Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de uitdieping van de Westerschelde
Actuele vraag over de Nederlandse bezwaren tegen de ontpoldering van landbouwgrond in het kader van de Scheldeverdieping
Verslag
De heer Penris heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, gisteren hebt u, in de marge van het debat over rekeningrijden in de commissie voor Openbare Werken, aangekondigd dat u in permanent overleg bent met uw Nederlandse collega´s over het dossier dat we vandaag nog eens in de plenaire vergadering bespreken.
Dat op zich is al goed nieuws. Zolang de lijnen openliggen tussen twee naties, wil dat zeggen dat die twee naties nog niet met elkaar in staat van oorlog leven. Mochten we de pers de afgelopen dagen hebben geloofd, zag het ernaar uit dat de goede betrekkingen tussen Vlaanderen en Nederland minstens zeer sterk aan het verslechteren waren. Er werd met name gesuggereerd dat de Nederlanders zeer fundamenteel voorbehoud maakten tegen de Scheldeverdragen die wij reeds ratificeerden in het Vlaams Parlement, wat de uiteindelijke verdieping van de Schelde in de weg zou staan.
Gelukkig is het allemaal niet zo erg als het op het eerste gezicht leek. De soep wordt niet zo warm gegeten als ze wordt opgediend. Ik heb het verslag van de verenigde commissies Verkeer en Waterstaat en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van de Tweede Kamer erop nagelezen. Ik heb daar de woorden van acht debattanten gelezen die heel wat genuanceerder waren dan wat de Vlaamse pers heeft gebracht. Op GroenLinks na - maar die partij heeft andere ideologische redenen om hier een standpunt in te nemen dat niet conform is aan wat bij de Nederlandse meerderheid leeft - gaan alle partijen ervan uit dat de Scheldeverdragen moeten worden geratificeerd. Ze gaan er ook van uit dat Vlaanderen recht heeft op een tijongebonden diepgang van 13,1 meter, dat Vlaanderen samen met Nederland recht heeft op de nodige omkaderende veiligheidsmaatregelen en dat ook het nautische beheer op een gemeenschappelijke wijze mag worden georganiseerd - lees: dat het loodsenverdrag mag worden ontkoppeld.
De Nederlanders maken echter een voorbehoud, over bijna alle partijgrenzen heen, ten aanzien van het element natuurlijkheid in die verdragenreeks. Ze zeggen: ook wij zijn geen tegenstanders van het teruggeven van bepaalde natuurwaarden binnen het Schelde-estuarium, maar dat mag onder geen beding onder de vorm van gedwongen onteigeningen en gedwongen ontpolderingen. Het CDA, de partij van uw geestesgenoten in de Tweede Kamer, heeft een motie ingediend die ten aanzien van de vier verdragen één voorbehoud maakt, namelijk dat ze de natuurlijkheid niet wil bekomen door gedwongen ontpolderingen. Die motie is mede ondertekend door onder andere de VVD, de PvdA en de SGP van de heer van der Staaij die in het verleden al een motie dienaangaande had ingediend.
Dat voorbehoud zou diplomatiek en internationaalrechtelijk weinig of geen indruk op ons moeten maken, maar politiek, in de goede verstandhouding die er tussen Vlaanderen en Nederland zou moeten blijven, alleszins wel. De indieners van die motie geven reeds een uitweg aan. Ze zeggen dat we op een min of meer natuurvriendelijke manier toch aan de natuurlijkheidsvereisten tegemoet komen als we bijvoorbeeld het Saeftinghegebied zouden ontplaggen en buitendijks schorren zouden aanleggen, zonder dat we moeten ontpolderen.
Mijnheer de minister-president, kunt u leven met de nieuwe politieke consensus die men blijkbaar aan het vinden is in de Nederlandse Tweede Kamer? Zou u ermee kunnen leven dat we aan de terechte vragen van de Zeeuwen, die nog altijd wat getraumatiseerd zijn door de watersnood van 1953, tegemoetkomen en het element natuurlijkheid op een creatieve en door Europa goed te keuren manier, invullen? Dit kan, zoals niet alleen de heer Koppejan van het CDA aangeeft maar ook uw partijgenoot oud-senator De Bondt, misschien door enerzijds het ontplaggen van het Saeftinghegebied en anderzijds het aanleggen van buitendijkse schorregebieden, als dat nog nodig zou zijn?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte leden, ik sluit me graag aan bij de heer Penris.
