Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de voordracht van de drie burgemeesters uit de faciliteitengemeenten
Verslag
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Mijnheer de minister, gisteren heb ik met u in de commissie afgesproken om volgende week een debat te voeren over de stand van zaken inzake de al dan niet benoeming van de burgemeesters van Linkebeek, Kraainem en Wezembeek-Oppem. Ik had die vraag om uitleg vorige week ingediend. Ik had er geen enkel probleem mee dat die vraag volgende week behandeld zou worden. De actualiteit noopt ons om het debat vandaag al te voeren.
Mijnheer de minister, u hebt er een jaar voor nodig gehad om te beslissen drie burgemeesters niet te benoemen. We zullen de redenen daarvoor hier niet herhalen. U hebt toen ook gezegd dat als er nog ooit een kandidatuur van dezelfde personen wordt ingediend, u die zeker niet zult benoemen. Dat is ook nogal wiedes.
Op 29 januari 2008 heb ik in de commissie gevraagd hoe het nu zit en of er al een nieuwe voordracht was geweest. U hebt daar ontkennend op geantwoord. U hebt er toen ook aan toegevoegd dat die zaak niet eeuwig mocht blijven aanslepen. Het is nogal logisch dat het niet benoemen van kandidaat-burgemeesters niet tot gevolg mag hebben dat de waarnemend burgemeesters, die ook kandidaat-burgemeester zijn, vijf of zes jaar hun functie blijven uitoefenen. U zei dat u een herinneringsbrief zou sturen naar de gemeentebesturen met de vraag een nieuwe kandidatuur in te dienen.
Blijkbaar is dat nu gebeurd. Ze is in elk geval aangekondigd. Het gaat over die drie zelfde heerschappen. Ik neem aan dat u straks zult antwoorden dat u ze niet zult benoemen. Dat zou er nog maar aan ontbreken.
Minister-president Peeters heeft gisteren in Terzake gezegd dat er geen nieuwe elementen zijn. Hoe zou het ook kunnen! U hebt een beslissing genomen over wat ze in het verleden hebben gedaan. Ze hebben de taalwetgeving manifest aan hun laars gelapt, de gemeenteraden in het Frans laten doorgaan enzovoort. Er kunnen dus geen nieuwe elementen zijn in dat dossier.
Het dossier komt terug op uw tafel. Wat zult u nu doen? U komt hier toch niet alleen zeggen dat u ze niet zult benoemen? Want dit kan toch niet meer. Ik lees in Le Soir de motivatie die wordt gegeven om dezelfde kandidatuur in te dienen. Zo wordt gesteld dat alleen de federale overheid bevoegd is om de taalwetgeving te interpreteren. Dat is het zoveelste voorbeeld van het feit dat de Franstaligen de uitspraken van de Raad van State zelfs niet respecteren.
Ze voegen eraan toe dat de rondzendbrief-Peeters niet is gevalideerd door de Raad van State. De raad heeft enkel het beroep tegen de interpretatie van die omzendbrief verworpen. Dat betekent niet dat de omzendbrief-Peeters van kracht is, zo wordt gesteld.
Mijnheer de minister, voor de zoveelste keer blijven de Franstaligen het spel politiek spelen als ze het op juridisch vlak niet kunnen halen.
Mijnheer de minister, ik vind dat u nu ook politiek moet ageren. U moet de enige beschikbare mogelijkheid, een mogelijkheid die we in al onze vorige actuele vragen en vragen om uitleg al naar voren hebben geschoven, aanwenden. U moet de betrokkenen in die gemeenten zeggen dat het afgelopen is en dat u niet langer met uw voeten zult laten rammelen. U moet de kandidaat-burgemeesters melden dat u hen niet enkel niet zult benoemen, maar dat u hen ook zult afzetten. U moet artikel 71 van het Gemeentedecreet toepassen en de tuchtprocedure inzetten met het oog op de afzetting van diegenen die nu al maandenlang met uw en met onze voeten spelen. Indien u dit niet doet, dreigen we in een carrousel terecht te komen. We hebben dit vorig jaar trouwens voorspeld. U moet nu opnieuw besluiten ze niet te benoemen. Dit betekent dat ze opnieuw 60 dagen hebben om naar de Raad van State te stappen. Op die manier kunnen ze nog een eindje voort. Het is tijd om te zeggen dat het afgelopen is en dat u de tuchtprocedure wil opstarten, een burgemeester buiten de gemeenteraad wil benoemen of de gemeenten onder de curatele van de Vlaamse Regering wil plaatsen en een regeringscommissaris wil sturen om de zaken in handen te nemen. Met minder zullen wij in elk geval geen genoegen nemen.
De heer Demesmaeker heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, op het ogenblik dat Le Soir het bericht heeft verspreid dat de drie niet-benoemde burgemeesters opnieuw door hun gemeenteraden zouden worden voorgedragen, heb ik een vraag om uitleg ingediend. Ik wil me dan ook kort bij deze actuele vraag van de heer Van Hauthem aansluiten.
Mijnheer de minister, we hebben ondertussen uw reactie en de reactie van de minister-president in de Vlaamse en de Franstalige kranten gelezen. Aangezien er geen nieuwe elementen zijn, ziet u terecht geen reden om deze drie mensen nu wel te benoemen. Op zich is dit niets nieuws. U hebt steeds verklaard dat u ze niet wilde benoemen en dat u ze maanden later ook niet zou willen benoemen. Hoewel de drie kandidaat-burgemeesters weten dat het hier niet om iets nieuws gaat, is hun kandidatuur opnieuw voorgedragen. Dit wijst erop dat ze met uw voeten proberen te spelen. De Standaard heeft het over tartend gedrag. Ik citeer: "Burgemeesters van de rand tarten Marino Keulen."
Ik wil u even herinneren aan wat u tijdens de vergadering van de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden van 20 november 2007 hebt gezegd: "Als men systematisch en herhaaldelijk poogt met mijn voeten te spelen, dan zal ik op een zeker ogenblik niet nalaten wel mijn verantwoordelijkheid te nemen. Ik heb al bewezen dat ik bereid ben mijn verantwoordelijkheid te nemen. Ik heb er absoluut geen schrik van eventueel met een tuchtonderzoek te beginnen."
Ik herinner u ook graag aan de mogelijkheid die artikel 71 van het Gemeentedecreet u biedt om burgemeesters, schepenen of voorzitters van gemeenteraden te schorsen of af te zetten indien er sprake is van kennelijk wangedrag of van grove nalatigheid.
Aangezien ze niet min zijn, wil ik u tevens kort aan de feiten herinneren. Het bijhouden van taalregisters is een inbreuk op de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De kandidaat-burgemeesters hebben de taalwetgeving herhaaldelijk en zeer bewust overtreden. Ze hebben omzendbrieven niet toegepast. Ze hebben zich verbaal provocatief opgesteld. Ik denk hierbij onder meer aan de oorlogstaal van de heer van Hoobrouck, kandidaat-burgemeester van Wezembeek-Oppem. Verder zijn er nog de kleine, dagelijkse pesterijen waar de burgers en de Vlaamse verenigingen in die gemeenten het slachtoffer van worden.
Volgens mijn rechtvaardigheidsgevoel mogen herhaalde bewuste overtredingen niet worden getolereerd. Een wet, zelfs al gaat het om een taalwet, is democratisch tot stand gekomen. Daar zijn onderhandelingen aan voorafgegaan. Die wetten zijn bedoeld om evenwichten te bereiken en moeten worden toegepast. Indien mensen die wetten niet willen toepassen, moeten de mogelijke sancties worden uitgevoerd of moeten die wetten worden afgeschaft. Het is een van de twee. De wet is er. Ik denk niet dat wij vragende partij zijn om ze af te schaffen. Zolang de wet niet is afgeschaft, moet ze worden toegepast en moeten overtreders worden aangesproken.
het plafond dat in artikel 70, paragraaf 4 wordt vastgesteld? Bent u bereid de gemeentebesturen ervan op de hoogte te brengen dat ook de verloning van de publieke mandaten moet worden overgemaakt aan de gemeenteraad?Ik heb nog een bijkomende vraag. Er staat eigenlijk geen enkele termijn op wanneer dat moet gebeuren. We zijn nu 2008. Er zijn nog heel veel gemeenteraden die nog altijd niet in het bezit zijn van een lijst van de mandaten van hun burgemeester en schepenen, al dan niet met een lijst van de bezoldigingen erbij.
