Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de plannen van de minister voor de aanpak van de wachtlijsten in de bijzondere jeugdzorg
Verslag
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mijnheer de minister, als beleidsverantwoordelijke voor Welzijn bent u bevoegd voor het creëren van opvangplaatsen van jongeren die zich in een moeilijke of problematische opvangsituatie bevinden of die een als misdaad omschreven feit hebben gepleegd. Recent hebt u in de pers een uitbreidingsplan aangekondigd. Daarmee breit u een vervolg aan het Globaal Plan voor de Bijzondere Jeugdzorg van uw voorgangster, minister Vervotte. Ik was tevreden dat te kunnen lezen. We zijn natuurlijk aangewezen op berichten die we via de media lezen of te horen krijgen. U bleef wel redelijk vaag.
Mijnheer de minister, in het verleden heeft mevrouw Hoebeke al heel wat vragen aan u gesteld over dit onderwerp. Het enige woord dat ik uit uw uitleg heb kunnen onthouden, is de term 'preventie'. Ik kan u geruststellen. Op dat vlak vindt u in onze fractie een trouwe partner. We zullen u zeker steunen. Veel jongeren die nog niet ontspoord zijn, kunnen daardoor op het rechte pad worden gehouden.
Toch zijn er situaties waarbij we zien dat jongeren, vaak veelplegers, het rechte pad hebben verlaten. Jammer genoeg is preventie dan niet meer voldoende. Dan komt de piste van de al dan niet gesloten instelling aan bod.
Mijnheer de minister, ik zal een concreet voorbeeld geven uit Antwerpen. Twee weken geleden werd een huisarts die in zijn praktijk een avondconsultatie hield, op zeer brutale wijze overvallen. De daders waren gewapend. Ze lieten de arts geschokt en gewond achter. De dagopbrengst was hij kwijt. De daders verdwenen met de noorder- of zuiderzon.
Twee weken later kwamen ze terug. Ze vonden de arts een gemakkelijk slachtoffer. Tot ieders opluchting werden ze een paar dagen daarna geïdentificeerd en opgepakt. Die opluchting was echter van korte duur. De raadkamer oordeelde dat ze moesten worden vrijgelaten omdat er een gebrek aan opvangplaatsen was.
In Schaarbeek was het nog iets erger. De jonge dader zei dat hij de politie op taart zou trakteren als hij 's avonds vrij zou rondlopen. Die taart werd ook effectief afgeleverd.
Mijnheer de minister, ik besef dat dit geen gemakkelijke problematiek is. Er kan geen eenduidig antwoord op gegeven worden. Het is zeker niet mijn bedoeling om het dossier van de bijzondere jeugdzorg te reduceren tot de 15 percent van jongeren die aanzien worden als plegers van een als misdrijf omschreven feit. Toch zijn dit concrete voorbeelden die de maatschappij moeilijk kan tolereren.
U hebt het over het Globaal Plan voor Bijzondere Jeugdzorg. Wat is de stand van zaken op dat vlak? Hoever staat men met de uitvoering? Die zou gebeuren in 2007-2008. Sommigen spreken nu over 2009. Daar was ook in voorzien dat een aantal plaatsen gecreëerd zouden worden voor jongeren die een als misdaad omschreven feit hebben gepleegd. Hoever staat het daarmee?
Mijn tweede vraag betreft het uitbreidingsplan. Jammer genoeg, hebben we in de pers nog niet veel over dit mooie plan kunnen vernemen. De minister heeft het over preventie. Dat is uiteraard belangrijk. Ik vraag me echter af of hij, indien nodig, ook aandacht aan repressie en aan het creëren van bijkomende opvangplaatsen zal besteden.
