Verslag plenaire vergadering
Verslag
Bespreking
Dames en heren, we vatten nu het eerste punt van de agenda aan, waar we daarstraks wegens de afwezigheid van de verslaggever niet mee konden starten. Mevrouw Robeyns is inmiddels in ons midden.
Dames en heren, de bespreking is geopend.
Mevrouw Robeyns, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, eerst en vooral verontschuldig ik me dat ik vanmorgen te laat was. Ik breng alsnog het verslag.
Het voorstel van resolutie werd besproken in de commissie voor Leefmilieu op 20 maart 2008 en op 19 maart en 11 maart was het voorstel al besproken in de subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid. Tussenin werden de Boerenbond, het Algemeen Boerensyndicaat, de Vlaamse beroepsvereniging van biologische boeren Belbior, GAIA, Veeweyde en het Vlaams Agrarisch Centrum schriftelijk gevraagd naar hun standpunten ten aanzien van het dierenwelzijn in de landbouw en van dit voorstel van resolutie. Voor hun antwoord verwijs ik naar het schriftelijke verslag.
De toelichting werd gegeven door mevrouw Rombouts. Zij en de andere indieners benadrukken met het voorstel van resolutie dat duurzame landbouw meerdere aspecten behelst. Landbouw is op de eerste plaats een economische sector, maar om duurzaam te werken, moet de landbouwsector ook rekening houden met de sociale aspecten, het leefmilieu en het dierenwelzijn. De verwezenlijkingen van de voorbije jaren tonen aan dat zowel het beleid als de landbouwsector zich daarvan bewust zijn. In het voorstel van resolutie stellen de indieners duidelijk dat het belang van dierenwelzijn niet ophoudt aan de grenzen van Vlaanderen. Er moet op Europees en wereldvlak worden aangedrongen op een krachtig dierenwelzijnsbeleid. Dit voorstel van resolutie spitst zich toe op de kalver- en varkenssector, op de alternatieve huisvestingssystemen voor kippen en op dieren die buiten worden gehouden.
Met dit voorstel van resolutie vragen de indieners aan de Vlaamse Regering om strikt toe te zien op de randvoorwaarden betreffende de minimale beschermingsnormen voor kalveren, die in 2007 zijn toegevoegd. De indieners vragen landbouwers te informeren over de minimumnormen. Daarnaast willen ze extra steun voor landbouwers die kiezen voor diervriendelijke huisvestingssystemen. De indieners vragen eveneens een informatie- en bewustmakingscampagne, naast een gericht handhavingsprogramma om het verbod op individueel gehuisveste kalveren ingang te doen vinden.
Voorts wil het voorstel onderzoek naar alternatieve castratiemethoden voor biggen. Het wil eveneens dat er strikt wordt toegezien op het naleven van de minimumnormen voor het houden en beschermen van legkippen. Tot slot vragen de indieners ook dat de Vlaamse Regering op Europees en internationaal niveau zou aandringen op een gewijzigd handelsregime, dat het mogelijk zou maken om handelsbelemmerende maatregelen te nemen tegen landbouwproducten geproduceerd met productiemethodes die niet beantwoorden aan de strenge Europese dierenwelzijnsregels, om zo oneerlijke concurrentie te vermijden.
Tijdens de bespreking zei de heer Sintobin namens de Vlaams Belangfractie dat alle partijen dierenwelzijn als belangrijk bestempelen. Dit voorstel van resolutie mag volgens de Vlaams Belangfractie echter niet de indruk wekken dat de landbouwsector met een probleem kampt op het gebied van dierenwelzijn. De landbouwsector levert terdege inspanningen, maar wordt geregeld in een slecht daglicht geplaatst door de nalatigheid van enkele nonchalante individuen. Tot slot is de Vlaams Belangfractie van oordeel dat Vlaanderen er beter aan doet geen strengere normen in te voeren dan die opgelegd door de Europese Unie, want dat verzwakt de concurrentiepositie van de Vlaamse landbouwsector. De Vlaams Belangfractie heeft zich onthouden. Ze zal haar stemgedrag bijsturen tijdens de plenaire behandeling van dit voorstel van resolutie.
Mevrouw Dua is van oordeel dat Vlaanderen op het vlak van dierenwelzijn nog enkele belangrijke stappen moet zetten. Groen! vindt dat Vlaanderen wel strengere normen mag invoeren dan opgelegd door de Europese Unie. De manier waarop een beschaving met dieren omgaat, zegt immers veel over de waardigheid van die beschaving.
Namens de CD&V-fractie stelde mevrouw Rombouts dat dit voorstel van resolutie enerzijds weergeeft welke inspanningen de landbouwsector de afgelopen jaren al heeft geleverd op het gebied van dierenwelzijn, en er anderzijds tegelijk rekening mee houdt dat de landbouwsector een economische sector is. Voorts benadrukt het voorstel dat de Vlaamse landbouwsector niet op een eiland, maar in een Europese context opereert. De teneur is dat samen met de mensen uit de praktijk moet worden gestreefd naar meer dierenwelzijn.
De heer Callens stelde namens de Open Vld-fractie dat dit voorstel van resolutie zoekt naar een consensus tussen dierenwelzijn en het economische aspect van de landbouwsector. Dankzij de Europese richtlijnen inzake dierenwelzijn hebben de meerderheidspartijen beslist tegenover de uitvoerende macht te verduidelijken hoe de meerderheid over dit onderwerp denkt.
Zelf heb ik, ten slotte, namens de sp.a-spiritfractie benadrukt dat het voorstel van resolutie een goed evenwicht heeft gevonden tussen dierenwelzijn enerzijds en wat economisch, ecologisch en maatschappelijk haalbaar is anderzijds. Dat zowel de dierenwelzijnsorganisaties als de traditionele en de biologische landbouw positief reageren op dit voorstel van resolutie, bewijst dit. Mijn fractie zal de dierenwelzijnsproblematiek in de landbouw voort blijven volgen en ook enkele specifieke suggesties voort in overweging nemen.
Het voorstel van resolutie werd met 9 stemmen voor bij 3 onthoudingen aangenomen. (Applaus)
het besluit houdende de lokale diensteneconomie geformuleerd en aan de SERV overgemaakt. De verdere ontwikkelingen in dit domein zullen ook in 2008 binnen het verticale armoedeoverleg worden opgevolgd.Voor thema's die rechtstreeks betrekking hebben op de werking van de VDAB organiseert de VDAB daarenboven zelf een stakeholdersforum waarin ook organisaties die werken met mensen in armoede vertegenwoordigd zijn. Op dit stakeholdersoverleg worden VDAB-aangelegenheden op een sterk operationeel niveau behandeld.
U had dan een zeer specifieke vraag over sociale restaurants. U weet ongetwijfeld dat een heel aantal sociale restaurants vandaag binnen de lokalediensteneconomie actief zijn. Ze nemen een heel belangrijke functie in, in het bijzonder met betrekking tot armoedebestrijding. Het gaat dan ook over de dienstverlening van de sociale restaurants naast de sociale tewerkstelling. We ondersteunen die vandaag al, al zijn er ook heel wat sociale restaurants die niet binnen de sociale economie vallen. Het is zo'n typisch initiatief dat zich via verschillende subsidiekanalen ontwikkelt en overleeft.