De heer Jan Verfaillie: Aan mij is dat tot op vandaag nog niet gevraagd. De dag dat het gebeurt, zal ik dat met veel plezier overmaken.
De heer Joris Van Hauthem: Iemand moet het u dus vragen.
De heer Jan Verfaillie: De voorwaarde is wel natuurlijk dat de informatie intern blijft. Er is een hele discussie gaande over publieke mandaten en private mandaten.
De heer Joris Van Hauthem: Het gaat over publieke mandaten.
De heer Jan Verfaillie: Een collega-burgemeester of schepen die ook nog eens notaris is of een andere functie heeft, moet dat natuurlijk niet vermelden. Dat brengt een spanningsveld teweeg.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Het gaat inderdaad over publieke mandaten. We hebben het over de vergoedingen als parlementslid, als burgemeester, als schepen, of als voorzitter van het OCMW. Het gaat ook over vergoedingen voor iemand die in een huisvestingsmaatschappij zetelt en eventueel daarvoor vergoedingen krijgt, of in een intercommunale. Het gaat niet over de inkomsten van iemand die daarnaast nog een advocaten- of artsenpraktijk heeft, of bij een werkgever werkt.
Artikel 70, paragraaf 4, van het Gemeentedecreet bepaalt het volgende: "De som van de wedde van burgemeester of schepen en van de vergoedingen, wedden en presentiegelden, ontvangen als bezoldiging voor de door de burgemeester of schepen naast zijn mandaat uitgeoefende activiteiten, is gelijk aan of lager dan anderhalve maal het bedrag van de vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement. Voor de berekening van dat bedrag komen de door de burgemeester of schepen ontvangen vergoedingen, wedden en presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard, in aanmerking. Als het plafond, bedoeld in het eerste lid, wordt overschreden, wordt de som van de vergoedingen, wedden of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard, bedoeld in het eerste lid, verminderd tot het passende bedrag. De burgemeester en schepenen brengen de gemeenteraad schriftelijk op de hoogte van de bezoldigde activiteiten die ze naast hun mandaat uitoefenen."
En dat moet onverwijld gebeuren, mijnheer Van Hauthem.
De heer Joris Van Hauthem: Daar twijfel ik niet aan.
Minister Marino Keulen: De filosofie is daarmee duidelijk. Ik ben derhalve van mening dat de burgemeester en schepenen de opsomming van hun bezoldigde activiteiten van politieke aard aan de gemeenteraad moeten meedelen, evenwel zonder de bezoldigde bedragen. Daar is niks mis mee. Als u naar de gemeentesecretaris gaat, moet hij u dat meedelen. Als u morgen zou zeggen dat u een boekhouder hebt aangeworven, hoe gebeurt dan deze aanstelling? Iedereen die een beetje gemeentelijke ervaring heeft, weet dat. Dan staat er boekhouder, weddeschaal B&, B3, eventueel 15 jaar anciënniteit. Als u precies wilt weten hoeveel hij of zij verdient, moet u niet in het aanstellingsbesluit kijken. Maar als u naar de gemeentesecretaris stapt en hem vraagt wat aan de boekhouder wordt uitbetaald, zal hij u het bedrag meedelen. Ook op die wijze wordt meegedeeld wat de burgemeester, de schepen, naast een parlementair mandaat aan inkomsten ontvangt van de gemeente voor het werk dat hij of zij levert.
De gemeentelijke administratie moet, indien zij erom vraagt, anderzijds wel in het bezit worden gesteld van de bedragen. Het gemeentebestuur moet immers uitmaken of als gevolg van een eventuele overschrijding van het bij decreet vastgelegde plafond van anderhalve maal het bedrag van de vergoeding van de leden van het Vlaams Parlement, overeenkomstig artikel 70, paragraaf 4, tweede lid, van het Gemeentedecreet, een vermindering op de bezoldiging moet gebeuren tot het passende bedrag, zoals bepaald in artikel 70, paragraaf 4, tweede lid.
Het is uiteindelijk de gemeentesecretaris die met toepassing van artikel 163 van het Gemeentedecreet zal controleren of de wedde die uitbetaald wordt regelmatig en wettelijk is. Ook bij de gemeentesecretaris kunt u u als raadslid informeren. Hij is verplicht om u de informatie te leveren aangaande de wedden van de burgemeester of schepen die daarbuiten ook eventueel nog parlementair is.
Voor de volledigheid vestig ik er nog de aandacht op dat de informatieverplichting, opgenomen in artikel 70, paragraaf 4 van het Gemeentedecreet, geen verband houdt met de verplichting voor mandatarissen om een mandatenlijst en een vermogensaangifte in te dienen bij het Rekenhof. Ook daar worden geen bedragen vermeld. Ik zal mijn standpunt via de website van het agentschap voor Binnenlands bestuur bekendmaken aan de gemeentebesturen. Het agentschap zal mijn standpunt ook meedelen via één van de volgende edities van haar elektronische nieuwsbrief ´Binnenl@nd´. We kennen de site intussen. U hebt het volste recht om dat concreet te weten en te controleren. Het volstaat u daar bij de gemeentesecretaris over te informeren, en dan krijgt u precies het bedrag dat de betrokken titularis ontvangt.
De voorzitter: De heer Van Hauthem heeft het woord.
De heer Joris Van Hauthem: Mijnheer de minister, het is toch een beetje vreemd. Enerzijds hebben we het standpunt van de VVSG, van het agentschap voor Binnenlands Bestuur waar de VVSG te rade is gegaan - ik kan u het e-mailverkeer overhandigen - en van een van de raadgevers van uw kabinet, die aan de stad Dendermonde heeft gezegd:?Alleen de mandaten, niet de bezoldiging.? En anderzijds hebben we een uitspraak van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant. En daarvan zegt u, mijnheer de minister:?Mijnheer De Witte, u hebt het verkeerd voor.?
Minister Marino Keulen: Ik geef u mijn visie. Het decreet is wat dat betreft duidelijk. Het zegt niets over de bedragen. En ik zeg u opnieuw dat er niets geheim aan is. U moet de gegevens vragen aan de secretaris.
De heer Joris Van Hauthem: De gouverneur van Vlaams-Brabant zegt heel duidelijk wat het overzicht moet bevatten: de vergoedingen, wedden en presentiegelden die voortvloeien uit alles wat in uw paragraaf 4 staat. Dat moet dus niet.
Het is toch een beetje schizofreen dat een gemeenteraadslid naar de secretaris kan stappen om een overzicht te vragen. De secretaris kan dat niet weigeren. Dat zal ik onthouden.
Minister Marino Keulen: Hij moet dat doen. Dat is openbaarheid. Hij kan dat niet weigeren.
De heer Joris Van Hauthem: Laat ons dan eerlijk zijn, mijnheer de minister: waarom maken we het zo moeilijk? Die bezoldigingen zijn toch geen geheimen? Wat een Vlaams parlementslid verdient, staat te lezen in Het Staatsblad. Ik vind dat normaal. Wat u als minister verdient, staat te lezen in Het Staatsblad. Wat de burgemeester op zich verdient, staat te lezen in Het Staatsblad. Maar eventuele vergoedingen uit bijkomende publieke mandaten, daarvoor moet je bij de secretaris zijn. Ik begrijp niet goed wat het verschil is. Waarom de wedde van de burgemeester wel bekendmaken, en eventuele bijkomende presentiegelden omdat hij in een intercommunale of wat dan ook zetelt, niet? Waarom moet dat zo worden afgeschermd?
