Verslag plenaire vergadering
Ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2008
Ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, aan de orde zijn het ontwerp van decreet houdende de middelenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2008, het ontwerp van decreet houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2008 en het ontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2008.
Het Uitgebreid Bureau stelt voor om de algemene besprekingen van de drie ontwerpen van decreet samen te voegen tot één enkele algemene bespreking. Is het Parlement het hiermee eens? (Instemming)
De algemene bespreking is geopend.
De heer Matthijs, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, zoals de vorige jaren het geval was, werd wegens de nauwe band tussen de middelen- en de uitgavenbegroting één verslag over de twee ontwerpen van decreet opgesteld. De Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting besteedde zes zittingen aan de bespreking van de voorliggende begroting 2008.
De bespreking werd gestart met een toelichting door minister Van Mechelen. Volgens hem biedt de begroting voor 2008 een nieuw Vlaams record inzake nieuwe beleidsruimte. Bovendien is het de tweede expansieve begroting op rij. De beschikbare beleidsmarge neemt in 2008 met maar liefst vijf percent of 1,1 miljard euro toe. Daar zijn twee redenen voor. Enerzijds is er de sterke toename van de ontvangsten en anderzijds is er de door de Hoge Raad van Financiën voorziene verlaging van de te respecteren begrotingsdoelstelling, de zogenaamde HRF-norm.
Een deel van de extra beleidsruimte wordt niet meteen in nieuwe uitgaven omgezet, waardoor een dubbele beleidsintentie wordt vervuld, namelijk het inbouwen van voldoende voorzichtigheid in geval van een neerwaartse economische conjunctuur alsook het door de HRF gevraagde anticyclische begrotingsbeleid. Concreet betreft het de aanleg van aanzienlijke provisies, namelijk de conjunctuurprovisie en indexprovisie.
Wat de extra ontvangsten betreft, valt vooral de stijging op van de door de federale overheid doorgestorte middelen met 613 miljoen euro door de groei van het bruto binnenlands product en de inflatie.
Uit voorzichtigheidsoverwegingen heeft de Vlaamse Regering provisies aangelegd voor een bedrag van 332 miljoen euro om eventuele negatieve bijstellingen van de te verwachten groei van de parameters of inflatie, of andere tegenvallende ontvangsten te kunnen opvangen.
Naast de substantiële stijgingen van de middelen uit dotaties van de federale overheid is er eveneens een belangrijke stijging van de middelen uit de gewestbelasting met 234 miljoen euro, een stijging met 5,5 percent ten opzichte van de aangepaste begroting van 2007. In totaal worden de inkomsten uit de gewestbelastingen geraamd op 4,5 miljard euro.
De forfaitaire belastingkorting is opgelopen tot een korting van 150 euro voor één miljoen werkende Vlamingen. Ze is dus goed voor 150 miljoen euro.
Het door de Hoge Raad van Financiën gevraagde begrotingssaldo voor 2008 bedraagt dit jaar slechts 35 miljoen euro. Dat komt door de in het verleden aanvaarde extra inspanningen door de Vlaamse Regering. Dit betekent een verlaging ten opzichte van de begrotingsnorm in 2007 met 310 miljoen euro, een bedrag dat aan de beschikbare beleidsruimte mag en kan worden toegevoegd. Door een consequent volgehouden beleid van behaalde begrotingsoverschotten en versnelde schuldaflossing zal er op het einde van volgend jaar bijna een nulschuld zijn.
Minister Van Mechelen gaf vervolgens een kort overzicht van de belangrijkste internationale factoren die een invloed hebben op de inflatie in de eurozone. Die belangrijkste economische indicatoren zijn de groei en de inflatie in de eurozone, het vertrouwen van de ondernemers, het consumentenvertrouwen en de evolutie van de werkloosheid.
Ondanks de economische problemen in de Verenigde Staten en de onrust op de financiële markten, die nu toch al een tijdje aanhoudt, blijft de Europese economie in goeden doen. Minister Van Mechelen stelde dat de bedrijfswereld financieel gezond is, terwijl de arbeidsmarkt door de sterkste fase van de afgelopen 15 jaar gaat.
De inflatie steeg van 1,75 percent in augustus naar 2,13 percent in september. Ik trap een open deur in als ik zeg dat de dure energie en voedingswaren op korte termijn een opwaartse druk zullen uitoefenen op de inflatie. Volgens minister Van Mechelen vormt de krapte op de arbeidsmarkt op langere termijn het belangrijkste inflatoire risico, omdat ze via de sterkere loonsverhogingen de inflatie kan opdrijven.
Het aandeel van de gewestbelasting is ondertussen opgelopen tot 20 percent van onze ontvangsten. In 2003 bedroeg het aandeel van de gewestbelasting op de totale middelen slechts 16,3 percent. Voor het begrotingsjaar 2008 worden de globale ontvangsten geraamd op 22,357 miljard euro. Dit is 722 miljoen euro of 3,3 percent meer dan bij de begrotingscontrole 2007. De samengevoegde en gedeelde belastingen en de specifieke dotaties stijgen met 613 miljoen euro of met 3,7 percent. Dat is een zeer hoog stijgingspercentage. De gewestbelastingen stijgen met 235 miljoen euro of met 5,5 percent. Daarbij is rekening gehouden met de minderontvangst ingevolge de nieuwe fiscale maatregelen.
Minister Van Mechelen vervolgde met de parameters voor deze begroting. Voor 2007 wordt de groei vastgeklikt op 2,7 percent en de inflatie op 1,7 percent. Voor 2008 zijn de cijfers verstrekt bij de Septemberverklaring en van het financiële boekje licht aangepast. De groei werd bijgesteld van 2,2 naar 2,1 percent, terwijl de inflatie werd verhoogd van 2,1 naar 2,2 percent. De stijgende inflatie is onder meer een vertaling van de stijgende energieprijzen.
De gewestelijke belastingen hebben de afgelopen jaren een vrij snelle groei gekend. De totale opbrengst van de gewestbelastingen kan voor het begrotingsjaar 2008 op 4,5 miljard euro begroot worden. Dat bewijst dat die belastingen steeds belangrijker worden voor de financiering van onze uitgaven. Bij de successierechten werd er rekening gehouden met een minderontvangst van 45 miljoen euro voor de vrijstelling van de gezinswoning voor de langstlevende partner. In de registratierechten werd het abattement voor de onroerende starter opgetrokken van 12.500 euro naar 15.000 euro. Bovendien zal vanaf 2008 via het programmadecreet een vrijstelling ingevoerd worden van de verkeersbelasting op aanhangwagens die eigendom zijn van natuurlijke personen.
De instellingen hebben ook eigen inkomsten ten belope van ongeveer 1,17 miljard euro. De VRT is goed voor 177 miljoen euro aan eigen ontvangsten. De Lijn ontvangt ongeveer 187 miljoen euro. De VDAB heeft ongeveer 122 miljoen euro aan eigen ontvangsten.
Vervolgens heeft de minister de uitgavenbegroting nader toegelicht. De beleidsruimte van de Vlaamse overheid neemt in 2008 met 1,1 miljard euro toe. Twee belangrijke factoren liggen aan de basis van die sterke stijging. Ten eerste, de geconsolideerde ontvangsten neme met 874 miljoen euro toe. Ten tweede, het te respecteren overschot op de begroting daalt met 310 miljoen euro.
De toegenomen beleidsmarge zal worden aangewend om alle reeds genomen beleidsbeslissingen volledig uit te voeren. Bovendien voorziet de Vlaamse Regering in een aantal reserves. Aangezien het Planbureau heeft laten weten dat de spilindex in januari 2008 zal worden overschreden, voorziet de begroting in een vrij ruime indexprovisie ten belope van 172 miljoen euro. De Vlaamse Regering heeft tevens in een conjunctuurprovisie van 161 miljoen euro voorzien. Niet alle beschikbare middelen worden in nieuw beleid omgezet. De Vlaamse Regering wapent zich tevens tegen een eventuele vertraging van de economische groei.
Gezien de voortgezette schuldafbouw moet in de begroting voor 2008 voor 19 miljoen euro minder aan rentekredieten worden vastgelegd. De minister gaat ervan uit dat op het einde van 2007 125 miljoen aan beleids- en betalingskredieten niet zullen zijn aangewend. Dit geld kan bijgevolg naar het Financieringsfonds voor Schuldafbouw en Eenmalige Investeringen (FFEU) worden getransfereerd. Hierbij wordt een bepaalde verdeling vooropgesteld. Voor wegeniswerken, zoals het aanpakken van de zogenaamde zwarte verkeerspunten en van dringende wegenwerken, wordt in 100 miljoen euro voorzien. Voor de waterwegen en de sanering van slib wordt in 15 miljoen euro voorzien. Tot slot is voor bodemsaneringswerken in 10 miljoen euro voorzien. Bovendien heeft de Vlaamse Regering besloten de vrijgekomen beleids- of betalingskredieten in het geval van een grotere onderaanwending voor eenmalige impulsen met betrekking tot het wetenschapsbeleid aan te wenden. Op die manier kan de Vlaamse Regering de in de Lissabonnorm vervatte engagementen nakomen.
De gedetailleerde invulling van de uitgavenbegroting en de kostprijs van de verschillende beleidsinitiatieven is in de verschillende ter zake bevoegde commissies besproken. De minister heeft in dit verband onder meer naar de stijging met 25 miljoen euro van het budget voor rioleringswerken in steden en gemeenten verwezen.
Vervolgens heeft de minister de reserveringen besproken. Aangezien alle commissieleden het erover eens zijn dat Vlaanderen heel wat financiële mana ontvangt, kiest de Vlaamse Regering voor de nodige reserveringen. Op lange termijn gaat het om reserves in het Toekomstfonds. Op korte termijn gaat het om provisies.
Het Toekomstfonds is operationeel en betekent een implementatie van de zogenaamde Toekomstnorm. De door de Hoge Raad van Financiën gevraagde intertemporele neutraliteit is tot stand gebracht. Dit begrip wijst op een uitvlakking van het 'stop and go'-beleid op langere termijn. Om die reden wordt een deel van de bijkomende middelen niet in beleidsruimte omgezet. De minister heeft in dit verband nogmaals naar de conjunctuurprovisie van 161 miljoen euro verwezen. Het Toekomstfonds bevat momenteel 187 miljoen euro. Dit bedrag zal tot 350 miljoen euro aan reserves aandikken.
Wat de begrotingsnormering betreft, blijft Vlaanderen een trouwe leerling. De Vlaamse Regering houdt zich aan het strakke scenario in de overeenkomst die de gewesten, de gemeenschappen, de gemeenschapscommissies en de federale overheid op 15 december 2000 voor de periode 2001-2005 hebben gesloten.
Na de algemene toelichting bij de middelen- en de uitgavenbegroting heeft het Rekenhof zijn rapport over de voorliggende ontwerpen van decreet toegelicht. Ik verwijs hiervoor naar het schriftelijk verslag.
Na de toelichting door het Rekenhof is de algemene bespreking met een discussie over de schuldaflossing voor de gemeenten ten belope van 612 miljoen euro aangevat. Aangezien hierover tijdens een recente plenaire zitting een actualiteitsdebat is gehouden, ga ik hier nu niet dieper op in en verwijs ik met betrekking tot dit onderwerp naar het schriftelijk verslag.
Aan de algemene bespreking van de begroting zelf namen drie partijen deel, namelijk CD&V, Open Vld en Vlaams Belang. CD&V staat uitermate positief tegenover de voorgelegde begroting 2008. Het is een historische begroting. Vlaanderen gaat naar een nulschuld en een evenwicht in de begroting. Dat is een prestatie. Er is bijna 400 miljoen euro beleidsruimte gecreëerd. Voormalig minister van Financiën en Begroting, mevrouw Demeester, is twaalf jaar geleden met die doelstelling begonnen. Het siert minister Van Mechelen dat hij dit tot een goed einde heeft gebracht.
CD&V stelt vast dat de beleidsruimte met ruim 5 percent stijgt, ongeveer 1,1 miljoen euro, wat heel veel is. Een kwart heeft echter te maken met de afbouw van de HRF-norm die 350 miljoen euro lichter weegt. De minister zegt dat dit 310 miljoen euro is. Vergeef mijn collega dit foutje dan ook. De belangrijkste stijgingspost in de begroting is de lastenverlaging, namelijk 150 miljoen euro. De zichtbaarheid daarvan is erg beperkt: niemand weet dat met deze begroting een lastenverlaging wordt doorgevoerd.
Naast de meeruitgaven die het constante beleid vereisen en de extra reserveringen is er ook ruimte voor nieuw beleid. Zo staat er 83 miljoen euro ingeschreven ter compensatie van de Eliaheffing voor de gemeenten, die op grond van dezelfde sleutel wordt verdeeld als deze die wordt gebruikt in de huidige verdeling van de Eliaheffing. Vanaf 2010 stopt de Eliaheffing. Er wordt de minister gevraagd of dit bedrag recurrent is. Het Innovatiepact is ook erg belangrijk, met 75 miljoen extra, maar de middelen voor innovatie blijven te laag. Bij een overschot van beleids- en betaalkredieten zou er 125 miljoen euro naar het FFEU gaan. Extra's zouden naar innovatie en wetenschapsbeleid gaan. Komt dat extra er? CD&V maakt zich ook zorgen om het Zorgfonds. Het is de eerste keer dat het fonds negatief bijdraagt tot het vorderingensaldo. De CD&V-fractie vindt het erg belangrijk dat dit tijdens de volgende jaren op een structurele wijze wordt opgevolgd in de commissie voor Welzijn.
CD&V kijkt met argwaan naar de budgettaire gevolgen van het Lambermontakkoord, waar middelen aan de deelstaten worden gegeven zonder dat daar bevoegdheden tegenover stonden. Op termijn is dat niet houdbaar tenzij er een vorm van fiscale autonomie komt waarin de entiteiten verantwoordelijk zijn voor de eigen inkomsten, die afhankelijk zijn van de conjunctuur. Dat is nu niet het geval: de middelen liggen voor een groot deel via verdeelsleutels vast.
CD&V is van oordeel dat minister Van Mechelen en de hele Vlaamse Regering fantastisch werk leveren. In deze begroting worden de juiste prioriteiten gesteld en de CD&V-fractie waardeert het dat de parameters voorzichtig geïmplementeerd en geraamd worden.
Het Vlaams Belang vindt dat de regering zichzelf lof toezwaait en stelt dat dit niet altijd onterecht is. Er is serieuze beleidsruimte en mogelijkheid om provisies aan te leggen. Het gaat blijkbaar goed in Vlaanderen, maar de fiscale autonomie is nog steeds nagenoeg onbestaande want die bedraagt nog geen 20 percent van de inkomsten. De financiële marge is grotendeels te wijten aan de geldstroom van het federale niveau naar de regio's. Vlaanderen heeft echter de derde zwaarste belastingsdruk in Europa en een van de hoogste ter wereld. Onze economie wordt daardoor bezwaard. Vlaanderen kan op dat vlak zelf iets doen met een werkelijke belastingsverlaging. Het Vlaams Belang zal hierover nieuwe voorstellen formuleren. Het Vlaams Belang wil verder de budgettaire gevolgen van het Lambermontakkoord kunnen vergelijken tussen de deelgebieden. Verder wenste het Vlaams Belang meer info over de verkoop van onroerende goederen voor 17,1 miljoen euro en uitleg over de niet-geconsolideerde schuld.
Open Vld is van oordeel dat Vlaanderen een opmerkelijke prestatie neerzet met de begroting van 2008. De beschikbare beleidsmarge stijgt met 1,1 miljard euro of met maar liefst vijf percent. Voor de laatste twee jaar komt er een extra beleidsruimte van 2,3 miljard euro vrij. Er is in de begroting van 2008 een overschot van 35 miljoen euro. Daarbij worden de strengste normen gerespecteerd.
In 2008 is er extra beleidsmarge. Het leeuwenaandeel komt uit de dotaties van de federale overheid. Maar Open Vld wijst ook op de stijging van 235 miljoen euro uit de eigen gewestbelastingen. Opvallend is de voorzichtigheid in de begroting, zoals bij de aangelegde provisies. Dat is ook door de andere fracties al voldoende benadrukt.
Op het fiscale vlak zijn er: een verlaging van de registratierechten, de meeneembaarheid van de registratierechten, de verhoging van het abattement voor registratierechten van 12.500 euro naar 15.000 euro voor onroerende starters, de verlaging van de schenkingsrechten en de vrijstelling van successierechten voor de langst levende partner. Vanaf nu krijgen 1 miljoen werkende Vlamingen 150 euro korting op de personenbelasting.
Open Vld vreest dat de wachtlijsten in de zorgsector tegen het einde van deze legislatuur niet weggewerkt zullen zijn. Open Vld zegt dat in de begroting 2009 geld zal moeten verschuiven van het departement Openbare Werken naar Welzijn. Er ontstaan immers nieuwe wachtlijsten, onder andere in de kinderopvang en in de jeugdzorg.
Open Vld maakt zich zorgen over het Zorgfonds. De recurrente uitgaven overstijgen de recurrente inkomsten met 30 miljoen euro door de stijging van de vergoeding van 105 naar 115 euro en door een toename van het aantal gerechtigde personen. De fractie staat achter de verdere uitbouw van het Toekomstfonds, zoals voor milieuverplichtingen in het kader van het Kyotoprotocol. Het is goed dat de minister geld reserveert om in de toekomst aan uitdagingen het hoofd te bieden.