De afgelopen weken hebben we via de media allerlei onheilspellende berichten vernomen. Dat werd er niet beter op na de vergadering van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van afgelopen maandag. Wat is de situatie? De Nederlandse regering verklaart zich akkoord met en ondertekent de vier Scheldeverdragen. Ze maakt zich ook sterk dat het parlement die zal ratificeren. Het parlement is daar echter niet zo gehaast mee en staat er niet echt positief tegenover. Ik heb er het verslag van deze commissie eens op nageslagen. Ik wil een aantal citaten overlopen en u daarover enkele vragen stellen.
Staatssecretaris Huizinga heeft letterlijk verklaard: ?Deze vier verdragen zijn niet los van elkaar te zien. Zij vormen één package deal tussen Nederland en Vlaanderen. Als een van de verdragen niet in werking treedt, dan treedt geen van de vier verdragen in werking.?
Daar kan ik het volledig mee eens zijn. Vervolgens kijken we echter naar de leden van de commissie. We beginnen met een zeer prominent lid, de heer Koppejan van het CDA. Voor hem is er voor drie van de vier verdragen geen probleem, maar zijn fractie heeft een groot voorbehoud bij het vierde: ze wil geen gedwongen ontpoldering. Daaruit leid ik af dat het CDA afstapt van het ongewijzigd ratificeren van die vier verdragen en dat er geen goedkeuring komt indien de Nederlanders niet zelf mogen beslissen over de alternatieven voor die gedwongen ontpoldering.
Mevrouw Roefs van de PvdA gaat nog verder. Bij haar is er geen sprake van een goedkeuring met een aantal voorwaarden. Ik citeer: ?Voor ik inga op het verdrag daarover, vraag ik de minister klip en klaar duidelijkheid te verschaffen over mogelijke vierde en volgende verdiepingen. Is al met de Belgen afgesproken dat daar geen sprake van kan zijn, of worden we straks toch weer geconfronteerd met aanspraken op basis van oude verdragen die dat kunnen afdwingen??
Daar heb ik mijn bedenkingen bij en daar maak ik me zorgen over, mijnheer Penris. Mijnheer de minister-president, ik leid eruit af dat de PvdA de verdragen niet kan goedkeuren als Vlaanderen niet nu reeds afstand doet van zijn historisch recht om eventueel in de verre of nabije toekomst te spreken over een verdieping die verder gaat dan 13,10 meter.
Het besluit van de staatssecretaris wordt geciteerd in De Tijd van vandaag: ?Ze verklaarde tijdens een vergadering in het parlement dat Nederland niet langer automatisch het groene licht zal geven voor een vierde verdieping en dat Vlaanderen op grond van het Scheldeverdrag van twee jaar geleden geen nieuwe uitdieping zal kunnen afdwingen.?
Mijnheer de minister-president, ik wil niet vooruitlopen op de feiten. Mijn fractie steunt die verdieping tot 13,10 meter. Keurt u de werkwijze van de Nederlanders goed waardoor u ermee zou instemmen dat wordt getornd aan een van de vier verdragen? Stemt u in met een wijziging van een verdrag voor dit zal worden goedgekeurd? Vreest u niet dat het evenwicht dan weg is en dat ook aan Vlaamse zijde natuur- en landbouworganisaties opnieuw zullen beginnen te tornen aan die vier verdragen?
Concreet schuiven de Nederlanders het Land van Saeftinghe als alternatief voor de Hedwigepolder naar voren. Is dat voldoende voor ons? Eigenlijk wordt hiermee een natuurgebied vervangen door een natuurgebied. Ik weet niet of dat wel de meerwaarde is die wij verwachten van die verdragen.
