Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
Mijnheer de minister, u hebt gisteren heel wat lof toegezwaaid gekregen over het feit dat het budget voor de Vlaamse Rand voor het volgende jaar werd verhoogd. De verhoging dient om het Vlaamse karakter van de Vlaamse gordel rond Brussel te versterken. Daartegenover staat dat op de begroting van Onderwijs jaarlijks in 10 miljoen euro wordt voorzien om het Franstalig onderwijs in Vlaanderen te betalen, meer bepaald het Franstalig faciliteitenonderwijs in de Vlaamse Rand, wat een verfransende invloed heeft.
Daarmee hebt u in feite een blanco cheque gegeven, want u hebt totaal geen zicht op wat in dat onderwijs in die scholen gebeurt, ook niet op de kwaliteit van dat onderwijs, meer bepaald op de kwaliteit van de lessen Nederlands. Daarin zou nu verandering moeten komen omdat we vorige week in dit parlement in de commissie Onderwijs het zogenaamde interpretatief decreet hebben goedgekeurd, dat eigenlijk een soort vertaling is van het decreet Basisonderwijs voor de faciliteitenscholen.
Het zal de faciliteitenscholen, de Franstalige scholen, ertoe verplichten om in de toekomst de Vlaamse onderwijsinspectie toe te laten, om samen te werken met de Vlaamse centra voor leerlingenbegeleiding, om de Vlaamse eindtermen te hanteren en een leerplan dat is goedgekeurd door de Vlaamse Gemeenschap.
Daar is onmiddellijk reactie op gekomen. Vorige week, nog dezelfde namiddag, heeft de Franse Gemeenschap een belangenconflict ingeroepen. Mevrouw Arena heeft vrij scherp gereageerd.
Het heeft me verwonderd, mijnheer de minister, dat u de dag nadien op de persconferentie van de Vlaamse Regering blijkbaar hebt gezegd dat u bereid was om op een onderhandelde manier tot een pragmatische oplossing te komen. U bent blijkbaar bereid om alsnog met mevrouw Arena te onderhandelen, ondanks de ervaringen in het verleden. De vraag is waarover nog moet worden onderhandeld. Ik denk dat het decreet duidelijk is en dat de gevolgen van het decreet duidelijk zijn. Ik begrijp niet goed waarover nog moet worden onderhandeld.
Het decreet - nog steeds een voorstel - zou in werking treden op 1 september 2009. Dat is nog een lange tijd. De indieners hebben die tijd verantwoord door te zeggen dat ze die nodig hebben om de voorbereiding van de implementatie van het decreet grondig te doen.
Als u gaat onderhandelen met mevrouw Arena, betekent dat dan dat de voorbereiding van de implementatie van het decreet opgeschort wordt?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, ik denk dat we een onderscheid moeten maken tussen de grond van de zaak en de conclusies die je daaruit trekt, en de implementatie van die conclusies en de afspraken die je daarover kan maken met de Franse Gemeenschap.
Ik denk dat de grond van de zaak bijzonder duidelijk is. Wij gaan ervan uit - niet sinds gisteren, maar sinds lange tijd - dat de Vlaamse Gemeenschap de volle bevoegdheid heeft over deze scholen met alle consequenties inzake eindtermen, inspectie, leerlingenbegeleiding. Ik heb gepoogd om daarover met mevrouw Arena te onderhandelen. Dat heeft niet tot een oplossing geleid. Ik heb dan ook ten volle steun gegeven aan het initiatief van dit parlement om met een interpretatief decreet deze juridische interpretatie heel helder en duidelijk te stellen. Ik denk dat we daarbij moeten blijven.
Iets anders is de implementatie van conclusies die je daaruit trekt. Dat is niet zo eenvoudig. Ik heb inderdaad ook gezegd dat wij openstaan voor overleg. Om te beginnen moet u er wel rekening mee houden dat als u verwijst naar 1 september 2009, we nog andere elementen in de kalender zullen tegenkomen. Er is een belangenconflict ingeroepen door de Franse Gemeenschap. Dat zorgt voor een schorsing. Ook als het decreet uiteindelijk gestemd wordt, kunnen er beroepen zijn tot schorsing of annulatie bij het Grondwettelijk Hof. We zijn dus nog lang niet aan een uitvoerbaar decreet. Maar zelfs als we zover zijn, zijn we nog niet aan de uitvoering. Ik geef een voorbeeld. Als we zeggen dat we bevoegd zijn voor de eindtermen, dan zullen we ons moeten bezinnen over wat dat concreet betekent. Als we zeggen dat er gecontracteerd moet worden met een CLB van het Nederlandstalig onderwijs, dan zullen we ons moeten bezinnen over wat dat concreet betekent.
