25 euro per dag. De vraag is nu of we het verschil tussen wat ouders betalen in de zelfstandige sector en wat ouders betalen in de gesubsidieerde sector, ongeveer 8 euro per dag, niet kunnen goedmaken. De heer Dehaene vraagt zich af wat dat zou kosten. Ongeveer 33.000 kinderen worden opgevangen in de zelfstandige sector. Het gaat dus over een bedrag van 266.000 euro per dag.
Eerlijk gezegd, denk ik toch dat de meeste ouders meer dan 100 dagen een beroep moeten doen op kinderopvang. 150 dagen lijkt me een periode die meer in de buurt komt. Daaruit kunt u dan ook min of meer opmaken wat de kostprijs zou zijn. Misschien is dat wel het honderdvoudige of honderdvijftigvoudige van 266.000.
Mijn stelling is dat moet worden ingezet op de capaciteit. We doen dat vandaag al via het creëren van meer plaatsen dankzij die 9,3 miljoen euro. Als er meer marge is, moeten we nagaan of we iets kunnen doen aan de financiële toegankelijkheid voor iedereen.
Mijnheer de minister, voor dit huis is het wellicht een ontstellende vaststelling te moeten zien dat de kroonprins, die voor de vierde keer vader is geworden, heel wat navolging krijgt in Vlaanderen. De invloed van het koningshuis is blijkbaar veel groter dan die van het regeerakkoord. In het akkoord werd immers niet in die groei voorzien.
Wij schrijven het goede nieuws niet in het regeerakkoord. We laten dat komen.
Maar mijnheer Vandenbroucke toch! Ik ben blij dat u hier bent. Ik vroeg me daarnet al af wat u volgende vrijdag op tafel zou leggen. Ik ben zo benieuwd. Het zal toch minstens over die kinderbonus gaan, hoop ik! Ik zal de minister van Welzijn een beetje helpen.
Ik kan u troosten. Ik heb niet tot vrijdag gewacht.
U gaat het nu aankondigen! En aan ons of aan de journalisten? Aan Villa Politica waarschijnlijk. Zo gaat dat nu eenmaal!
Mijnheer de minister, voor het regeerakkoord opgesteld was, was er natuurlijk het verkiezingsprogramma van uw partij. In dat programma stond zwart op wit dat CD&V ervoor zou zorgen dat alle wachtlijsten binnen het jaar weggewerkt zouden zijn: de situatie zou vlotjes worden aangepast aan de realiteit in Vlaanderen. Uit het onderzoek van Kind en Gezin blijkt dat negen op de tien mensen een plaats vinden. Dat wil echter ook zeggen dat 10 percent geen plaats vindt. Daarbij komen dan nog de mensen die niet eens een plaats beginnen te zoeken. Die plaatsen zijn absoluut nodig om de jobs voor laaggeschoolden in te vullen. Die mensen zoeken niet eens omdat de plaatsen zo duur zijn.
Ik ben blij met elke bijkomende cent die naar kinderopvang gaat. Op deze manier komt u er echter niet.
U hebt niet gereageerd op mijn voorstel om over te stappen van een financiering van voorzieningen naar een financiering van de ouders. Dat zou veel eerlijker zijn. Elke ouder krijgt dan dezelfde subsidie. Dat voorstel is het enige dat een oplossing biedt om op een vrij korte termijn de bestaande discriminatie weg te werken.
Ik weet dat het niet gebruikelijk is om aan een volksvertegenwoordiger een vraag te stellen. Maar slaat dat dan ook op de ouders die zelf voor hun kinderen zorgen?
Ik wil daar wel op antwoorden. Daarover moeten we het debat aangaan. In de zorgverzekering doen we dat wel. We financieren de mantelzorg wel. Bij de kinderopvang is dat op dit moment niet realistisch.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Het Vlaamse regeerakkoord, dat ik steeds op zak heb, spreekt over 5000 plaatsen en de Barcelonanorm. We zitten daar gelukkig al boven. Anders zou de termijn om een plaats te vinden nog veel langer zijn.
Uiteraard juichen wij het toe dat er bijkomende middelen zijn en dat daarbovenop nog middelen gevonden kunnen worden.
Ik onderstreep dat we een goede mix van verschillende opvangvormen belangrijk vinden. Ook de onthaalmoeders hebben een zeer belangrijke functie. Hetzelfde geldt voor de grootouders, die nergens in de statistieken zijn opgenomen.
Als er extra middelen zijn, dan moeten we goed nadenken of we die inzetten om meer plaatsen te creëren. U hebt dat - terecht - al gedaan. Daarbij moet dan vooral gekeken worden naar werkzoekenden of mensen die het moeilijk hebben om het bedrag voor een privé-initiatief te betalen.