Mijnheer de minister, mijn laatste vraag is veeleer van principiële aard. Tijdens begrotingscontroles komen vaak bijkomende beleidskredieten vrij. Die kredieten worden naar de verschillende ministers geschoven. Indien u van de opvang in de bijzondere jeugdzorg echt een prioriteit wil maken, moet u deze bijkomende beleidskredieten hiervoor aanwenden. Ik zou hierover graag wat uitleg krijgen. Zult u de bijkomende beleidskredieten die u naar aanleiding van een begrotingscontrole eventueel verkrijgt, rechtuit in die richting sturen of hebt u andere prioriteiten? Ik zou dat graag nu vernemen.
De heer Caron heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil de minister feliciteren met de visie op de bijzondere jeugdzorg die hij in kranteninterviews heeft geuit. Hij erkent en situeert de bestaande problemen op een goede manier. Ik wil hem in feite feliciteren om twee verschillende redenen.
Ten eerste erkent de minister de grootte van het probleem. De toevloed van jonge mensen die in de bijzondere jeugdzorg terechtkomen, is zo groot dat de overheid de situatie bijna niet meer aankan. De situatie is haast uitzichtloos. We moeten hier diep over nadenken. We moeten wellicht het begin van het probleem aanpakken. Ik druk het hier heel eenvoudig uit.
De minister heeft het over preventie en in belangrijke mate over snelle interventies. Hij kiest in dit verband voor de ambulante hulpverlening. Hij maakt die keuze niet enkel vanuit financieel oogpunt. Ambulante hulpverlening is vanuit methodologisch oogpunt veel efficiënter dan investeringen in instellingsplaatsen. Op financieel vlak zijn er ook verschillen. Het grote verschil betreft echter de gezinscontext van de jongeren die een als misdrijf omschreven feiten hebben gepleegd. Het gaat hier om een belangrijke uitspraak. Mij lijkt het alvast een goede zaak hier snel in te investeren.
Mevrouw De Ridder, meestal halen de harde of de heel droevige feiten de media. Die feiten doen zich vaak enkel voor omdat we te slordig met de voorgaande feiten zijn omgegaan. Vaak hebben we te traag geïntervenieerd. Het is een goede zaak dat we al bij het begin van het probleem willen ingrijpen. De interventies kunnen best ambulant en contextgebonden gebeuren.
Ten tweede wil ik de minister feliciteren met zijn antwoord op de vraag wat hij vindt van het voornemen van de federale overheid om jeugdgevangenissen te bouwen. Hij staat kritisch tegenover deze nieuwe flinkheid. Indien de federale regering van plan is gevangenissen te bouwen en hard op te treden, moet ze ook beseffen dat ze gedurende 65 jaar cipiers zal moeten betalen. De minister is voorstander van de begeleiding van jongeren. Ook als ze zware feiten hebben gepleegd, wil hij ze helpen om zich weer in de maatschappij te integreren. Hij wil ze nieuwe kansen bieden. Ik vind dit een zeer goede zaak.
Mijnheer de minister, ik heb een paar concrete vragen. Hoe moet het verder met het globaal plan? U wilt dit plan aanvullen. Welk effect hoopt u hiermee te bereiken? Hoeveel jongeren wil u van de wachtlijsten halen? Ik heb vernomen dat in Antwerpen ongeveer 1100 jongeren op de wachtlijst staan. Ze moeten soms twee jaar op hulp wachten. Welke impact zou uw plan moeten hebben? Over welk budget gaat het eigenlijk? Kunt u ons enig perspectief op een leniging van het grote probleem geven?
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil eerst mijn uitspraken in hun context situeren. Mevrouw De Ridder heeft verklaard dat ze in de krant heeft moeten lezen dat ik aan een vervolgplan denk. De Vlaamse volksvertegenwoordigers die wel aan de werkzaamheden van de commissie voor Welzijn deelnemen, hebben duidelijk gehoord wat kamerbreed door de verschillende politieke partijen wordt gevraagd. Mijn voorgangster heeft een globaal plan klaargestoomd. Dat plan is in juni 2007 in werking getreden en moet in de loop van deze legislatuur zijn beslag krijgen. De nood manifesteert zich evenwel zo sterk dat we het hier niet bij kunnen laten. We moeten een vervolgplan maken. De nadruk ligt hierbij op 'we'.
