Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Libert heeft het woord.
Mijnheer de minister, mevrouw de voorzitter, geachte collega's, we konden eerder deze week in de pers lezen dat de KU Leuven een studie heeft gemaakt om de werkelijke studiekosten te meten. Daaruit blijkt dat die twee tot twee en een halve keer hoger liggen dan 20 jaar geleden. Een pendelstudent kostte 20 jaar geleden nog 1000 euro, nu is dat bijna 2000 euro. Een kotstudent kostte 20 jaar geleden 2000 euro, nu 5000 euro.
Daar zijn veel oorzaken voor. Eerst en vooral is er de ICT. Tegenwoordig heeft elke student een computer, een internetaansluiting en een printer nodig. Ook de kostprijs van de studieboeken is toegenomen. Elke prof heeft tegenwoordig zijn eigen boek, dat onderdeel is van het examenmateriaal en door de studenten aangekocht moet worden. Ook de prijzen van de huisvesting zijn gestegen. Een kot kost nu veel meer en de contracten zijn anders. Nu dienen ouders contracten af te sluiten van twaalf maanden en niet meer van tien maanden. De algemene kost is gestegen, en voor ouders is het bijna onbetaalbaar geworden.
Ook de rationalisatie zal in de toekomst een rol spelen. Studenten zullen zich soms ver moeten verplaatsen om bepaalde studierichtingen te volgen, waardoor er kotstudenten bijkomen.
Er zijn studenten die kunnen genieten van een beurs, waardoor de kost iets draaglijker wordt, maar ook daar is er een probleem. De beurzen zijn niet meer aangepast aan de werkelijke studiekost. Niet-beursstudenten, de grootste groep - 75 tot 80 percent -, moeten proberen zelf de kost te dragen: 5000 euro voor een kotstudent, 10.000 euro voor twee kotstudenten en 15.000 euro voor drie. Dat is een zeer zware, stilaan ondraaglijke, kost voor ouders.
Waar we niet naartoe mogen gaan, is de Amerikaanse situatie. Daar moeten studenten of ouders lenen om de studies te betalen. Veel mensen vrezen dat we hier naartoe gaan als er geen rem komt op de kosten.
Mijnheer de minister, hoe zit het met de beurzen? Zullen die aangepast worden? In het verleden werd al een poging gedaan om de beurzen aan te passen aan te werkelijke studiekost. Dat is tot nader order niet gebeurd.
Wat met de niet-beursstudenten? Wat gaat u doen om de kosten te beperken, zodat iedereen die studies wil aanvatten, dat ook kan doen? We hebben de mond vol over de tweede democratiseringsgolf, maar als de kosten in dezelfde richting blijven evolueren, zijn we daar ver van verwijderd, vrees ik.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw Libert, ik kan u onmiddellijk bijtreden als u zegt dat studeren behoorlijk wat geld kost, zeker voor ouders die meer dan een student ten laste hebben. Ik wil dat absoluut niet minimaliseren. Ik denk dat het voor sommige mensen echt een zware dobber is.
Ik vind wel dat we het in de tijd moeten bekijken. Er is een vergelijking gemaakt door een universiteit met situaties van 20 jaar geleden. Toen waren andere bedragen ook wel kleiner, om te beginnen wat de mensen verdienden. Overigens waren toen de studietoelagen en andere voordelen ook beperkter. We moeten het een beetje in de tijd plaatsen, als we spreken over wat het 20 jaar geleden kostte.
Is de manier waarop we tegemoetkomen - via kinderbijslag, fiscale aftrekken voor kinderen ten laste in gezinnen en studietoelagen - adequaat voor gezinnen die financiële steun nodig hebben? Dat is de juiste vraag. Professor Cantillon heeft dat voor ons onderzocht. In 2005 heeft zij een studie opgeleverd. Ik wil gewoon een zin uit de eindconclusie van de studie lezen: "We besluiten dat het geheel van indirecte onderwijstegemoetkomingen en studietoelagen voor Vlaamse studenten globaal bevredigend is." Zij vond, als sociaal onderzoekster, rekening houdend met allerlei behoeften in de samenleving, dat het bevredigend was.
We zijn daar niet bij gebleven. We hebben hier een nieuw decreet op de studiefinanciering goedgekeurd voor het leerplichtonderwijs, waarmee we het systeem verbeteren. Op dat ogenblik hebben we als parlement gezegd dat de regering toch moet onderzoeken, minstens om de vijf jaar, of de werkelijke kosten voor het onderhoud van de leerling en de student in het door hem gevolgde onderwijs aansluiten bij de bedragen die we uitkeren voor toelagen.