Minister Marino Keulen: U begrijpt natuurlijk wat u wilt begrijpen. U bent - en dat bedoel ik ook in de positieve zin - te intelligent om het niet te vatten. We zeggen ook niet wat de gemeentesecretaris verdient. Wie dat wil weten, kan dat perfect te weten komen.
De heer Joris Van Hauthem: Dat is iets anders. Dat is een ambtenaar.
Minister Marino Keulen: De vergoedingen uit uw politieke mandaten zijn bekend. U kunt zichzelf geen vergoeding toekennen. Dat is duidelijk genormeerd. Het feit dat de secretaris u dat moet meedelen, heeft niets te maken met artikel 70, paragraaf 4, maar wel met artikel 30, paragraaf 1. Daarin staat duidelijk dat de gemeenteraadsleden het recht van inzage hebben in alle dossiers, stukken en akten die het gemeentebestuur of het bestuur van de gemeente betreffen. Op die basis moet men u dat geven.
De heer Joris Van Hauthem: Ook als men in een intercommunale zit?
Minister Marino Keulen: Ja. Men zetelt daarin ook namens de gemeente. Als men daarin zetelt als privé-aandeelhouder, valt het er natuurlijk buiten.
De heer Joris Van Hauthem: Dat is iets anders, daarover zijn we het eens. We hebben het over publieke mandaten.
Minister Marino Keulen: De gemeente moet in staat zijn te berekenen of u aan die anderhalve keer de parlementaire wedde komt. Bij de toepassing van dat principe moet die informatie hoe dan ook beschikbaar zijn op de gemeente. Men moet haar meedelen aan de administratie, zodat zij die berekening kan maken. U hebt daar recht op inzage.
De heer Joris Van Hauthem: Men kan dus bij de secretaris al die bezoldigingen opvragen. We hebben het hier uiteraard enkel over de publieke mandaten.
Minister Marino Keulen: En men moet aangifte doen van die bezoldigingen. Het gaat hier om dat anderhalf en om de berekening die moet uitwijzen hoe men hier al dan niet correct is.
De heer Joris Van Hauthem: Het gaat niet alleen daarom. Wie moet het kunnen controleren? U zegt nu blijkbaar dat de secretaris dat elk jaar berekent.
Minister Marino Keulen: Ja, hij is natuurlijk verantwoordelijk voor de wettelijkheid en de regelmatigheid van de uitgaven.
De heer Joris Van Hauthem: Dat was ook mijn vraag. Wie bekijkt dat eigenlijk, of dat anderhalf niet gestegen is? Dat moet dan weer worden verminderd. En het kan van jaar tot jaar verschillen in functie van het aantal algemene vergaderingen van intercommunales. De secretaris moet dat elk jaar opnieuw controleren. Het gemeenteraadslid kan en moet zelfs die informatie krijgen als hij bij de secretaris gaat vragen wat de presentiegelden zijn van de schepenen en de burgemeester in deze of gene intercommunale of gemeentelijke vzw of wat dan ook. Maar er zijn ook publieke mandaten die niets te maken hebben met de gemeente. Je kunt bijvoorbeeld burgemeester zijn én parlementslid. Hoe gaat de secretaris dat controleren?
Minister Marino Keulen: Bij mijn weten wordt dat vanuit de parlementen meegedeeld aan die gemeenten.
De heer Joris Van Hauthem: Dus ook de publieke mandaten die niet rechtstreeks te maken hebben met de gemeentelijke mandaten, met het burgemeesterschap of schepenschap, ook dat kan men bij de secretaris opvragen?
Minister Marino Keulen: Uiteraard. Anders kan men die berekening niet maken.
Mevrouw Hilde De Lobel: Ik wil nog een kleine bijkomende vraag stellen. We hebben het nu uitgespit dat het geldt voor alle publieke mandaten. Maar geldt het ook voor uittredingsvergoedingen, bijvoorbeeld voor een bestendig afgevaardigde van de provincie?
Minister Marino Keulen: Ik wil dat wel natrekken. Ik ga er hier geen slag in slaan.
De heer Joris Van Hauthem: Het gaat over een gedeputeerde die een uittredingsvergoeding krijgt als gedeputeerde, die dat niet meer is omdat hij ondertussen burgemeester is geworden.
Minister Marino Keulen: Wij zullen dat natrekken en dan laat ik het u weten, mevrouw De Lobel.
De voorzitter: Het incident is gesloten.
Mijnheer de minister, bent u van plan om dit tuchtonderzoek te starten tegen deze drie heren die nu zetelen als schepen? Wat brengt de onmiddellijke toekomst en de toekomst op middellange termijn? U zult ze niet benoemen, maar wat dan? Er moet dan een nieuwe voordracht komen, maar dat kunnen niet meer dezelfde mensen zijn. Wat als dit allemaal op zich laat wachten? Wat zult u dan ondernemen? Het kan niet zo zijn dat alles op zijn beloop wordt gelaten. U hebt zelf al verwezen naar de mogelijkheid om een burgemeester van buiten de raad te benoemen. Wilt u dat doen? De inwoners van deze gemeenten hebben per slot van rekening ook recht op duidelijkheid anderhalf jaar na de gemeenteraadverkiezingen. Wat is de stand van zaken in het onderzoek naar schepen Libert van Sint-Genesius-Rode?
Minister Keulen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, dames en heren, gisteren hebben we in de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden al over dit onderwerp met elkaar van gedachten gewisseld. We hadden ook al een minidebat gehad naar aanleiding van de budgetcontrole. Laat het duidelijk zijn dat ik op mijn standpunt blijf. Er zijn ook geen nieuwe elementen in het dossier. Ik ga de drie afgewezen burgemeesters niet benoemen. Ze hebben dat aangekondigd, maar ik heb nog altijd geen voordrachten ontvangen. Zoals u weet, komen die voordrachten binnen bij de gouverneur van Vlaams-Brabant, en dan pas bij mij. Maar ook daar is nog altijd niets binnen. De feiten waarom ik de drie burgemeesters niet benoemd heb, zijn de overtreding van de taalwetgeving, allerhande incidenten en provocaties, en minstens zo belangrijk is het systematisch en permanent afwijzen van het Vlaamse toezicht. Dat wordt genegeerd en alle hoop wordt op de federale overheid gesteld. Die drie gemeenten zijn een onderdeel van Vlaanderen en dat blijft ook zo.
Wat me sterkt in mijn houding is dat de drie afgewezen burgemeesters van Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem nooit beroep hebben aangetekend tegen mijn beslissing bij de Raad van State. Ze hebben gewoon de termijnen laten verstrijken. Dat sterkt me in mijn geloof en overtuiging dat ik op 14 november 2007 een beslissing heb genomen die juridisch is gestoeld op sterke argumenten en alleszins niet op los zand, want anders was de procedure bij de Raad van State door de drie zeker aangevat.
Mevrouw de voorzitter, dames en heren, het is ook heel belangrijk dat we twee mythes uit de wereld helpen. Een ervan is een hardnekkige die steeds terugkeert: de regeringscommissaris. Ik weet niet wie dat ooit heeft bedacht. Ik probeer het altijd goed uit te leggen aan mensen die me daarover ondervragen. We kennen niet het systeem dat een regeringscommissaris permanent en integraal het bestuur van een gemeente overneemt. We hebben dat ooit een keer meegemaakt in de meest onzalige periode in onze geschiedenis: van juli 1944 tot september 1944. Als gevolg van de Duitse bezetting is er een regeringscommissaris gekomen. We kennen het niet in ons land binnen de rechtsstaat, binnen de democratie dat een regeringscommissaris integraal het bestuur van een gemeente overneemt. Het kan wel dat een regeringscommissaris een onwettelijke beslissing van een bestuur corrigeert. De regeringscommissaris kan ook als een bestuur een beslissing weigert te nemen, in de plaats van dat bestuur die beslissing uitvoeren. Het klassieke voorbeeld is dat als het bestuur om welke reden dan ook weigert om iemand in te schrijven in het bevolkingsregister, de regeringscommissaris ervoor zorgt dat de persoon in kwestie wordt ingeschreven in de gemeente waar hij zich wil vestigen of ondertussen al woont.