Wie het interview heeft gelezen, begrijpt ongetwijfeld dat ik me in dit verband wil organiseren zoals de vorige Vlaamse Regering zich in 2003 heeft georganiseerd, om een kamerbrede consensus met betrekking tot de inspanningen voor personen met een handicap te vinden.
Wat we doen op het vlak van het wegwerken van de wachtlijsten in de zorg, is aangestuurd door een zeer goede oefening in 2003. Dat plan heeft zijn beperkingen, maar heeft wel de verdienste een plan te zijn. Wanneer we iets nieuws willen organiseren op het vlak van investeringen en bijkomende plaatsen, moeten we een horizon op langere termijn plannen. Dat is de enige manier om tot resultaten te komen, zeker in een sector waar we voor een deel afhankelijk zijn van privé-initiatief.
Ook voor de bijzondere jeugdbijstand hangen we erg af van privé-initiatief. Ik zal straks over de gemeenschapsinstellingen spreken. U moet goed bedenken dat het gros van wat we aanbieden in de bijzondere jeugdbijstand, eigenlijk de vrucht is van inspanningen van privé-initiatieven. In 2004 toen deze regering het regeerakkoord maakte, beschikte ze niet over een of ander globaal plan. De minister van Welzijn is aan de slag moeten gaan om een eerste globaal plan op te maken. Dat is gebeurd met medewerking van de sector. Vanaf juni 2007 is het in werking getreden.
In de commissie is nadrukkelijk toegelicht dat niemand moet verwachten - zeker niet als het gaat over bijkomende plaatsen - dat zes maanden later alles is opgelost. Er is sinds juni 2007 extra ambulant aanbod. Nu beginnen ook de initiatieven voor meer plaatsen tot stand te komen, maar dat vraagt tijd. Het volgende besef is dat we samen moeten werken aan een plan waarover we zo'n breed mogelijke consensus moeten vinden voor een volgende legislatuur. Wil ik daarmee de volgende regering ergens toe dwingen? Neen, het is wel nuttig om de politieke oefening te maken van waar we heen willen.
Mevrouw De Ridder, u zegt dat u alleen maar over preventie hebt gelezen, maar dat is selectieve lectuur. Ik heb willen wijzen op de toestroom in de jeugdbijstand. Het gaat om 1000 jonge mensen extra per jaar. Daarvan heeft 85 percent niets te maken met als misdrijf omschreven feiten, maar met problematische opvoedingssituaties. Er zijn dus 15 percent jongeren die een als misdrijf omschreven feit plegen. De voorbeelden die u aanhaalt zoals roofovervallen en andere dingen die de krant halen, maken maar een minderheid uit binnen die 15 percent. Ten aanzien van die minderheid bestaat er de uithandengeving. Ik blijf erkennen dat voor sommigen die formule nodig is. Ik wil alleen niet dat we daar een amalgamen van maken en denken dat dit nu voor alle jongeren die een als misdrijf omschreven feit plegen dé oplossing is.
Het is mijn overtuiging - en die wordt gedekt door de regering, het regeerakkoord en de aanpak van de Vlaamse overheid - dat het accent op herstelgerichte maatregelen moet worden gelegd, op het responsabiliseren van jongeren en op pedagogie. Als iemand van vijftien die een gsm heeft gestolen in een gevangenis wordt gestopt, dan start hij in vele gevallen een carrière die niet zinvol is in vergelijking met de kansen die hij kan krijgen en waarbij hij herstelt wat hij heeft aangericht, verantwoordelijkheid neemt voor wat hij heeft misdaan, ervoor zorgt dat hij in opvoedkundige zin andere perspectieven ziet en waarbij men met hem aan de slag gaat.