Mijn laatste vraag is de meest cruciale. Hebt u al dan niet bij de voorwaarden voor de ratificering toegezegd dat dit de finale uitdiepingsvraag van de Vlamingen is? Ik heb geen glazen bol. Vandaag spreken we van 13,10 meter, maar we mogen als Vlamingen geen afstand doen van onze historische rechten om nu de ratificatie te verkrijgen.
De heer Loones heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, dames en heren, ik voel me geroepen om me nog eens te mengen in dit debat. Vroeger heb ik in de commissie voor Openbare Werken de besprekingen over de langetermijnvisie voor het Schelde-estuarium meegemaakt. De kwestie gaat niet alleen over Antwerpen, maar ook over Zeebrugge, over Oostende en zelfs over Duinkerke. Toen ik hoorde dat Vlissingen en Zeebrugge opnieuw ter sprake werden gebracht en dat de Zeeuwen meedoen, kon ik als West-Vlaming niet achterblijven.
Net als de andere collega's heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om de parlementaire stukken van Nederland erop na te slaan. In Nederland is men heel vindingrijk. Over twee elementen over de vierde verdieping zal ik geen dispuut uitlokken, want andere collega's nemen andere standpunten in. Vlissingen en Zeebrugge bestaan en ze bestonden niet in 1839. Ik zeg niet meer dan dat.
Het tweede element is de natuurlijkheid. Dit werd enkel nog maar door de heer Penris benadrukt, maar hij hecht er waarschijnlijk niet het hoogste belang aan. We moeten bij ons standpunt blijven. Het akkoord is gemaakt. Wie in Nederland vindingrijk wil zijn, moet dat maar zijn, want ik zie niet in waarom wij hun de vindingrijkheid moeten bijbrengen. De heer Koppejan van de Tweede Kamer wijdde er een prachtige uitspraak aan. Hij zei: "Zoekt en gij zult vinden, is een mooie Bijbelse uitspraak". Hij richtte zijn woorden wellicht tot zijn eigen minister. Laat de Nederlanders het maar uitzoeken: wij moeten bij ons standpunt blijven.
Mijnheer de minister-president, ik meen trouwens dat u dat gedaan hebt. We werden een beetje gealarmeerd door persartikelen, maar bij nader inzien hebt u zowel in de commissie, in antwoord op de laatste vraag of interpellatie hierover van nog geen maand geleden, als in de pers verklaard dat u vasthoudt aan het akkoord. Dat moet u ook doen voor het element natuurlijkheid.
We moeten nu nog niet spreken over de vierde verdieping, want die doet er nog niet toe. U hebt dit al meerdere keren gezegd. En de vraag is of die er ooit wel toe zal doen - ik voeg me hier een beetje naar de woorden van de Nederlandse minister.
Mijnheer de minister-president, ik vraag u namens de N-VA om nogmaals te bevestigen dat u vasthoudt aan het akkoord, zodat men aan de overkant goed weet hoe we erover denken.
Minister-president Peeters heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, dames en heren, dit parlement heeft op 9 maart 2007 de vier verdragen geratificeerd. Het is natuurlijk spijtig dat men in Nederland niet zo snel heeft gewerkt als dit parlement.
De verdragen zijn de verdragen. We onderhouden al een aantal maanden contacten, formele en informele, om er alles aan te doen dat ook Nederland de verdragen ratificeert. Het is natuurlijk niet mogelijk om een of ander artikel uit een van de vier verdragen te lichten, het opnieuw te bekijken en er eventueel een andere invulling aan te geven. Ik heb het nu over artikel 3, tweede en derde lid. Het is natuurlijk niet mogelijk om een verdrag te wijzigen dat werd gesloten, waaronder ik samen met minister Peijs een handtekening heb gezet, en dat werd geratificeerd.
Ik heb ook gisteren in de commissie gezegd dat we de laatste dagen intensief contact hadden met de Nederlandse minister-president en met de andere ministers die bevoegd zijn in dit dossier. We doen er alles aan opdat het verdrag ook in Nederland zo snel mogelijk wordt geratificeerd.