Een tweede correctie die ik moet doorvoeren en die ik vandaag ook in de media heb gelezen, is dat er een plafond zou staan op het aantal voordrachten dat men kan doen voor het ambt van burgemeester. Mijnheer van Hauthem, er staat nergens in de wet een cijfer. Er staat nergens dat dit maximaal twee keer mag gebeuren. Er is uiteraard wel politiek een limiet, maar er staat nergens in de wet dat dit maximaal twee keer mag. Ik lees dat vandaag als wetenschap in de kranten.
Laten we dus de mythe dat het kan dat de regeringscommissaris gedurende een bepaalde periode het bestuur van een stad of gemeente integraal waarneemt, definitief uit de wereld helpen: onze wetgeving staat dat niet toe. Hetzelfde geldt voor het cijfer over het aantal voordrachten dat men kan doen voor een lokaal uitvoerend mandaat: de wet heeft op dat vlak niets bepaald.
Wat zal ik verder doen? Ik zal een tactisch verantwoorde houding aannemen. De oud-viceminister-president, die vandaag gouverneur van Limburg is, schudde in dat verband een goede formule uit de mouw: "Niet jagen met de fanfare op kop". Zij hebben nieuwe stappen aangekondigd. Tot vandaag heb ik nog geen enkel document of voordracht ontvangen. Ik moet dus vandaag geen reactie bekendmaken. Ik heb daarover wel iets gelezen in de pers, maar zal wel zien wat er gebeurt.
Ik hoop wel dat in die drie gemeenten het gezond verstand zegeviert en men een kandidaat-burgemeester voordraagt die kan rekenen op een meerderheid in zijn of haar gemeenteraad maar niet een van de drie afgewezen kandidaten is. Laat dat duidelijk zijn. Het denkspoor om een burgemeester buiten de gemeenteraad te zoeken, is slechts een uiterste piste. Ik zou het zelf een fiasco voor de democratie vinden dat men in een gemeenteraad waarin twintig of dertig mensen zetelen die democratisch zijn verkozen door de inwoners van de gemeente, niemand zou vinden die in staat zou zijn om het ambt van burgemeester uit te oefenen.
Ik lees in de Franstalige pers zaken over wat ik met Libération heb gedaan. Ik heb niets tegen Franstaligen. Wie mij kent, weet dat ik gemakkelijk met andere mensen door één deur kan. Ik heb echter wel mijn principes. Ik handhaaf de rechtsstaat. Ik heb kandidaten benoemd die zijn voorgedragen door een duidelijke Franstalige meerderheid in Drogenbos, Wemmel en Sint-Genesius-Rode. Ik heb ook mensen een kans gegeven om hun oorspronkelijke fout te herstellen. Mevrouw Myriam Delacroix-Rolin was in 2006 in de fout gegaan met de oproepingsbrieven voor de gemeente- en provincieraadsverkiezingen in Sint-Genesius-Rode. Voor de wetgevende verkiezingen van 2007 heeft ze het wél correct aangepakt. Ze heeft haar herkansing dus gekregen en benut.
Mijnheer Van Hauthem, wat de oproepingsbrieven voor de federale verkiezingen betreft, is niet alleen de federale wetgeving maar zijn ook de omzendbrieven-Peeters en -Martens van toepassing. Het is vreemd dat de burgemeesters altijd verwijzen naar de federale bestuurstaalwetgeving. Wij hebben het ook over de federale wetgeving. Niet dit parlement, de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur of de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden maar de Raad van State heeft gezegd dat die omzendbrieven wettelijk in orde zijn. Wie zijn wij dan om de uitspraken van het hoogste rechtscollege van dit land naast ons neer te leggen?
Kom hier niet vertellen dat ik inschikkelijk ben. De commentaren in de Franstalige pers en de opinie van de drie afgewezen burgemeesters tonen aan dat men allesbehalve vindt dat ik slap reageer. Ik ben correct en handhaaf de rechtsstaat en de wetgeving. U weet dat de Raad van Europa zich erg voor dit dossier interesseert. Tegenover de internationale instellingen maak ik duidelijk dat ik de rechtsstaat aan mijn kant heb. Ik verander niet van koers. De drie hebben stappen aangekondigd. Zodra ze dat ook hebben gedaan, ben ik terug aan zet en maak ik mijn opinie kenbaar.
Mijnheer de minister, u slaagt er steeds opnieuw in om op vragen over dit dossier te antwoorden voor de galerij, maar nooit te antwoorden op de vragen van de parlementsleden zelf. (Opmerking van minister Keulen)
U hebt niet geantwoord op de vraag of u bijvoorbeeld overweegt om de tuchtprocedure op te starten. U hebt daar niet naar verwezen. U zegt niets. In feite hebt u vandaag niets gezegd. U hebt gezegd dat u de drie terecht hebt afgezet, en ze even terecht de volgende keer niet zult benoemen.
En als we dan vragen hoelang ze nog met uw voeten gaan spelen en de carrousel nog blijft voortduren, antwoordt u niks. Ik zit op mijn lijn, zegt u. Ik vraag dan welke lijn? U staat daar de rechtsstaat te spelen, en terecht. Ik lees dat niet alleen de heer Maingain, maar ook de heer Reynders zegt dat de Raad van State en de omzendbrief-Peeters allemaal van geen tel zijn. U moet me eens één burgemeester in heel Vlaanderen opnoemen die zich zou kunnen permitteren wat deze drie heerschappen met de steun van de MR en met de steun van het FDF zich nu al meer dan een jaar permitteren. U hebt een jaar nodig gehad om vast te stellen dat de taalwetgeving geschonden was. U hebt een jaar nodig gehad om vast te stellen dat de oproepingsbrieven niet correct volgens de omzendbrief-Peeters waren verzonden ondanks het arrest van de Raad van State. Een jaar hebt u nodig gehad om te zeggen: "Ik ga ze niet benoemen."
Dan komen we in januari bij u terug. Ze zijn niet benoemd. Wat gaat u nu doen? Het resultaat van het niet benoemen, is dat ze nog burgemeester zijn. Als u niets doet, blijven ze nog vijf jaar burgemeester. Nu gaan ze opnieuw hun kandidatuur indienen. U zegt dan dat u ze niet gaat benoemen. Dan draait de carrousel nog maar eens een toer voort. Wat zegt de minister dan voor de galerij? Ik zit op mijn lijn, ik ben correct, ik speel de rechtsstaat. Ja, maar daarmee is het probleem nog niet opgelost.
We hebben naar oplossingen gevraagd voor dat probleem. Een van de oplossingen is inderdaad de tuchtprocedure inzetten. U hebt gelijk als u zegt dat er in het decreet geen limiet staat vermeld op het aantal keren dat men dezelfde kandidatuur mag indienen. Dat is juist. Dat bevestigt mijn stelling. Men kan dus nog 35 keren dezelfde kandidatuur indienen. Dat bevestigt u hier, en u hebt gelijk. Mijn vraag is wat u nu gaat doen. Vandaag zegt u dat u niks doet. Mijn vraag is waar u uw instructies vandaan haalt. De MR stelt dat zolang ze niet benoemd zijn, ze niet over de tweede fase van de staatshervorming willen spreken. Dan is het afgelopen. Van wie krijgt u uw instructies? Van de Wetstraat 16? Of van de Melsensstraat? Daarmee is het probleem nog niet opgelost.