Wat betreft de concrete werking van het plan, hebben we aan het agentschap gevraagd om de gegevens voor te bereiden. We zullen dat in grote transparantie doen. Ik ben van plan om met de leden van de commissie voor Welzijn en met het hele parlement op tijd het overleg te starten zodat het een gedragen project wordt. We schatten inderdaad dat het tot het einde van dit jaar zal duren om een goede inventaris te maken en om te beseffen wat zal nodig zijn tijdens een volgende legislatuur. Ik benadruk dat we ondertussen niet blijven stilstaan. We hebben wel degelijk dingen gedaan. We hebben vanaf de zomer 2007 de inspanningen die waren gepland voor 2008 naar voor getrokken. Die van 2009 zal ik zoveel mogelijk naar voor trekken naar 2008.
U moet echter begrijpen dat we in dat opzicht ook deels afhangen van het tempo waarin privévoorzieningen in staat zijn om nieuwe plaatsen te creëren. Het is niet de Vlaamse overheid die ze creëert.
Ten slotte, wat de gemeenschapsinstellingen betreft, heb ik inderdaad in het interview laten blijken dat we het debat niet telkens opnieuw tot enkele tientallen plaatsen in gemeenschapsinstellingen moeten vernauwen. Ik wil mijn verantwoordelijkheid als minister zeker niet uit de weg gaan. Ik bevestig u dat ik alle mogelijkheden zal aangrijpen om de capaciteit, ook in de gemeenschapsinstellingen, op termijn te verbreden.
Niet zo lang geleden hebben we er een actueel debat aan gewijd. Daaruit bleek dat we stappen hebben gezet om extra plaatsen mogelijk te maken. Het is niet eenvoudig. We doen al het mogelijke en we blijven elke opportuniteit nagaan.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik heb me laten leiden door een lokaal voorval in Antwerpen. Het is niet omdat ik niet in uw commissie zetel, dat ik geen vraag mag stellen.
Het punt was al uitvoerig aan bod gekomen in de commissie voor Welzijn. Dat bedoelde ik.
Ik ben begonnen over de voorvallen die in Antwerpen hebben plaatsgevonden. Ik vind het een beetje minimalistisch dit voor te stellen als een jongere die een gsm heeft gestolen. Daar gaat het voor mij niet om. Ik weet dat u van nul bent begonnen en dat u al ver staat in de uitvoering van uw plannen. Ik had graag de stand van zaken geweten over dat Globaal Plan voor de Bijzondere Jeugdzorg.
U stelt hier voor om de middelen van 2008 naar voren te trekken, en ook de middelen van 2009. Volgens mij staat er voor 2007 7,3 miljoen euro ingeschreven, terwijl er nog 5,6 miljoen euro over is. Hoe verklaart u dat? Ik zou beginnen met de middelen die zijn voorgeschreven in 2006-2007 volledig te realiseren. Als u nog niet op het punt staat waar u zou moeten staan in de uitvoering van het Globaal Plan voor de Bijzondere Jeugdzorg voor 2007, welk nut heeft het dan om de middelen voor 2008 naar voren te schuiven?
Ik vind het een goede zaak dat u zegt dat u de zorg zult uitbreiden en zult inzetten op preventie. U zult de capaciteit nog opvoeren en waar mogelijk maximaliseren. Als u het zo belangrijk vindt, en daar blijf ik bij, vraag ik u er te blijven op inspelen als u tijdens begrotingscontroles extra beleidskredieten vrij krijgt. Daar merk ik op dit moment nog niets van.
Het is niet de bedoeling om op mijn collega te repliceren, maar het debat in de commissie is zeer uitvoerig geweest. Het secretariaat kan u daarvan ongetwijfeld alle overzichten bezorgen. (Opmerkingen van de heer Sven Gatz)
Ik wil met veel plezier een breed debat houden in de plenaire vergadering over de bijzondere jeugdzorg. Ik ben de eerste die dat wil doen, en ik hoop dat we hier allemaal zullen zitten om het belang van de problematiek te onderstrepen. Het is immers een belangrijke problematiek.