Indien er bijkomende middelen zijn, wil mijn partij alle mogelijkheden in overweging nemen. Ik weet ook dat we met 20 miljoen bijlange niet toekomen. Ik wil echter toch onderstrepen dat de onthaalmoeders vragende partij zijn voor een beter statuut en een betere vergoeding. We mogen dat toch ook niet vergeten.
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik heb evenwel geen duidelijke reactie op onze voorstellen gekregen. Ik heb het hier dan in eerste instantie over mijn vraag over de waarborgregeling. De waarborgregeling biedt ons immers de mogelijkheid inzake ondersteuning een enorme stap voorwaarts te zetten. Dit hoeft ons trouwens niet veel te kosten, want de waarborgregeling bestaat al. Alleen blijkt de sector deze regeling niet te kennen.
Wat de ondersteuning betreft, kunnen we nog een tandje bijsteken en een aantal plaatsen creëren die niet veel geld moeten kosten. Wat geld betreft, wil ik nog opmerken dat we blij zijn dat de minister bijkomende middelen heeft gevonden. Ik zou de minister willen vragen met die bijkomende middelen zo veel mogelijk plaatsen te creëren.
Tot slot vind ik dat we het net geschetste denkspoor moeten durven bekijken. Ik verwijs hier naar de taart die ik als beeldspraak heb gehanteerd.
De heer Strackx heeft het woord.
De problemen met het tekort aan kinderopvang zijn duidelijk nog niet van de baan. Eind 2006 heeft de sector zelf verklaard dat er nood is aan 15.000 bijkomende plaatsen. De minister trekt nu 9,3 miljoen euro uit om 3600 plaatsen te creëren. Daarmee zijn we nog niet waar we moeten zijn.
Ik wil hier nog een bijkomend element van het debat vermelden. Uit alle gegevens blijkt dat de Vlaamse Regering onvoldoende zicht heeft op de nood aan kinderopvang. De Vlaamse Regering weet niet waar het probleem net rijst. De vorige minister van Welzijn, minister Vervotte, heeft dit in haar antwoord op een interpellatie van mevrouw Dillen overigens toegegeven. Blijkbaar staat enkel vast dat er een grote algemene behoefte is. Ouders vinden vaak geen opvang of moeten zich vaak tevreden stellen met een opvang die niet volledig aan hun behoeften beantwoordt. Voor de ouders leidt dit in elk geval tot grote problemen. Ze moeten vakantieperiodes verschuiven, jobs weigeren en deeltijds gaan werken. Zoals de minister daarnet heeft verklaard, is dit onaanvaardbaar.
Mijnheer de minister, in welke mate kunt u de behoeften concreet en lokaal meten? Eenmaal dit is geweten, zou u het aanbod hierop kunnen afstemmen. Hebt u zicht waar plaatsen nodig zijn en om hoeveel plaatsen het gaat? Waarom voert u geen centraal registratiesysteem in? Een dergelijk systeem zou u immers een duidelijk zicht op de juiste omvang en locatie van de wachtlijsten bieden.
Mevrouw Roex heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral benadrukken dat we heel blij zijn met de geplande uitbreiding en met de aangekondigde bijkomende maatregelen. De minister wil de capaciteit in de kindercrèches tot 80 percent invullen. In se houdt dit een uitbreiding binnen het bestaande aanbod in.
Hoewel we hier blij mee zijn, willen we benadrukken dat er volgens ons een spanningsveld tussen de gesubsidieerde en de niet-gesubsidieerde sector is. We moeten dit spanningsveld wegwerken. Het bestaan van het spanningsveld wordt trouwens bevestigd door het onderzoek dat de minister aanhaalde. De mensen die geen kinderopvang vinden, bevinden zich vaak in een maatschappelijk zwakkere positie. De wachtlijsten binnen de erkende, gesubsidieerde kinderdagverblijven zijn veel langer dan de wachtlijsten binnen de privésector. Dit betekent dat mensen vaak een gesubsidieerde, betaalbare plaats zoeken, maar niet vinden.
In tegenstelling tot wat mevrouw Van der Borght voorstelt, houdt de maatregel die wij voorstellen geen vrijblijvende subsidiëring van de gesubsidieerde sector in. We willen geen blanco cheque geven. We willen het sociaal gedrag van de niet-gesubsidieerde sector compenseren. Indien de niet-gesubsidieerde sector zich sociaal gedraagt, zich aan een sociale tarifering houdt en rekening houdt met het feit dat kinderen soms ziek zijn, kan deze sector in onze ogen een compensatie ontvangen.