We hebben beslist dat dit moet gebeuren en dat we dat opvolgen. Ik heb me voorgenomen om geen vijf jaar te wachten. In mei vorig jaar heb ik een oproep gedaan om een wetenschappelijk rapport daarover binnen te krijgen, via de jaarlijkse oproep voor onderwijskundig beleids- en praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Dat is geen succes geweest, want ik heb geen enkele onderzoeksaanvraag gekregen.
Ik heb dan het geweer van schouder veranderd en heb het uit het normale circuit van onderzoeksopdrachten gehaald. Ik heb aan mijn administratie opdracht gegeven om een voorstel te doen om het onderzoek naar de vraag of we voldoende tegemoetkomen al in 2008 te doen of uiterlijk in de eerste helft van 2009. Dat wil zeggen dat we voor de verkiezingen eigenlijk zouden moeten weten waar we staan, als een nieuwe regering wordt gevormd en nadenkt over haar regeerprogramma.
Ik heb daar ook geld voor uitgetrokken. Ik ben zelfs bereid om daar in de begroting 2008 indien nodig nog extra's voor uit te trekken. De Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) heeft in de pers gezegd dat de minister dat moet doen. We zullen dat ook doen.
We nemen wel een maatregel die wat onderbelicht is in het beleid dat we voeren, maar je kunt niet voor alles evenveel aandacht krijgen. We nemen een belangrijke maatregel voor de sociale voorzieningen voor de hogeschoolstudenten, namelijk de goedkope restaurants, goedkope huisvesting en dergelijke. Dat wordt onderschat. Ik geef u de cijfers. In het jaar 2006 trok de Vlaamse Regering 16,6 miljoen euro uit voor steun aan sociale voorzieningen voor hogeschoolstudenten. Daar tellen we elk jaar 3,6 miljoen euro bij. Dit jaar is dat al 7,3 miljoen extra. Als u dat vergelijkt met de 16,6 miljoen euro waar we mee vertrokken zijn, is dat al een toename met bijna 50 percent van de sociale sector in de hogescholen. Dat bedrag zal verder uitgroeien tot 28 miljoen euro. Dat is een toename met twee derden van het oorspronkelijke bedrag.
De hogescholen zullen in staat zijn om hun sociale voorzieningen beter uit te bouwen. Het komt erop neer dat, als we dat groeipad achter de rug hebben tegen 2009, we per student ongeveer 290 euro uittrekken voor sociale ondersteuning en voor de hogescholen was dat voordien maar 170 euro. Dat is een belangrijke inspanning voor de hogeschoolstudenten. Ik vond dat we de discriminatie moesten rechtzetten. Daarmee is de universiteitsstudent niet geholpen. Ik durf zeggen dat we de eerste prioriteit hebben aangepakt, namelijk de sociale voorzieningen voor de hogeschoolstudenten verbeteren. Voor het overige wacht ik op de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek. Dat moet er zeker zijn vooraleer een nieuwe Vlaamse Regering wordt gevormd. Dan kan die uitkijken wat ze daarmee doet.
Mevrouw Libert heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Het klopt inderdaad dat de lonen zijn toegenomen, maar de kosten zijn meer toegenomen dan de index gestegen is. Verhoudingsgewijs is een kind naar de universiteit laten gaan nog altijd zwaarder dan de toegenomen algemene kosten. Ook de toegenomen prijzen van voeding en dergelijke tellen mee.
U hebt gezegd dat het budget voor de sociale voorzieningen voor hogescholen is toegenomen. Dat is positief. Elke student kan daarvan genieten. Ik heb in mijn betoog een aantal oorzaken aangegeven, maar er zullen er een heleboel meer zijn. Daar hebt u niets over gezegd. Plant u overleg met de universiteit om iets te doen voor de cursussen, zoals meer cursussen via het internet aanbieden of overleg plegen met proffen om bijvoorbeeld tweedehandsboeken aan te bieden? Ik heb daar in uw antwoord niets over gehoord.
Mevrouw Berx heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik ben zeer tevreden dat u zegt dat het onderzoek met betrekking tot de studiekosten ook zal worden vervroegd. We hebben vanmiddag de VVS ontmoet. Die mensen dringen er heel sterk op aan dat we er objectieve gegevens over krijgen. Zal men ook aandacht hebben voor kosten die veeleer exogeen zijn dan kosten die te maken hebben met het studeren zelf? Mevrouw Libert heeft een aantal voorbeelden aangehaald, zoals de kotcontracten van twaalf maanden in plaats van tien. Op zich hebben die niets te maken met de kosten voor het studeren op zich, maar met de manier waarop de markt van de koten reageert op het aanbieden van koten.