Er moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van het nieuwe decreet en met de vooropstelling van de klaverbladfinanciering. Dit betekent dus dat er naast de subsidiëring vanuit het domein Sociale Economie evenzeer cofinanciering moet komen van het beleidsdomein waarover het gaat. Er kan ook een combinatie worden gemaakt met lokale besturen en eigen opbrengsten van de initiatiefnemer. We kunnen die restaurants dus verder subsidiëren, maar de financiering zal wel op een andere leest geschoeid zijn, met name de klaverbladfinanciering. Het beleidsdomein Welzijn en de lokale besturen worden gevraagd om mee hun verantwoordelijkheid te nemen. Afhankelijk daarvan zullen we volgend jaar zien hoe de ontwikkeling van de sociale restaurants verder kan gaan.
U vroeg of de tewerkstelling in de sociale economie effectief financiële armoede bestrijdt en of dit voor elke werkvorm geldt. Dat is zeker geen gemakkelijke vraag. In Vlaanderen leeft ruim 13 percent van de bevolking onder de armoederisicogrens. Die grens werd in 2001 vastgelegd op 60 percent van het gestandaardiseerde mediaaninkomen of een maandelijks inkomen van 775 euro voor een alleenstaande en 1627 euro voor een koppel met twee kinderen. Bij zo'n 7 percent van de Vlamingen gaat het om een blijvend armoederisico of om langdurige armoede. Ze bleven daarbij minstens drie van de vier gemeten jaren arm.
Behoudens arbeidszorg ontvangt iedere doelgroepwerknemer in alle andere werkvormen van de sociale economie minimaal een loon dat is vastgelegd binnen het specifieke paritaire comité. Voor de beschutte en sociale werkplaatsen bedraagt het gewaarborgd minimummaandinkomen per 1 oktober 2007 1334 euro per maand. We hebben tijdens de plenaire vergadering al eens gediscussieerd over de verdeling van de middelen. We waren het er allebei over eens dat het allerbelangrijkste was dat het minimummaandinkomen voor de beschutte en sociale werkplaatsen naar omhoog ging, los van de discussie over de verdeling. Om armoede te bestrijden, is dit een heel belangrijk initiatief. Het grootste effect van de verhoging van het gewaarborgde minimummaandinkomen bevindt zich in de sociale economie, omdat daar nog een grote groep aan dat loon functioneert.
In welke zin komt dit nu tegemoet aan het bestrijden van de financiële armoede? Het maandinkomen ligt ruim boven het maandinkomen dat een alleenstaande nodig heeft. Als dit echter het enige inkomen is in een gezin met twee kinderen, dan is het te weinig. Ik ben me ervan bewust dat de lonen in de sociale economie zeker niet van die aard zijn dat iemand met één inkomen gegarandeerd uit de armoede geraakt. Het is wel belangrijk omdat het meer is dan een vervangingsinkomen.
De aard van de activiteiten die behoren tot dat paritaire comité voor de lokale dienstenondernemingen en de invoegbedrijven bepaalt het loon. Het leidt ons te ver om hier alle minima vannkomen gegarandeerd uit de armoede geraakt. Het is wel belangrijk omdat het meer is dan een vervangingsinkomen.
De aard van de activiteiten die behoren tot dat paritaire comité voor de lokale dienstenondernemingen en de invoegbedrijven bepaalt het loon. Het leidt ons te ver om hier alle minima van de betrokken paritaire comités op te sommen, maar algemeen kunnen we ervan uitgaan dat 60 percent ervan boven het gestandaardiseerde mediaaninkomen zal liggen. In die zin kunnen we stellen dat tewerkstelling in verschillende werkvormen van de sociale economie zeker en vast bijdraagt tot de voorkoming van effectieve financiële armoede.
Arbeidszorgmedewerkers ontvangen geen loon. Dat is belangrijk, want ook daar hebben we stappen gezet om de werkvorm verder te ontwikkelen. U weet dat ze arbeidsmatige activiteiten verrichten, met behoud van het vervangingsinkomen. Het gaat daarbij om mensen met een heel bijzondere medische, psychische of sociale problematiek en een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt.
Het is de bedoeling dat het tijdelijk is en een opstap betekent naar een verbetering van de leef- en werksituatie van die mensen, bij voorkeur naar tewerkstelling, hetzij in de sociale economie, hetzij in de reguliere economie. De ontwikkeling van die werkvorm, die we deze legislatuur geactiveerd hebben, is nog wat jong om daar vandaag al uitspraken over te doen, maar het is wel de doelstelling.
Er zijn echter, niet onbelangrijk, nog heel wat andere factoren die tot armoede leiden, ook financiële armoede. Denk aan de opgebouwde schulden van onze doelgroepmensen in de sociale economie. We zien dat ook als een belangrijke problematiek - een groot aantal openstaande kredieten - en ik verwijs ook naar de discussie over de hoge energieprijzen.
Er zijn nog heel wat andere sectoren waar gewerkt kan worden aan het verbeteren van de financiële situatie van mensen die in armoede leven. Werken aan gratis onderwijs is belangrijk, evenals werken aan lage energieprijzen.
Ik geef ook mee dat werken in de sociale economie vandaag meer is dan een job uitoefenen. Elk sociale-economie-initiatief heeft ook een dienst - waarvan de grootte afhankelijk is van de grootte van het sociale-economiebedrijf - die zich bezighoudt met de sociale problematiek. In een sociale-economiebedrijf wordt men gemakkelijker begeleid in schuldbemiddeling en omgaan met een beperkt inkomen voor het gezin. Het is eigen aan de sociale economie om mensen op te vangen.
Bedrijven binnen de sociale economie engageren zich bewust om mensen die hun weg niet vinden in het reguliere circuit, niet alleen werk maar ook reële groeikansen te geven. We vinden dat terug in de sociale werkplaatsen, de beschutte werkplaatsen, de invoegbedrijven, de ondersteunende bedrijven, maar in het bijzonder in de lokale diensteneconomie.
De definitie die door de Koning Boudewijnstichting gehanteerd werd voor de vroegere buurt- en nabijheidsdiensten was duidelijk: "Een buurt- of nabijheidsdienst is een dienstverlenende voorziening met de volgende geïntegreerde kenmerken: ze verhoogt de leefkwaliteit van de gebruikers door in te spelen op relevante collectieve en persoonlijke behoeften; ze creëert duurzame arbeidsplaatsen voor alle medewerkers, waarvan minstens de helft gerekruteerd wordt uit kansengroepen; ze betrekt medewerkers en andere belanghebbenden op een participatieve wijze bij zowel de interne organisatie als de externe dienstverlening."
Het is bekend dat werk de maatschappelijke integratie bevordert. Een betaalde baan op de reguliere arbeidsmarkt brengt voor de meeste mensen structuur in het dagelijkse leven. Daarnaast heeft arbeid effecten op onder meer het sociale leven en op het mentale welzijn. Dit door de sociale contacten die men legt via de werkomgeving. Bovendien levert werken in de woonomgeving een sociale status van "maatschappelijk erbij horen".