Open Vld benadrukt dat de Vlaamse Regering een investeringsregering moet blijven, maar heeft het gevoel dat er momenteel een vertraging optreedt bij de uitvoering van de investeringen. Er is een teveel aan betaalkredieten omdat de openbare werken niet volgens het geplande ritme werden of worden uitgevoerd. De uitvoering van heel wat projecten die door middel van alternatieve financiering en pps zullen worden gerealiseerd, loopt ook vertraging op. Open Vld wijst ten slotte ook naar de geplande inhaaloperatie van 1 miljard euro voor de scholenbouw door alternatieve financiering. Die is al heel lang aangekondigd, maar er is nog maar heel weinig van opgestart.
De minister stelt dat de budgettaire situatie de verdienste van zeer velen is, niet het minst van degenen die in het verleden de bevoegdheid Financiën en Begroting hebben gedragen. In 1995 werd beslist de tering naar de nering te zetten en de toenmalige schuldenlast van meer dan 8 miljard euro af te bouwen. Daarmee is volgens de minister het onderscheid gemaakt tussen het beleid in het zuiden en het noorden van het land. De beleidsruimte heeft twee oorzaken: de ontvangsten gerealiseerd via de samengevoegde en de gedeelde belastingen, niet het minst de extra Lambermontmiddelen, en de gewestbelastingen. Daarnaast werden in 2004, 2005 en 2006 telkens normverhogingen aanvaard.
Op het vlak van de successie-, de schenkings- en de registratierechten heeft de Vlaamse Regering volgens de minister iets op gang gebracht. Mocht Vlaanderen morgen voor de personenbelasting meer fiscale bevoegdheden krijgen, zou het daar volgens minister Van Mechelen heel verstandig mee omgaan.
Met betrekking tot het FFEU is momenteel 125 miljoen euro ingeschreven. Of men dat cijfer haalt, kan men pas in februari of maart volgend jaar weten. Mocht er een overschot zijn, wordt het gebruikt voor onderzoek en ontwikkeling. De verkoop van onroerende goederen gaat over restgronden. De belastingverlaging wordt opgetrokken van 125 naar 150 euro. De grote sprong op dat vlak komt in 2009 met 200 euro voor elke werkende persoon.
Het Gemeentefonds nam sinds 1999 toe met 36,1 percent. De jongste jaren komt dit geld slechts een deel van de gemeenten toe, zodat het stijgingspercentage voor steden als Antwerpen en Gent een veelvoud daarvan bedraagt. De index van de consumptieprijzen is, ter vergelijking, van 1999 tot 2007 gestegen van 100 naar 117.
De Eliaheffing is een verhaal dat volgens de minister ten einde loopt. Nu is er een halvering. In 2008 zouden de Vlaamse burgers en bedrijven 83 miljoen euro moeten betalen, dat dan verdeeld zou worden over de gemeenten. De Vlaamse Regering heeft echter aan de federale regering voorgesteld dat ze die 83 miljoen euro niet meer zou laten innen. De Vlaamse Regering zou dat bedrag storten aan de steden en gemeenten, met dezelfde verdeling als in het laatste jaar. Vanaf 2010 of 2011 zouden steden en gemeenten niets meer ontvangen via die Eliaheffing. De Vlaamse Regering zal dus die 83 miljoen euro blijven storten aan de gemeenten, via het systeem van de 'juste retour.' Dit zal dus niet bij het Gemeentefonds worden gevoegd, maar worden verdeeld over de steden en gemeenten, zoals dat vandaag gebeurt. Zo wordt vermeden dat die gemeenten een knik krijgen in hun meerjarenbegroting. Die 83 miljoen euro is dus recurrent.
Minister Van Mechelen zegt dat een welvarend Vlaanderen maximale inspanningen moet doen om te zorgen voor het welzijn van zijn burgers. De minister wil dat binnen de commissie voor Welzijn een fundamenteel debat wordt opgestart over het Zorgfonds. De uitgaven overstijgen de ontvangsten - verschillende fractieleden hebben dat ook geconstateerd - inclusief de dotatie vanuit Vlaanderen. Om de wachtlijsten weg te werken is er in recurrente opstappen voorzien. Ruwweg geschat is er sprake van 140 miljoen euro over een vijftal jaar. Dat is volgens de minister zowat de limiet van wat kan gedaan worden.
De minister stelt ook dat het Toekomstfonds een buffer vormt voor nogal wat uitdagingen waarvoor we staan, niet het minst de vergrijzing en de kost daarvan en de uitdagingen op milieuvlak. Wat de investeringen betreft, moet men zich geen zorgen maken want 2008 biedt gunstige vooruitzichten.
Tot slot werden er twee voorstellen van resolutie besproken over de toekomstige rol van het Rekenhof als begrotingsadviseur en de begrotingsrapportering. Het voorstel van resolutie van de meerderheid werd goedgekeurd.
Tot daar het verslag van de begrotingsbesprekingen in de commissie Algemeen Beleid, Financiën en Begroting. (Applaus)
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw en mijnheer de minister, collega's, de Vlaamse Regering kan rekenen op een aanzienlijke groei van de inkomsten. Er komt namelijk zowat 750 miljoen euro bijkomende ruimte vrij voor nieuwe beleidsinitiatieven.
Enkele maanden geleden maakten prognoses inzake economische groei en inflatie duidelijk dat Vlaanderen aanzienlijk meer middelen uit de federale dotaties zal krijgen, wat resulteert in bijna 697 miljoen euro extra ontvangsten.
Er is de ontvangstenraming: hier is een stijging van zowel de gedeelde en samengevoegde belastingen inclusief dotatie ter compensatie van kijk- en luistergeld als van ontvangsten uit de gewestbelastingen. Men kan zelfs een Toekomstfonds oprichten met de extra middelen uit de federale dotaties en met alle ongebruikte conjunctuurprovisies.
De toename van de betaalkredieten bedraagt zowat 1,1 miljard euro. De vraag is dan ook welk thesaurie-overschot er volgend jaar zal worden vastgesteld. Herinner u het debat van zowat een maand geleden en de beslissing van de Vlaamse Regering omtrent de aanwending van een deel van dit kasoverschot.
Collega's, de SERV schreef het reeds deze zomer. De gecumuleerde beleidsruimte voor deze legislatuur zal mogelijkerwijze 3,6 maal hoger zijn dan bij de start, zonder dat daar een versoepeling van de norm of substantiële heroriënteringen voor nodig waren. In het Vlaams regeerakkoord staat dat de gewestuitgaven in geen beding mogen dalen, dat alternatieve financieringskanalen aangewend moeten worden en dat de nodige inspanningen gebeuren om het investeringsaandeel te versterken. Ook wilde de regering de impliciete schuld doen afnemen.
De regering heeft een aantal van haar budgettaire doelstellingen gehaald, dat geef ik graag toe. Maar de geplande extra investeringen via alternatieve financiering en publiek-private samenwerking blijven grotendeels in de voorbereidingsfase. De investeringsplannen en -inspanningen via alternatieve financiering zijn groter geworden, blijkt uit de SERV-analyse. Maar dat de timing en de realisatie worden steeds opnieuw doorgeschoven.
We mogen niet vergeten dat volgens de SERV het overschot van 319 miljoen euro bij de uitvoering van de begroting 2006 vooral te wijten was aan een onderbenutting van 618 miljoen euro op de uitgaven. Het betreft vooral een onderaanwending van investeringen en investeringssubsidies en ook een onderaanwending van de geplande impuls van 50 miljoen euro voor het Innovatiepact. Onderaanwendingen betekenen natuurlijk dat wij ook nu weer mogen afvragen hoe realistisch deze begroting zal zijn.
Wij steunen de regeringsbeslissing over de aanwending van de thesauriemiddelen - een beslissing waarover de voorbije weken veel te doen was. Maar naar aanleiding van de begrotingscontrole 2006 zei minister Van Mechelen dat er een zeer grondige screening was gebeurd naar de correcte inschatting van de betaalkredieten. De minister stelde toen dat een versterking van de betaalkredieten niet alleen een rechtstreekse afbouw van de impliciete schuld garandeert, maar ook het economisch weefsel ondersteunt omdat de gelden sneller in het economisch circuit komen. Maar de vraag is hoe het zit met de aanwending van die betaalkredieten, als we minister-president Peeters hierover letterlijk horen zeggen dat er een aanzienlijk overschot is ontstaan op de ingeschreven betaalkredieten en dat de betaalkredieten een veel trager ritme volgen en pas later nodig zullen zijn, gespreid over enkele jaren.
De impliciete schuld waarvan u in het Regeerakkoord hebt beloofd dat die zou dalen, maar die volgens het Rekenhof in 2008 weer zal toenemen, blijft dus een zwak punt. Dit is hét bewijs dat, om het met het zelfgekozen beeld van de minister-president uit te drukken, de nieuwe keuken van het gezin enkel nog maar besteld is en niet geplaatst. De problematische matching van beleidskredieten en betaalkredieten heeft een overschot van thesauriemiddelen tot gevolg. Als we naar de realisaties op het terrein kijken, dan moeten we vaststellen dat deze Vlaamse Regering als investeringsregering vooral een begrotingsinvesteringsregering is, met een sterk toegenomen investeringsdynamiek voor de beleidskredieten. Ik sta hier niet alleen met mijn kritiek. Ook coalitiepartner sp.a heeft bij monde van de heer Sannen erkend dat de investeringsregering nog veraf is.
Impliciete schuld is inherent aan wie bestellingen en vastleggingen doet en zo betaalverplichtingen op zich neemt. Maar als de matching van het ene en het andere steeds slechter wordt, betekent dit dat er met de realisatie op het terrein, met 'het plaatsen van de keuken' dus, of ander gezegd, met de inschatting van de Vlaamse Regering op welk ogenblik de betaalverplichtingen zich zullen voordoen, toch iets fundamenteels schort. Pronken met stijgingen van allerhande kredieten en meer vastleggingen doen dan dat men betalingen kan realiseren omdat men de facturen nog niet heeft, is op zich in financieel opzicht niet ongezond. Maar het toont wel aan dat er van de realisatie op het terrein vaak onvoldoende sprake is. Dan wordt een 'investeringsregering' met haar begrotingen een uiting van een aankondigingscultuur! Dat we het met de beslissing over de aanwending van de thesauriemiddelen eens zijn doet niets af aan onze visie dat de Vlaamse Regering vooralsnog een papieren investeringsregering is.
Wat betreft de normverplichtingen en de afspraken met de federale overheid, wens ik alleen aan te stippen dat in oktober 2005 met de federale overheid is afgesproken dat Vlaanderen in 2006 een bijkomende norminspanning van 145,18 miljoen euro zou doen. In ruil kreeg de Vlaamse Regering voor de komende jaren een normverlichting die leidt tot bijkomende beleidsruimte. Vlaanderen heeft rigoureus aan zijn normverplichting in het kader van het Belgisch en Europees Stabiliteitspact voldaan. Maar de vraag is wat de toekomst brengt, want steeds meer berichten en bijgestelde cijfers tonen aan dat de groei lager zal uitvallen dan voorzien en dat de inflatie zal stijgen.
Nog vorige week is uit de economische vooruitzichten van de Nationale Bank gebleken dat de Belgische inflatie in 2008 tot bijna 3 percent zal stijgen, het hoogste peil in 17 jaar. Tegelijkertijd zal de groei vertragen tot 1,9 percent, het laagste peil in 5 jaar. Gouverneur Quaden stelt ook onomwonden dat de begrotingen 2007 en 2008 afstevenen op tekorten van respectievelijk 0,1 en 0,3 percent van het bruto binnenlands product. Volgens het Stabiliteitsprogramma moeten de gezamenlijke Belgische overheden dit jaar een overschot van 0,3 percent en volgend jaar een overschot van 0,5 percent boeken. Structurele begrotingsoverschotten zijn noodzakelijk om de kosten van de vergrijzing te betalen. De factuur hiervoor wordt zo meer en meer overgedragen aan de volgende generaties. Dat is onaanvaardbaar.
De vraag dient gesteld te worden: zal de volgende federale regering niet opnieuw aan de Vlaamse deur komen kloppen voor extra inspanningen, zeker met het huidige kader van de bijzondere financieringswet en de uitwerking van het Lambermontakkoord voor ogen?
Collega's, wat dan met de praktische realisatie van de nieuwe keuken van de minister-president? Is de Vlaamse Regering een investeringsregering via pps? Ik wil het hier niet hebben over de opmerkingen van het Rekenhof over de adequate budgettaire verwerking van de verbintenissen op lange termijn die de Vlaamse Gemeenschap op tal van domeinen aangaat rond pps en alternatieve financiering. Ik wil het ook niet hebben over de budgettaire verplichtingen die voortvloeien uit de al goedgekeurde akkoorden voor alternatieve financiering. Belangrijker is de vaststelling dat deze Vlaamse Regering met betrekking tot pps op het einde van de legislatuur met weinig kan uitpakken wat betreft de realisatie op het terrein.
Als we de grote projecten overlopen, merken we dat er dit jaar belangrijke goedkeuringen waren, bijvoorbeeld voor de noordelijke ontsluiting van Zaventem en een eerste reeks openbaarvervoerprojecten uit het Masterplan Antwerpen. Maar de principiële tracékeuze door de Vlaamse Regering dateert al van 15 juli 2002! Dat is meer dan vijf jaar geleden. En waar staan we met de Liefkenshoekspoortunnel? Moet ik de bijzonder talrijke berichten aanhalen van enkele jaren geleden, die zegden dat de werkzaamheden op het terrein in 2007 gingen gebeuren? Dat geldt evenzeer voor de luchthaven van Deurne, waarover mijn collega Jan Penris een uitvoerige uiteenzetting zal houden.
Ook voor andere openbare werken verschuift de timing steeds verder en wordt - dat mogen we niet vergeten - steeds meer overgeheveld naar de verantwoordelijkheid van de volgende Vlaamse Regering. Voor de noord-zuidverbinding in de Kempen spreekt men nu al van midden 2009, voor de R4-zuid in Gent van begin 2010 en voor de AX-havenverbindingsweg in Zeebrugge zelfs van begin 2011. Wat de pps-projecten met betrekking tot Lijninvest betreft, is er tot op heden nog geen enkele stelplaats gebouwd. De pps-projecten in samenwerking met De Lijn in verband met de tramverlengingen zijn ook nog in studie.
Ten slotte is er nog de alternatieve financiering van de Vlaamse administratieve centra. Voor de projecten in Antwerpen, Gent en Brugge is men nog steeds aan het onderhandelen. De gunning en contractsluiting zijn gepland voor 2008.
Collega's, van de 25 geselecteerde missing links op de Vlaamse wegen zijn er voorlopig twee aangepakt. Een aantal zijn in uitvoering, maar heel wat projecten zullen deze legislatuur niet meer worden aangevat, laat staan gerealiseerd. Ook de zwarte verkeerspunten op de Vlaamse wegen zullen niet op tijd zijn weggewerkt. Mijnheer de minister, er zijn er inderdaad al zowat 270 weggewerkt, maar nog altijd telt Vlaanderen meer dan 500 zwarte punten, veel te veel om het streefdoel van 2008 - 0 zwarte punten - te kunnen halen.
Wat het Masterplan Antwerpen betreft, is het meest recente rapport van het Rekenhof heel wat kritischer dan de bijna kritiekloze procedureaudit die het Rekenhof maakte. De bouwkost van de Oosterweelverbinding is weliswaar op 1,85 miljard euro geplafonneerd, maar dit bedrag is berekend op de prijzen van begin 2006, terwijl de offerte van Noriant rekening houdt met de prijzen van september 2007. Het Rekenhof stelde ook vragen bij de oplopende kosten voor externe adviseurs en communicatie. Het is in ieder geval duidelijk dat op heel wat projecten van het Masterplan Antwerpen ernstige vertraging zit, met als gevolg dat de kostprijs verder zal worden opgedreven.
Collega's, ook op het vlak van de alternatieve financiering in de sportinfrastructuur, de schoolinfrastructuur en de jeugdverblijfinfrastructuur is er nog niets gerealiseerd en blijft men steken in de voorbereidingsfase. Er is wel geld uitgegeven aan consultancybureaus, maar op het terrein komt het project niet overeind.
Mijnheer de minister, mevrouw de voorzitter, collega's, Vlaanderen in Actie, het sociaaleconomische actieplan moest voor de minister-president Actie in Vlaanderen worden. Hoe staat het daarmee? Gisteren was er het Sociaal-Economisch Forum, waarbij aan 300 captains of industry werd gevraagd om tot de aflijning te komen van de toekomstige beleidsprioriteiten.
Mijnheer de minister, wij steunen het grootste deel van Vlaanderen in Actie, maar we blijven herhalen dat Vlaanderen enkel zal kunnen aansluiten bij de topregio's als het over meer sociaaleconomische hefbomen zou beschikken. De nieuwe VIA-voorzitter, de heer Vinck, mag dan wel poneren dat we allemaal afstammen van boeren en dat Vlaanderen nog steeds een boerenmentaliteit heeft, hij beperkt zich met betrekking tot de noodzakelijke hefbomen helaas tot het arbeidsmarktbeleid en de vennootschapsbelasting en vooral houdt hij een onvervalst pleidooi tegen separatisme. Voor een maximalistische benadering is het moment al lang voorbij, aldus Vinck. Op die manier, collega's, smijt de VIA-voorzitter het communautaire luik van het Vlaamse regeerakkoord met één worp in de prullenmand.
Mijnheer de minister, hoe staat het met de 34 projecten van VIA en wanneer zullen die worden afgerond? Nauw aansluitend bij uw verhaal over de logistieke roeping van Vlaanderen, een van de belangrijkste aandachtspunten uit VIA, mogen we niet uit het oog verliezen dat het fileprobleem inmiddels enorme proporties heeft aangenomen. De Vlaamse Regering zal het de volgende maanden moeilijk krijgen om tot een eensgezind standpunt te komen. We weten dat men volgend jaar voor ruim 632 miljoen euro investeert in gewestwegen, maar de vraag is of dat voldoende is. Het debacle omtrent de invoering van het wegenvignet, zorgde er in ieder geval voor dat de Vlaamse overheid nu geconfronteerd wordt met beslissingen zoals die van Nederland om vanaf 2011 te straten met een kilometerheffing voor vrachtwagens.