Dit is een sociale maatregel waar niemand tegen kan zijn. We moeten het mattheuseffect echt tegengaan. Mijnheer de minister, ik hoop dat u zult ingaan op onze vraag naar discussie daarover en dat u ons daar vrijdag een positief antwoord op zult kunnen geven.
Mevrouw Van der Borght, ik ben in mijn antwoord onvoldoende ingegaan op uw terechte opmerking dat we moeten kijken hoe we met de bestaande capaciteit meer ouders een oplossing kunnen bieden. Ik wil u geruststellen dat we daar met Kind en Gezin zeer ernstig mee bezig zijn, niet alleen in de voorschoolse maar ook in de buitenschoolse sector. Voor de zomer zullen we voor de dag komen met voorstellen om precies de bezettingsgraad op te trekken daar waar er reeds plaatsen zijn die de Vlaamse overheid met veel of weinig geld helpt te ondersteunen. Het is een formidabele paradox om vast te stellen dat in een sector waar er wachtlijsten zijn, er in sommige gevallen bezettingsgraden zijn die niet eens 80 percent halen. Dat is een goede manier om meer ouders te kunnen helpen.
Er wordt gesproken over meer ondersteunende maatregelen voor de zelfstandige sector, zoals de waarborgregeling. Ik stel voor om daarover verder van gedachten te wisselen in de commissie. Ik geloof dat een antwoord altijd een variëteit of mix van voorstellen moet zijn. Het kan onmogelijk met slechts een model tot stand komen. We moeten dus ook de zelfstandige sector aanmoedigen. Mevrouw Roex, ik geloof niet dat mevrouw Van der Borght bedoelde dat er blanco cheques moeten gaan naar de sector. Ik heb integendeel gehoord dat ze vindt dat dat een belangrijk onderdeel kan zijn van een antwoord. Uiteraard mag de kwaliteitsvraag niet uit de weg worden gegaan.
Mijnheer Strackx, ik moet u tegenspreken. U citeerde uit een vorige interpellatie en zegt dat de Vlaamse Gemeenschap het eigenlijk niet weet. We zullen de studie met genoegen in het parlement bespreken als u dat wilt. De studie van Kind en Gezin die is uitgevoerd door een extern bureau laat net toe om een duidelijker zicht te krijgen op de wachtende of zoekende ouders. Het is een vaststelling dat 90 percent van de ouders een oplossing vindt waarmee ze tevreden is. Een klein percentage geeft te kennen wel een oplossing gevonden te hebben, maar stelt ook dat die niet perfect beantwoordt aan hun verwachtingen. Deze cijfergegevens zijn beschikbaar en kunnen het beleid verder ondersteunen.
Het was de ambitie van het regeerakkoord om de Barcelonanorm te realiseren met 5000 extra plaatsen. Vandaag reeds - en we zijn nog niet aan het einde van de legislatuur - zijn die 5000 plaatsen plus het effect van de stijgende geboortecijfers gerealiseerd. Er is ten aanzien van 2004 meer aanbod. Het is wel zo dat er nauwelijks landen in Europa zijn waar zo vaak een beroep wordt gedaan op de formele opvang als in Vlaanderen. Er zijn niet heel veel landen in Europa waar 40 percent ouders een beroep willen doen op formele opvang voor hun kinderen. Het overgrote deel van de Europese lidstaten heeft veel lagere percentages. We moeten daar de conclusie uit durven trekken dat grootmoeders, mevrouw Vogels, minder dan vroeger beschikbaar zijn om de opvang te realiseren. Het is dan ook een goede zaak dat de heer Dehaene er nog eens op wijst dat we heel veel te danken hebben aan onze grootmoeders. We moeten hen ook blijven aanmoedigen om mee te zorgen voor de kinderopvang van onze jongsten.
Mijnheer de minister, er zijn ook grootvaders. Mijn man zorgde voor de kinderen en vangt nu zijn kleinkinderen op. Ik hoop dat dit voor u ook goed is.
We halen de Barcelonanorm alleen dankzij de zelfstandige opvang. Op basis van de gesubsidieerde plaatsen alleen halen we die niet.
Ten derde: is de toegenomen vraag naar professionele kinderopvang het gevolg van het feit dat grootmoeders minder opvangen? Ik denk dat niet. We moeten dat in de commissie eens uitpraten. In andere landen duurt het ouderschapsverlof veel langer. Misschien moeten we daarover eens praten, in plaats van alle kinderen vanaf drie maanden plus één dag naar de professionele opvang te brengen. Op dat punt ben ik vragende partij.
Het incident is gesloten.