Werk legt zo de basis van sociale cohesie voor de kansarmen en dus ook voor de kansarme weknemers, met name sociale banden zoals gezin, school, buurt of vereniging; banden met voornamelijk een sterke lokale invulling.
Op die manier kunnen zij door participatie in buurtverenigingen en lokale initiatieven inspelen op de kern van hun probleem: het wegwerken van het armoedestigma dat ze veelal meedragen. Zo kunnen ze een belangrijke hefboom zijn in de leefbaarheid en levensvatbaarheid van bijvoorbeeld de buurt. Werken verhoogt voor de kansarmen ook de kansen op participatie in bijvoorbeeld toerisme of sociaal toerisme, vrijetijdsbesteding, sport en ontspanning.
Door te werken verhogen mensen hun kansen, opdat hun kinderen beter en hoger onderwijs en vorming kunnen genieten. Ook de lokale overheden hebben er baat bij dat zo veel mogelijk kansarmen tewerkgesteld worden, omdat ze het sociale weefsel in hun gemeente versterken en een antwoord kunnen bieden op reële behoeften zoals flexibele kinderopvang.
Het is een opdracht van sociale economie, meer in het bijzonder van de lokale diensteneconomie, om ook op andere terreinen dan het verschaffen van werk ervoor te zorgen dat vooruitgang geboekt kan worden in de bestrijding van de armoede.
Mevrouw Claes, ik ben me er terdege van bewust dat deeltijds werken een groter armoederisico met zich meebrengt, want bij gebrek aan andere en/of gedeeltelijke vervangende inkomens komt men gemakkelijker onder het voormelde gestandaardiseerde mediaaninkomen.
Het is daarom, zeker in de sociale economie, belangrijk dat de evolutie van het aantal deeltijds werkenden wordt opgevolgd en de nodige correlaties worden gelegd tot de inkomensarmoede. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat bij de invoegbedrijven, de lokale diensteneconomie en de sociale werkplaatsen verhoudingsgewijs eigenlijk heel weinig personen deeltijds werken. In beschutte werkplaatsen bedraagt de discrepantiegraad tussen het aantal tewerkgestelde personen met een handicap en de voltijdse invulling bijna 9 percent. Dat betekent dat 100 werknemers met een handicap 91 voltijdse arbeidsplaatsen invullen. Er is deeltijdse arbeid, maar eigenlijk is dat niet zo uitgebreid in de sociale economie.
Mevrouw Sonja Claes: Mevrouw de minister, hebt u zicht op de tijdelijke contracten?
Minister Kathleen Van Brempt: Neen, maar dat is een beetje eigen aan de werkvorm. Noch in beschutte, noch in sociale werkplaatsen wordt veel met tijdelijke contacten gewerkt, maar ik heb daar geen cijfers over bij. Ik zal dat navragen.
In beschutte en sociale werkplaatsen gaat het om contracten van onbepaalde duur. In de socialediensteneconomie is de situatie enigszins anders, want tot nu toe ging het om experimenten. Aangezien we naar een decretale onderbouw gaan voor die initiatieven, betekent dat ook een verbetering voor de mensen wat betreft arbeidszekerheid.
Mevrouw Sonja Claes: Hebt u cijfers over de tijdelijke contracten?
Minister Kathleen Van Brempt: Neen. Het is eigen aan de werkvorm dat noch in beschutte noch in sociale werkplaatsen veel met tijdelijke contracten wordt gewerkt. Ik zal de cijfers daarover opvragen. In de beschutte en sociale werkplaatsen gaat het om contracten van onbepaalde duur. In de lokale diensteneconomie is de situatie enigszins anders omdat het tot nu toe om experimenten gaat. Een decretale onderbouw voor deze initiatieven verbetert de werkzekerheid van deze mensen.
De doorstroming is een belangrijke maar niet gemakkelijk te beantwoorden vraag. We hebben een zicht op de uitstroom uit de sociale economie. Bijvoorbeeld voor de invoegsector gaat het over 488 personen, waarvan er voordien 29 een leefloon hadden. In de sociale werkplaatsen gaat het over 476 personen. Dit zijn cijfers van 2006. Noch voor de lokale diensteneconomie noch voor de beschutte werkplaatsen beschikken we over cijfers.
Deze cijfers duiden niet op mensen die rechtstreeks naar het reguliere arbeidscircuit gaan. Dat geldt voor een deel van de mensen wel en voor een deel niet. Ik heb naar aanleiding van de beleidsbrief de cijfers opgevraagd en gevraagd ze beter te onderzoeken. De gegevens zijn ook voor mij onvoldoende. Ik weet hoeveel mensen de sector verlaten maar ik weet niet wat daarmee gebeurt.
In 2006 waren er in de beschutte werkplaatsen 58 werknemers met een handicap die met succes zijn doorgestroomd naar een regulier bedrijf. In 2005 waren dat er 47. Het gaat dus over een te verwaarlozen aantal dat kan doorstromen naar het reguliere bedrijfsleven. We zijn bezig met werkvormen om dat te verbeteren, bijvoorbeeld via het initiatief 'supported employment' dat op het terrein is gestart met een aantal experimenten. Er is ook het nieuwe eenheidsdecreet, waar we aan werken in samenspraak met minister Vandenbroucke. Hij beschikt over een aantal instrumenten om de doelgroep te ondersteunen op de reguliere arbeidsmarkt. Het is zeer moeilijk. Spontaan gebeurt het bijna niet. De cijfers van de beschutte werkplaatsen zijn een indicatie voor de sociale werkplaatsen. We weten dat het over een zeer moeilijke doelgroep gaat, waarvan maar een heel klein percentage een echte afzetmarkt heeft binnen de reguliere arbeidsmarkt.
De voorzitter: Mevrouw Claes heeft het woord.
Mevrouw Sonja Claes: Mevrouw de minister, ik dank u voor de antwoorden. We hebben de voorbije jaren op het vlak van de bijkomende tewerkstelling in de sociale economie het verschil gemaakt. De cijfers die u geeft over de arbeidsplaatsen die bijkomend gerealiseerd zijn, tonen dat aan. Natuurlijk is de hele ontwikkeling binnen de lokale diensteneconomie nog maar pas begonnen. We kijken uit naar wat de impact daarvan zal zijn. Het is heel belangrijk dat we extra aandacht hebben voor de contracten van onbepaalde duur, wat een knelpunt zou kunnen worden.
We hopen allemaal altijd dat we een doorstroming naar de reguliere economie kunnen realiseren, maar we stellen op het terrein vast dat dat bijzonder moeilijk is. De cijfers tonen dat ook aan. De maatregelen om mensen in de reguliere economie onmiddellijk te werk te stellen en te begeleiden, zijn nodig omdat we zien dat de druk op de arbeidsmarkt stijgt. Het aantal bedrijven dat geen geschikte werknemers vindt, stijgt. Mits ze goed begeleid worden, kunnen er misschien in de reguliere sector toch wat mensen aan het werk raken. Zeker voor de volgende jaren moet dat een extra aandachtspunt zijn.