Wat doet de Vlaamse Regering? Ze beslist eveneens principieel om een slimme kilometerheffing voor vrachtwagens in te voeren, ja, maar kondigt nu reeds aan dat een uitbreiding naar personenwagens misschien wel logisch is. Het kabinet van minister van Mobiliteit Van Brempt reageert negatief. De sp.a vindt het rekeningrijden asociaal en zegt dat het op de lokale wegen sluipverkeer zal veroorzaken. Ook onze fractie stelt zich ernstig vragen bij dit rekeningrijden, zeker wanneer sommige voorstanders zeggen dat de inkomsten zullen worden gebruikt om de lasten op arbeid te verlagen en de nettolonen te laten stijgen en zij bijvoorbeeld met geen woord reppen over een fonds dat dient om de weginfrastructuur te verbeteren. Het lijkt er stilaan op dat rijden steeds meer iets wordt voor de kapitaalkrachtigen in onze samenleving.
Dan is er ook het dossier van de innovatie. De investeringen in O&O zijn absoluut geen goednieuwsshow. Vlaanderen is met zijn 2 percent nog een stuk verwijderd van de Europese doelstelling om tegen 2010 3 percent van het bbp aan O&O te besteden. Er wordt wel aangekondigd dat, wanneer er toekomstige begrotingsoverschotten zijn, die de kloof moeten dichten, maar dat blijft een te vage intentie.
Collega's, op het moment dat de coherentie binnen deze Vlaamse Regering zienderogen afneemt, staat ze voor verschillende grote uitdagingen. Vorige week verklaarde de minister-president in Trends dat Vlaanderen allesbehalve mag denken dat het aan de top staat. Uit de benchmarking van Vlaanderen blijkt dat we wel bij de goede middenmoot zijn, maar geen topregio.
De heer Peumans heeft het woord.
Er wordt gezegd dat er geen coherentie is in deze regering, maar de regering heeft vorige week nog 200 punten goedgekeurd. Dat wijst er toch op dat de Vlaamse Regering goed boert. Het is een teken dat er wordt geregeerd.
Gelukkig zijn er nog een aantal dossiers waar er eensgezindheid over is. Ik zal straks op enkele punten terugkomen. (Opmerkingen van de heer Ludwig Caluwé en de heer Thieu Boutsen)
Ik heb in elk geval mijn twijfels over die coherentie.
In zijn opmerkingen van de minister-president vorige week in verband met de positie van Vlaanderen was hij zelfs streng en stelde: "We mogen niet te hoog van de toren blazen. Sterker nog: er heerst zelfgenoegzaamheid in Vlaanderen." We kennen de zes domeinen waarop deze regering samen met de VIA-voorzitter doorbraken wil forceren om op korte termijn bij de koplopers te komen en daar ook te blijven. De uitdagingen zijn zeer groot wil u tegen 2020 in Vlaanderen de partner in de belangrijkste internationale kennis- en innovatienetwerken zijn en een doorgedreven internationalisatie van ons innovatie-instrumentarium bewerkstelligen. De uitdagingen zijn zelfs immens wil u tegen 2020 over een uitstekende infrastructuur beschikken die strategisch is in internationale transportnetwerken.
Er zijn nog vele andere belangrijke uitdagingen, zoals het klimaatbeleid. Daar zal mevrouw Van den Eynde dieper op ingaan, alsook op het energiebeleid. Mijnheer de minister, wat met het zorgbeleid van deze regering? In het Vlaams regeerakkoord stond een heel ambitieus programma en dat is ook nodig. Tegen 2020 zullen er in Vlaanderen immers minstens een half miljoen zwaar zorgbehoevenden zijn. De voorzitter van de CM zegt dat de vergrijzing ons 3,5 procent meer van het bbp zal kosten, alleen al aan pensioenen en sociale zekerheid. Maar hij vraagt zich ook af hoe we die zorgbehoeften gaan aanpakken en staat ervan versteld hoe weinig de overheden daarover nadenken.
En wat met dé belofte met betrekking tot de wachtlijsten, een van de grootste uitdagingen voor CD&V? Voor de verkiezingen heeft CD&V zich steeds opgeworpen als de partij die een oplossing ging bieden voor de schandalige wachtlijsten binnen Welzijn. Er staat ter zake een uitdrukkelijke en ondubbelzinnige verbintenis in het regeerakkoord. Mijnheer de minister-president, ik ga uw inspanningen ter zake niet minimaliseren. Ik wil daar eerlijk over zijn. Maar eigenlijk staat u vandaag, op anderhalf jaar voor het einde van de zittingsperiode, nog nergens. De wachtlijsten blijven toenemen. De heer Matthijs heeft dat trouwens aangehaald in zijn verslag. Gisteren hoorde ik de heer Leterme in het nieuws zeggen dat CD&V woord houdt. Welnu, ik hoop dat u ook in dit dossier woord zult houden, en dat binnen anderhalf jaar alle wachtlijsten weggewerkt zijn, zoals het regeerakkoord belooft.
Informateur, koninklijk bemiddelaar, formateur, koninklijk verkenner, formateur bis, brede coalitie, regering van lopende zaken, klassieke tripartite, overgangsregering, noodregering, interim-regering: wie kan nog volgen? Alleszins blijft premier Verhofstadt, ondanks het feit dat paars op 10 juni is afgestraft, gewoon voort functioneren. Ik moet toegeven dat de minister-president dit theaterstuk eigenlijk toch wel door heeft. De jongste weken profileerde hij zich door contacten met zijn vriendelijke Waalse collega Demotte. Maar ook daar botst hij op iemand die weliswaar weinig of geen ideologische taboes heeft, maar de Vlaamse verzuchtingen met betrekking tot de autonomie in de vennootschapsbelasting, de regionalisering van het arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid enzovoort,blijft afwijzen en aan de bestaande staatsstructuren niets wil wijzigen.
Begin december stelde Voka nog dat er dringend nood is aan duidelijkheid over de staatshervorming. Ik vrees dat dit ijdele wensen zijn. Over een staatshervorming wordt eigenlijk steeds minder gepraat. Alle aandacht lijkt veeleer te gaan naar subtiele evenwichten, naar de postjes. De minister-president pleit samen met zijn kartel voor een zo ruim mogelijke meerderheid voor een interim-kabinet en voor garanties op een staatshervorming. Er zijn geen veto's en geen taboes. Leterme wil er zelfs het cdH opnieuw bij, nochtans dezelfde partij die oranje-blauw eerst onmogelijk had gemaakt. De vraag is tot welke staatshervorming dit zal leiden, als er überhaupt al een staatshervorming zal komen. De federale verkiezingen van juni hebben alleszins aangetoond dat de Vlamingen institutionele hervormingen willen. Ik zit sinds 1991 in dit parlement en ik moet zeggen dat er nu eindelijk een generatie politici in Vlaanderen is die beseft dat, zonder institutionele hervormingen, de gezondheidszorg en de pensioenen, zeg maar de financiering van de sociale zekerheid, om maar een voorbeeld te noemen, in gevaar dreigt te komen. Tegelijkertijd blijft ook deze nieuwe generatie Vlaanderen echter zien binnen de Belgische federatie. Waarom is me eigenlijk nog altijd niet duidelijk.
De mislukte regeringsformatie heeft ons geleerd dat de Franstaligen zelfs niet willen praten over manieren waarop de gewesten en gemeenschappen betrokken kunnen worden bij de uitvoering van een aantal takken van de sociale zekerheid. Er is al evenmin bereidheid te komen tot fiscale autonomie, en ga zo maar voort. In plaats van hieruit lessen te trekken en te eisen dat er een boedelscheiding wordt voorbereid, blijft men bereid te praten met de Franstaligen, die niet bereid zijn om toegevingen te doen.
Mijnheer de minister, u hebt en had een prestigieus regeerakkoord met grote, ambitieuze doelstellingen. U bent vandaag meer dan drie jaar bezig en vele van uw aangekondigde doelstellingen zijn helemaal nog niet bereikt. We mogen niet vergeten dat we hier vandaag de begroting van de laatste kans bespreken, de laatste kans om uw doelstellingen te bereiken. Volgend jaar zijn we immers minder dan zes maanden van de verkiezingen verwijderd en zal er geen sprake zijn van het voeren van een beleid. U zult nog meer dan een tandje bij moeten steken om te verwezenlijken wat u hebt beloofd in uw Vlaams regeerakkoord. Mijn fractie heeft alleszins vele twijfels. Deze begroting is onvoldoende ambitieus om er nog voor te zorgen dat de aangekondigde projecten concreet zullen worden verwezenlijkt. Wij zullen dan ook tegen stemmen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Caluwé heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, waarde collega's, ik wil de verslaggever, de heer Matthijs, uitdrukkelijk bedanken voor zijn uitstekende verslag. Zijn mondelinge verslagen zijn telkens weer een heel goede samenvatting van onze begrotingswerkzaamheden. Degene die weinig tijd heeft maar toch snel wil weten wat er tijdens de begrotingswerkzaamheden gebeurt, kan best dat verslag lezen, want het is een uitstekende synthese.
Een Vlaamse begroting binnen de discipline van de Hoge Raad van Financiën brengen, lijkt een makkie te worden: er is een ruime conjunctuurprovisie, schulden worden eerder afgelost, men probeert facturen van 2008 al in 2007 te betalen en met de financiële overschotten kan de schuldenlast van de gemeenten worden verlicht. De Vlaamse overheid lijkt te zwemmen in het geld.
Dat is het beeld, maar dat beeld is niet correct en bovendien is het gevaarlijk. Daar waar de discussies niet gaan over wat geschrapt moet worden, maar over het besteden van de overschotten, sluimert het gevaar van het zwitserlevengevoel. De zorgeloze, maar relatieve luxe geeft nadelen. Hij doet onder meer de scherpte verdwijnen, want als heel veel kan, worden afwegingen veel achtelozer gemaakt en moeten er minder keuzes worden gemaakt. Als het te lang goed gaat, denkt men al te makkelijk dat dat eeuwig zo zal blijven. Eeuwigheid is niet van deze wereld. We lopen het gevaar dat we sneller dan verwacht problemen op ons dak krijgen.
Dat er meer beleidsruimte is dan bij de start van deze legislatuur werd gedacht, heeft vooral te maken met de wonderlijke stijging van de ontvangsten uit gewestbelastingen - met dank aan de immobiliënboom die nu voorbij is.
Valt er op de inhoud van de begroting weinig aan te merken, dan valt er wel iets te zeggen over de vorm. Sommige begrotingsdocumenten komen te laat, ze bevatten te veel materiële fouten die weer hersteld moeten worden of zijn van te lage kwaliteit. We zullen het voorstel van resolutie over de rol van het Rekenhof als begrotingsadviseur en over de begrotingsrapportering bespreken. We gaan ervan uit dat de regering veel aandacht zal besteden aan de uitvoering van deze resolutie, evenals aan de verbeteringsvoorstellen van het Rekenhof. Bestaande afspraken met het Vlaams Parlement over de kwaliteit van begrotingsdocumenten en beleidsbrieven worden niet altijd nagekomen. De omvang van de beleidsbrieven staat niet in verhouding tot de kwaliteit ervan. Een grotere discipline en een betere kwaliteitscontrole zijn nodig.
Ik keer terug naar de inhoud. Ik herhaal dat al die overschotten de indruk wekken dat dit landje, Vlaanderen, de top van Europa en de wereld is. Maar zoals de minister-president gisteren al zei: dat is niet waar. Qua bruto binnenlands product staan we op de 27e plaats van 125 regio's. We zitten vooraan in het peloton of in de middenmoot, maar we zitten niet in de kopgroep. Meer nog, de jongste zeven jaar was de groei in Wallonië zelfs lichtjes sterker dan bij ons. De Vlaamse regering mag geen zitvlees hebben. Ze weet dat en heeft geen zitvlees. Het Sociaal-Economisch Forum van de 300 'captains of society' in het kader van Vlaanderen in Actie, wijst op de nood aan doorbraken. We willen geen geleidelijke evolutie, maar kwantumsprongen voor een aantal goed gekozen, specifieke terreinen, want we kunnen niet alles tegelijk doen. We moeten ons concentreren op innovatie, internationalisering, logistiek en ontwikkeling van talent.
In het licht van Vlaanderen in Actie hielden 154 twintigers een zogenaamde Synthetron-sessie. Dat is een chatdiscussie die op een intuïtieve manier tot besluitvorming leidt. Misschien moet ook dit parlement eens aan Synthetron denken, mevrouw de voorzitter, om te bekijken tot welke besluitvorming wij zouden komen.
Uit die chatdiscussie bleek dat die 154 jongeren een vrij tevreden beeld hebben van Vlaanderen. Maar die tevredenheid zorgt niet voor een grote sense of urgency maar ook hier, eerder tot een wat lauwe houding. Alleen voor mobiliteit en logistiek zeggen die jongeren dat de uitdagingen tegen 2020 immens zijn. Inzake innovatie en talent ziet men wel uitdagingen maar vermoedt men dat het wel los zal lopen en dat we er zonder al te grote inspanningen zullen geraken.
Daaruit kunnen we afleiden dat de mentaliteit zal moeten wijzigen. Noodzakelijke veranderingen zullen niet vanzelf komen. Het beleid zal ze door gerichte volgehouden acties, zoals Vlaanderen in Actie, zelf op gang moeten brengen, en dat samen met de hulp van het brede middenveld. Zo brachten de captains of society gisteren prioriteiten naar voren met betrekking tot internationalisering. Volgens hen moet vooral werk worden gemaakt van technologieclusters in het buitenland. Het Vlaams Agentschap Ondernemen zal met zijn technologieconsulenten bedrijven helpen om buitenlandse opportuniteiten te grijpen. Voorts is het cruciaal dat we investeringen uit de nieuwe groeilanden aantrekken om de banden tussen onze economieën te versterken. De Task Force Buitenlandse Investeringen, een groep van ambtenaren van topniveau, zal de grote dossiers begeleiden. Ten slotte blijft het FIT zeer sterk de nadruk leggen op de ondersteuning van kmo's in een internationale uitbouw. Zij blijven de komende jaren de motor van onze internationale en interne groei.
Ook inzake innovatie doen we het nog niet goed genoeg. Het bedrijfsleven aanzetten om te blijven investeren in onderzoek en innovatie en als overheid er zelf werk van blijven maken is de boodschap. Het is daarbij positief dat de Vlaamse middelen wel blijven groeien. Er komt in 2008 75 miljoen euro bij. Ze moeten blijvend kritisch en doelmatig worden ingezet. De Methusalemfinanciering, die toestaat om centres of excellence als aantrekkingspolen aan onze universiteiten te creëren, is een zeer belangrijke initiatie. Net als de Odysseusmiddelen, waarmee we nu al 18 vooraanstaande wetenschappers naar Vlaanderen hebben gehaald.
Er moet aandacht zijn voor elk talent, want we moeten beseffen dat het eigen talent niet aan de bomen groeit. We moeten talent prikkelen, koesteren en kansen geven. Nu, Vlaanderen heeft van kleuter- tot hoger onderwijs een kwalitatief hoogstaand onderwijs. Ook recente studies tonen dat aan. Bijvoorbeeld de recente PISA- toetsing geeft opnieuw aan dat onze 15-jarigen voor wiskunde, leesvaardigheid en wetenschappen tot de wereldtop behoren. Maar tegelijk blijkt dat een aantal jongeren uit de boot vallen. Een deel kan de geboden onderwijskansen onvoldoende grijpen. Dat is een erg complex probleem. Het heeft met sociaaleconomische factoren te maken, en met de etnisch-culturele achtergrond. Er valt niet makkelijk aan te remediëren. Maar we moeten alle mogelijke inspanningen doen. Gelukkig zitten er in de begroting en in de beleidsplannen maatregelen om daaraan te werken. Ik noem een maatregel: de financiering van de werkingsmiddelen in het leerplichtonderwijs zal niet meer afhangen van het onderwijsnet, maar wel deels van leerlingenkenmerken die sterk bepalend zijn voor succes in de schoolloopbaan. Parallel daarmee worden de maximumfacturen voor de ouders en schooltoelagen in het basisonderwijs ingevoerd. Het zijn maatregelen die van belang zijn om elk talent naar de arbeidsmarkt te krijgen.
Het zijn net zo goed maatregelen om de armoede in onze samenleving terug te dringen. Zoals Welzijnszorg terecht zegt: het terugdringen van de armoede begint op school. Ook hier wil ik waarschuwen voor zelfvoldaanheid. Het recente Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting drukt ons met de neus op de feiten.
Anderhalf miljoen Belgen leven onder de armoedegrens. Dat is een kwart van de 75-plussers, bijna een kwart van de werklozen, meer dan één op drie alleenstaande ouders en 3 percent van de werkende bevolking. Men kan discussiëren over de cijfers, over wanneer iemand onder de definitie arm valt, in welke mate het om Belgische of Vlaamse getallen gaat, maar als er vandaag meer dan 100.000 Belgen een beroep moeten doen op voedselhulp, 30.000 meer dan tien jaar geleden, dan kan men niet ziende blind zijn: dan neemt de armoede in Vlaanderen toe.
Gepensioneerden lopen meer dan gemiddeld het risico om in armoede te verzeilen. Op het federale niveau zijn dan ook maatregelen nodig om de pensioenen te herwaarderen. Onze samenleving moet permanent alert zijn voor dit toenemende armoederisico, en het probleem niet enkel oprakelen in kerstperiodes of de dag van de armoede. Hier past geen meligheid: het gaat over onder meer het bieden van ruimere kansen op de arbeidsmarkt, het toegankelijker maken van de gezondheidszorg en het garanderen van meer en betere huisvesting voor iedereen.