Ik erken dat deze oefening zorgvuldig moet gebeuren en dat er het nodige studiewerk aan te pas komt. U hebt ook gesuggereerd in uw interview - en heel wat experts zeggen het - dat met een ambulante vorm van hulpverlening ook problematische gezinssituaties snel en adequaat ondersteuning kan worden verleend. Dat kost lonen. Het zijn de lonen van maatschappelijke werkers, van psychologen en begeleiders. We kunnen op die manier op korte termijn de nood snel lenigen, zij het slechts gedeeltelijk.
Ik zou u willen vragen of u met uw diensten wilt onderzoeken of u binnen uw kredieten en de kredieten die u tijdens de begrotingscontrole en in de toekomst verwerft, en de bijkomende middelen die versneld worden aangewend, hier niet prioritair kunt op inzetten, in afwachting van een grondige analyse vanuit het veld en een grondig evenwicht tussen gesloten en open plaatsen in privé- en gemeenschapsinstellingen.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het debat is hier in de plenaire vergadering enkele weken geleden al uitvoerig aan bod gekomen. Maar, mijnheer de minister, toch stel ik vast dat de wachtlijsten niet verminderen, wel integendeel. Op de centrale lijst voor Antwerpen staan op dit ogenblik nog 1100 kinderen die wachten op hulp. Een kind dat dringend nood heeft aan hulp, moet vaak twee jaar wachten eer het opvang kan krijgen in een begeleidingstehuis.
Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat dit onaanvaardbaar is.
We mogen verder blijven beklemtonen dat er plaatsgebrek is voor jongeren die strafbare feiten hebben gepleegd. Dat plaatsgebrek zorgt ervoor dat de jeugdrechter hen dan moet laten gaan. De samenleving aanvaardt dit niet, en dat is terecht. We mogen de problemen niet minimaliseren. Het gaat niet over jongeren van vijftien die een gsm hebben gestolen. Het gaat over zware jongens waartegen de samenleving moet worden beschermd. Ik denk dat terecht wordt gesteld dat de toestand onhoudbaar is.
In uw interview hebt u bepaalde suggesties verwoord. Ik zal hier niet pleiten voor de uitbreiding van het aantal plaatsen in de instellingen alleen. Er is een totaalaanpak nodig, want ik besef dat er ook een uitbreiding moet komen voor POS'ers die tegen hun eigen omgeving en familie moeten worden beschermd. Maar we mogen ook zeggen dat de uitbreiding van de opvangplaatsen voor de zware gevallen die overlast bezorgen, versneld moet gebeuren.
Ik ben verheugd vast te stellen dat u een vervolg aan het globaal plan wilt koppelen. Het verontrust me wel dat u in het interview zegt dat dit tegen eind 2008 zal gebeuren. Namens mijn fractie en wellicht ook namens de ganse sector en alle betrokken jongeren moet het veel sneller gaan. Het is uw plicht om na te gaan of dat niet vlugger kan gebeuren. Als u pas eind 2008 nieuwe initiatieven aankondigt, dan kunnen ze niet tegen het einde van deze legislatuur worden gerealiseerd. Onze fractie dringt erop aan dat u daar sneller werk van maakt.
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, ik heb weinig toe te voegen aan wat mevrouw Dillen zei. Ik ga volledig akkoord met haar en ook met collega Caron. Er moet een tweesporenbeleid zijn: eentje voor de MOF'ers en eentje voor de POS'ers. Ik ga er verder niet op in, want dat is zojuist al uitgebreid besproken.
Ik wil wel een nieuw element in de discussie brengen. Onlangs stonden in Knack en De Standaard artikels waarin mensen verwezen naar problemen die voortvloeien uit het wegvallen van stabiele gezinsrelaties. Ik wil nieuw samengestelde gezinnen zeker niet stigmatiseren, maar het is een feit dat kinderen in nieuw samengestelde gezinnen opnieuw hun plaats moeten vinden - tegenover mekaar, en ook tegenover de nieuwe partner van de ouder. Ze hebben stabiliteit nodig. De samenleving en het parlement moeten daarvoor de nodige aandacht opbrengen. Zal de minister ook voor hen aandacht opbrengen, gezien in sommige gevallen de stabiliteit van de gezinssituatie ontbreekt?