Ik ben heel blij dat u niet alleen onze parlementaire stukken, maar ook die van andere parlementen leest. Het is terecht dat u dat doet, want het gaat om een belangrijk dossier, ook voor ons.
U kent de gevoeligheden, ik ken die ook. De ontpoldering ligt zeer gevoelig. We hebben verschillende keren laten verstaan dat we die gevoeligheden kennen. De commissie voor Openbare Werken is ter plaatse geweest en heeft met de Nederlandse collega's gepraat. Ik zal het nog eens herhalen: ik hoop dat deze verdragen zeer binnenkort ook in Nederland worden geratificeerd.
We zitten nu op 13,1 meter. Wat wordt het in de toekomst? In Middelburg zei minister Peijs aan toenmalig schepen Delwaide: u moet nu geen bijkomende vragen stellen. Ik heb het hier al onderstreept: we moeten alles in het werk stellen om die 13,1 meter nu te realiseren. Ik doe geen uitspraken over de toekomst, noch in de ene, noch in de andere richting. Rebus sic stantibus. Laat ons rustig de afspraken nakomen, en dan zien we wel. Als ik nu uitspraken doe, wordt er een bijkomend debat geopend, wat ons niet vooruithelpt.
Ik heb dat in Nederland duidelijk gezegd, en ik zeg het hier weer: de spade gaat in 2007 in de grond. Dat betekent concreet dat we op 20 december 2007 beginnen te baggeren. Ik ga ervan uit dat de ratificatie van de vier verdragen in Nederland tegen dan rond is.
We kunnen verder overleg plegen met de Nederlanders. We zullen elkaar helpen om de verdragen uit te voeren.
Mijnheer de minister-president, ik noteer 20 december in mijn agenda. Dat is een donderdag. Mevrouw de voorzitter, ik hoop dat onze parlementaire agenda dan niet overvol zit, want de Antwerpenaars kennende, zou deze plechtigheid wel eens veel van onze volksvertegenwoordigers in Antwerpen kunnen houden. Terecht, want mocht het waar zijn dat we dan die belangrijke werkzaamheden kunnen aanvatten, en met goed gevolg, dan is dat een reden tot feesten.
Maar - er is natuurlijk een 'maar' - het heeft natuurlijk weinig zin om alleen op Vlaams grondgebied een spade in de grond te steken en de baggerwerken aan te vangen. Dat heeft weinig zin als we over de grens, stroomafwaarts, niet de garantie hebben dat de drempels voor de gewenste diepte ook daar worden weggewerkt. Daar moeten we van de Nederlanders nog wat goede wil vragen. Ik denk dat we dicht bij een overeenkomst staan, mijnheer de minister-president, los van het feit dat we het over de vierde verdieping nog niet eens zijn. Daar zullen we nog grondige debatten over moeten voeren.
U bent vandaag de diplomaat van dienst zoals uw collega's Huizinga en Verburg dat in de Tweede Kamer geweest zijn. Wij moeten u eraan herinneren dat u een andere opdracht hebt. U zult binnenkort op de nieuwjaarsreceptie van de CEPA de havengemeenschap mogen toespreken. U zult daar natuurlijk een andere boodschap - hopelijk een heel positieve - willen brengen aan onze Antwerpse klanten. Ik breng u in herinnering dat tijdens de hoorzittingen van 5 jaar geleden rederij MSC al aangaf dat we moesten gaan voor minstens 14 meter en als het kon 16 meter tijongebonden diepgang. Laat dat uw uitgangspunt zijn en blijven.
Ik wil nog iets zeggen over diplomatieke taal en het bijna-akkoord. U hebt allemaal het verslag van de Tweede Kamer gelezen. Staatssecretaris Huizinga zegt aan het einde van een lange vergadering dat het over de emoties bij de Zeeuwen rond ontpoldering ging. Ik heb u gezegd dat we die emoties kunnen begrijpen.