Daarom staan wij vierkant achter maatregelen zoals een betere regeling voor sociale vrijstellingen op de waterzuiveringsbijdrage of een energiebesparingspremie van minister Crevits voor de niet-belastingbetalers. Energie kunnen besparen en comfortabel kunnen wonen, stopt niet op je 65e. Bejaarden met een klein pensioen hebben eveneens recht op een subsidie om dakisolatie, superisolerende beglazing en hoogrenderende verwarmingsketels te installeren.
Sta mij even dit zijsprongetje toe. Wie aan energiesparen doet, doet ook wat aan het milieu. In 2006 heeft Vlaanderen voor het eerst zijn broeikasgasuitstoot tot onder het referentieniveau van 1990 kunnen duwen. De afstand tot de Kyotodoelstelling van min 5,2 percent tegenover 1990 bedroeg in 2003 nog 9,5 percent. Deze kloof is verkleind tot 3,2 percent. In de sectoren mobiliteit en gebouwen was er sinds 1990 de grootste CO2-uitstoot. De focusdag van de tweede klimaatconferentie werd daarom specifiek aan deze twee sectoren gewijd. Minister Crevits is optimistisch, maar niet euforisch, want ze weet perfect dat er nog meer specifieke maatregelen nodig zijn om de Kyotodoelstelling te behalen. Ook hier moet rekening worden gehouden met ieders draagkracht.
De maatregelen inzake energiebesparing zijn het bewijs dat deze regering erkent dat er inzake armoedebestrijding een samenhang is tussen de diverse beleidsdomeinen. We willen een gezondere levensstijl stimuleren, maar dan moeten we consequent zijn en ook wat doen aan ongezonde woningen.
We willen mensen activeren tot werk, maar dan moeten we ook voldoende kinderopvang organiseren. In Europees verband doen we het verre van slecht inzake het aanbod. Sinds juli 2004 werden 11.489 bijkomende plaatsen gecreëerd. Tegelijk daalt het aandeel van kinderopvang dat met inkomensgerelateerde bijdragen werkt. Want voor groepen met een laag of gemiddeld inkomen zijn de commerciële tarieven ofwel niet betaalbaar, ofwel doet het het financieel nut van een job ongedaan. Dat baart ons zorgen.
Degenen die in armoede leven, zijn vaak ook sociaal geïsoleerd. Dat vraagt om meer dan een pure inkomenspolitiek. Denk aan de beperkte capaciteit van de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg om depressieve mensen in armoede te behandelen. Denk aan de onontbeerlijke ondersteuning van het verenigingsleven als motor van sociale samenhang.
We hebben dus geen enkele reden om achterover te leunen. Toch wil ik onderstrepen dat het budget voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van minister Vanackere opnieuw aanzienlijk is toegenomen. Ongeveer 100 miljoen euro meer aan beleidskredieten voor 2008, is niet min. De inhaaloperatie met de alternatieve financiering is volop bezig. Ze zal een investeringsvolume van 1,7 miljard euro aan kwaliteitsvolle zorginfrastructuur realiseren.
Minister Vanackere haalde ook een aanzienlijk extra budget voor uitbreiding in de gehandicaptenzorg binnen en gaf daarmee de aanzet tot een nieuw meerjarenplan. Ook de beloofde gelijkschakeling tussen de thuissituatie en het rusthuis in het raam van de zorgverzekering komt weer iets dichterbij. In 2009 zal elke gerechtigde zorgbehoevende, ook de thuiswonende, 125 euro per maand ontvangen.
In het kader van de koopkracht moeten we ook het debat kunnen starten over de indexering van die uitkering.
Het terugdringen van de onderwijsachterstand is ook belangrijk omdat we die mensen nodig hebben op de arbeidsmarkt. De werkgelegenheidsgraad in Vlaanderen mag in het eerste semester van dit jaar tot 65,6 percent zijn gestegen, toch vinden werkgevers steeds moeilijker arbeidskrachten voor openstaande vacatures. Vanaf 2004 is het aantal openstaande vacatures bij de VDAB sterk gestegen. In die context blijft het een enorme paradox dat de werkgelegenheidsgraad van de ouderen bijzonder laag blijft: slechts 31,4 percent in 2006. Dat is aanzienlijk lager dan het Europese gemiddelde van 45 percent en zelfs lager dan het Belgische cijfer van 32 percent. Alleen Polen en Malta scoren slechter. We blijven niet alleen sterk onder het gemiddelde en mijlenver van de Europese doelstelling van 50 percent, ook de vooruitgang in de periode 2000-2006 met 5,9 punten is lager dan het Europese gemiddelde, dat 7,5 punten bedraagt.
De 'sense of urgency' is ook voor dit probleem te pover. We moeten niet alleen aandacht hebben voor de vraag hoe we werkloze ouderen weer aan het werk krijgen, het komt er vooral op aan ervoor te zorgen dat oudere generaties niet meer zo snel uittreden. Meer mensen aan het werk krijgen is vooral nodig om de budgettaire lasten van de vergrijzing op te vangen. Het is een illusie om veel te verwachten van immigratie, zowel van buiten België als vanuit andere gewesten in België. Ook het aanspreken van elk talent via beter onderwijs, vorming en activering is dweilen met de kraan open als we er niet in slagen de vervroegde uittreding te keren. Dat is des te meer het geval omdat vanaf 2008 de groep 55- tot 64-jarigen groter is dan de groep 15- tot 24-jarigen. Als de babyboomers even snel uittreden als de generatie voor hen, komt ons sociaal systeem in bijzonder grote moeilijkheden. De Vlaamse Regering moet daarom enerzijds druk uitoefenen op de federale regering om ervoor te zorgen dat er zo weinig mogelijk incentives zijn om uit te treden, en anderzijds binnen haar eigen bevoegdheden alle mogelijke middelen benutten om de uittreding tegen te gaan.
Als arbeidskrachten schaars worden, valt dat moeilijk te verzoenen met een stijgende werkgelegenheid bij de overheid. We zullen die handen en hoofden nodig hebben, zowel in de profit- als in de non-profitsector. Daarom moet er meer nadruk worden gelegd op productiviteitsontwikkeling. 'Geen groei, geen snoei' mag geen dichterlijke vrijheid blijven, maar moet letterlijk worden genomen in de ministeriële praktijk. Discipline vereist een regel en de toepassing ervan. Ook de jongere generaties - en dat bleek opnieuw uit de Synthetron met de chattende twintigers - verwachten immers nog bijzonder veel van de overheid. Zij verwachten dat de overheid oplossingen biedt voor de problemen waar ze voor staan, maar ze geven wel aan dat die overheid efficiënter en effectiever moet werken.
Dat houdt dus in dat we ons werk meer moeten evalueren. De Franstalige economisten hielden daar vorige maand hun tweejaarlijkse congres over, en twee weken geleden is hier in De Schelp het Vlaamse Evaluatieplatform opgericht dat daar aandacht aan wil besteden. Ook in onze parlementaire werkzaamheden moeten we mijns inziens sterk de aandacht vestigen op de evaluatie van het beleid.
Beter besturen ten slotte, is geen zaak van de centrale Vlaamse overheid alleen, want de Vlaamse overheid heeft partners. Ze heeft partners in het middenveld waar organisaties verantwoordelijkheid opnemen om maatschappelijke noden te lenigen. Ook de lokale besturen zijn haar partners. Zij rapen snel de problemen van de mensen op en moeten de middelen hebben om snel en efficiënt op die noden in te spelen. En daar knelt nog het schoentje. Hoewel het Gemeentefonds elk jaar met 3,5 percent groeit, moeten onze lokale besturen voortdurend rijden en omzien. Onze fractie is dan ook verheugd dat de Vlaamse Regering de jongste weken hun nood erkent en die op het voorplan heeft geplaatst. Ik roep de regering op het lokaal pact in overleg met de lokale partners zo snel mogelijk uit te werken. Ook dit initiatief zal de komende jaren een verlengstuk moeten krijgen.
We stemmen vandaag over een begroting in evenwicht zonder schuld. Het is een begroting waar wij ons als christendemocraten in herkennen. Het is een begroting die de zelfgenoegzaamheid probeert uit de weg te gaan en de toekomst wil voorbereiden. We zullen deze begroting dan ook met overtuiging goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Gatz heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de lijn van mijn betoog bestaat er onder meer in de intenties en politieke doelstellingen van mijn fractie in de verf te zetten voor een schuldenvrij Vlaanderen, zowel op financieel vlak als op maatschappelijk vlak.
Ik zal het eerst hebben over onze eigen overheidsfinanciën, en over de weg die we samen met de ondergeschikte besturen moeten afleggen om ook hen schuldenvrij te maken. Daarna zal ik een aantal capita selecta aansnijden waarbij we Vlaanderen vrij kunnen maken van maatschappelijke schulden. Ik heb het dan over het wegwerken van de wachtlijsten in de zorgsector, het wegwerken van de achterstand voor allochtonen via inburgering, het verbeteren van de internationale positie van Vlaanderen via innovatie en creativiteit, het wegwerken van culturele barrières en het wegwerken van de ongelijke lat in het onderwijs.
Deze begroting vestigt een nieuw Vlaams record inzake vrije beleidsruimte. De beleidsmarge stijgt namelijk met 5,4 percent of 1,2 miljard euro. Daar zijn een aantal redenen voor: enerzijds is er een sterke toename van de ontvangsten, anderzijds is er de door de Hoge Raad voor Financiën voorziene verlaging van de te respecteren begrotingsdoelstellingen.
Mijnheer de minister, het siert u en de Vlaamse Regering dat de beschikbare beleidsruimte niet helemaal wordt uitgegeven aan nieuwe initiatieven, al worden er voldoende nieuwe accenten gelegd. Het is goed dat deze regering voorzichtig blijft en een aantal appeltjes voor de dorst bewaart.
De ontvangsten stijgen, voornamelijk door de middelen die de federale overheid doorstort naar het Vlaamse Gewest. Het gaat om een stijging van 697 miljoen euro. Die heeft te maken met de goede economische vooruitzichten. De ontvangsten blijven ook stijgen door de inkomsten uit gewestbelastingen. Zij worden geraamd op een stijging van 235 miljoen euro ten aanzien van de aangepaste begroting 2007. Ons standpunt, namelijk dat het verlagen van een aantal belastingen zoals de schenkingsrechten, de registratierechten enzovoort, een win-winsituatie oplevert voor de Vlaming en voor de overheid, wordt hier wel degelijk bevestigd. Dat verhaal lijkt nog niet ten einde.
Ik wil nog een pluim op de hoed van minister Van Mechelen steken. Andere fracties hebben dat expliciet en impliciet ook al gedaan. Eind 2008 zullen we uitkomen op een volledig schuldenvrij Vlaanderen. Dat is geen toeval.
Dat is het resultaat van acht jaar liberaal begrotingsbeleid, dat gesteund werd door de volledige Vlaamse Regering. Wie doet het ons na? Zoals CD&V-fractieleider Caluwé zei, mag dat echter geen reden zijn tot zelfgenoegzaamheid. We zullen ons tijdens de volgende legislatuur moeten buigen over de manier waarop we deze schuldenvrije positie maatschappelijk zullen invullen. Het feit schuldenvrij te zijn, is absoluut waardevol. De vraag is of we op termijn die positie kunnen behouden en of het voor een bestuur niet verantwoord is om nieuwe initiatieven te nemen, die eventueel zullen leiden tot het aangaan van schulden. Op dit moment is dat debat echter absoluut niet aan de orde.
Het is een goede zaak dat de Vlaamse Regering een tweede stap heeft gezet, namelijk het stapsgewijs wegwerken van de schulden van de ondergeschikte besturen. In eerste instantie is het de bedoeling dat ze de provinciewegen overdragen aan het Vlaamse Gewest via een tweejarenplan. Daardoor kunnen ze meer middelen vrijmaken voor andere beleidsdomeinen.
Laten we echter vooral niet vergeten dat de voornaamste inspanning zal gaan naar de lokale besturen, en de gemeenten in het bijzonder, via een bijdrage van de Vlaamse Regering van 612 miljoen euro. Voor elke inwoner van een gemeente wordt 100 euro vrijgemaakt. Dat is een aanzienlijke inspanning. Dat betekent immers dat in één klap 6,9 percent van de totale schuld van de gemeente wordt afgelost. Als we het huidige begrotingsbeleid rigoureus blijven volgen, is het misschien mogelijk een dergelijke operatie ook in de toekomst verder te zetten.
Niemand kan tegen een dergelijke solidariteit inzake de schuldafbouw zijn. Nu moeten nog bepaalde hordes worden genomen en gesprekken worden gevoerd met de adviesorganen en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). We zijn er echter van overtuigd dat die gesprekken tot een gunstig resultaat zullen leiden.
Na deze schets over het financiële evenwicht in de Vlaamse Regering en het afbouwen van de schulden bij de lokale besturen, is het goed om even over te stappen naar een aantal maatschappelijke sectoren waar we ook collectief een schuld moeten aflossen. Ik heb het dan in eerste instantie over het afbouwen van de wachtlijsten in de sector Welzijn.
Het zal u niet verwonderen dat we het pleidooi over het wegwerken van de wachtlijsten door een uitbreiding van het aanbod, net zoals in het verleden, met vuur blijven houden. Voor ons doet het er niet toe wie in dit aanbod voorziet, de openbare sector doet dat goed. Maar ook de privésector kan dat, als - en dat is belangrijk - voldaan wordt aan bepaalde randvoorwaarden, waarmee de overheid elke burger garanties wil verschaffen voor de kwaliteit van het aanbod. Dit betekent dat we meer marktwerking in de zorgsector moeten toelaten. De reden daarvoor is duidelijk. We zien dat de bestaande privé- en commerciële voorzieningen al met groot succes een deel van de zorgnoden lenigen. Ik verwijs naar de 7000 rustoordbedden en 30.000 plaatsen in de kinderopvang. We wensen dit aanbod niet terug te dringen maar, integendeel, uit te breiden.
Een aantal collega's hebben er al op gewezen dat er duizenden ouderen en ouders met jonge kinderen op de wachtlijsten voor opvang of zorgverlening staan. Commerciële voorzieningen kunnen een deel van het antwoord geven om de wachtlijsten gevoelig in te korten. Ik heb het dan nog niet eens over de toenemende vergrijzing waarmee we geconfronteerd zullen worden. Ook daarop kunnen we op die manier een antwoord geven.
Enige tijd geleden heeft Het Nieuwsblad een rangschikking opgemaakt van de rustoorden. Daarin was de kwaliteitscontrole en de vergelijking inzake het kwalitatief aanbod en de prijs opgenomen. De commerciële instellingen kwamen daar vrij gunstig uit. Uit de feiten bleek dat de vooroordelen tegenover de sector niet klopten. Waarom zouden we dit debat tijdens de volgende maanden niet wat grondiger kunnen voeren? De voorzitter van de commissie voor Welzijn is momenteel niet aanwezig, maar ik meen dat er in die commissie bepaalde intenties zijn geformuleerd en engagementen zijn genomen om dat debat te voeren. Dat was al zo in het prille najaar, het is nu bijna kerstmis. Er is nog niet veel van in huis gekomen.
Mijns inziens kunnen we dit debat niet uit de weg gaan. Het spreekt voor zich dat we de afloop van het debat moeten afwachten. De eerste voorwaarde om de discussie over de vermarkting van de zorgsector op een zo objectief mogelijke wijze te voeren, is uiteraard dat we de discussie aanvatten.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mijnheer Gatz, bent u er wel zeker van dat hierover binnen de Vlaamse Regering eensgezindheid bestaat? Ik ben een trouw lid van de commissie voor Welzijn. Ik probeer dit dossier nauwgezet op te volgen.
Ik heb de indruk dat uw coalitiepartners zich niet allemaal op dezelfde lijn bevinden. Ik moet namelijk vaststellen dat de vertegenwoordigers van de sp.a en in mindere mate de vertegenwoordigers van CD&V uw pleidooi absoluut niet onderschrijven. Ik kan u alvast meedelen dat u in onze fractie wel een bondgenoot zult vinden.
De heer Caron heeft het woord.
Hoewel de discussie uiteraard ten gronde moet worden gevoerd, wil ik hier opmerken dat het hier niet enkel om de vermarkting gaat. Het gaat hier tevens om de manier waarop de overheid een aantal zorgsectoren aanstuurt. De overheid bouwt een stroeve of flexibele regelgeving uit en legt hiervoor bepaalde normen vast. We moeten bijgevolg een debat over de overheidsinspanningen op zich leveren.
Ik ben het eens met de stelling dat we een debat over de overheidsinspanningen op zich moeten leveren. Ik wil hier geen oordeel over de marktgerichte werking in de zorgsectoren vellen. De overheid moet zijn eigen mechanismen evenwel sterk bijsturen. Dit debat is veel breder dan de markttechnieken. Het gaat om aansturing. De fundamentele vraag luidt of we in de toekomst vanuit de aanbod- of de vraagzijde willen vertrekken. De vraag van de heer Gatz maakt hier deel van uit. Hij heeft het over consumenten, ik heb het over zorgvragers. Volgens mij moeten we meer vanuit die groep dan vanuit het aanbod vertrekken.
Mevrouw Dillen, we bevinden ons hier in het Vlaams Parlement. Het Vlaams Parlement is de uitgelezen plek voor fracties die vooruitgang willen boeken om stellingen naar voren te brengen en om te trachten andere partijen te overtuigen. Het gaat er niet om of die partijen al dan niet tot de zetelende coalitie behoren.