Ik ben heel blij dat u aangeeft dat werk een belangrijke hefboom is om uit de armoede te komen en dat werken meer is dan het werk alleen, zeker voor die groep mensen. Het hele netwerk en de sociale dienst op de arbeidsvloer maken dat de sociale economie voor onze samenleving en voor die mensen een belangrijke hefboom is. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om u te feliciteren voor het beleid dat de voorbije jaren is gevoerd. Ik meen dat we echt het verschil hebben gemaakt.
De heer Roland Van Goethem: Mevrouw de minister, de cijfers van de uitstroom richting reguliere economie, zijn inderdaad minimaal. Ik vraag me af hoe die uitstroom gebeurt. Gaat het om mensen die er zelf mee ophouden? Worden ze om een of andere reden aan de deur gezet? Wat is de reden van die uitstroom?
We weten dat een klein deel naar de reguliere economie gaat, maat we zouden ook moeten weten wat er met de rest gebeurt. Komen zij terug in een of andere vorm van steun? Hebben ze niets meer?
Minister Kathleen Van Brempt: Ik heb daarnet gezegd dat de cijfers te vaag zijn. Ik heb bijkomend onderzoek gevraagd naar wat er met die mensen gebeurt. In het algemeen weten we dat er relatief weinig wordt ontslagen in de sociale economie. Zeker in de beschutte en sociale werkplaatsen word je niet ontslagen omdat je niet goed genoeg functioneert. Het is net eigen aan de sociale economie dat dat niet gebeurt. Het gaat vaak over mensen die afhaken of mensen die het fysiek niet aankunnen. De redenen zijn divers, maar ik laat onderzoeken wat er precies mee gebeurt.
Mevrouw Sonja Claes: In de regelgeving en in onze verwachtingen stellen we dat men moet doorstromen, maar we moeten erover nadenken of we dat effectief moeten stellen. We zien heel vaak dat de doelgroep niet kan functioneren in de reguliere sector en dat er zoveel arbeidshandicaps zijn dat een gewone werkgever heel vaak niet de juiste tools heeft om die mensen te begeleiden. We moeten ons echt afvragen of vooral sociale en beschutte werkplaatsen geen finaliteitstewerkstelling zijn en dat we andere middelen moeten vinden om mensen in het reguliere circuit, met begeleiding, tewerk te stellen. Dat is iets anders dan de doorstroming verwachten van de sociale economie naar de reguliere sector. Voor mij is het tewerkstellen van de doelgroep in de reguliere sector even goed sociale tewerkstelling. We staan nog maar aan het begin van die ontwikkeling. Vaak hebben werkgevers, als ze daar opmerkingen over maken, gelijk. Ik vind dat de tweede uitdaging, naast het uitbouwen van de lokale diensteneconomie, het zoeken is naar manieren van werken om mensen in het gewone reguliere circuit tewerk te stellen. Er zijn goede voorbeelden, veeleer kleinschalige, die succesvol zijn.
Minister Kathleen Van Brempt: Ik ben het daar helemaal mee eens. Het is ook een van de doelstellingen van het eenheidsdecreet. We moeten goed in het oog houden dat die niet ondergesneeuwd geraakt door de andere doelstellingen. Via het eenheidsdecreet moeten we een hefboom creëren om financiële middelen in te zetten voor de werkgevers die het initiatief willen nemen om die mensen een kans te geven op de reguliere arbeidmarkt. We zullen daarvoor in ondersteuning moeten voorzien. We maken elkaar blaasjes wijs als we denken dat de doelgroep morgen in het reguliere arbeidscircuit kan werken. Dat kan niet. Het kan alleen als we in ondersteuning en begeleiding voorzien en die betalen. Dat moet enerzijds in het eenheidsdecreet en anderzijds in het beleid van minister Vandenbroucke geïntegreerd worden. We zijn samen aan het werk om niet iets naast elkaar te maken maar iets dat complementair aan elkaar is. De beleidsbrief is het eerste moment om daar uitgebreider op in te gaan.
Doorstroming moeten we als doelstelling altijd meenemen. Het is goed nieuws wanneer mensen kunnen doorstromen en het geeft ook wat verantwoordelijkheid aan de werkgevers. Alle moeilijke doelgroepen moeten niet zomaar worden geduwd in de sector van de sociale economie. Een aantal mensen moeten ook kansen krijgen in de reguliere economie en werkgevers hebben daarbij ook hun verantwoordelijkheid. We moeten echter heel realistisch zijn: het gaat over een beperkt deel van de doelgroep voor wie dat mogelijk is.
De voorzitter: De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Doorstroming begeleiden naar de reguliere sector kan waarschijnlijk alleen maar in de zeer grote bedrijven, waar men die begeleiding kan organiseren. Een kmo met bijvoorbeeld een tiental werknemers kan volgens mij moeilijk voor die begeleiding zorgen omdat dat ook een economische impact heeft op de werking van het bedrijf. Ik denk niet dat deze mensen voor 100 percent kunnen worden ingeschakeld in de werking van het bedrijf zonder dat dat invloed heeft op het loon en het kostenpakket van het bedrijf.
Mevrouw Sonja Claes: Ik ben het daar niet mee eens. Er zijn heel wat mogelijkheden om doelgroepwerknemers in het normale economische circuit tewerk te stellen. Ik hoor werkgevers zeggen dat ze geen sociale instelling zijn. Als we erin slagen om externe begeleiding aan te bieden, is dat wel mogelijk, ook in de kleinere bedrijven, maar dan moeten de werkgevers bereid zijn die externe begeleiding toe te laten in hun bedrijf.
Mevrouw de minister, ik weet niet of u Droomjobfabriek kent, het project dat we hebben opgezet in Limburg om doelgroepwerknemers tewerk te stellen in het normale economische circuit met een begeleiding. We stelden vast dat heel wat werkgevers niet zomaar externen toelaten op hun werkvloer. Het was juist de bedoeling dat we begeleiding gaven aan ploegbazen om te leren omgaan met die doelgroep. Aan iedere doelgroepwerknemer scheelt wel iets, zeg ik altijd, wel heel voorzichtig. Bij de werkgevers moeten heel wat drempels worden overwonnen. We moeten die begeleiding extern aanbieden. Het maakt niet uit of het om een groot of een klein bedrijf gaat, de werkgever moet de juiste ingesteldheid hebben. Als men het wil doen, lukt het.
Minister Kathleen Van Brempt: Het is een vooroordeel ten aanzien van kmo's. We houden er heel sterk rekening mee in de initiatieven die we ontwikkelen. Nog niet zo lang geleden ben ik in West-Vlaanderen op bezoek geweest bij een kmo die gestapt is in het project van 'supported employment', een van de pilootprojecten. Het uitgangspunt is dat de expertise die aanwezig is bij de sociale economie voor de begeleiding van die mensen, wordt ingezet in een gewoon bedrijf. Daar functioneerde dat zeer goed, tot ieders tevredenheid. Er is een persoon onder begeleiding eerst op proef gaan werken. Die persoon is daar nu met een contract van onbepaalde duur aangeworven. Wij moeten die begeleiding financieren. Een kmo kan dat moeilijker, maar laten we wel wezen, een groot bedrijf doet dat ook niet.