Een tweede voorbeeld zijn de kosten die te maken hebben met toegenomen behoeften die gedeeltelijk samenhangen met studeren. Een laptop of gsm bijvoorbeeld had niemand toen wij studeerden, maar de behoeften en noden nemen toe. Die hebben niet alleen te maken met studeren, maar ook met andere dingen. Als men het onderzoek voert, lijkt het me niet onnuttig om rekening te houden met zaken die strikt gebonden zijn aan het studeren en waarop het onderwijs een impact kan hebben, alsook met zaken die daarbuiten staan en die we misschien op een verschillende manier moeten verrekenen.
Het is dus zeer goed dat dat onderzoek wordt vervroegd, maar het moet wel op een genuanceerde en subtiele wijze gebeuren, waarbij alle diverse facetten op een correcte wijze in beeld worden gebracht.
De heer Pieters heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik wil het even hebben over de beurzen. Recent hebt u een aanpassing gedaan ter zake: iets meer mensen kunnen er een beroep op doen, of meer aanvragen worden behandeld. Het gaat echter over een termijn van tien jaar. Gedurende die termijn heeft er geen volledige indexaanpassing plaatsgevonden op die beurzen. Een aantal mensen komt wel in aanmerking voor een beurs, maar de beurs op zich is gedurende die tien jaar niet elk jaar geïndexeerd, terwijl de inkomens gestegen zijn, voor het indienen van de aanvragen werd ook de inkomensnorm niet geïndexeerd. Ik denk dus dat er sprake is van een tekortkoming.
De heer De Cock heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, ook ik ben vragende partij om meer objectieve gegevens te krijgen. Daarom ben ik heel tevreden met uw antwoord, mijnheer de minister. U zegt dat er een onderzoek moet komen dat daar meer duidelijkheid over brengt. Mevrouw Berx verwees er al naar: de omgevingsfactoren van twintig jaar geleden zijn niet die van vandaag. Denken we al maar aan de woongelegenheid van de studenten.
Wat me vooral ook na aan het hart ligt, net als mevrouw Libert, is het mercantiele studeren. In de Angelsaksische wereld, meer bepaald in de VS, is alles gericht op geld en het betalen van universitaire en hogeschoolstudies. We moeten daarover waken bij ons. Het is immers heel erg belangrijk dat wie de capaciteiten heeft om te studeren, dat moet kunnen, ongeacht of hij dat kan betalen of niet. Daar zorgt u ook wel voor, mijnheer de minister. Zo hebt u inderdaad de sociale voorzieningen van de hogescholen opgetrokken, tot op het niveau van de universiteiten. Dat kan onmogelijk verrekend zijn in de studie die in de kranten heeft gestaan.
Ik ben dankbaar voor deze vragen en voor het antwoord van de minister.
Als reactie, zeker op wat mevrouw Libert nog eens heeft herhaald en wat de heer Pieters heeft gezegd, wil ik stellen dat ik echt niet heb willen minimaliseren. Ik heb alleen willen zeggen dat, als een onderzoekje aantoont dat een bepaalde universiteit vandaag tweemaal zoveel kost als twintig jaar geleden, het zo is dat twintig jaar geleden de mensen minder verdienden. En dat is niet alleen de index. De lonen zijn meer gestegen dan de index, en gelukkig maar. De beurzen zijn ook echt wel verbeterd.
U hoort me niet zeggen dat het allemaal perfect is. Ik heb er ook geen enkele verdienste aan. Dat is van voor mijn tijd. Dat is de enige nuancering. Voor het overige ben ik het ermee eens dat we moeten bekijken wat er vandaag nodig is om goed te kunnen studeren.
Ik kijk even naar mijn medewerker, de heer De Plecker. Ik stel voor dat we de suggesties van mevrouw Berx en de heer De Cock dat het reëele studeren van vandaag zou worden bekeken, mee in overweging nemen. Zo moet er in toenemende mate twaalf maanden worden betaald voor een studentenkamer, studenten moeten een goede laptop hebben enzovoort. We moeten de onderzoekers meedelen dat dit de vraag is die moet worden beantwoord.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het incident is gesloten.