Gisteren en vandaag stonden in een krant artikelen over opvoedingsondersteuning. Uit een onderzoek van de Gezinsbond blijkt dat veel ouders heel graag een schouderklopje zouden krijgen ook als alles goed gaat, en niet alleen ondersteuning krijgen als er problemen zijn. We moeten daar ook aandacht aan schenken, want dat is ook een aspect van preventie. Bent u daartoe bereid?
De heer Dehaene heeft het woord.
Mijnheer de minister, mevrouw de voorzitter, geachte collega's, ik stel vast dat iedereen achter het plan staat en toejuicht dat het bijna volledig is uitgevoerd. Ik herinner me dat het anders was toen het plan gelanceerd werd en niet iedereen even sterk geloofde in het plan.
Ik zou ook de aandacht willen vestigen op de 85 percent problematische opvoedingssituaties. Ik sluit me aan bij de vorige spreker. Voor mij mag de tijd die we uittrekken voor het nieuwe globaal plan lang zijn, als we maar een goed globaal plan maken en er ook de budgettaire consequenties bij betrekken, zoniet verdwijnen zulke plannen al te vaak in de kast. Bij het maken van dat plan zou ik willen vragen om de nodige middelen vrij te maken voor opvoedingsondersteuning zodat we de instroom wat kunnen beperken. In dit parlement is er een decreet goedgekeurd. Ik zou aan alle collega's steun willen vragen om bij een volgende gelegenheid middelen vrij te maken om te investeren in opvoedingsondersteuning.
De heer Stassen heeft het woord.
Mannen maken plannen, en zeker ministers. Het is goed dat er plannen gemaakt worden, het is goed dat er plannen worden uitgevoerd, het is goed dat er gestudeerd wordt op nieuwe plannen.
Er is het globaal plan van uw voorgangster. Ik denk dat intussen iedereen weet welke de pijnpunten zijn. Iedereen weet dat er veel druk is op de sector, in alle geledingen. Er is druk in de ambulante sector, in de semi-ambulante sector, in de residentiële sector zowel voor MOF- als POS-jongeren.
De vraag is hoeveel je moet investeren, maar daar kan je een plan voor maken. De kans is klein dat er te veel zou worden geïnvesteerd in die sectoren. Er kan nooit te veel geld worden vrijgemaakt voor preventie op korte termijn. Er kan nooit te veel geld worden vrijgemaakt in 2008-2009 om te investeren in extra plaatsen in de ambulante of semi-ambulante sector. Er kan nooit te veel geld worden vrijgemaakt voor de noodopvang in de residentiële sector.
Het is goed dat u nieuwe plannen maakt, maar intussen moet de druk voor meer middelen voor de verschillende sectoren in de bijzondere jeugdzorg worden opgevoerd want de toestand is in een aantal regio's onhoudbaar. Zelfs in rustige regio's vindt men voor sommige moeilijke kinderen geen oplossing meer. Hopelijk vindt u bij de volgende begroting meer middelen om het globaal plan meer dan uitgevoerd te krijgen.
Sinds men in Engeland het parlement uitvond, was het de plek waar over de budgetten werd gestemd. Ik ben bijzonder tevreden vast te stellen dat verschillende parlementsleden om meer geld vragen voor deze sector. Ik onthoud die tekenen van aanmoediging en ik beschouw ze als signalen van dit parlement om te zeggen dat men beter kan investeren in de toekomst van jongeren dan achteraf te moeten vaststellen dat er problemen zijn.