U kent de commissie voor Welzijn beter dan ik. Het is geen toeval dat het debat enigszins op de lange baan is geschoven. Ik ben bereid om de handschoen die de heer Caron mij toewerpt, op te nemen en om het algemene debat te voeren. Het enige wat we niet willen, is de vis in een vaag debat verdrinken. Dat zou Vlaanderen immers niet vooruithelpen.
De heer Dehaene heeft het woord.
Mijnheer Gatz, ik denk dat u wat te kort door de bocht gaat. U kijkt enkel naar de prijzen die in een rusthuis worden aangerekend. Indien we het over kwaliteit willen hebben, mogen we niet enkel naar tarieven kijken.
Ik ben bereid die discussie in de commissie voor Welzijn te voeren. Ik ben het niet eens met uw insinuatie dat we die discussie daar niet willen voeren. De agenda van de parlementaire werkzaamheden wordt door de Vlaamse volksvertegenwoordigers en door niemand anders bepaald. De agenda van de commissie voor Welzijn is tot op het einde van dit jaar drukbezet geweest. We hebben de tijd niet gevonden om dit onderwerp te bespreken.
We zijn in elk geval vragende partij om deze discussie zo snel mogelijk na het kerstreces te voeren.
Het doet me plezier dat de leden van de commissie voor Welzijn tijdens hun eerstvolgende vergadering, bij de regeling van de werkzaamheden, eensgezind zullen beslissen wanneer dit punt kan worden geagendeerd.
Ik wil hier nog bij een tweede maatschappelijke schuld blijven stilstaan. We moeten namelijk creatiever en innoverender worden om ons van de subtop naar de top van het Europese peloton te hijsen. Uit een recente vergelijkende studie blijkt dat we het niet slecht doen, maar het kan zeker nog beter. We moeten opletten dat we vooruit blijven gaan en door een stilstand niet opnieuw achteruit gaan. De heer Caluwé heeft daarnet al op dit risico gewezen. De overheid zich creatief gedragen om de zogenaamde 'sense of urgency' op de maatschappelijke agenda te plaatsen.
We moeten van een economie die gericht is op efficiëntie- en productiviteitsgroei meer evolueren naar een innovatiegedreven economie. We zijn namelijk al zeer efficiënt en productief. De vraag is hoeverre we onszelf nog meer kunnen uitpersen om productiever te zijn. Vele mensen op de werkvloer die bijdragen tot de welvaart in Vlaanderen, leveren al enorme inspanningen. Ik weet niet of we daar niet stilaan de limiet hebben bereikt. We moeten uiteraard niet minder productief worden, maar meer inzetten op een innovatiegedreven aanpak. De Vlaamse Regering geeft onder meer onder impuls van minister Ceysens de juiste stimulansen.
Een aspect is in de innovatie-economie van het grootste belang, namelijk een open geest. Dat heeft ons in het verleden altijd gekenmerkt als Vlamingen en dat is niet verwonderlijk. We zijn geen grote zeevarende natie. We hebben geen grote gebieden veroverd. We zijn vaak meer zelf veroverd dan dat we buitenlandse territoria hebben veroverd. Dat maakt dat onze instelling een beetje anders is. De underdog wordt hier vaak gekoesterd, en soms een beetje te veel. Dat neemt niet weg dat we altijd een open geest hebben gehad.
We moeten die open geest verder uitbouwen op het vlak van onderwijs. Een van de pijnpunten in het rapport van professor Soete is onze meertaligheid. We zijn op dit ogenblik nog altijd bij de betere meertalige Europeanen, maar we worden door anderen ingehaald. Ik citeer professor Soete: "Een van de dingen die men onmiddellijk overboord zou moeten gooien, is de beperking op de inbreng van andere talen in het hoger onderwijs." U kent ons pleidooi voor een meertalig onderwijs. We zullen in het voorjaar nieuwe initiatieven ontplooien om de discussie scherp te houden en het debat verder aan te wakkeren. We willen het kind niet met het badwater weggooien. We zijn het er allemaal over eens dat Nederlands de belangrijkste taal blijft, zeker in een internationaal kader van migratie, waar ik het straks over zal hebben. We moeten echter tegelijkertijd nagaan wat anderen doen om zich naar de top te hijsen. We moeten daarbij onze taboes minstens in de ogen durven kijken. Of we ze daarna doorprikken, is een andere zaak.
Mijnheer Gatz, we leven in een samenleving die vanuit economisch oogpunt steeds meer meertalig zal worden. Dat is een onvermijdelijk proces dat we moeten steunen. Vlaanderen mag vanuit economisch en cultureel oogpunt geen achterstand oplopen ten aanzien van het buitenland. Wat die competitiviteit betreft, deel ik de basisintentie.
Als kleintalig gebied moeten we echter attent zijn voor de positie van onze taal, ook in wetenschap en onderwijs en zeker in het hoger onderwijs. Combinaties van meertalig onderwijs van Engels en Nederlands en ook eentalig Engels onderwijs als er een Nederlandstalig equivalent voor bestaat, moeten tot de mogelijkheden behoren. Ik wil niet strak en smal denken, maar elk hoger diploma in ons taalgebied moet ook in het Nederlands kunnen worden verworven. Dat geldt zeker voor de niet-economisch en niet louter wetenschappelijk gerichte opleidingen. Meertaligheid ja, maar zeker altijd met het behoud van het Nederlandstalig equivalent.
We moeten van het idee-fixe af dat alleen maar voor alle vakgebieden in de wereld competitiviteit geldt als het in het Engels kan. Sorry, maar wie een opleiding voor autotechnologie volgt, moet de autotermen in het Frans kennen want de voertaal voor die sector is het Frans en niet het Engels. Laten we geen fetisjen aanbidden, maar helder zijn. In de discussie over psychologische en sociologische vakken moeten we goed Engels kennen, maar buitengewoon goed onze eigen taal, net om de typische mechanismes van dat vakgebied te kunnen vatten.
De discussie is genuanceerd. Ik pleit ervoor om het Nederlands niet op te offeren voor economisch gewin dat eigenlijk een grote fetisj zou kunnen zijn.
De heer De Cock heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik heb ook de oproep van professor Soete gelezen in de krant. Ik ben hier heel gevoelig voor. Ik ben van mening dat, wanneer het Nederlands in de opperste regionen van ons onderwijs aan plaats moet inboeten, we de status van het Nederlands verlagen. Daartoe ben ik echt niet bereid.
Ik wil maar aanstippen dat de grootste anomalie die ik deze week heb gelezen, de opmerking is dat een doctoraalscriptie over Vlaamse dialecten in het Engels moet worden geschreven. Dat kan toch niet? Dat is een brug te ver. Die scripties worden immers alleen door neerlandici gelezen. We moeten genuanceerd blijven, en ervoor zorgen dat het Nederlands ook in de hoogste regionen van ons onderwijs alle kansen krijgt om een echte academische taal te zijn. Als we dat niet doen, dan degraderen we onze taal.
Ik wil zelfs verder gaan. Samen met alle andere Europese talen zullen we een dam moeten opwerpen tegen de verengelsing. Ik ben niet tegen het Engels op zich, integendeel. Men kan evenwel niet van het Engels dé taal van Europa maken zonder dat men de diversiteit aantast. Ik ben tot dat laatste niet bereid.
De heer Peumans heeft het woord.
Ik sluit me helemaal aan bij wat de heren Caron en De Cock hebben gezegd. Tot de heer Caron wil ik wel zeggen dat we in de Nederlanders geen goede bondgenoten hebben om het Nederlands te beschermen. Als er een land is dat het Engels hoog in het vaandel voert, dan is het wel Nederland Ik heb er niets op tegen dat aan de universiteit Engels wordt gesproken. Aan de universiteit van Maastricht wordt uitsluitend Engels gesproken, en het is trouwens daar dat professor Soete doceert.
Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Ik sluit me graag aan om te benadrukken dat het Nederlands als onderwijstaal belangrijk is, ook in het hoger onderwijs. Vandaar dat we blij zijn dat er in de huidige discussie over de financiering van het hoger onderwijs een doorbraak is om een standaard te vinden voor de humane wetenschappen. We moeten ervoor zorgen dat de publicaties van de humane wetenschappen niet alleen in het Engels maar ook in het Nederlands gebeuren.
Ik ga wel akkoord om te zeggen dat het belangrijk is om zowel in het secundair als het hoger onderwijs een betere kennis van vreemde talen aan te leren. Op dat vlak is er nog veel werk aan de winkel. Het is de bedoeling van de minister om ook in het bso en het tso de kennis van twee andere landstalen - een verplichting van de EU - te realiseren. Ik denk dat de evaluatie van de CLIL-projecten aanleiding kunnen zijn voor een grondige discussie. Ik kijk er al naar uit.
Ik wil even reageren. Ik begrijp een aantal aangebrachte nuanceringen en nuances zeer goed. Ik deel ze in hoge mate. Toch dit. Het Vlaams Parlement heeft een decreet goedgekeurd dat stelt dat er in het hoger onderwijs alleen een Engelstalige richting kan worden aangeboden als er een Nederlandstalig equivalent is. We moeten ons de vraag durven stellen waarom zo weinig universiteiten daarvan gebruik maken. Misschien zijn er financiële obstakels. We moeten daarover een discussie aangaan. Ik denk niet dat we het kind met het badwater zullen weggooien. We moeten deze discussie met open vizier en een blik op de toekomst voeren, maar zonder te vergeten waar we vandaan komen.
Ik wil nog kort ingaan op een drietal punten. Hoe kunnen we de samenleving-in-diversiteit schuldenvrij maken? Mijns inziens zijn er twee wegen. Minister Keulen heeft het inburgeringsbeleid op kruissnelheid gebracht. Dat is een goede zaak. In een gemediatiseerde voorstelling hebben een reeks mensen die een inburgeringstraject volgden daar zeer positief over gesproken. De bevoegde commissie van ons parlement is het erover eens dat de gevoelige discussies over het al dan niet verplichte karakter van de inburgering achter ons liggen en we nu allemaal inzien dat onze aanpak begint te renderen. Een tweede weg is de omvorming van het decreet over de etnisch-culturele minderheden tot een diversiteitsbeleid. Beide wegen zullen onze Vlaamse visie over het samenleven in diversiteit gestalte geven.
Als Vlaamse overheid leveren wij wel de noodzakelijke inspanningen om die diverse samenleving te organiseren. We mogen van de toekomstige federale regering, in welke vorm dan ook, verwachten dat zij de migratie deels onder controle krijgt en in elk geval een kader schept. Ik hoorde deze ochtend de cijfers naar aanleiding van de Internationale Dag van de Migrant: sinds enkele jaren zijn wij een migratieland. In verhouding tot de totale bevolking nemen wij jaarlijks evenveel migranten op als de Verenigde Staten, Canada en Australië. Dat maakt het noodzakelijk om klemtonen te leggen. Wat ons betreft moet er gesleuteld worden aan de gezinshereniging en moet er een opening komen voor meer economische migratie. Het is niet logisch dat wij de inburgering verzorgen, terwijl er bij de instroom een veel te grote opening is en een gebrek aan impact. Dat zal de toekomst uitwijzen.
Ik zal de discussie over de noodzaak aan cultuurparticipatie niet overdoen. Dat zou ik ook niet kunnen, want ik was maar gedeeltelijk aanwezig in de commissie voor Cultuur. Het Participatiedecreet zullen we na Nieuwjaar stemmen. Ik wil wel enkele klemtonen leggen. Als liberale fractie zijn we voor een zo groot mogelijke cultuurparticipatie. Geen enkele fractie kan daartegen zijn. Alleen denken wij dat het decreet, zoals we het nu een kans willen geven, kansen laat liggen. Het gaat uit van 'iedereen moet participeren'. Dat is een verkeerd uitgangspunt. Er liggen iets te veel nobele doelstellingen aan ten grondslag. De Raad van Cultuur zegt ook dat het decreet mogelijk een risico inhoudt op overreglementering.
Wij willen het decreet een kans geven. We zullen het na een jaar politiek evalueren, zelfs al weten we dat het meer tijd vraagt tot een decreet op kruissnelheid komt. Ik gebruik het 'Grote Cultuurhuis' als beeld voor het beleid dat de laatste jaren door de minister is gevoerd. De minister mag gefeliciteerd worden voor het geld dat hij heeft weten vrij te maken. Maar wij vrezen dat aan het 'Grote Cultuurhuis' door het Participatiedecreet een aantal 'kleine bijhuisjes' worden gebouwd die niet overzichtelijk zijn. Wij pleiten ervoor om de komende maanden de discussie te voeren over de vrijetijdskaart of de cultuurkaart, omdat we denken dat die kaart een eenvoudig middel is voor een betere participatie in dat 'Grote Cultuurhuis'.
De heer Vermeulen heeft het woord.
We gaan uiteraard de discussie over het Participatiedecreet nog voeren, toch wil ik al een misvatting uit de wereld helpen. Het gaat er niet over dat iedereen moet participeren. Het gaat erover dat iedereen moet kunnen participeren.
Laten we zeggen dat het 'moeten kunnen participeren' de bezorgdheid is van het parlement en de commissie. De minister gaat misschien net iets te veel uit van 'moeten participeren'. Dat is zijn persoonlijke visie. We kennen hem zoals we hem kennen.
Ten aanzien van het vrije onderwijs zouden wij een historische maatschappelijke schuld hebben. Een tweetal weken geleden kondigde minister Vandenbroucke aan dat de financiering van het onderwijs nu volledig gelijk is. Ook bij ons is dat op handgeklap onthaald. De vraag is of het vrije onderwijs geen historische schuld heeft ten aanzien van de maatschappij. Ik verwijs naar de uitlatingen van mevrouw Van Hecke. Ik neem er even de vakoverschrijdende eindtermen in de tweede en derde graad van het secundair onderwijs bij: "Een eindterm gaat over horizonverruiming en dat betekent dat men objectieve informatie over keuzemogelijkheden inzake studiemogelijkheden en functies en beroepen in de maatschappij moet verstrekken." Dit is voor mij een ondubbelzinnige uitspraak. In het kader van het debat naar aanleiding van de actuele vraag van de heer Schoofs, lees ik deze zin zo: elke school biedt op een objectieve manier best alle studierichtingen aan haar leerlingen aan.
Ik weet trouwens uit goede bron dat de meeste colleges en lycea in het vrij onderwijs dit gelukkig doen.
In het debat over het gelijkleggen van de lat vragen we dat als de minister tot een technisch uitgewerkt verhaal komt, er in het parlement toch de nodige ruimte blijft om de algemene discussie te blijven voeren. Het is goed om iedereen financieel gelijke kansen te geven - ik benadruk nog eens dat we daar absoluut voor zijn - maar tegelijk is het ook goed dat andere structurele ongelijkheden - het gemeenschapsonderwijs heeft een strengere ontslagregeling voor haar personeel, ze heeft een ander boekhoudplan, ze heeft veel beperktere leningsmogelijkheden, er is het debat over het aanbod van de studiemogelijkheden in het hoger onderwijs - bespreekbaar zijn.
We moeten dit debat globaal kunnen blijven voeren. We hopen dat deze discussie constructief kan worden ingevuld als de minister in januari of februari een voorstel formuleert.
U wilt andere structurele ongelijkheden aanpakken. Dat is net de bedoeling van de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs. Op basis van sociologisch onderzoek heeft de minister bepaald hoe we de structurele, sociale ongelijkheid die een effect heeft op het onderwijs in de secundaire scholen, kunnen herkennen, meten en financieren zodat de scholen dit probleem beter kunnen aanpakken.
Ik volg u voor een stuk in uw bezorgdheid over de eindtermen. Maar ik hoop toch niet dat ik u, vanuit de liberale partij, hoor pleiten voor ongelooflijk veel controle op de scholen van bovenaf. Ik hoop dat u als echte liberaal gelooft in de vrijheid van het initiatief en in het grondwettelijk recht op vrijheid van onderwijs. De overheid moet natuurlijk een kader bepalen, maar dat doen we al jaren. We trachten in een goede verstandhouding te leven met alle vrije en officiële scholen. Ik hoor u toch niet pleiten voor een al te strikte controle?
Absoluut niet. Het pedagogische project van elk net en van elke school en de grondwettelijke onderwijsvrijheid is voor ons zeer belangrijk. Alleen ontwikkelt de samenleving zich tot een pluralistische samenleving, en dat moet ingepast kunnen worden. We zullen heus geen inspecteurs naar elke school sturen om te zien wat ze aan de leerlingen vertellen. Dat gebeurt trouwens al op een bepaalde manier. We vragen echter wel een openheid van geest van alle scholen in Vlaanderen, niet meer of niet minder.
We denken dat dit een mooie begroting is die financieel in evenwicht is en die tegelijkertijd de nodige maatschappelijke keuzes maakt om Vlaanderen het volgende jaar vooruit te helpen. We zullen deze begroting met enthousiasme goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Sannen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het kan verkeren. Vorig jaar was er een en al optimisme bij de bespreking van de begroting. Vandaag is er heel wat ongerustheid. Hoe gezond de begroting ook is en hoeveel budgettaire ruimte er ook is, een begroting moet ook beoordeeld en besproken worden in relatie tot de belangrijke, maatschappelijke, economische en politieke ontwikkelingen op de achtergrond.
Daarom wil ik mijn bespreking van deze begroting benaderen met drie belangrijke gebeurtenissen die de voorbije dagen op de achtergrond plaatsvonden. Gisteren was er de doorstart van Vlaanderen in Actie waardoor er echte actie in Vlaanderen zou moeten ontstaan. Vorig weekend werd de klimaatconferentie in Bali beëindigd, en vorige zaterdag vond de vakbondsbetoging voor de bescherming van de koopkracht plaats.