We mogen toch wel van u in april 2008 vragen, mijnheer de minister, om die heerschappen alsjeblieft eens af te zetten. U antwoordt niet, ontwijkt de vraag en fietst eromheen. U zegt de voordracht te zullen binnenkrijgen en ze niet te zullen benoemen. Daarmee is het probleem niet opgelost. Met al uw bravoure die u nu al maanden aan een stuk tentoonspreidt, stel ik vast dat u geen oplossing biedt. U ontwijkt de problemen. U ontgoochelt ons, mijnheer de minister. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de minister, ik heb nooit gezegd dat u soepel was. De heer Van Hauthem speelt natuurlijk zijn rol. Ik zet me wat af tegen de teneur van de heer Van Hauthem. In de Franstalige kranten is de teneur helemaal anders. Het feit dat de MR en de FDF dit weer aangrijpen om de komende communautaire besprekingen te hypothekeren, bewijst dat de niet-benoeming zeer diep in hun vlees snijdt. Dat moet niet worden onderschat. Ik heb geen vragen bij uw rechtlijnigheid. Integendeel, maar de vraag blijft wel welke eventuele tuchtsanctie kan worden opgestart.
Ik meen dat het dossier dik genoeg is om er werk van te maken. Ik herhaal wat ik vroeger al heb gezegd. Zijn er bijkomende elementen voorhanden om dat tuchtdossier op te starten? U zegt dat het niet kan blijven duren, maar dat er geen limiet is op het aantal keren dat men een voordracht kan indienen. Er is echter wel een politieke limiet.
Mijn vraag is wanneer die politieke limiet voor u bereikt is. Dat zou ik wel eens duidelijk willen weten. Ook de inwoners van die betrokken gemeenten hebben stilaan recht op duidelijkheid.
Reken alstublieft niet op het gezond verstand. Wanneer er één gram gezond verstand zou zijn geweest, dan had men nu deze zelfde drie mensen niet voorgedragen. Men speelt hier bewust een politiek spelletje. Men laat bewust de carrousel draaien, maar dat kan niet eeuwig blijven duren. Vroeg of laat is de politieke limiet toch bereikt - en, wat mij betreft, eerder vroeg dan laat.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik zou me willen aansluiten bij wat de heer Demesmaeker zegt. Om u gerust te stellen: Verhofstadt zit niet meer in de Wetstraat 16. Leterme zit daar nu.
Er zijn bij mijn weten geen instructies gegeven vanuit de Wetstraat 16 aan onze fractie of aan de minister-president om een andere houding aan te nemen. Onze fractie steunt de minister volledig in de houding die hij tot nu toe heeft aangenomen. Ik denk dat hij heel consequent is geweest. Hij was het op een gegeven moment spuugzat. Hij heeft geen procedurefouten gemaakt. Het zou dus gevaarlijk zijn als hij nu zou zeggen dat hij geen dossier heeft ontvangen of dat hij een regeringscommissaris zal sturen of dat hij een burgemeester buiten de raad zal benoemen.
De Franstaligen wachten op juridische fouten. Ze proberen ons te provoceren. Bovendien proberen ze de martelaar uit te hangen. Ze hebben de wet overtreden en de burgemeesters worden niet benoemd. De minister heeft dat in alle duidelijkheid gezegd. We zullen de volgende weken zien wat dat betekent. Als er een voordrachtsdossier komt, zal hij dat met hetzelfde geduld bekijken als indertijd - en ik ben schaars met lof toezwaaien.
In La Libre Belgique lees ik dat de Franstaligen zeggen: ?ça vaut une crise?. Wel, het kartel CD&V-N-VA koppelt de niet-benoeming van burgemeesters niet aan de tweede fase van de staatshervorming. Ze moeten zich er geen illusie over maken dat de losprijs voor de tweede fase de benoeming van de burgemeesters zal zijn. Dan is het voor ons: ?ça vaut une crise?. Laat ons zeer duidelijk zijn dat die twee niets met elkaar te maken hebben. De minister moet oordelen op basis van een dossier binnen de vastgestelde termijnen. Als men een tuchtrechterlijke sanctie neemt, mag de termijn ten hoogste zes maanden bedragen.
Laat ons van hen geen martelaren maken. Laat ons niet beginnen met een burgemeester buiten de raad te benoemen. Dat is ooit gebeurd in Voeren door minister Nothomb. Twee dagen later moest de burgemeester ontslag nemen want hij moet natuurlijk ook een meerderheid hebben in de gemeenteraad enzovoort. De heer Droeven is nadien benoemd.
Ik zou dus voorzichtig zijn om zoiets te doen. De heer Van Hauthem vraagt zelfs dat minister Keulen zou aankondigen dat hij iemand buiten de raad zal benoemen. In de oppositie moet je ook eens kunnen zeggen dat iemand iets goed doet. Wel, minister Keulen doet het goed. Hij heeft het tot nu toe onberispelijk gedaan. (Applaus bij Open Vld)
Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb dit dossier gisteren opnieuw aangekaart in de commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, naar aanleiding van de nieuwe gegevens die opdoken in de media.
Op 24 oktober 2007 hebben we in de plenaire vergadering aan u enkele vragen gesteld over hetzelfde onderwerp. We vroegen toen hoe de procedure verder zou verlopen. Gisteren hebt u in de commissie al gezegd tot u niet zult overgaan tot de benoeming van deze drie burgemeesters. Zes maanden geleden zei u in deze vergadering dat u het beu was en dat u het spuugzat was.
Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie Vergadering van 06/05/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Laurence Libert tot de heer Frank Vandenbroucke, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Werk, Onderwijs en Vorming, over het project Fitte School
De voorzitter: Mevrouw Libert heeft het woord.
Mevrouw Laurence Libert: Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, alle onderzoeken wijzen uit dat obesitas bij kinderen toeneemt. Obesitas heeft zeer kwalijke gevolgen voor de ontwikkeling van het kind, en dit niet alleen fysiek maar zeker ook mentaal. Ook de kosten voor het RIZIV en de maatschappij in het algemeen, mogen niet worden onderschat. Lichaamsbeweging is heel belangrijk om obesitas bij kinderen tegen te gaan. Juist daar blijkt België achterop te hinken ten opzichte van Europa. Uit cijfers blijkt dat kinderen een uur per dag aan sport of aan beweging zouden moeten doen om op een gezonde manier overgewicht tegen te gaan, maar helaas blijkt tweederde van de kinderen daar niet aan toe te komen. Uit een artikel in Het Belang van Limburg van januari blijkt ook weer dat ouders vaak blind zijn voor het overgewicht van hun kroost. Kortom, overgewicht neemt toe en de problematiek daaromtrent ook.
Op 29 maart 2007 heb ik minister Anciaux ondervraagd over zijn initiatieven omtrent sportbeleid (Hand. Vl. Parl. 2006-07, nr. C156).Hij gaf een aantal initiatieven aan, waaronder Fitte School als een succesvol project. Hij ondersteunt dat samen met Onderwijs en de minister-president. Ik zou de minister om meer informatie over de concrete evolutie van het project Fitte School willen vragen.
Fitte School is een baanbrekend Vlaams project dat scholen stimuleert om binnen het eigen gezondheidsbeleid aan beweging en gezonde voeding te werken. Het project loopt sedert 2005 in de Vlaamse scholen. Het gaat om een initiatief van drie partners, met name de Stichting Vlaamse Schoolsport (SVS), het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie (VIG) en het Nutrition Information Center (NICE). De drie partners hebben de handen in elkaar geslagen om het belang van beweging, sport en gezonde voeding samen op school aan te pakken. Het project wordt door de minister van Jeugd en Sport en door de minister-president, bevoegd voor het landbouwbeleid, ondersteund. Het geniet tevens de steun van de ministers van Volksgezondheid en Onderwijs.
Fitte School bouwt verder op de algemene methodieken inzake gezondheidsbevordering op school en zorgt voor een concrete invulling van het gezondheidsbeleid op school. Deelnemende scholen kunnen op een ruim ondersteuningspakket rekenen. Dit pakket omvat een pedagogisch dossier, acties en materialen, nascholingen, een interactieve website, uitwisseling van goede praktijkvoorbeelden en een feestelijke apotheose als afsluiting van het schooljaar.