Heel wat kmo's ontwikkelen activiteiten die heel goed passen bij onze doelgroep. Het gaat soms om kleine industriële activiteiten, vaak met repetitief werk. In de grote bedrijven is het werk meestal erg geautomatiseerd, zodat het daar veel moeilijker is om onze doelgroepwerknemers te plaatsen, maar in de kleine of semi-industriële bedrijven is er vaak nog heel wat werk voor hen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.
De heer Wymeersch heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik dank de verslaggeefster voor haar verslag. Het was beknopt en toch volledig. Ik moet u allen echter onmiddellijk teleurstellen: wij zullen ons stemgedrag niet bijsturen. Wij hebben daar twee redenen voor.
De eerste reden is de manier van totstandkoming van dit voorstel van resolutie. De meerderheid mag me tegenspreken, maar zal dat niet doen. De heer Glorieux heeft onlangs een voorstel van resolutie rond dierenwelzijn ingediend. Dat werd besproken in de Subcommissie voor Landbouw en werd door alle aanwezige leden weggestemd, ook door mevrouw Robeyns. Dat zinde niet iedereen van haar fractie, maar ik noem geen namen. De sp.a-fractie vond dat er rond dierenwelzijn toch iets moest gebeuren en daarop kondigde de heer Martens een voorstel van resolutie aan. Hij speelde blijkbaar soloslim. En dat kon niet! De meerderheid moet unisono naar het parlement komen. De vluchtpoging van de heer Martens werd zeer snel geaccapareerd door de rest van de meerderheid. Dat leidde tot het huidige voorstel van resolutie. Het is een consensusvoorstel. Ik neem aan dat de heer Martens en de sp.a-fractie wat water in de wijn hebben gedaan. Hetzelfde geldt voor de rest van de meerderheid. Dat wou ik toch eens zeggen.
Ten tweede gaan wij ons stemgedrag niet wijzigen vanwege minstens één inhoudelijk aspect. De verslaggever heeft er zelf naar verwezen. Wij hebben niets tegen dierenwelzijn of -rechten, maar we moeten opletten waarmee we bezig zijn. Er zijn de Europese directieven en maatregelen. Ik wil beklemtonen dat wij, als er Europese regels zouden zijn, nooit strenger mogen zijn dan Europa. In het kader van de eerlijke concurrentie moeten we geen soloslim gaan spelen. Ofwel gelden de regels in heel de EU ofwel gelden ze nergens. Anders krijgen we concurrentievervalsing. Trouwens, als ik het goed heb gelezen in het Bulletin van Vragen en Antwoorden, was het de Boerenbond - en dat is niet onze club, dat kunt u niet tegenspreken, mevrouw Rombouts - die waarschuwde voor oneerlijke concurrentie en benadrukte dat de landbouw en de veeteelt in de eerste plaats economische sectoren zijn.
Alle landbouwers, misschien op enkele uitzonderingen na, nemen het dierenwelzijn heel ernstig. Met dit voorstel van resolutie kunnen we de indruk wekken dat er iets fout is met het dierenwelzijn in Vlaanderen, wat niet het geval is. Het is een economische sector. Daar moeten we blijvend rekening mee houden, ook in de toekomst.
Het is toch vanzelfsprekend dat onze bevolking recht heeft op gezond voedsel, maar ook op betaalbaar voedsel. Onze landbouwers steeds meer eisen opleggen, ook inzake dierenwelzijn, betekent een verdere kostenverhoging voor de bedrijven. Daarvoor moeten we oppassen. Hoe sterk we ook achter de inhoud van dit voorstel van resolutie staan, we willen ons onthouden om het signaal te geven dat we niet sneller moeten lopen dan we kunnen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer De Meyer heeft het woord.
Mijnheer Wymeersch, als u het voorstel van resolutie goed hebt gelezen, dan zou u merken dat het een waardering is voor de inspanningen die de sector doet voor dierenwelzijn. Uw onthouding kan net het tegenovergestelde effect hebben en worden geïnterpreteerd als een miskenning van de inspanningen van de sector.
Lees trouwens eens de opinies van de drie landbouworganisaties die het Vlaams Parlement contacteerde. U maakt een intentieproces van de meerderheid. Hoe moet ik begrijpen dat de heer Sintobin in de commissie zei dat u uw stemgedrag nog zult bijsturen? Was dat omdat u afwezig was of omdat u het nog niet eens was?
Ik wil ons stemgedrag nog bijsturen en straks tegenstemmen, als de heer De Meyer dat bedoelt. Maar ik denk niet dat dat zijn bedoeling is. Misschien doet het pijn dat uitgerekend ik een argument van de Boerenbond, die niet mijn club is, aanhaal. Dierenwelzijn is goed en we zijn daarvoor, maar in de eerste plaats is het een economische sector. We moeten ervoor zorgen, als we maatregelen opleggen vanuit Vlaanderen, België of Europa, dat we de concurrentiepositie van onze landbouw niet in het gedrang brengen. Dat is het signaal dat we willen geven en dat beantwoordt aan dat van de Boerenbond. Het is met enige schroom dat we de Boerenbond bijtreden, maar dat signaal willen we geven. Als u het argument van uw club naast u neerlegt, dan is dat uw verantwoordelijkheid en niet de mijne.
Het gaat me niet over clubs, maar over de essentie van dit voorstel van resolutie. Mocht de heer Wymeersch het verslag gelezen hebben en geluisterd hebben naar de inleiding van mevrouw Rombouts, dan zou hij weten dat we vertrekken van het standpunt dat de landbouw in de eerste plaats een economische sector is.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil even terugkomen op de essentie van dit voorstel van resolutie. Uit het verslag is naar voren gekomen dat we erkennen dat de landbouw in de eerste plaats een economische sector is en moet meedraaien op Europees en wereldniveau. Niemand kan ontkennen dat we met de beleidsbrieven van onze vorige en de huidige minister van Landbouw hebben uitgerukt dat landbouw in de eerste plaats een economische sector is.
Maar in de toelichting van de resolutie staat ook: "Een goed en toekomstgericht landbouwbeleid gaat immers verder dan het louter economische". En daarover hebben we het vandaag.
De heer Sannen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, altijd weer wordt hier de bekommernis geuit dat de landbouw een economische sector is. Ik kan daar inkomen, maar ik vind dat de landbouw ook een dienstensector is. Als we de landbouw beschouwen als een zuiver economische sector, komen we op termijn met onze landbouw in Europa in een vaarwater waarin we niet willen komen. Dat is ook de bekommernis van de huidige voorzitter van de Boerenbond, want in dat geval krijgen we te maken met alle economische wetmatigheden en de vrije handel, en wordt het onmogelijk om nog bijkomend te subsidiëren. Landbouw heeft een economische factor, zeker voor de individuele landbouwer, maar landbouw als geheel is niet een louter economisch gegeven, het is evengoed een belangrijke dienstensector voor de mensen in Europa.