Bij het scheidingsverdrag, dat fameuze verdrag van 1839 dat ons ter zake een aantal onvervreemdbare rechten gunt, zegt staatssecretaris Huizinga dat dat ook te maken heeft met emoties. Met de emotionele waarde van het verdrag voor België, zegt ze - maar ze zal Vlaanderen hebben bedoeld. Zeker in deze tijd is dat van belang, we kunnen dat dus niet zomaar aan de kant schuiven. De scherpe kantjes waar we problemen mee hadden, zijn weg. Dat is een hoopgevende boodschap, aldus de staatssecretaris.
En dan probeert de heer Van der Staaij van die strenge gereformeerde partij nog wat olie op het vuur te gooien. Dat is zijn taak natuurlijk. De minister heeft gezegd dat de marges smal zijn. Zou het niet helpen om aan de vertegenwoordigers van Vlaanderen te zeggen dat de marges voor het Nederlandse parlement ook heel smal zijn? Het is immers niet in het belang van Vlaanderen als de verdieping van de Westerschelde moet worden uitgesteld, of niet op tijd kan worden gerealiseerd, omdat er gedoe blijft over het natuurherstel. Die man heeft een grote waarheid verteld, zij het dat hij van de Staatkundig Gereformeerde Partij is.
Mijnheer de minister-president, ik was heel tevreden met uw antwoord. U zegt dat u voor die 13,10 meter gaat en niet verder. Ik wil die vraag vandaag niet stellen. Ik wil alleen de bevestiging dat u daar geen uitspraken over doet en de toekomst niet hypothekeert.
Twee partijen hebben toch een zeer nadrukkelijke voorwaarde gesteld voor de goedkeuring, met name de PvdA en CDA. CDA zegt dat het aan de letter van dat akkoord en die verdragen wil kunnen tornen, voor ze haar akkoord geeft. De PvdA zegt dat ze een zwart-op-witverklaring van de Vlaamse Regering wil dat dit een eindhalte is, en dat er geen verdere vragen naar verdieping komen van de Vlaamse overheid.
Mijnheer de minister-president, ik wens u veel succes en noteer dat u de verdragen niet wijzigt. Hoe gaat u om met de eisen van die twee belangrijke partners in het Nederlandse parlement?
Mijnheer de minister-president, ik heb akte genomen van uw strikte houding.
Ik vrees echter dat u de Zeeuwen onderschat. Die motie is met een grote meerderheid van de regeringspartijen aangenomen. Ze hebben een belangrijk argument aangehaald. Ze zeggen dat er altijd een uitzondering is op Europese verplichtingen, namelijk als er een eigen regionale invulling kan worden gegeven aan die verplichtingen. Ze zeggen dat ontpolderen ingaat tegen de Zeeuwse volksaard. Wat moeten wij daartegen inbrengen?
Ze vergelijken dat dan met de kieviteieren in Friesland, waar men ook een uitzondering heeft gemaakt omwille van die volksaard. Ik denk dat we nog niet klaar zijn met de Zeeuwen. Het beste uitgangspunt is dat we ons houden aan wat we zijn overeengekomen en hen laten zoeken naar eventuele oplossingen, waarbij we ons al dan niet kunnen aansluiten.
De heer De Meyer heeft het woord.
Het zou inconsequent zijn van mij om nu niets te zeggen over dit dossier, gelet op mijn tussenkomsten van de voorbije tien jaar.
De uitdieping van de Westerschelde is een bijzonder belangrijk dossier dat moet worden gerealiseerd. Ik begrijp dat sommige mensen vragen hebben bij de ontpoldering in Hedwigepolder en in polders langs de Schelde en de Durme. Dat zijn dan niet alleen de mensen die ermee worden geconfronteerd, maar ook de plaatselijke besturen. Er blijven soms vragen over het nut en de efficiëntie voor de veiligheid, als het gaat over gecontroleerd, gereduceerd getij.
Sommigen stellen ook terechte vragen over het aspect natuurlijkheid. Als die prachtige natuurlandschappen worden vervangen door gecontroleerd gereduceerd getij, is het moeilijk om mensen te overtuigen van het nut hiervan. Ik begrijp niet dat dit meer natuurlijk is. Het alternatief van gecontroleerde overstromingsgebieden zou op meer maatschappelijke waardering en begrip kunnen rekenen.