De voorliggende begroting is gezond en begrotingsmatig goed.
Even belangrijk echter is de vraag of de begroting de vertaling is van het regeerakkoord en of ze beantwoordt aan de uitdagingen waarvoor we staan en die we onszelf willen opleggen.
Budgettair zitten we in elk geval goed. De kasoverschotten hebben zelfs aanleiding gegeven tot een voorstel voor een nieuw pact met de gemeenten. Het debat in dit parlement over de begroting 2008 kwam daardoor in de schaduw te staan, want na de onderhandelingen met gemeenten en provincies zal dit concreet vertaald worden in een begrotingswijziging. Er komt ook een nieuwe invulling voor de beleidsruimte die in laatste instantie nog werd gecreëerd, door de versnelde betalingen die nog in 2007 zullen plaatsvinden.
In deze begroting en het bijbehorende programmadecreet vinden we enkele uistekende zaken terug. Ik wil kort zijn wat dat betreft: een duidelijk overzicht over de pps - op dit moment nog altijd een noodzakelijk kwaad om echte investeringen te kunnen doen -, geen schulden meer, grote beleidsmarge - 1,1 miljard euro meer -, een reservering voor de toekomst via onder andere het Toekomstfonds, het afschaffen van de verkeersbelasting voor kleine aanhangwagens, een eerlijke regeling voor de toepassing van het klein beschrijf, een schoolpremie, 83 miljoen euro compensatie aan de gemeenten en dat zal waarschijnlijk nog verhoogd worden, 75 miljoen euro extra voor het Innovatiepact, 35 miljoen euro voor de financiering van het leerplichtonderwijs enzovoort. Ik ga dus geen ellenlange opsomming maken van de positieve punten die in deze begroting zeker terug te vinden zijn.
Mijnheer de minister, dit is natuurlijk mogelijk dankzij de steeds groeiende Lambermontgelden, de hogere opbrengsten van de gewestbelastingen en de daling van de norm. Maar ook de goede conjunctuur is daar niet vreemd aan.
Wat dat laatste betreft, collega's, is voorzichtigheid geboden, zeker na de voortdurende bijstelling van de uitgangspunten zoals economische groei en toename van de inflatie. Er wordt nu een groeivertraging verwacht in België. In de eurozone blijft de groei status-quo, maar België scoort net iets lager dan de eurozone. In de Verenigde Staten mogen we een heropleving verwachten na de crisis van dit jaar. In Japan en China wordt een vermindering van de groei verwacht, maar in China is dat uiteraard relatief, omdat de groei nog steeds rond 10 percent ligt. De groeicijfers in de Belgische economie dan: in 2006 3 percent, in 2007 2,7 percent en in de begroting voor 2008 is 2,1 percent vooropgesteld, maar wordt nu al bijgesteld tot 1,9 percent.
In november steeg de index even snel als tijdens de zes maanden ervoor. De inflatie bedraagt nu 2,94 percent, een verdubbeling sinds september. Gisteren was er in de media zelfs sprake van een stagflatie, naar aanleiding van de slechte beursresultaten in New York.
De stijging van de consumptieprijzen is te wijten aan de energieprijzen, maar vooral aan de stijging van de voedselprijzen, die hoger ligt dan de gemiddelde inflatiegraad. De prijs van aardappelen bijvoorbeeld steeg met 53 percent, brood met 20 percent, prei met 69 percent, peren met 57 percent, eieren en melk met 13 percent. Daartegenover staan natuurlijk de luxeproducten die goedkoper worden, zoals flatscreens en computers.
Mijnheer de minister, een groeivertraging zit eraan te komen. We merken dat ook aan de uitzendarbeid. Een goede indicator is dikwijls het aantal vacatures voor uitzendwerk, waarvan de groei is stilgevallen. Collega's, in deze begroting houdt de regering hiermee rekening door de nodige reserves aan te leggen: een indexprovisie, een conjunctuurprovisie, een Toekomstfonds.
De vraag is of dat voldoende is. De vergrijzing neemt elk jaar toe: er zijn sinds kort meer werkende ouderen dan werkende jongeren. Onze grootste zorg is dan ook het Zorgfonds. Vanaf volgend jaar dreigt er intering te zijn, veel vroeger dan voorzien. Hopelijk neemt de regering de nodige maatregelen om extra middelen toe te voegen.
Hoe ver staat het trouwens met de invoering van de zorg-MAF, de maximumfactuur in de zorg? Het is nochtans een element uit het regeerakkoord. We moeten niet alleen denken aan de zorgnoden in de toekomst, ook vandaag moet zorg betaalbaar zijn voor diegenen die het nodig hebben. In het regeerakkoord is afgesproken dat er tegen het einde van de legislatuur een maximumfactuur voor de thuiszorg in de steigers moet staan.
Mevrouw de voorzitter, ondanks de vaststelling dat de Vlaamse Gemeenschap welvarend is, is er in Vlaanderen nog steeds heel wat armoede. Wij slagen er niet in die fundamenteel terug te dringen, zelfs niet in een periode van hoogconjunctuur. We moeten ons dan ook de vraag stellen: maken we wel de juiste keuzes? Leggen we onze accenten juist? Komen de lastenverlagingen ten gunste van deze doelgroep? Dit geldt niet alleen voor wie geen werk heeft, maar ook voor wie werkt. Uit een studie van de Europese Commissie blijkt dat van de 14 percent armen in België, er 4 percent werkende armen zijn, mensen die eigenlijk geen voordeel halen uit de lastenverlaging die we in Vlaanderen doorvoeren. Het probleem doet zich vooral voor bij deeltijds of tijdelijk werkende alleenstaanden met kinderen. Ook voor hen moeten we een antwoord zoeken.
De koopkrachtverlaging betekent een dreigende verarming voor heel wat Vlamingen, of we nu een topregio zijn of niet. Vlaanderen heeft mogelijkheden, weliswaar beperkt, om daar concreet wat aan te doen. Een te hoge prijs voor wonen tast de koopkracht van de gewone mensen aan. Bij de 20 percent armste huishoudens zijn de woonlasten goed voor een derde van het gezinsbudget. Bij de 20 percent rijkste huishoudens is dat nauwelijks 20 percent.
Mijnheer de minister, het is positief dat steeds meer mensen eigenaar worden van een woning. Dat is goed en we moeten dat beleid voortzetten. De renovatiepremie is een succes: ze leidt tot betere woningen op het vlak van energievriendelijkheid, uitzicht en kwaliteit. Wel moeten de sociale leningen attractiever worden en het aantal socialehuurwoningen moet nog steeds stijgen. De inspanningen zijn nog nooit zo groot geweest, maar we zijn er lang nog niet. Het moet onze zorg zijn dat iedereen op een betaalbare wijze over een kwaliteitsvolle woning kan beschikken. De sp.a-fractie staat achter het hervormde stelsel van de huursubsidies, maar pleit ervoor ze nog te optimaliseren. De huursubsidie mag niet beperkt blijven tot een verhuissubsidie.
Ook de hoge kosten voor energie tasten de koopkracht aan. We vinden dat Vlaanderen zijn verantwoordelijkheid moet nemen op het vlak van een faire concurrentie op de energiemarkt en zich niet mag beperken tot de monitoring. Vlaanderen is bevoegd voor de verdeling van gas- en elektriciteit. Momenteel heeft Electrabel nog steeds een blokkeringsminderheid in meer dan vier vijfde van de distributienetbeheerders. Wij dringen erop aan dat de regering eindelijk werk maakt van de volledige eigendomsontvlechting.
Mijnheer Sannen, ik vind het merkwaardig wat u zegt over het blokkeringsrecht van Electrabel. Alle gemengde intercommunales hebben perfect de kans gekregen om daar bij de verlenging van de contracten een einde aan te maken. Ik heb tot nu toe maar één voorbeeld gezien waar men dat heeft gedaan, namelijk in Limburg, waar men Electrabel uit Pligas heeft verwijderd. Men heeft er jaren de tijd voor gehad, maar men heeft het niet gedaan.
Ik stel dit samen met u vast, mijnheer Peumans.
Hebben we het over maatregelen om de koopkracht te vergroten, dan wil ik het ook even hebben over het afschaffen van de forfaitaire bijdrage van de zorgverzekering. Op dit ogenblik gaat het over 25 euro voor elke Vlaming vanaf 25 jaar, en 10 euro voor degenen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering. Naast de bijkomende lastenverlaging van 150 euro voor zo'n miljoen werkende Vlamingen, zou dit een maatregel zijn waar iedere Vlaming van profiteert, ook de vervangingsinkomens. Wij vinden het jammer dat deze meerderheid daar niet over wil praten, maar zullen het zelf op de agenda blijven plaatsen, omdat forfaitaire bijdragen of belastingen nu eenmaal onrechtvaardig zijn.
De heer Dehaene heeft het woord.
Mijnheer Sannen, wat zou u in dit geval doen met de Vlamingen in Brussel?
Voor de Vlamingen in Brussel zullen we een oplossing zoeken. Die is technisch misschien niet gemakkelijk uit te werken, maar we hebben hier ook een zorgverzekering goedgekeurd, waarbij we een specifieke maatregel hebben moeten ontwikkelen om die te kunnen toepassen in Brussel. Ook hier zullen we moeten zoeken hoe we voor Brussel een uitweg vinden. Het kan echter niet dat de problematiek van Brussel het onmogelijk zou maken om in Vlaanderen een forfaitaire bijdrage af te schaffen.
Positief is zeker dat de werkloosheid sterk is gedaald, zelf bij oudere werklozen. De evolutie is gunstig. Momenteel is er nog sprake van 180.000 werklozen, maar met de lagere groei die er momenteel is, zal moeten blijken of die tewerkstelling duurzaam is. Uitzendbanen zijn handig voor werkgevers en worden snel gecreëerd. Het is echter aan de werkgevers om te bewijzen dat de uitzendkrachten in dienst mogen blijven, ook als het economisch iets minder goed zou gaan. Daarvoor wil ik uitdrukkelijk waarschuwen. De knelpuntvacatures mogen geen knelpuntwerknemers worden, overbodige werknemers die op straat worden gezet omdat de bedrijfsactiviteiten wat vertragen.
Welk werk, in welke omstandigheden, hoe duurzaam en hoe het te combineren met ons gezinsleven? Dat zijn vragen die we ook voortdurend moeten stellen in verband met ons activeringsbeleid. We kunnen moeilijk verwachten van partners met kinderen dat ze een van de vele vacatures invullen, als ze geen oplossing hebben voor het welzijn van hun kinderen. Daarom is kinderopvang voor sp.a een echte prioriteit, waarbij ook wat vernieuwend denkwerk nodig is.
Mijnheer de minister, onze samenleving heeft blijkbaar te kampen met een sluipend gif: flexibilisering, onzekerheid, prestatiedruk bij werkenden, stress. Van alle werknemers ervaart 10 percent de balans tussen werk en privé als problematisch, en bijna twee op tien Vlamingen voelen zich allesbehalve goed op hun werk. Mensen willen zekerheid. Wij mogen niet evolueren naar het Amerikaanse systeem, waarbij het normaal is dat mensen twee of drie kleine jobs hebben om rond te komen, en dan maar moeten zien hoe ze hun gezin daarnaar kunnen organiseren.
Opmerkelijk is zeker de groei van de bedrijfswinsten. Tussen 2002 en 2006 stegen ze met 26 percent, terwijl de loonmassa slechts met de helft steeg. Het zijn dus duidelijk vooral de ondernemingen en hun aandeelhouders die profiteren van de globalisering, en niet de werknemers. De onzekerheid van de werknemers staat in schril contrast met de winsten van de bedrijven. De kapitaalinkomsten zouden veeleer meer moeten bijdragen aan de algemene middelen van de overheid dan ze te verminderen. Aan dat laatste wordt nu op federaal niveau blijkbaar opnieuw gedacht.
We mogen daarbij evenmin uit het oog verliezen dat de Belgen bij de hardste werkers van de wereld zijn. De productiviteit van onze arbeiders en bedienden is zeer groot. Merkwaardig is dan dat de sterke stijging van de buitenlandse investeringen in verhouding geen bijkomende banen heeft gecreëerd. Blijkbaar is er wel een verband tussen de arbeidsprestaties en het niet scheppen van bijkomende banen, ondanks aanzienlijke investeringen.
Het uitgangspunt van het regeerakkoord is: vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen. Op tal van vlakken heeft deze regering haar verantwoordelijkheid genomen. Dat gebeurt ook nu weer, bij de ontwikkeling op het vlak van energiezuinig bouwen. Het initiatief van minister Vandenbroucke om passiefscholen te bouwen, verdient navolging. We hopen ook dat de verlaagde onroerende voorheffing voor energielage woningen snel werkelijkheid wordt.
Mijnheer de minister-president, op andere terreinen is de vooruitgang niet zo positief. Vlaanderen in Actie wil een aanvulling zijn om ervoor te zorgen dat Vlaanderen tegen 2020 een topregio is, maar met wat moeten we in de top staan? Denken we eens aan de klimaatverandering. U verdedigde vorige week in dit halfrond de stelling dat Vlaanderen niet voorop moet lopen bij het terugdringen van de broeikasgasemissies. U zei dat de rest van Europa rekening moet houden met, en ik citeer u: "onze situatie en ons beperkte potentieel - een kleine kustzone, geen gebergte voor goedkope waterkracht, geen grote vlaktes zonder bewoning voor grote windturbineparken, de marginale kostenlast enzovoort."
Dat zijn argumenten waar misschien iets voor te zeggen valt, maar er zijn andere argumenten die er juist voor pleiten dat precies wij voorop gaan lopen. In het milieurapport staat immers: "België en Nederland zijn de twee meest kwetsbare landen voor overstromingen bij stijgend zeeniveau." En met België bedoelen de auteurs allicht niet de Hoge Venen of Vlaamse Ardennen, maar wel het economische en logistieke hart van Vlaanderen.
Mijnheer Sannen, staat u achter de beslissing die genomen werd tijdens de lentetop en werd verdedigd door federaal minister Tobback?
Ik sta achter de lentetop, mijnheer de minister-president.
Staat u ook achter de beslissing die daar werd genomen?
Ik sta ook achter de beslissing die daar genomen werd.
Dan spreekt u zichzelf tegen.
Mijnheer de minister-president, ik sta achter deze regering en achter de beslissing die deze regering neemt, maar ik spreek mezelf niet tegen als ik zeg dat we moeten proberen om in de toekomst, tegen 2020, ook aan de top te staan in de strijd tegen klimaatverandering. U legde de grens voor VIA niet naar 2012 maar 2020. U wilt aan de top staan van bepaalde regio´s. Laten we proberen om in 2020 ook aan de top te staan in de strijd tegen de klimaatverandering. Wat ik suggereer, ging over VIA en het tijdspad dat u daarvoor hebt uitgetekend. We vragen dat de Vlaamse Regering voldoende werk maakt van bijvoorbeeld een investeringsklimaat voor groene stroom.
Ik geef u een ander voorbeeld, los van het klimaat: het Natuurrapport 2007. Dat is een prima rapport vol treurige cijfers over het Vlaamse natuurbeleid. Het beleid slaagt er vooralsnog niet in om het Vlaamse regeerakkoord recht te doen. In dat regeerakkoord engageren de partners zich om 38.000 hectare extra natuurgebied en 10.000 hectare extra bosgebied te realiseren. Dat zijn cijfers die door een haperende afbakening van het buitengebied zelfs niet meer bij benadering haalbaar lijken. Het regeerakkoord zegt te streven naar het behoud, het herstel en de versterking van de biodiversiteit. Uit het Natuurrapport 2007 blijkt dat ook hiervoor het komende anderhalf jaar een zware inhaalbeweging nodig zal zijn. Ik sta achter het regeerakkoord, mijnheer de minister-president.
Een andere tussenstand vonden we vorige week tussen onze poststukken: een brochure over de Vlaamse voortgangsrapportering in het kader van de Lissabonstrategie. Hieruit blijkt dat Vlaanderen op onderdelen positieve resultaten boekt, maar dat er evenmin reden is om zelfgenoegzaam te worden - zoals u gisteren zelf stelde. Zo zijn Vlaamse werknemers meer dan gemiddeld werkzaam in kennissectoren. Van onze buurlanden doet alleen Duitsland het beter. Maar Europese nieuwkomers zoals Tsjechië en de regio rond Boedapest scoren nu reeds beter dan Vlaanderen.
Vlaanderen was ooit koploper op het vlak van breedbandinternet. Denemarken en Nederland zijn ons intussen ruim gepasseerd. Vlaanderen heeft een e-mama als minister, maar loopt intussen achter op het vlak van e-government, e-commerce en e-banking. Qua verkeersdoden blijft Vlaanderen, ondanks de gunstige evolutie in de voorbije decennia, onder het Europese gemiddelde, en komt het zelfs niet in de buurt van even dichtbevolkte regio's als Nederland of delen van Duitsland. Vlaanderen blijft achter op het vlak van levenslang leren: vooral kortgeschoolden en ouderen worden onvoldoende bereikt. Vlaanderen is welvarend, en de Vlaamse werknemers zijn ongekend productief. En toch voldoet de Vlaamse arbeidsmarkt nog niet aan de Lissabondoelstellingen voor 2010.
Vlaanderen In Actie heeft ook als ambitie een zorgzame samenleving waar levenskwaliteit en maatschappelijke samenhang centraal staan. De levenskwaliteit van steeds meer Vlamingen staat onder druk. Het sociale vangnet is groot, maar steeds meer Vlamingen dreigen door de mazen te vallen. Het beleid moet hier oog voor hebben want anders komt ook de maatschappelijke samenhang onder druk.