Ik zal niet uitweiden over het hele landbouwbeleid. Straks bespreken we het voorstel van resolutie over het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, misschien kunnen we er dan dieper op ingaan.
Ik vertelde dat landbouw een economische sector is, en ik citeerde heel duidelijk uit de toelichting bij het voorstel van resolutie dat het geen louter economische sector is. Wat belangrijk is, is dat afspraken worden gemaakt over de dierenwelzijnsregels. We moeten oog hebben voor dierenwelzijn. De sector erkent dat en heeft al heel veel grote stappen gezet op dat vlak. Ook de overheid steunt op verschillende vlakken de dierenwelzijnsmaatregelen. Dierenwelzijnsnormen mogen niet stoppen aan de grenzen, want we bewegen ons op Europees niveau en op wereldniveau.
Mijnheer Wymeersch, ik verwijs even naar de discussie die we gisteren in de commissie hielden, onder meer over grensoverschrijdende maatregelen. Ik denk aan het verslag van de Europese Landbouwcommissie waarin werd gevraagd dat vlees dat ontsmet wordt met chloriden, zou worden toegelaten op onze markt. De Europese landen hebben het duidelijke signaal gegeven dat dit te verregaand is en dat wij ons houden aan een aantal regels, aan sanitaire maatregelen en aan dierenwelzijnsmaatregelen. In het voorstel van resolutie wordt heel duidelijk gevraagd om het element dierenwelzijn mee te nemen op internationaal niveau. We vragen om er gesprekken over te hebben, om regels op te leggen en om duidelijk te beklemtonen waaraan onze producten moeten voldoen wanneer we ze op de markt willen brengen.
Als we regels opleggen, moeten we ons ook aan die regels houden. U stelde dat we niet het signaal willen geven dat het slecht gaat, noch het signaal dat we strenger willen zijn dan de Europese normen. In het voorstel van resolutie staat nergens geschreven dat we strenger zijn dan in Europese context werd afgesproken of in de Europese richtlijnen staat. We vragen nergens om verder te gaan dan wat we zelf hebben afgesproken over de grenzen heen. We vinden het immers erg belangrijk dat over de grenzen heen afspraken worden gemaakt.
Het enige wat we vragen is het opzetten van onderzoek naar alternatieve methodes voor de castratie van biggen. Onderzoek is heel belangrijk voor de evolutie in het dierenwelzijn. Daarnaast zeggen we dat het onderzoek moet leiden tot betaalbare, gezonde en milieuvriendelijke werkwijzen. Dit zijn drie factoren waarmee duidelijk rekening moet worden gehouden, ook bij invoer. Zo kunnen we ervoor zorgen dat we geen valseconcurrentiepositie innemen, want ook dat is een heel belangrijk punt van het voorstel van resolutie: we moeten ons hoeden voor een valseconcurrentiepositie.
De heer Wymeersch heeft het woord.
Mevrouw Rombouts, ik geloof u best, maar ik verwijs naar uw eigen achterban. Ik wil ook ten behoeve van de heer De Meyer even de slotconclusie van de Boerenbond citeren over de concurrentievervalsing. "Boerenbond is het niet eens met de stelling dat nieuwe methoden zo snel mogelijk verplicht moeten worden toegepast. Zoals hoger aangegeven is het voor nieuwe maatregelen en normering belangrijk dat deze worden ingevoerd op Europees niveau, teneinde de concurrentieverstoring van de Vlaamse veehouders ten overstaan van hun Europese collega's te vermijden." De Boerenbond zegt met andere woorden: in alle lidstaten of nergens.
En dat signaal heb ik hier deze voormiddag willen geven.
Ik weet dat dat zo op papier staat. Wij hebben daar niet over gediscussieerd in de hoorzitting, want het was een schriftelijke hoorzitting. U moet ook de bijhorende paragrafen lezen. Er staat duidelijk dat er een gezonde, betaalbare en milieuvriendelijke manier moet worden gezocht om eventuele maatregelen in te voeren. Dat zijn drie duidelijke criteria die worden meegenomen om ook de concurrentievervalsing in het oog te houden. Het zesde punt zegt bovendien dat er op Europees en internationaal niveau moet worden gesproken.
U mag de zaken dus niet allemaal afzonderlijk lezen, u moet de volledige context van het voorstel van resolutie lezen. Daarin wordt heel duidelijk weergegeven dat de meerderheid momenteel vraagt om rekening te houden met de concurrentiepositie en met de afspraken op Europees en zelfs op wereldniveau. (Applaus bij CD&V)
De heer Callens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, dames en heren, heden wordt gestemd over een voorstel van resolutie dat een niet onbelangrijk element in het landbouwbeleid vertegenwoordigt. Het welzijn van dieren kan en mag een maatschappij die zichzelf respecteert, niet onverschillig laten. In de natuurlijke kringloop hebben mens en dier elkaar nodig en het welzijn van dieren oefent zonder enige twijfel invloed uit op het welzijn van mensen. De beleidsbrief Landbouw van 2007 van minister-president Peeters vermeldt dan ook terecht de intentie om een duurzaam landbouwbeleid te voeren.
Dierenwelzijn stopt niet aan de grenzen, maar moet in een Europees kader worden gezien. Vlaamse landbouwbedrijven moeten voldoen aan Europese richtlijnen en verordeningen. Een groot deel van de dieren die in Vlaamse landbouwbedrijven worden gehouden zijn kalveren, varkens en kippen. Dit voorstel van resolutie beoogt dan ook verschillende daaraan gerelateerde doelstellingen.
Voor we over het voorstel stemmen, is het goed om nog eens in te gaan op enkele elementen. De randvoorwaarden met betrekking tot de minimumnormen ter bescherming van kalveren, varkens en landbouwhuisdieren dienen verbeterd te worden door middel van enerzijds informatie over minimumnormen en alternatieve huisvestingssystemen en anderzijds steun aan landbouwers die kiezen voor diervriendelijke huisvestingsvormen.
Mijnheer Wymeersch, het feit dat wij steun vragen voor landbouwers die voor diervriendelijke huisvestingsvormen kiezen, betekent dat uw redenering dat de prijs van vlees de hoogte in zal schieten, niet correct is.
De Europese regelgeving bepaalt sinds 1 januari 2007 dat men bij het houden van kalveren in groepshuisvesting voldoende aandacht moet hebben voor ruimte en de nodige verluchting. Een verbod op individueel gehuisveste kalveren wordt derhalve bepleit. Dit is een redelijke en billijke eis.
In talrijke bedrijven in West- en Oost-Vlaanderen worden op grote schaal varkens gekweekt. De EU-richtlijn ter zake voorziet in groepshuisvesting van jonge zeugen met voldoende vloeroppervlakte, los materiaal en ventilatie.
Het welzijn van varkens en de productie van varkensvlees ondervinden daar zonder twijfel baat bij.
Het onderzoek naar alternatieven voor de castratie van biggen moet worden aangemoedigd, omdat niet-gecastreerde biggen effectief gezonder opgroeien, een gezondere verhouding tussen vet en vlees hebben en minder vatbaar zijn voor ziektes.