Ik denk dat we alleszins daarover bereid moeten zijn om overleg te plegen. Ik heb dan ook samen met de minister-president onmiddellijk na die stemming op een persconferentie gezegd dat wij openstaan voor overleg. Wil dat nu zeggen dat we daarop wachten en niets ondernemen? Neen, dat hoeft niet. Ik denk dat zodra we kunnen beginnen aan de uitvoering van dit decreet en de voorbereiding die daartoe nodig is, we daaraan zúllen beginnen. Het is niet zo dat we als het ware een uitnodiging hebben gestuurd en we ondertussen afwachtend niets ondernemen. Het is wel zo dat er inderdaad enige ruimte is in de tijd. Het is wel zo dat we moeten nadenken over wat de praktische implementatie betekent. En het is inderdaad zo dat ik bereid ben om daarover te overleggen.
U stelt me enigszins gerust, mijnheer de minister, door te zeggen dat de voorbereidingen voor de implementatie gewoon voortgaan. Ik neem aan dat men zal wachten op de goedkeuring in de plenaire zitting. Maar het stelt me gerust dat men alle obstructies die nog mogelijk zijn, niet zal afwachten om met de voorbereiding te beginnen.
Ik weet niet of mevrouw Arena bereid zal zijn om in te gaan op uw uitnodiging. Het verleden leert ons toch wel dat de bereidheid van de Franstalige Gemeenschap om te onderhandelen als het over het faciliteitenonderwijs gaat, vrij klein is. Uw opeenvolgende voorgangers zijn altijd vol enthousiasme en optimisme aan hun mandaat begonnen om dan aan het eind van de legislatuur te moeten vaststellen dat er niets bereikt werd.
Natuurlijk, als het voorstel van decreet is goedgekeurd, is de situatie wel enigszins anders. Het zal meer met het mes op de keel zijn dat men dan moet onderhandelen. Mijnheer de minister, ik houd u eraan dat de grondprincipes van het decreet worden gehandhaafd.
De heer Demesmaeker heeft het woord.
Mijnheer de minister, bedankt voor het antwoord. Het is een geruststellend antwoord, want over de grond van de zaak is er eigenlijk geen discussie mogelijk. Als er overleg nodig is over de implementatie, moet daarover dan met mevrouw Arena worden onderhandeld of met de scholen en de inrichtende machten?
Mijnheer de minister, eens te meer blijkt, uit wat we lezen in de Franstalige pers, dat er toch nogal wat misverstanden en foutieve informatie worden verspreid over de inhoud en de gevolgen van het voorstel van decreet. Het wordt voorgesteld alsof de scholen nu geïnspecteerd zullen worden door onbekwame inspecteurs, dat de scholen op termijn zelfs zullen verdwijnen, dat de kwaliteit van het onderwijs in het gedrang zou komen enzovoort.
Het hoeft geen betoog dat deze sfeerschepping het wantrouwen bij de scholen, maar ook bij de ouders, sterk heeft aangewakkerd. Sommige directies vrezen zelfs een verlies aan leerlingen, omdat bepaalde ouders nog liever hun kinderen naar verder weg gelegen, maar dan wel onbedreigde, Franstalige scholen in Brussel zullen sturen, dan ze in de faciliteitengemeenten te laten schoollopen. Dat kan natuurlijk ook niet de bedoeling zijn, want dat is niet bevorderlijk voor de toekomstige integratie van die kinderen in de Vlaamse gemeenten en voor het samenleven daar.
Mijnheer de minister, ik zou suggereren om - niet alleen als minister van Onderwijs, maar ook als minister bevoegd voor de Vlaamse rand - een informatiecampagne voor de ouders te organiseren, om de werkelijke bedoeling van dit voorstel van decreet en ook de voordelen die het zal bieden voor de scholen en de kinderen, duidelijk in de verf te zetten.
De heer De Cock heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik had geen ander antwoord van u verwacht. Door de meerderheidspartijen in dit Vlaams Parlement is een voorstel van decreet ingediend, waarbij we ervan uitgaan dat de Vlaamse Gemeenschap de volle bevoegdheid heeft over de Franstalige basisscholen, omdat de Vlaamse Gemeenschap die Franstalige basisscholen ook volledig financiert. De financierende instantie heeft natuurlijk ook het recht op controle. Dat is helder en duidelijk ons standpunt.