Het tijdschrift Klasse kiest uit de ´fitte scholen´ geregeld een topper. Die school krijgt een ploeg van Klasse over de vloer en kan in een reportage over de genomen gezondheids- en bewegingsinitiatieven vertellen.
Momenteel neemt reeds 93 percent van de scholen deel aan dit succesvol project, dat tijdens een conferentie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) in 2006 een award in de wacht heeft gesleept. De WGO heeft dit project uit 202 inzendingen uit 35 Europese landen als een van de vijf beste praktijkvoorbeelden geselecteerd.
Het project Fitte School ontvangt vanuit verschillende departementen subsidies. Deze financiële ondersteuning is niet structureel en is een eerste keer in 2005 toegekend. Sindsdien zijn er jaarlijks verlengingen geweest. Tot op heden is evenwel nog geen bevestiging van de voortzetting van de subsidiëring voor het schooljaar 2008-2009 gegeven.
Mijnheer de minister, hebt u, gelet op het algemeen succes, al stappen ondernomen om de financiële steun structureel te verankeren? Fitte School is een initiatief dat ten gevolge van de samenwerking van verschillende partners tot stand is gekomen. Hoe ziet u dit project verder evolueren? Momenteel leveren vier ministers een financiële bijdrage. Hebt u plannen om dit project een duidelijker plaats in het onderwijslandschap te geven?
De voorzitter: Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw de voorzitter, de Vlaamse Regering beschouwt de preventieve gezondheidszorg als een prioritair beleidsthema. Ik verwijs in dit verband naar het Vlaams regeerakkoord en naar het akkoord dat ik op 27 januari 2006 met de ministers bevoegd voor Volksgezondheid, Sport en Landbouw heb gesloten. Deze intentieverklaring maakt het mogelijk afspraken over gezondheidsbevorderende acties in het onderwijs te maken.
Wat de diverse initiatieven betreft die met betrekking tot deze intentieverklaring zijn genomen, verwijs ik naar het antwoord dat ik op 30 november 2007 op een vraag om uitleg van mevrouw Robeyns heb gegeven (Hand. Vl. Parl. 2007-08, nr. C36). Het project Fitte School is een van de gevolgen van de intentieverklaring. Het doel van het project is het aanreiken van een methodiek aan de scholen om een geïntegreerd voedings- en bewegingsbeleid uit te bouwen. De initiatiefnemers willen basis- en secundaire scholen ertoe aanzetten initiatieven te nemen om op basis van twee pijlers, met name evenwichtige voeding en beweging, een degelijk gezondheidsbeleid uit te werken. Dat beleid moet in het van de scholen verwachte gezondheidsbeleid worden geïntegreerd. De koppeling tussen voeding en beweging is uniek.
Fitte School is een project dat door verschillende actoren, met name de SVS, het VIG en het NICE, wordt gedragen. Het VIG is verantwoordelijk voor het uitwerken van de methodiek, het opvolgen van de verdere inhoudelijke ontwikkelingen en het ondersteunen van het implementatieproces. Dat laatste moet onder meer door middel van deskundigsheidsbevordering gebeuren. Het NICE is de voedingsinformatiecel van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM). De opdracht van het NICE bestaat uit het verzamelen van actuele en relevante wetenschappelijke informatie over voeding en gezondheid. De SVS is de drijvende kracht achter de organisatie van onderwijsgebonden sport.
Het project is in de reguliere acties ´Schoolsport doe je niet alleen´ en ´Schoolsport geeft je kleur´ van de SVS geïntegreerd. De doelstelling is het stimuleren van scholen om initiatieven op sportief vlak te nemen, het stimuleren van sportbeoefening door alle leerlingen en het stimuleren van de uitbouw van een schoolsportnetwerk. Deze integratie spoort elke school aan om niet enkel aan schoolsport, maar ook aan gezonde voeding en beweging te werken.
De SVS wordt vanuit twee beleidsdomeinen, Onderwijs en Vorming en Jeugd, Cultuur en Sport, gefinancierd. De SVS ontvangt reeds een structurele basisondersteuning voor de eigen werking en het eigen personeel. Het decreet van 1 december 1993 betreffende de ondersteuning van de onderwijsgebonden sport regelt de praktische werking. Naast de personeelsmiddelen, waarvoor ik jaarlijks 123.000 euro in de begroting opneem, ontvangt de SVS tevens werkingsmiddelen. Voor het begrotingsjaar 2008 gaat het om 480.000 euro. De SVS ontvangt bijkomende middelen voor het project Fitte School. Deze middelen zijn facultatief. In 2005-2006 en in 2006-2007 ging het steeds om 25.000 euro. Voor het schooljaar 2007-2008 gaat het om 11.800 euro.
De vraag over de projectaanvraag voor het schooljaar 2008-2009 verbaast me. De SVS heeft mijn administratie bevestigd dat tot op heden nog geen projectaanvraag is ontvangen. De toekomst van het project is reeds met de betrokkenen besproken. We hebben afgesproken tegen het einde van dit schooljaar 2007-2008 tot een evaluatie over te gaan. Op het einde van de subsidieperiode zal het hele project worden geëvalueerd.
De voorzitter: Mevrouw Libert heeft het woord.
Mevrouw Laurence Libert: Het verbaast me dat de minister nog geen projectaanvraag voor volgend schooljaar heeft ontvangen. Ik heb andere informatie gekregen.
De minister heeft mijn laatste vraag in feite niet beantwoord. Het is de bedoeling Fitte School te evalueren. Mag ik hieruit afleiden dat het project zal worden afgevoerd of een andere vorm zal krijgen? Er is duidelijk geen sprake van een verankering als een aparte entiteit. De toekomstplannen van de minister zijn me niet duidelijk.
Minister Frank Vandenbroucke: Mevrouw Libert, ik weet niet waarom u over andere informatie beschikt. Misschien is er een aanvraag onderweg. Ik vind het alvast moeilijk me uit te spreken over iets wat ik nog niet heb ontvangen. U hebt allicht gevoeld dat ik dit project een warm hart toedraag. Dat betekent echter niet dat ik hier een aparte entiteit van wil maken. Indien de verschillende actoren het goed vinden, zullen we het project voortzetten. Het project past goed in het globaal beleid. Het probleem is dat ik het delicaat vind uitspraken te doen over iets wat ik nog niet heb gezien.
De voorzitter: Het incident is gesloten.
Mevrouw De Wachter, ik heb gisteren ook nog aan een aantal mensen uit de media uitgelegd dat de piste van de regeringscommissaris - buiten de onzalige periode van de bezetting - niet bestaat. In ons wettelijk bestel kan een regeringscommissaris niet het integrale bestuur van een gemeente of stad overnemen. We hebben dat nooit gekend.
Ik vind dat belangrijk, ook voor u als sociaaldemocraat: men kan de democratie niet uitschakelen. Hoogstens kan een regeringscommissaris een onwettelijke beslissing corrigeren of een beslissing die men niet neemt en behoort te nemen, treffen in de plaats van de verantwoordelijken van de gemeente. Dat is de basis van ons wettelijk bestel. Ik heb dat niet uitgevonden en dat is ook geen interpretatie. Ik zie de piste van de regeringscommissaris geregeld opborrelen. Zelf heb ik die nooit aangesneden en het is hier ook niet van toepassing.
Mijnheer Van Hauthem, u zegt doodgemoedereerd dat ik naar hier ben gekomen en niets heb gezegd. U moet eens praten met de Franstalige pers en de mensen die actief zijn aan de overzijde van de taalgrens. Als ik zeg dat er geen nieuwe elementen zijn in het dossier van de burgemeesters van Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem en ik de drie afgewezen kandidaten niet ga benoemen, vinden zij dat allesbehalve nietszeggend. Zij vragen of ik dat meen, en ik blijf inderdaad op mijn lijn. Ik zie geen nieuwe elementen en blijf bij mij standpunt.