Te kleine legbatterijkooien mogen vanaf 2012 niet meer gebruikt worden. Het KB van 17 oktober 2005 met betrekking tot de minimumnormen voor het houden en beschermen van legkippen moet dan ook nogmaals in herinnering gebracht worden. Er moet voldoende informatie beschikbaar zijn over de minimumnormen en de alternatieve huisvestingsnormen. Daarnaast moet er ook steun zijn voor kippenhouders die voor 2012 afstappen van de legbatterijen.
Volledige en correcte informatie over beschuttingsmogelijkheden tegen ongunstige weersomstandigheden kan houders van landbouwdieren en huisdieren helpen bij een vakgerichte en diervriendelijke omgang met hun veestapel.
Vanzelfsprekend moet op internationaal en Europees niveau aangedrongen worden op een wijziging van het internationale handelsregime door handelsbelemmerende maatregelen op te leggen aan landen die deze diervriendelijke methodes niet hanteren. Precies dit laatste element is cruciaal. Dierenwelzijn gaat over de nationale en Europese grenzen heen. Vlees- en voedselimporten worden in een minimum van tijd van een land of een continent naar het andere getransporteerd. De consument heeft recht op een goede en degelijke kwaliteit van het voedsel dat binnen en buiten de Europese Unie geproduceerd wordt. De EU-richtlijnen ter zake vormen een noodzakelijk minimum om een hoge standaard in de voedselproductie te waarborgen. Geen rechtgeaard mens kan tegen dergelijke doelstellingen zijn. Dit voorstel van resolutie verdient in dit parlement dan ook de nodige steun, over de partijgrenzen heen, als signaal aan de regering en aan de bevolking. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Glorieux heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, wij hebben een dubbel gevoel bij dit voorstel van resolutie. In zekere zin zijn we blij dat nadat het voorstel van resolutie van Groen! in de commissie werd weggestemd, de meerderheid nu ook enigszins aandacht vraagt voor het dierenwelzijn. Ik zal dat maar catalogeren onder het vaker aangehaalde voortschrijdende inzicht. Daarom zal Groen! dit voorstel van resolutie goedkeuren.
Er is natuurlijk ook de andere kant van de medaille. Ik heb de indruk dat de titel van het voorstel van resolutie niet echt de lading dekt, in die zin dat het dierenwelzijn bijzonder zwak wordt verdedigd. Er wordt enkel gesteld dat de bestaande regels zouden worden nageleefd en verder dat er nog wat studiewerk moet gebeuren.
In het eerste punt van het voorstel van resolutie wordt gevraagd strikt toe te zien op de randvoorwaarden die in 2007 zijn toegevoegd met betrekking tot de naleving van de minimumnormen ter bescherming van kalveren, varkens en landbouwhuisdieren.
Het gaat dus om het gewoon strikt toezien op de naleving van de randvoorwaarden, zonder dat er andere aan worden toegevoegd.
In punt 2 wordt gevraagd naar een gericht handhavingsprogramma om het verbod op individueel gehuisveste kalveren volledig ingang te doen vinden. Eigenlijk wordt hiermee gewoon de toepassing van de wet gevraagd. Dat zou een evidentie moeten zijn.
In punt 3 wordt gevraagd om onderzoek te doen naar alternatieve methodes voor de castratie van biggen. Op zich heb ik daar natuurlijk niets tegen. Er is echter al heel wat onderzoek aan de gang. Bovendien worden die alternatieve castratiemethodes al in heel wat landen toegepast. Ik verwijs naar Nieuw-Zeeland, Zwitserland. Nog maar eens vragen de zaak te onderzoeken, leidt alleen maar tot eindeloos uitstel. De varkenssector zou eindelijk maar eens het eerder aangegane engagement moeten nakomen en die barbaarse wijze van onverdoofd castreren achterwege laten.
In punt 4 wordt eens te meer gevraagd strikt toe te zien op het naleven van het koninklijk besluit van 17 oktober 2005. Ook daar gaat het weer om de naleving van de wet.
Er is al een paar keer gezegd dat de landbouw een economische sector is. Dat klopt. Dieren zijn echter niet louter en alleen economische objecten. Dieren hebben gevoelens, ze hebben emoties, ze kunnen pijn voelen en mogen dus zeker niet gereduceerd worden tot economische objecten.
We zijn blij dat door ons oorspronkelijk initiatief sp.a en de meerderheidspartijen uiteindelijk wakker zijn geworden en met een voorstel van resolutie op de proppen zijn gekomen. We vinden het echter jammer dat de kans niet echt werd aangegrepen. Het is maar een flauw afkooksel van het oorspronkelijke voorstel dat, naar mijn bescheiden mening, het dierenwelzijn op een veel indringender en realistische wijze een dienst zou hebben bewezen. (Applaus bij Groen!)
Ik zou toch wel even willen reageren op de opmerkingen van de heer Glorieux. Het is niet correct te stellen dat eindelijk enige aandacht wordt geschonken aan dierenwelzijn. Mijnheer Glorieux, ik heb de indruk dat u bewust de ogen sluit voor bepaalde zaken die op het veld gebeuren. Sinds een aantal jaren worden vanuit de sector en de overheid stimuli gegeven om maximaal aan de normen voor het dierenwelzijn tegemoet te komen.
In een samenleving of een sector kan men echter niet bepaalde dingen volledig negeren. We hebben heel duidelijk aangehaald dat we dieren niet zien als economische objecten, laat staan als objecten. We hebben duidelijk gesteld dat in deze economische sector ook rekening moet worden gehouden met andere zaken.
Er zijn al heel wat stappen gezet door de sector en de overheid. U kunt dus niet zeggen dat dit een thema is dat nu eventjes op de voorgrond wordt geplaatst omdat u een voorstel van resolutie aanhaalt. De sector is er al jaar en dag mee bezig. Elke dag opnieuw, elke seconde van de dag denkt en werkt de landbouwer daaraan.
Mevrouw Rombouts, ik ben het met u eens dat er in de sector heel veel bekeken wordt. Weinig wordt echter consequent toegepast. Als ik het voorstel bekijk, stel ik alleen maar vast dat u vooral de toepassing vraagt van de bestaande wetgeving. Dat wijst er eens te meer op dat er binnen de sector veel bekeken wordt. Heel wat zaken betreffende het dierenwelzijn die eigenlijk een evidentie zouden moeten zijn, worden niet consequent toegepast.
Mijnheer Glorieux, u moet ook de andere zinnen lezen. Daarin vragen we duidelijk de landbouwers te ondersteunen en te sensibiliseren. Het gaat niet enkel om de strikte toepassing.
De heer Martens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, het geanimeerde debat toont aan dat het voorliggende voorstel van resolutie niet zonder voorwerp is. Ik ben ervan overtuigd dat de mate waarin een samenleving het welzijn van dieren tracht te bevorderen en te garanderen, het beschavingspeil van die samenleving aantoont.