Mijnheer Demesmaeker, ik moet me aansluiten bij wat u zegt. De Franstalige pers organiseert inderdaad sfeerschepping, die vol zit met 'hineininterpretierung' en foute berichtgeving, waarop de internationale pers zich baseert om ons opnieuw in het verdomhoekje te drukken. Wij zitten niet in het verdomhoekje. Ik denk dat we volledig gelijk hebben met het interpretatief decreet. De Raad van State verklaart zich onbevoegd en de Franse Gemeenschap kaart een belangenconflict aan. Het Grondwettelijk Hof zal hierover wel uitspraak doen. Ik denk dat we daar vol vertrouwen op wachten.
De heer Tavernier heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik denk dat uw uitspraken en de uitspraken van de minister-president terecht en goed waren. Maar ik denk dat het beter is om olie op de golven te gieten in plaats van olie op het vuur.
Ik heb de bespreking in de commissie zeer aandachtig gevolgd. Vanuit de meerderheid zeiden sommigen dat er hierover geen discussie is, maar anderen zeiden - zoals ik ook lees in de toelichting bij het voorstel van decreet - dat er een einde moet komen aan de juridische onduidelijkheid. Er is dus nog altijd onduidelijkheid. Sommigen stuurden er duidelijk op aan om uiteindelijk een uitspraak te hebben van het Grondwettelijk Hof. Ik denk dat dat ook goed is.
We moeten langs de twee kanten ophouden met sfeerschepping. Zelfs als men er zou van uitgaan dat er geen discussie is en dat Vlaanderen volledig bevoegd is, kan je niet zomaar de bestaande inspectie- of begeleidingsmechanismen vanuit Vlaanderen, dat eentalig is, zomaar toepassen op Franstalige scholen. Ik pleit voor voorzichtigheid, en voor het gieten van olie op de golven in plaats van op het vuur.
Ik heb goed geluisterd en nota genomen van de verschillende commentaren die zijn gegeven. Mijnheer Demesmaeker, als minister Arena een teken zou geven dat ze daar overleg over wil, moeten we dat doen op dat niveau. Ik sluit dat absoluut niet uit, integendeel, het zou misschien een opening kunnen zijn om het probleem ten gronde aan te pakken.
Wat u zegt over de informatie is juist, maar er zijn soms situaties waarin men zich gewoon niet graag goed wil laten informeren. Dit is misschien wel zo een situatie, waarbij we moeten afwachten. Ik ben niet van plan om onmiddellijk met een informatiecampagne te beginnen omdat ik denk dat de aversie nogal groot is en dat het weinig zoden aan de dijk zou zetten. Dat wil niet zeggen dat we niet helder moeten uitleggen wat we bedoelen - de heer Kris Van Dijck heeft dat herhaaldelijk en goed gedaan - en dat de regering niet helder moet uitleggen wat haar doelstelling is. Een specifieke informatiecampagne opstarten voor de doelgroep zou ik op dit eigenste ogenblik nog niet doen.
Ik kan de minister natuurlijk niet verhinderen om te onderhandelen met minister Arena. Zolang dat geen uitstel betekent, is dat voor mij geen probleem. Op de hoorzitting in de commissie voor Onderwijs zeiden de verschillende vertegenwoordigers van het Franstalige onderwijs dat er uiteindelijk niet zoveel verschil was tussen het Vlaamse leerplan en het leerplan van de Franse Gemeenschap. Nu lees ik in de Franstalige pers dat er blijkbaar een enorme kloof is tussen die twee. Ik heb ook gelezen dat het niet kan dat de Franstalige leerlingen met de Vlaamse centra voor leerlingenbegeleiding zouden moeten werken, want hoe zou dat dan gaan met aan de ene kant Nederlandstaligen en aan de andere kant Franstaligen? Tegelijkertijd heb ik op de hoorzitting heel duidelijk horen zeggen dat de meeste leerlingen die uit het Franstalige faciliteitenonderwijs komen, perfect in staat zijn om door te stromen naar het Nederlandstalig secundair onderwijs. De informatie in de Franstalige pers stemt niet overeen met wat er is gezegd op de hoorzitting.
Het incident is gesloten.