Een Amerikaanse generaal heeft ooit gezegd: er is nog nooit een oorlog gewonnen overeenkomstig het plan, maar er is ook nog nooit een oorlog gewonnen zonder een plan.
Het globaal plan van minister Vervotte is nog niet helemaal uitgevoerd, mijnheer Dehaene, maar het is inderdaad in versnelde uitvoering. Het is een plan dat in beginsel bedoeld was om in deze legislatuur 25 miljoen euro in te zetten op deze grote prioriteit. Mevrouw De Ridder, deze middelen zijn bekomen bij de begrotingsbespreking en zijn dus geen versnipperde centen.
Mevrouw Dillen, als het gaat over een tweede plan, moet men dat onderscheiden van een eventuele vraag om het plan van de huidige legislatuur eventueel te versterken. Het tweede plan is eigenlijk bedoeld om ervoor te zorgen dat men in de horizon van de volgende legislatuur weet waar men naartoe wil.
Waarom is dat belangrijk? Men zou kunnen zeggen dat het tof is dat we plannen maken, maar er zijn eerst nog verkiezingen en het is misschien niet aan ons om dat plan uit te voeren. Het plan geeft niet alleen een signaal aan onszelf, maar ook aan een wereld die de plaatsen zal moeten creëren. De private instellingen die dat soort van plaatsen moeten maken, hebben baat bij een horizon, waardoor ze weten wat in de toekomst mogelijk is. Hoe dan ook kan die toekomst maar gegarandeerd worden op het ogenblik dat er een nieuw regeerakkoord komt in 2009. Op dat ogenblik beschikken over een goed plan, dat hopelijk gedragen wordt door een brede parlementaire meerderheid, zonder dat het een definitief punt is, is uiteraard een goede startbasis voor het vervolg van de activiteiten.
Ik wil nog instemmen met wat de heer Dehaene en mevrouw Stevens hebben aangehaald. Het is enorm belangrijk om gezinnen te ondersteunen in hun opvoedingstaak. Dat is ook de reden waarom we erg sterk inzetten op opvoedingsondersteuning, met inbegrip van de situaties waar mevrouw Stevens de aandacht op vestigt. Dat maakt ontegenzeggelijk ook deel uit van een strategie als men een nieuw plan wil maken.
Mijnheer de minister, ik ben ook overtuigd van uw goede wil in dit dossier. Die 25 miljoen euro waar u het over hebt, ging inderdaad onversnipperd naar de bijzondere jeugdzorg.
Ik stel vast dat het plan nog niet volledig is uitgevoerd, maar dat werd ook door een CD&V-collega bevestigd. Ik stel vast dat het een goede zaak is dat u bijkomende middelen, bijvoorbeeld van 2008 en 2009, naar voren wilt schuiven, maar de middelen van 2007 zijn nog steeds niet besteed. (Opmerkingen van minister Steven Vanackere)
Ik zal u dat bezorgen.
Mijnheer de minister, als u vandaag zegt dat het een prioriteit is, dat u erin gaat investeren en uw best doet om het plan maximaal uit te voeren, reken ik er ook op dat u bij begrotingscontroles - als er extra beleidskredieten komen - de bijkomende kredieten die aan u worden toebedeeld, rechtstreeks richting bijzondere jeugdzorg zult laten gaan.
Ik stel enkel vast dat er op dat punt wel sprake is van enige versnippering.
Mijnheer de minister, ik ben ook blij dat u prioritair wilt investeren in herstelgericht beleid, om mensen opnieuw kansen te geven in hun leven en kinderen die minder geluk hebben, goed te begeleiden.
Ik zou graag hebben dat u aan uw federale partijgenoten de boodschap overbrengt dat we deze bevoegdheid, die we als Vlaanderen exclusief hebben, volop willen opnemen en dat u daar, kamerbreed gesteund, budgetten voor kunt krijgen. Liever dat dan weer honderden miljoenen investeren in jeugdgevangenissen, want dat is alleen maar het kweken van recidive en misdaad.
Het incident is gesloten.