De betrokkenen zijn zelfs nooit in beroep gegaan en hebben geen poging gedaan om mijn beslissing van niet-benoeming aan te vechten bij de Raad van State. Dat geeft aan dat we juridisch solide argumenten hadden, want anders was dat zeker gebeurd.
In de toekomst gaan we niet in provocaties stappen. Zij hebben iets aangekondigd, maar daar moeten we niet meteen op reageren. Het dossier komt terug naar ons en dan zullen we wel onze houding bepalen. Maar ik ga me niet laten provoceren. De wetgeving en de rechtsstaat zijn altijd mijn leidraad.
U vraagt wat die heren zich allemaal mogen permitteren ten opzichte van anderen. Mijnheer Van Hauthem, ze dachten dat ze zich veel mochten permitteren. Dat is nog altijd iets waar ze niet van bekomen zijn. Een van de belangrijkste motivaties om de drie niet te benoemen, is dat ik het voor mezelf niet kon maken dat een wetgeving moet worden gehandhaafd en toegepast door alle burgemeesters in Vlaanderen, maar dat er een soepele variant zou zijn voor de drie in Kraainem, Linkebeek en Wezembeek-Oppem, omdat het anders de heren niet zint.
Het is net omdat zij dachten dat ze zich meer konden permitteren dan hun 305 andere collega's in Vlaanderen, die dag in dag uit in de weer zijn om op het lokale terrein de rechtsstaat te handhaven, dat die drie niet zijn benoemd. Ik denk dat ik allesbehalve nietszeggend ben geweest, maar integendeel heel duidelijk ben. Dat is ook opnieuw aangekomen bij degenen waar de boodschap moet terechtkomen.
Mijnheer de minister, u neemt nu de Franstalige pers als referentie. Als de Franstalige pers op u schiet, bent u naar eigen zeggen goed bezig. Daar komt het ongeveer op neer.
Twee: het juridische karakter. Natuurlijk is uw beslissing van november juridisch zeer goed onderbouwd. Ik stel echter vast dat men ze aan de andere kant van de taalgrens niet aanvaardt. U staat daar rechtsstaat te wezen. Zeven jaar heeft men juridisch geprocedeerd over de rondzendbrief-Peeters, van 1997 tot 2004. De Raad van State heeft gezegd aan de Vlaamse Regering, toen minister Peeters en nu minister Keulen: u hebt gelijk, dat is de juiste interpretatie van de taalwetgeving. Als brave mensen zeggen we dan: we hebben toch juridisch gelijk gehaald. Ik stel dag na dag vast dat de Franstaligen dat zelfs niet aanvaarden.
Dat is hun probleem!
Dat is uw probleem en ons probleem, dat is niet hun probleem! Elk keer weer zeggen ze: het arrest van de Raad van State aanvaarden we niet! We halen juridisch gelijk, en we zijn hier allemaal tevreden, maar op het politieke terrein aanvaardt men dat niet. Wel, dan moet u politieke maatregelen nemen, mijnheer de minister, en niet zeggen dat het hun probleem is. Het gaat bij die benoeming over net dezelfde zaak. U hebt ze niet benoemd, u zult ze ook niet benoemen, en voorlopig is voor u de kous af. Het gevolg daarvan is dat ze burgemeester blijven. Ze zijn waarnemend burgemeester.
Ze zijn het niet! Ze hebben daardoor een schepen minder in hun college.
Dat kan hen geen moer schelen. Mijnheer de minister, u hebt een beslissing genomen die juist is. We hebben dat in november tegen u gezegd. Het gevolg daarvan is echter, en dat hebt u niet zo bedoeld, dat ze daar nog altijd als waarnemend burgemeester zitten en dus burgemeester zijn. Nu dienen ze opnieuw hun kandidatuur in om nog eens een toertje op de molen te draaien. Als wij dan vandaag zeggen dat het afgelopen moet zijn, dan zegt u: neen, het is niet afgelopen. Desnoods doen ze dat 35 keer.
Als u me citeert, moet u correct zijn. U citeert me niet correct.
We vragen u al maandenlang - we zijn niet de enigen, ook mevrouw De Wachter vraagt dat - wanneer u het instrument van de tuchtsanctie boven zult halen, want dat kunt u wel doen. U durft dat niet. U zegt hier: we zullen wel zien. U schuift de zaak voor u uit, mijnheer de minister. Ze blijven nog altijd burgemeester.
Ze zijn geen burgemeester en hebben ook een schepen minder.
Commissie voor Wonen, Stedelijk Beleid, Inburgering en Gelijke Kansen Vergadering van 17/04/2008
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Jans tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de terugvordering van de renovatiepremie door het Vlaams Woningfonds
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het is met grote bescheidenheid dat ik hier deze vraag kom stellen, ik ben namelijk geen lid van deze commissie. Er werd mij echter een concreet probleem gesignaleerd en dat wou ik graag aan u voorleggen. Mijn vraag gaat over de renovatiepremie. Over de kosten die gepaard gaan met wonen of met het verbouwen, het kopen of het huren van een woning, werd hier al heel veel gesproken. Ik kom daarom snel tot de kern van mijn vraag.
Werken aan de woning uitvoeren, kan financieel heel zwaar doorwegen. Het Vlaams Woningfonds biedt gezinnen met minstens een kind ten laste, sociale leningen aan voor de aankoop of de bouw van een woning, maar ook voor de verbouwing van een woning. Het Vlaams Woningfonds krijgt hiervoor subsidies van de Vlaamse overheid. Aan de sociale leningen worden een aantal voorwaarden gekoppeld, in de eerste plaats een inkomensvoorwaarde. Uit het jaarverslag van het Vlaams Woningfonds blijkt dat heel wat gezinnen goed gebruik maken van de leningen.
Mensen die een sociale lening van dit woningfonds hebben gekregen voor de verbouwing van hun woning en die voor die werken een beroep doen op de Vlaamse renovatiepremie, moeten het bedrag dat zij recupereren via de Vlaamse renovatiepremie afstaan aan het Vlaams Woningfonds. Het bedrag van de premie kan hoog zijn en kan het verschil maken bij een verbouwing. Dat bedrag wordt in mindering gebracht van het geleende bedrag, maar dat gebeurt echter pas op het einde van de afbetalingsperiode.
Heel concreet betekent dit dat de maandelijkse afbetalingen niet verminderen, maar dat de afbetalingstermijn korter wordt. Zo betaalt iemand bijvoorbeeld 180 maanden af in plaats van 195 of 200 maanden. Het geld dat men recupereert van de premie, kan men dus niet concreet investeren in de woning. De premie die zou moeten dienen om mensen te stimuleren om hun woning aan te passen, heeft dus pas effect na vele jaren. Nochtans hebben de mensen de middelen nodig op het moment dat ze de premie aanvragen, en niet na 10, 15, 18, 20 of 25 jaar.
Mijnheer de minister, klopt het dat ontleners bij het Vlaams Woningfonds het bedrag dat zij terugkrijgen van de renovatiepremie, moeten afstaan aan het Vlaams Woningfonds? Zo ja, waarop is dit gebaseerd? Gebeurt dit ook bij andere sociaalkredietverleners?
Momenteel wordt het bedrag dat men ontvangt op basis van de renovatiepremie, in mindering gebracht op het einde van de afbetalingstermijn. Zou het niet beter zijn om het bedrag te spreiden over de volledige afbetalingstermijn en om het vanaf de eerste afbetalingsmaand kleiner te maken? Ik kan deze vraag ook doortrekken, want waarom kunnen de mensen de premie niet gewoon uitbetaald krijgen en hun lening gewoon terugbetalen?
Mijn laatste vraag gaat over alle andere stimulerende maatregelen die in het verlengde liggen of de voorganger zijn van de Vlaamse renovatiepremie. Worden ook die tegemoetkomingen en premies opgevorderd door het Vlaams Woningfonds, en waarom wel of niet?
De voorzitter: Mevrouw Guns heeft het woord.