Het verheugt ons dat steeds meer werk wordt gemaakt van het bevorderen en het garanderen van het dierenwelzijn. De Europese Commissie legt strengere normen op met betrekking tot de diervriendelijke huisvesting van dieren. Voedings- en distributiebedrijven gaan in hun lastenboeken soms nog wat verder. Ze leggen de landbouwers die aan hen willen leveren, bijkomende voorwaarden inzake het dierenwelzijn op. Sommige landbouwers gaan zelf vrijwillig een stap verder dan de minimale bepalingen die door de Europese Commissie worden opgelegd.
Het voorliggende voorstel van resolutie moet duidelijk maken dat dierenwelzijn ook onze zorg is. We vinden dat aan het bevorderen en het garanderen van het dierenwelzijn moet worden gewerkt. Het is mogelijk hier smalend over te doen. We vragen enkel de wetgeving toe te passen. Dit is echter een eerste stap.
We vragen onze landbouwers te informeren en te sensibiliseren. We vragen de strengere eisen van de Europese Commissie met betrekking tot de huisvesting van kalveren, varkens, kippen en ander pluimvee onder de aandacht te brengen. We moeten de landbouwer sensibiliseren en helpen hun huisvesting aan deze eisen aan te passen. Deze eisen betreffen onder meer de minimale ruimte en vloeroppervlakte, de ventilatie van stallen en het verbod op het vastbinden van kalveren.
Naast de sensibilisering, moet de Vlaamse overheid ook een handhavingsprogramma opzetten. Eisen zijn goed. Als ze door sommige cowboys in de praktijk niet worden nageleefd, blijven ze echter dode letter. We vragen dan ook om gerichte handhavingscampagnes.
Naar alternatieve methodes om biggen te castreren, is uiteraard al heel wat onderzoek verricht. Aangezien we in Vlaanderen met een aparte sector zitten, lijkt het ons evenwel geen overbodige luxe op bijkomend onderzoek naar alternatieven aan te dringen.
We vragen tevens de landbouwers te sensibiliseren met betrekking tot de dieren die buiten lopen. De landbouwers moeten in voldoende beschuttingsmogelijkheden voorzien. Niet alle winters zullen zo warm zijn als de winter die we net hebben gehad. Het is voor de dieren die buiten lopen van belang in bescherming tegen de gure weersomstandigheden te voorzien.
Tot slot is het in het huidige internationale handelsregime onze zorg dat de overheid in staat moet zijn handelsbelemmerende maatregelen te treffen. Het gaat hier om invoerbeperkingen voor producten die zijn geproduceerd door middel van technieken die niet aan de strenge Europese productiestandaarden beantwoorden. Het heeft geen zin in 2012 een Europees verbod op legbatterijen in te voeren indien we de Europese markt daarna laten overspoelen door eieren die buiten Europa in legbatterijen zijn geproduceerd. Op die manier zouden we het probleem van het dierenwelzijn niet oplossen, maar gewoonweg verplaatsen.
Binnen de Wereldhandelsorganisatie loopt op dit ogenblik een discussie over de verdere vrijmaking van de internationale handel in landbouwproducten. Ik ben blij dat we in dit verband kamerbreed en bij alle partijen steun hebben gevonden. Ook onze liberale vrienden staan niet achter een ongebreidelde vrijhandel. Ze vinden dat de Europese Commissie met betrekking tot producten die niet aan de strenge Europese milieu- en dierenwelzijnsnormen beantwoorden, invoerbeperkingen moet kunnen opleggen. Ik vind dit een belangrijke stap in de goede richting.
De heer Stassen heeft het woord.
Mijnheer Martens, mag ik u een 'als'-vraag stellen? Stel u voor dat het Lambermontakkoord er niet was geweest en Landbouw nog een federale bevoegdheid was, zouden uw federale collega's dan hetzelfde voorstel van resolutie hebben ingediend?
Ik denk niet dat mijn federale collega's dat gedaan zouden hebben: ik zou het zelf hebben gedaan. Zoals u weet, ben ik ook gemeenschapssenator. In tegenstelling tot andere collega's hier heb ik nogal de gewoonte om wat ik hier zeg ook aan de overkant te zeggen. Ik heb daarnet een voorstel van resolutie verdedigd om er bij de federale overheid op aan te dringen om de bestaande belastingverminderingen voor energiebesparende maatregelen om te zetten in een rechtstreekse korting op de factuur. Ik zal daar ook gevolg aan geven en een wetsvoorstel in die zin indienen aan de overkant.
Sta me toe daaraan te twijfelen.
U kunt me geen schizofrenie verwijten op dat vlak. Integendeel, we maken er werk van. De kritiek dat het wat laat komt, vind ik onterecht. Ik kan u garanderen dat we wakker zullen blijven met betrekking tot dit thema. We zullen de verschillende aanbevelingen aan onze regering blijven opvolgen. We gaan ook verder dan het toepassen van de wetgeving. We vragen om extra steun te geven in het kader van het Vlaams Investeringsfonds aan landbouwers die op vrijwillige basis verder willen gaan in het bevorderen van het dierenwelzijn dan wat Europa of onze regering oplegt.
De heer Wymeersch heeft het woord.
Mijnheer Martens, u wilt de import van landen van buiten de Europese Unie die niet voldoen aan bepaalde eisen op het vlak van dierenwelzijn beknotten. Wat als er een of meerdere Europese lidstaten die regelgeving niet in de praktijk brengen? Hoe kan dat worden opgelost? Hebt u inzicht in eventuele maatregelen om handel met die landen binnen de EU aan banden te leggen?
Een Europese lidstaat die deze regelgeving niet opvolgt, kan voor het Europese Hof van Justitie worden gedaagd. Die procedures slepen soms lang aan, maar elke lidstaat heeft de mogelijkheid om zelf zo'n procedure in te leiden. Het Verdrag van Lissabon heeft de mogelijkheden om naar het Europese Hof van Justitie te stappen sterk verruimd. In het verleden konden alleen lidstaten dat rechtstreeks doen. Nu hebben ook derden toegang tot het Europese Hof van Justitie om de niet-naleving van Europese spelregels af te dwingen. Ik hoop dat dat nieuwe verdrag de handhaving bevordert van het milieubeleid, het dierenwelzijnsbeleid en alle andere vormen van Europees beleid.
Ik ga daarmee akkoord. Stel dat er zich zo'n geval voordoet en we juridische stappen ondernemen, dan blijft de import wel duren zolang er geen uitspraak en bestraffing is.
Dat klopt, maar ik heb begrepen dat een politicus niet te veel op hypothetische vragen moet antwoorden. Het is ook moeilijk om weer een douane op te richten aan de Belgische of Vlaamse grenzen. We zitten nu eenmaal met een Europees eengemaakte markt. Ik hoop alleen dat de verbeteringen van het handhavingsregime binnen Europa sneller soelaas zullen brengen dan in het verleden. Ik hoop dat balorige lidstaten die weigeren bepaalde richtlijnen en verordeningen toe te passen, sneller lik op stuk zullen krijgen en dat die wanpraktijken sneller tot het verleden kunnen horen. (Applaus)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het voorstel van resolutie houden.