Mijnheer de minister, vandaag en morgen zullen verschillende collega's van onze fractie onze bekommernissen, vragen en bezorgdheden hieromtrent verder verduidelijken bij de bespreking van de verschillende beleidsdomeinen. Als een constructieve maar kritische fractie beoordelen wij deze voorliggende begroting. En het zal waarschijnlijk niemand verbazen als ik u vertel dat wij deze begroting zullen goedkeuren omdat zij structureel gezond is en een uiting van een voorzichtig beleid zowel wat uitgaven betreft en als de provisies, die worden aangelegd. Maar ook omdat er beleidskeuzes worden gemaakt, die antwoorden proberen te formuleren op de toekomstige uitdagingen waar Vlaanderen voor staat. We moeten ook verder durven kijken dan 2008. Mijnheer de minister-president, ik wil samen met u een visie uittekenen voor 2020 op alle terreinen. (Applaus bij sp.a-spirit)
De heer Daems heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, mijnheer de minister-president, collega's, ik ga even terug in de tijd. Op het moment dat in Bali de conferentie op gang werd getrokken, betreffende de zwaarste mondiale uitdaging die we ooit meemaakten, oordeelde dit huis dat een actualiteitsdebat nummer zoveel over de federale kwestie belangrijker was dan één over de opwarming van de aarde. We schrijven 5 december 2007. Het was het zoveelste actualiteitsdebat waarbij het zoveelste rondje werd gedraaid over BHV en over de staatshervorming.
'Een schabouwelijk spektakel', schreef Paul Geudens op sinterklaasdag in zijn opiniestuk in de Gazet van Antwerpen. "Het Vlaams Parlement zou beter ophouden met dergelijke masochistische activiteiten en non-vergaderingen." Ik ben het niet zelden oneens met de opinie van Geudens, maar toen sloeg de man de nagel op de kop.
Dit is voor mijn fractie een illustratie van de tijdsgeest waarin politiek Vlaanderen zich bevindt. We staren dikwijls te veel naar onze eigen navel en vaak kijken we te veel naar ons eigen dikke ik. En dan is het inderdaad niet simpel om die zelfgenoegzaamheid achterwege te laten, zeker als het Vlaamse budget redelijk ruim is. Laten we eerlijk zijn, mede dankzij de strenge vinger op de knip van de minister van Financiën boert Vlaanderen goed. Maar dat heeft evenzeer te maken, mijnheer Peumans, met de staatshervormingen die flink wat geld naar Vlaanderen overhevelden. België is daardoor nu op zoek naar vele miljarden euro's.
Deze financieel rooskleurige situatie heeft voordelen. Zowat elk beleidsdomein krijgt extra marge. Gelukkig worden enkele noodlijdende budgetposten zoals het Zorgfonds en De Lijn bijgespijkerd. Jammer genoeg zijn dat maar zeldzame flikkerlichtjes in het donker. Wat opvalt, is dat deze regering een grote daadkracht aan de dag legt als het gaat over harde thema's in de economische sfeer, zoals investeringen in wegen, lucht- en zeehavens. Het wordt allemaal een beetje vager en minder als het gaat over de zachtere sectoren, de zorg voor de zwaksten in de samenleving en voor biodiversiteit in de natuur, de zorg voor projecten die geen onmiddellijke return on investment leveren.
Mijnheer Daems, ik heb een opsomming gemaakt van de verslaggeving over de alternatieve financiering van de Vlaamse overheidsinvesteringen. Die bedraagt 4,5 miljard euro. Daarvan gaat 1,6 miljard naar de welzijnssector, naar de rust- en verzorgingstehuizen. Als we Toerisme, Sport, Onderwijs, Wonen, Mobiliteit en Openbare Werken eruit lichten, dan moet u toegeven dat er veel meer aandacht is voor de zachte, dan voor de harde sectoren.
De pps en de manier waarop Vlaanderen hierop tijdens deze legislatuur heeft ingezet, is dringend toe aan een evaluatie. Mijnheer Peumans, u hebt zelf gezegd dat er heel mooie projecten op stapel staan, maar waar staan we vandaag? Hebben we te maken met een investeringsregering die zich aanvankelijk zo heeft gepresenteerd? Ik heb daar vragen bij…
Het gaat over het aandeel in de welzijnssector.
… als ik zie hoe weinig projecten in de zachte sector van de grond komen.
Mijnheer Daems, ik geef u deze informatie omdat u niet op de hoogte bent. Van de 90 dossiers die op de wachtlijst van het VIPA stonden, die werd gecreëerd doordat uw ministers te weinig middelen wilden vrijmaken voor investeringen, zijn er ruim 60 vrijgegeven. Daaraan kan de aannemer morgen bij wijze van spreken beginnen bouwen.
Mijnheer Dehaene, u kunt het niet laten. Vroeger was er een programma 'Voor wie haar soms geweld aandoet'. Wel, u doet het steeds weer. Heel wat dossiers lagen inderdaad te wachten bij het VIPA toen deze regering van start ging. Dat die dossiers nu zijn weggewerkt, heeft alles te maken met het feit dat de vorige regering en ook paars-groen onder leiding van minister Van Mechelen, een goed financieel beleid hebben gevoerd, zodat deze regering van bij de start de mogelijkheid had om terug langetermijninvesteringen te doen en pps-constructies op te zetten, en daarvoor de toelating heeft gekregen van Europa om te debudgetteren. Dat kon de vorige regering absoluut niet. Die moest alle middelen die ze had, meteen uitkeren aan een rusthuis. Dat betekent dat je met 10 miljoen euro bijvoorbeeld maar drie rusthuizen kunt toekennen, terwijl u door het in de tijd te spreiden, 40 rusthuizen kunt laten starten. Alles heeft te maken met een andere financieringswijze die deze regering mag toepassen, en niets met het feit dat de vorige regering niet genoeg geld wilde vrijmaken.
In het kader van de restbudgetten, heeft de vorige regering ook een inhaaloperatie gedaan om meer te investeren in rusthuizen. Wat u vandaag kunt, is vooral te danken aan het feit dat de vorige regering goed heeft bestuurd en een goed financieel beleid heeft gevoerd.
Ik kan alleen maar vaststellen dat de wachtlijst voor de VIPA-dossiers in de vorige legislatuur enorm is gestegen tot bijna zeven jaar, sommige zelfs tot negen jaar. De ministers gaven een machtiging: uw dossier is klaar, u kunt beginnen, maar u krijgt geen geld. Dus kon men eigenlijk niet beginnen.
Mijn tussenkomst was vooral gericht op de bewering dat de alternatieve financiering niet werkt en dat daar niets mee gebeurt. Ik zeg u dat er wel degelijk iets gebeurt en dat er wel degelijk dossiers van de planken verdwijnen.
Mijnheer Dehaene, u bent hardleers. Toen ik minister van Welzijn werd, nadat uw partij hier langer aan de macht was geweest dan de Communistische Partij in Rusland, waren er ook al lange wachtlijsten in de VIPA-dossiers. U hebt dat nu kunnen oplossen door een ander budgetteringssysteem, maar uw pps-systeem is geen contract tussen de harde sectoren en de overheid. Het gaat hier over constructies waarbij banken mee het risico van langetermijnleningen dragen en daarvoor vergoed worden door de overheid. We zullen aan het einde van de rit wel zien wie daar beter van geworden is: de overheid of de banken.
Mijnheer Dehaene, er zijn heel wat pps-projecten met een enorme achterstand. Ik verwijs naar de projecten voor het openbaar vervoer in het kader van het Masterplan Antwerpen. In drie, vier jaar tijd is de achterstand daar opgelopen tot tien à twaalf jaar. Minister Vandenbroucke zal ook tevreden mogen zijn als hij de eerste steen voor het pps-project in het kader van de scholenbouw zal kunnen leggen.
Mijnheer de minister-president, ik ga over tot wat voor ons het belangrijkst is in dit debat, namelijk de ondermaatse aandacht voor het klimaatbeleid en daartegenover het bijna euforische gevoel dat we goed bezig zijn. Zowel twee weken geleden als vorige week heeft mijn collega, de heer Glorieux, u van op dit spreekgestoelte aangesproken en u duidelijk gemaakt dat wij het onverantwoordelijk vinden dat u een zeer lauw enthousiasme aan de dag legt als het op klimaatbeleid aankomt. Wij hebben u toen geconfronteerd met de notulen van het federale Overlegcomité. U hebt er daar, als vertegenwoordiger van het Vlaamse Gewest, voor gezorgd dat minister van Leefmilieu Tobback geen millimeter extra speelruimte kreeg om in Bali een stap verder te willen gaan.
Mijnheer Daems, u moet altijd zo dicht mogelijk bij de waarheid proberen te blijven. Het mandaat voor Bali was al voordien vastgelegd. Dat heb ik u vorige week ook al gezegd. In mijn tussenkomst op het Overlegcomité heb ik enkel de beslissing van de lentetop in herinnering gebracht, namelijk dat we rekening moeten houden met de concrete omstandigheden van de verschillende landen en regio's. U moet dus niet zeggen dat minister Tobback door mijn tussenkomst op het Overlegcomité geen mandaat meer had of geen millimeter bewegingsruime kreeg. Dat is niet juist.
Bovendien heeft ook premier Verhofstadt de verwijzing naar de lentetop nog eens onderstreept en gezegd dat er een duidelijk verschil is tussen de ambities op Europees niveau en de verdeling van die ambitie binnen Europa die we dan vastleggen. En dat is zeer wijs. Wij moeten in Vlaanderen doen wat we kunnen, maar daarnaast moeten we ons geld ook optimaal gebruiken en daar investeren waar we betere en grotere effecten kunnen realiseren.
De notulen van het Overlegcomité waren zeer duidelijk, mijnheer de minister-president. Overigens heeft premier Verhofstadt afgelopen weekend inderdaad uw lijn gevolgd door in Portugal te gaan zeggen dat we rekening moeten houden met de marginale kosten. Maar er bestaat ook nog zoiets als voortschrijdend inzicht. Recent heeft de Europese Commissie het standpunt ingenomen dat de rijkste landen de zwaarste lasten moeten dragen.
Mijnheer de minister-president, ik vraag en ik hoop dat u uw zienswijze herziet en dat u met een andere attitude naar de volgende Europese onderhandelingen stapt. Ik vraag u een iets offensievere en ambitieuzere houding inzake het klimaatbeleid, zoals u dat ook voor andere beleidsdomeinen doet.
Het Belgische standpunt wordt besproken met de drie collega's. Een van die collega's is mevrouw Evelyne Huytebroeck. Ook zij heeft zich aangesloten bij het standpunt van België.
Mijnheer de minister-president, ik wil er even op wijzen dat het niet mevrouw Huytebroeck is die op het Overlegcomité bezwaar heeft aangetekend. Het klopt dat er binnen de verschillende regeringen van dit land en ook binnen Europa, een akkoord bestaat over het feit dat de 20-20-20-doelstelling op een gedifferentieerde manier zal worden ingevuld. Daar zijn we het allemaal over eens. We zijn het echter niet eens over de vraag hoeveel percent Vlaanderen op zich moet nemen. U zegt onmiddellijk dat Vlaanderen minder zal moeten doen dan 20 percent. Op een vraag van Tinne Van der Straeten in de Kamer antwoordde de nog steeds bevoegde minister van Leefmilieu dat België gemakkelijk een CO2-reductie van 24,1 percent kan halen zonder de economie en tewerkstelling negatief te beïnvloeden, indien het er effectief naar streeft om de doelstellingen te bereiken. Bij een lastenverschuiving van arbeid naar milieugebruik, zou er zelfs een economische groei gerealiseerd kunnen worden, boven op een CO2-reductie van meer dan 24,1 percent. U zegt echter dat zelfs de 20 percent voor ons niet haalbaar is. Duitsland, Nederland en Frankrijk gaan veel verder, zij streven naar 30 à 40 percent.
We zijn het dus eens over het feit dat een gedifferentieerde aanpak mogelijk moet zijn, maar we zijn het er niet over eens dat het rijke Vlaanderen minder dan 20 percent op zich zou moeten nemen.
Mijnheer Glorieux, Evelyne Huytebroeck was niet op het Overlegcomité. Ze zal andere dringende vergaderingen gehad hebben.
Op 23 januari 2008 zal de Europese Commissie voorstellen hoe die 20 percent verdeeld moet worden. Er staan berichten in de krant om dat op basis van het bruto regionaal product te doen.
U hebt vorige week verwezen naar Duitsland. Weet u hoeveel inspanningen Duitsland heeft geleverd in het kader van de Kyotodoelstellingen, omdat het basisjaar 1990 zo goed was voor Duitsland? Wanneer u dus vergelijkingen maakt, dan moet u het hele verhaal vertellen. In het kader van het basisjaar kan ik heel stoere verklaringen afleggen tegenover landen waar het basisjaar minder goed was.
Mijnheer de minister-president, u kunt deze problematiek op twee manier bekijken. U kunt dat doen vanuit een optimistische, offensieve positie of zoals u het net hebt gedaan. Wij pleiten voor een offensieve houding inzake het klimaatbeleid. Daarbij mogen we ook niet al te optimistisch zijn over waar we vandaag staan. We zijn nog helemaal niet op weg om de doelstellingen te halen en zeker niet om de post-Kyotodoelstellingen te halen. Samen met Europese klimaatexperts stellen we vast dat er vanaf 2010 een flinke stijging van de CO2-uitstoot mag worden verwacht door het heropleven van de economie in Oost-Europa. Daarnaast wordt steeds meer buitenlandse lucht via de emissierechten gekocht, waardoor ons land niet de nodige inspanningen levert.
De statistieken, die weliswaar een licht positieve trend tonen, geven een algemene evolutie weer. Ze verbergen een toename van het verkeer in de geleverde inspanningen ten opzichte van industrie en landbouw. De CO2-uitstoot van het autoverkeer en, vooral, het vrachtvervoer is sinds 1990 met bijna 30 percent gestegen, en ze stijgt nog steeds.
Mijnheer de minister-president, een ander punt is het hele debat over Vlaanderen Distributieland, Vlaanderen in Actie. Iedereen is het er wel over eens dat we op een nog groter verkeersinfarct afstevenen dan vandaag het geval is. Dat is niet alleen rampzalig in de strijd voor het klimaat. Ook vanuit economisch oogpunt is dat het geval. Het aantal uren dat vrachtwagens en werknemers op weg naar kantoor in files vastzitten, neemt sterk toe.
Gisteren hebt u 'captains of society' samengebracht, onder meer om te debatteren over duurzame logistiek. Tegenwoordig wordt dat - en ik excuseer me bij de heer De Cock - in hippe Engelse termen als 'value added logistics and extended gateways' genoemd. Dankzij uw uitnodiging was ik aanwezig bij de interessante besprekingen van de werkgroep Logistiek en Mobiliteit. Ik heb heel wat bedrijfsleiders met creatieve voorstellen op de proppen zien komen. Opvallend was echter hoe technologisch deze voorstellen waren.
Mijnheer Caluwé, van doorbraken op het vlak van de mobiliteit en logistiek in de zin zoals de heer Vinck die naar voren bracht, heb ik echter, jammer genoeg, niet veel gehoord. Af en toe was er eens een kritische opmerking van de milieubeweging, die zei dat we ook oog moeten hebben voor de nefaste milieugevolgen ten gevolge van deze keuze voor logistiek.
Mijnheer Daems, vindt u dat de slimme kilometerheffing een doorbraak is of niet?
Ik zal u daarop antwoorden. Ik zou echter graag eerst mijn punt afmaken. Er werd inderdaad een batterij aan voorstellen op tafel gelegd. Ze waren echter allemaal vanuit die slimme technologische sfeer geïnspireerd. De Vlaamse Confederatie Bouw ging zelfs nog een stapje verder. Ze hield een fors en direct pleidooi voor een snelle herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, voor meer bedrijventerreinen, voor extra - weliswaar multimodale - logistieke centra. Dat was er toch over!
Positief, mijnheer de minister-president, was dat we wel konden rekenen op een bijna kamerbrede consensus over de invoering van de kilometerheffing. Als ik het goed heb begrepen, geldt die heffing echter niet voor het personenvervoer.
Dit toont aan dat de invoering van de kilometerheffing een economische noodzaak wordt. We vragen dan ook dat daar nog deze legislatuur werk van wordt gemaakt. Ik heb immers het gevoel dat daar niet veel van in huis zal komen.
Mijnheer Daems, ik neem het u niet kwalijk dat u niet van alles op de hoogte bent. In de commissie heb ik gezegd dat op 17 januari een Beneluxoverleg wordt gehouden over de slimme kilometerheffing. We plegen overleg met Nederland. Minister Van Mechelen, minister Van Brempt en minister Crevits zijn daar zeer intensief mee bezig.
Misschien zijn die zaken u ontgaan. We houden ons daar zeer intensief mee bezig. De timing is om, samen met Nederland, te starten met de kilometerheffing voor het vrachtvervoer in 2011.
Ik ben u zeer erkentelijk voor uw aanwezigheid op de bijeenkomst van gisteren. Er waren heel wat vragen over de modaliteit en de concrete invulling van een en ander. Over het principe van de slimme kilometerheffing was er echter een kamerbreed draagvlak. We zijn blij dat te kunnen vaststellen.
Mijnheer Daems, u verrast me in positieve zin. U zegt dat logistiek een onderdeel is van Vlaanderen in Actie. Uw benadering daarvan is minder karikaturaal dan die van uw voorgangster. U stelt dat er een aantal problemen zijn. Uw voorgangster stelde dat we over logistiek en het logistieke centrum Vlaanderen niet mochten praten.