Mevrouw Dominique Guns: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, toen ik de vraag las, vond ik het ook een beetje eigenaardig dat mensen in dit geval de renovatiepremie, die anderen op hun rekening ontvangen, niet zelf ontvangen. Ik heb hierover twee vragen, die in het verlengde liggen van de vragen van mevrouw Jans.
Waarom wordt het bedrag niet afgetrokken van het kapitaal? Als het kapitaal wordt verminderd, worden immers ook de intresten verminderd, waardoor men op het einde veel minder betaald zal hebben dan wanneer de laatste maanden worden geschrapt. Het kan zijn dat dit een probleem schept in verband met de hypotheek en dat een wederbelegging nodig is. Dat kan een reden zijn om het niet te doen.
Indien het niet kan wegens de hypotheek en wederbelegging, waarom opteert men dan niet voor het volgende? Stel dat iemand 500 euro per maand zou moeten betalen en een premie krijgt van 2000 euro, dan kan men toch beslissen om de eerste vier maanden te schrappen? Voor iedereen, ook voor ons, kapitaalkrachtigen, zijn de eerste maanden het moeilijkst. Iedereen bouwt immers naar de middelen die hij heeft. We moeten daar niet over liegen: iedereen heeft het geld veel meer nodig tijdens de eerste maanden, terwijl men aan het bouwen is, dan wanneer men al twintig jaar in het huis woont.
De voorzitter: Minister Keulen heeft het woord.
Minister Marino Keulen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw Jans, mevrouw Guns, u schetst een heel interessante problematiek, maar die werd een à twee maanden geleden opgelost. Uw vraag biedt me de mogelijkheid om de geschiedenis te vertellen, want wat u schetste, was inderdaad de realiteit. Nu is er een oplossing en zijn er alleen nog problemen bij de achterstallen. Natuurlijk betreft het ook een manier voor de maatschappij om aan hun centen te geraken.
De afgelopen jaren heb ik verschillende maatregelen genomen zodat meer Vlamingen hun droom van een eigen woning zouden kunnen realiseren, wat onder meer een duidelijke stijging van het aantal sociale leningen tot gevolg heeft gehad. Met de renovatiepremie heb ik geprobeerd duidelijk complementaire maatregelen te nemen, zodat de Vlamingen niet alleen een eigen woning zouden bezitten, maar dat de woning tevens aan de huidige comfortnormen zou zijn aangepast.
We stellen bovendien vast dat heel wat jonge gezinnen vandaag een oudere woning kopen en daarbij op die premie rekenen. Op die manier doen ook zij aan eigendomsverwerving. Dat is een nieuw fenomeen. Het is een vorm van stadskern- en dorpskernvernieuwing. Oudere mensen blijven vandaag ook langer in hun eigen woonst wonen, maar laten geen nieuw dak meer leggen of nieuwe raamkozijnen meer plaatsen. Zij houden er rekening mee dat ze misschien niet zo lang meer leven, en dat investeringen van honderdduizenden Belgische franken dus weinig zinvol zijn. Als jonge mensen zo'n woning kunnen kopen, kunnen ze dankzij de renovatiepremie een nieuw dak, nieuwe kozijnen, nieuwe isolatie, nieuwe centrale verwarming, enzovoort plaatsen. Op die manier kunnen ook zij hun eigendomsdroom realiseren.
Na de invoering van de renovatiepremie bepaalde het Vlaams Woningfonds dat ontleners de renovatiepremie die ze zouden bekomen voor werken, die werden gefinancierd met een lening van het Vlaams Woningfonds, zouden afstaan als gedeeltelijke vervroegde terugbetaling op hun lening.
Het Vlaams Woningfonds motiveerde deze richtlijn op basis van artikel 5, paragraaf 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2005 betreffende de bijzondere sociale leningen verstrekt door het Vlaams Woningfonds. Dat artikel stelt dat het maximumbedrag van de lening in geen geval de kostprijs van de onroerende verrichting mag overschrijden na aftrek van de eventueel door het Vlaamse Gewest toegekende premies.
Toen mij dit gemeld werd, ben ik in overleg getreden met het Vlaams Woningfonds en heb ik hen gewezen op het feit dat dit artikel 5 enkel slaat op premies die op het moment van het aangaan van de lening al toegekend zijn. Het Vlaams Woningfonds heeft zich met deze zienswijze akkoord verklaard, zodat er inmiddels geen clausules van afstand meer opgenomen worden in de leenakte. Dat was een à twee maanden geleden.
Hier is wel één uitzondering op. Enkel indien er sprake is van een achterstand in de afbetaling van de lening, wordt na de toekenning van de lening nagegaan of er een renovatiepremie wordt toegekend. In dat geval zal de renovatiepremie allereerst aangewend worden om de achterstal aan te zuiveren. Het resterende bedrag van de tegemoetkoming zal aan de particulier worden doorgestort.
Verder kan ik u meedelen dat de renovatiepremie niet wordt teruggevorderd indien een lening wordt afgesloten bij de andere sociaalkredietverstrekkers, zoals de erkende kredietmaatschappijen of de VMSW.
Wat uw vraag betreft om na afstand van een premie niet de afbetalingstermijn van de lening in te korten maar wel het maandgeld te verminderen, heeft het Vlaams Woningfonds bevestigd dat dit steeds mogelijk is, op gemotiveerde aanvraag van de belanghebbende.
Aangezien het Besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2005 betreffende de bijzondere sociale leningen verstrekt door het Vlaams Woningfonds enkel vermeldt dat de door het Vlaamse Gewest toegekende premies moeten worden afgetrokken van het maximumbedrag, heeft het Vlaams Woningfonds nooit afstand voorzien van andere tegemoetkomingen of premies die zijn toegekend door andere instanties.
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Mijnheer de minister, ik was vooral blij met de eerste zin van uw antwoord, waarin u zei dat het probleem zeer recent opgelost is. Ik vermoed dat we elkaar bij de voorbereiding van deze vraag gekruist hebben. Ik heb toen contact opgenomen met het Vlaams Woningfonds. Dat was enkele weken geleden. Ik vermoed dat de informatie toen nog niet volledig beschikbaar was.
Minister Marino Keulen: Het is in elk geval goed dat men daarover communiceert, zodat de mensen dat weten. Ik heb daar zelf ook verschillende vragen over ontvangen. U had dus zeker een punt.
Mevrouw Vera Jans: Ik heb nog een bijkomende vraag. Wanneer men vandaag een lening aanvraagt of heeft lopen bij het Vlaams Woningfonds, ontvangt men de renovatiepremie dan gewoon zoals alle andere mensen?
Minister Marino Keulen: Niet iedereen, alleen de burgers die aan de voorwaarde voldoen.
Mevrouw Vera Jans: En is er in een overgangsmaatregel voorzien voor de mensen die nog net in de oude regeling zaten? Kan er iets teruggestort worden? Of hebt u gewoon gezegd: vanaf nu krijgt men een renovatiepremie?
Minister Marino Keulen: Dat laatste. Wij hebben op een bepaald ogenblik een cesuur gemaakt. Overgangsmaatregelen zijn in dit geval heel moeilijk, want ze zouden altijd wel voor iemand onrechtvaardig zijn. Daarom hebben we beslist om gewoon een cesuur te maken.
De voorzitter: Het incident is gesloten.
De minister heeft zijn politieke conclusies getrokken door de burgemeesters niet te benoemen. Hem valt in dezen niets te verwijten, hij is onze medestander in dit dossier, niet onze tegenstander. U vergist zich van tegenstander, mijnheer Van Hauthem.
Mijnheer de minister, u hebt niet geantwoord op mijn vraag over de tuchtsancties. Mijn rechtvaardigheidsgevoel zegt me dat we niet kunnen tolereren dat mensen willens en wetens en herhaaldelijk op een provocatieve manier de wetten naast zich neerleggen terwijl ze eigenlijk het voorbeeld zouden moeten geven aan alle burgers van het land. Er zijn redenen genoeg om een dergelijke procedure op te starten.
Het incident is gesloten.