We kunnen hierover praten. We kunnen oplossingen en nieuwe antwoorden zoeken. Door de positie van de regio Vlaanderen zal hier altijd in- en doorvoer plaatsvinden. De Vlaamse overheid moet hier een antwoord op trachten te geven. We moeten dit op een slimme, duurzame wijze organiseren. Op die manier kunnen we binnen de logistieke centra een meerwaarde creëren. Vlaanderen mag niet tot een loutere doorvoerregio worden herleid. Ik vind het ontzettend belangrijk dat we hierover op een creatieve manier nadenken. Net om die reden is dit punt in Vlaanderen in Actie opgenomen.
Ik wil even ingaan op wat de heer Sannen net heeft gezegd. In de realiteit merken we namelijk geen verschuivingen in de modaliteiten. Ik verwijs hiervoor onder meer naar de beleidsbrief Mobiliteit. Er is geen verschuiving naar de binnenvaart of naar het spoorverkeer. De huidige tendensen wijzen enkel op een toename van het goederenvervoer langs de weg. Het zogenaamd gratis openbaar vervoer was ook bedoeld om een modal split teweeg te brengen. De conclusie is dat dit ten nadele van de voetgangers en van de fietsers gaat. We moeten ons hierover bezinnen.
Bovendien stel ik vast dat de Nederlanders met betrekking tot de kilometerheffing al veel verder staan. Minister Eurlings heeft de Tweede Kamer onlangs duidelijk meegedeeld dat de Nederlandse overheid voor de vracht- en personenwagens kiest. De Nederlandse regering is van mening dat de Nederlandse logistieke aanpak de haven van Rotterdam een voorsprong op de haven van Antwerpen zal bezorgen. Ik dacht dat de haven van Antwerpen een van de logistieke parels aan het Vlaamse firmament was. We hebben er alleszins alle belang bij snel een beslissing te nemen.
Mijnheer Peumans, de beslissing om een slimme kilometerheffing in te voeren, is in Nederland en in Vlaanderen reeds genomen. De Vlaamse Regering wil die heffing tijdens een eerste fase enkel voor het vrachtverkeer invoeren. De Nederlandse regering heeft de heffing onmiddellijk ook voor het personenvervoer ingevoerd. De ambtelijke werkgroep is volop bezig. We onderhouden in dit verband nauwe contacten met de Nederlandse overheid.
Ik wil trouwens opmerken dat de Nederlanders altijd de indruk wekken dat ze verder staan dan wij. In verband met dit dossier klopt die perceptie niet. Wij staan allicht al even ver als onze Nederlandse vrienden.
Het is onze bedoeling het debat aan te zwengelen. We willen het niet enkel over de batterij aan technologische voorstellen hebben. Hoewel die voorstellen op zich enige waarde hebben, willen we het over de economische missie van Vlaanderen hebben. Federaal minister Tobback is op dit vlak een sterke bondgenoot. Hij heeft recent verklaard dat we van het mantra 'Vlaanderen distributieland' moeten afstappen. Hij begrijpt dat mantra gewoonweg niet. Indien we dit standpunt blijven aanhouden, moeten we de nefaste gevolgen voor het klimaatbeleid ook onder ogen durven zien.
Mijn partij gelooft niet in de visie die achter Vlaanderen in Actie schuilgaat. Vlaanderen wil een logistieke topregio worden. De hier voorgestelde technologische maatregelen zullen er in het beste geval in slagen de groei van de mobiliteit te stabiliseren. Ze zullen in elk geval niet volstaan om het mobiliteitsprobleem aan te pakken.
Mijnheer Daems, wij leven in Vlaanderen. Vlaanderen is een logistiek centrum. Het is onze bedoeling de hieruit voortvloeiende uitdagingen aan te gaan. De heer Peumans heeft daarnet al naar een van die uitdagingen verwezen. Het debat moet ervoor zorgen dat negatieve gevolgen uitblijven en dat we een economische meerwaarde kunnen creëren. Er zijn al voorbeelden van de wijze waarop de logistieke situatie nieuwe mogelijkheden creëert. Dit betekent allemaal niet dat ik voor een toename van het transport pleit.
Waar bevindt zich die meerwaarde? De CO2-uitstoot is gestegen en blijft stijgen.
Aangezien we nu met de problemen worden geconfronteerd, moeten we snel slimme oplossingen zoeken.
De heer Daems en een aantal van zijn partijgenoten hebben het altijd over een distributieregio. Ik heb Vlaanderen nog nooit zo omschreven. We hebben een logistieke roeping, maar die roeping moet wel duurzaam van aard zijn.
Wat met het rail shipment, wat met het transitverkeer, hoe kunnen we een toegevoegde waarde creëren en hoe kunnen we de modal shift verder doorvoeren? Dat zijn dé vragen. Ik hoor dat u zich de Engelse termen eigen hebt gemaakt.
Ik weet zelfs wat ze betekenen.
Daar had ik niet aan getwijfeld.
We moeten daarop inzetten om de toegevoegde waarde, de duurzame logistiek te realiseren. Ik hoop dat u daaraan meewerkt. U moet niet telkens met 'distributieland' afkomen, want dat heb ik nog nooit gezegd.
Mijnheer Sannen, mijnheer de minister-president, u doet uitschijnen alsof het heel toevallig zo is dat Vlaanderen een transitland is. Dat is gedeeltelijk te wijten aan de ligging, maar daarnaast ook aan de concrete keuzes van deze regering. De gouverneur van Vlaams-Brabant en de minister bevoegd voor de Vlaamse Rand stellen alles in het werk om in Meise-Westrode naast de A12 een logistiek distributiecentrum te bouwen in plaats van langs het kanaal Brussel-Schelde of aan de spoorweg. Dat is niet toevallig, maar een bewuste keuze. Dat is allesbehalve duurzaam. Dit betekent dat er duizenden vrachtwagens extra zullen langskomen. Heel wat mensen zullen verplicht zijn om met de wagen naar hun werk te gaan in plaats van met het openbaar vervoer. Dat zijn bewuste keuzes en die hebben niets te maken met een toevallige inplanting. Vlaanderen wordt uitgebouwd als distributieland waarvan we al op voorhand weten dat we ons binnen de kortste keren zullen vastrijden.
Ik wil nog twee cases toevoegen die ons echt confronteren met de grenzen van de keuze voor logistiek. Ten eerste is er de E313. Dat is de voorbije drie jaar zowat hét zwarte punt van Vlaanderen geworden. In 2006 telden we 11 doden en 71 zwaargewonden. We zijn goed op weg om dat cijfer in 2007 te evenaren. Ik hoop van niet, maar ik vrees ervoor. Dat is een verdubbeling ten opzichte van 2003. De voornaamste reden is volgens ons de enorme stijging van het aandeel vrachtwagens dat zich op deze weg als een Atlantische muur naar vooral Duitsland begeeft. We zien de voorbije jaren een stijging van gemiddeld 25 percent en 40 percent in de daluren.
Dit is nog maar het begin, mijnheer de minister-president. De verwachting is dat de Antwerpse regio tegen 2020 een groei aan goederentransport van 40 percent mag verwachten. Ik vrees dat het Masterplan Antwerpen en een slimme kilometerheffing onvoldoende zullen zijn om daar een antwoord op te bieden.
Ik leg meteen de link naar de bron van het verhaal, met name de vele containers die vanop de Linkeroever hun weg moeten zoeken. Het Deurganckdok is momenteel voor een vierde of een derde ingenomen op het vlak van containercapaciteit. Nu reeds worden de debatten aangezwengeld in economische middens over het Saeftinghedok, een bijkomend dok. De plan-MER is klaar. Er liggen drie scenario's klaar, inclusief een scenario Saeftinghedok. Waar zijn we mee bezig? Kiest deze regering dan niet voor een maximale groei in de distributiesector? Ik vrees daar ten zeerste voor.
Wat men denkt binnen de economische middens over het Saeftinghedok, laat ik aan die middens. Dit is duidelijk niet binnen de politieke meerderheid op dit moment aanwezig. Wat betreft het Deurganckdok zijn we allemaal schuldig.
De vooruitziendheid is een heel pak minder groot als we het hebben over de zachte sectoren. Ik geef het voorbeeld van het welzijnsbeleid. Toen CD&V in de oppositie zat, was de vergrijzing van onze samenleving een heel belangrijk topic. Nu CD&V aan zet is, wordt de 'w' van wachtlijsten vaak niet meer in de mond genomen.
Enkele weken geleden maakte Het Nieuwsblad een overzicht van de situatie in onze rusthuizen, op basis van de inspectieverslagen. Dat was de aanleiding voor een debat over de kwaliteit van die rusthuizen. Die kwaliteit is goed, en dat mag worden gezegd. Wel stelt zich de vraag of de babyboomers, die binnen twintig jaar de bewoners zullen zijn van die rusthuizen, dat soort van opvang nog wel zullen willen. Vandaag zijn er lange wachtlijsten voor zowel serviceflats als rusthuizen. Als de Vlaamse Regering onder druk van de vergrijzing meer wil investeren, dan zou dat best gebeuren op basis van een toekomstvisie op wonen en welzijn, in de lijn van wat in de vorige legislatuur op het Zorgcongres is gezegd.
De huidige regering valt jammer genoeg nogal terug op oude zeden en gewoonten. Men wil de problemen oplossen als ze zich voordoen en als het niet anders meer kan. Hetzelfde probleem doet zich voor met de andere kant van de bevolkingspiramide. Het vierde jaar op rij stijgt het aantal geboorten in Vlaanderen. Deze regering vindt dat de tewerkstellingsgraad moet worden opgetrokken. Er moeten meer mannen en vrouwen aan het werk. Is het dan ook niet de plicht van deze regering om ervoor te zorgen dat er voldoende kwalitatief hoogstaande en betaalbare kinderopvang wordt georganiseerd?
Niemand weet hoeveel ouders op zoek zijn naar kinderopvang: het in kaart brengen van welzijnsnoden brengt immers alleen maar problemen met zich mee. Iedereen kent wel jonge vaders of moeders in zijn of haar omgeving die tot 18 maanden moeten wachten vooraleer ze in de buurt een plaats vinden. Ouders worden verplicht om 's ochtends veel te vroeg te vertrekken omdat ze alleen aan de andere kant van de stad opvang vinden. Ze komen dan gestresseerd op hun werk en zijn 's avonds dan ook nog veel te laat thuis.
De afgelopen week trok de Antwerpse schepen van Welzijn, mevrouw Verbist, aan de alarmbel: de recente uitbreiding door de Vlaamse Regering levert 65 kinderopvangplaatsen op, hoewel de stad volgens de Barcelonanorm recht heeft op 2000 plaatsen. Twee dagen later heeft Kind en Gezin, naar aanleiding van zijn twintigste verjaardag, het probleem van de kinderopvang als dé uitdaging van de toekomst bestempeld als we tenminste een grotere gelijkheid tussen de gezinnen willen.
In de gehandicaptensector heeft de vorige regering de noden wél in kaart gebracht. Deze regering zet de inspanningen van de vorige regering verder. Het siert de nieuwe minister van Welzijn dat hij verdere stappen wil zetten in de zorgvernieuwing en wil doorgaan met de uitbouw van het PAB - al blijft dat jammer genoeg te veel in de pilootfase steken. Alleen als meer middelen met zorgvernieuwing samengaan, zal het probleem van de wachtlijsten worden opgelost. De regering heeft kamerbrede steun voor die vernieuwing. Groen! hoopt ook dat de regering de politieke moed zal opbrengen om dat door te zetten.
Ik wil nog een laatste thema aankaarten: mijn kritiek op minister van Leefmilieu Crevits en de beleidsvoorstellen in haar beleidsbrief en in haar begrotingsvoorstellen. De heer Tavernier zal het nog over de pps-constructies hebben. Bij haar aanstelling als minister heb ik gezegd dat ik met veel interesse zou uitkijken naar de beleidsbrief, want afgaande op haar talrijke vragen en interpellaties in de commissiebijeenkomsten van de vorige jaren wist ik dat ze een hart voor natuur- en leefmilieu heeft. Jammer genoeg heb ik in de beleidsbrief daar weinig of niets van teruggevonden. Het valt geweldig tegen.
Ik zal niet het lijstje overlopen van de MIRA-, NARA- en VMM-rapporten of het artikel dat vandaag is gepubliceerd over het probleem van het industrieel oppompen van grondwater en de problemen die dat op korte termijn met zich kan meebrengen. Eigenlijk is er geen ander beleidsdomein waarvoor dergelijk omvangrijk arsenaal aan objectieve feiten en argumenten bestaat. Veel beleidsmakers zijn jaloers over de kwaliteit van de evaluatie van het milieubeleid. Als de wetenschappelijke informatie en de objectieve argumentatie er is, waarom gebeurt er dan niet meer?
Jammer genoeg zijn er voor Leefmilieu slechts enkele lichtpuntjes, zoals MIRA heeft geregistreerd. Ben ik oneerlijk als ik zeg dat het vooral gaat over oude problemen? Dioxine gaat al vijftien jaar de goede weg op. Zure regen gaat ook al een tijd de goede weg op.
Voor de nieuwe parameters ontwaar ik nog steeds een heel slechte milieukwaliteit, bijvoorbeeld voor fijn stof. Ik heb de beleidsbrief van de minister gelezen. Daarin staat dat er een actieplan is, maar ik zie geen vooruitgang. De daggrenswaarde in het jaar 2007 - nochtans qua temperatuur een matig jaar - wordt dagelijks overschreden. De jaargrenswaarde wordt vijf jaar opgeschoven, na kritiek van Europa. De gemeenten en steden kunnen vijf jaar langer op hun lauweren rusten.
Eenzelfde analyse maak ik over ozon. De beleidsbrief stelt dat we goed bezig zijn. Nochtans is de toestand, ook ondanks het kwakkeljaar 2007, voor ozon heel slecht. Dat ligt vooral aan de zogenaamde precursoren: stikstofoxiden van verkeer en industrie en vluchtige organische stoffen. De evolutie is ronduit slecht. De minister zegt gewoon in haar beleidsbrief dat we de doelstellingen voor 2010 voor stikstofoxiden niet halen. Wat wilt ze daaraan doen? Misschien gaat ze in 2009 overwegen om een heffing op luchtuitstoot in te voeren, tenzij de industrie met een evenwaardig voorstel op de proppen komt. Zo'n voorstel heeft weinig 'urgency'.
Mijnheer Daems, bij uw lichtpuntjes in het milieubeleid spreekt u over een periode van vijftien jaar. Maar als het slecht loopt, is het opeens het resultaat van de laatste drie jaar. U weet dat maatregelen voor het leefmilieu tijd vragen. Dit moet op lange termijn worden bekeken.
In de commissie was er een goede discussie naar aanleiding van de beleidsbrief en een interpellatie van de heer Sannen. Ik herhaal wat ik toen heb gezegd. De Vlaamse Regering werkt aan een draagvlak voor Leefmilieu. Dat is heel belangrijk. We herinneren ons allemaal de betogingen die gericht waren tegen voorgaande ministers. Het is geen goede zaak om mensen te choqueren, of doelstellingen op te leggen die mensen angst aanjagen. Door de creatie van een draagvlak gaat het misschien iets trager, maar is iedereen wel overtuigd van de noodzaak dat er iets voor ons leefmilieu gebeurt. Ik weet zeker dat die mentaliteitswijziging momenteel bezig is.
Ik ben uw bondgenoot in het streven naar een groot draagvlak, maar laat ons dat alstublieft niet gebruiken als argument om niets of heel weinig te doen. Dan krijgt het een even holle betekenis als 'goed bestuur'. Dat is ook een containerbegrip geworden. Draagvlak is inderdaad belangrijk. Wat minister Crevits doet voor toegankelijkheid, is een positief signaal.
In dit regeerakkoord werd beslist om 38.000 hectaren extra natuur te realiseren en 10.000 hectaren bos. Hoeveel zullen we halen in 2009? In het beste geval 2000 hectaren extra natuur, en voor de rest heel veel herbevestiging van landbouwgebied. Dat is de magere balans.
Ik had gehoopt dat deze regering in haar laatste rechte lijn naar de volgende verkiezingen alsnog wat bakens zou verzetten. Vlaanderen boert goed, wat de minister-president ook mag beweren naar aanleiding van het debat over 'Sinterklaas voor de gemeenten'. Aan daadkracht ontbreekt het deze regering niet, maar jammer genoeg vaak op de verkeerde plaats. U blijft geloven in de logistieke missie van Vlaanderen.
Ik denk ook dat de lucht- en zeehavens onder uw bevoegdheid nog nooit zo gelukkig zijn geweest want the sky is echt the limit. Ik vraag me af of we de juiste keuzes maken.
Waarom, mijnheer de minister-president, maakt u van deze goede financiële situatie geen gebruik om meer te investeren in bijvoorbeeld kinderopvang of de zorg voor een betere natuur? Waarom investeert u de centen die u gebruikt voor nieuwe wegen, niet in het onderhoud van bestaande, zoals de heer Frans Peeters vorige week ook bepleitte? Waarom legt u niet meer geld en daadkracht aan de dag voor het wegwerken van de zwarte punten in het verkeer die nu reeds een achterstand kennen van om en bij de vier jaar?
De mooie beleidsdoelstellingen in het verkeersveiligheidsplan van minister Van Brempt klinken daardoor vrij hol. En waarom weigert deze regering de handschoen op een ferme manier op te nemen in het klimaatbeleid, want daar zijn de euro's ook hard nodig?
Als Vlaanderen in actie moet schieten, dan is het op het terrein. Ik weet dat dit geen gemakkelijke opdracht is. Maar Stefan Brijs verwoordde het in zijn nieuw boek zo mooi: "Soms is iets wat onmogelijk lijkt, alleen maar moeilijk." (Applaus bij sp.a-spirit en Groen!)
Dames en heren, ik stel voor dat we de bespreking onderbreken.