Ik zeg dat hier uitdrukkelijk, omdat niet minder dan vijf parlementsleden uit vijf andere fracties soortgelijke vragen stellen. Het is een vorm van consequentheid om in dit parlement dezelfde taal te spreken als in de regio. Daarom vond ik het mijn plicht om kort tussen te komen.
De heer Caluwé heeft het woord.
Collega's, ik heb veel begrip voor de emoties van de Zeeuwen. Als wij zelf in een situatie terechtkomen waarbij we goede landbouwgrond moeten opgeven voor natuurherstel, brengen we dezelfde emoties tot uiting. Collega De Meyer heeft dat daarnet ook geïllustreerd.
De Nederlanders worden op dit moment echter geconfronteerd met de consequenties van de houding die ze aangenomen hebben. Zij hebben de Westerschelde aangeduid als habitatgebied. De Europese Commissie is een aantal jaren geleden een inbreukprocedure gestart omdat het natuurherstel in het Westerscheldegebied onvoldoende was. De Europese Commissie heeft die procedure in 2005 weer stilgelegd, omdat men tevreden was met de maatregelen die opgenomen waren in de langetermijnvisie op de Westerschelde. Het zijn deze maatregelen die opgenomen zijn in het verdrag.
Ik verneem nu dat de Europese Commissie de Nederlandse regering vorige week een brief heeft gestuurd omdat ze vernomen had dat er opnieuw vragen worden gesteld bij het al dan niet doorvoeren van die maatregelen: "Datgene wat opgenomen was in de verdragen en in de langetermijnvisie op de Westerschelde, was een belangrijke factor voor ons oordeel over de Nederlandse invulling van de verplichtingen ten aanzien van de bescherming van de natuurwaarden in de Westerschelde." Ze vervolgen en ik vat samen: "Wanneer dat opnieuw in vraag wordt gesteld, kunnen wij niet anders dan de inbreukprocedure opnieuw op te starten." Dat schrijft de Europese Commissie. De Nederlanders zullen zelf maar moeten zien hoe ze daarmee omgaan.
De heer de Kort heeft het woord.
Mijn bekommernis is dezelfde als die van de heer Caluwé. Ik had in de Provinciale Zeeuwse Courant gelezen over de brief van de Europese Commissie aan de Nederlandse regering. Ik wou daar ook wat meer toelichting bij krijgen van de minister-president.
De heer Wymeersch heeft het woord.
Collega's, het doet mij plezier dat een overgrote meerderheid in de Nederlandse Tweede Kamer vertolkt wat wij hier bij het begin van de discussie, vier jaar geleden, gesteld hebben. U herinnert zich ongetwijfeld ook het voorstel van resolutie van het Vlaams Belang over de ontwikkelingsschets van het Schelde-estuarium. Wij stelden toen dat de pijler van de natuurlijkheid erbij was gesleurd om de pijlers veiligheid en bereikbaarheid te kunnen realiseren. Wij waren destijds overigens niet de enige die de pijler natuurlijkheid in twijfel trokken. Ook de landbouwers, de dijkgraven en zelfs enkele lokale natuurverenigingen hadden hun twijfels bij de uitwerking van de natuurlijkheid.
Dat is het verschil in aanpak tussen Nederland en Vlaanderen. In Nederland voert men al een aantal jaren een doorgedreven parlementair debat, terwijl wij geconfronteerd worden met een voorgekauwd pakket van maatregelen.
Ik stel vast dat van de 20 miljoen betrokkenen - 14 miljoen Nederlanders en 6 miljoen Vlamingen - een grote meerderheid ernstige twijfels heeft bij de pijler natuurlijkheid en de uitwerking ervan. De minister-president en de Vlaamse Regering moeten daar terdege rekening mee houden en mogen de Nederlandse objecties niet zomaar van tafel vegen.
De Zeeuwse polders worden trouwens nog voor een deel bewerkt door Vlaamse boeren, meer bepaald Wase boeren. Mijnheer de minister-president, u maakt zich er veel te gemakkelijk van af door niet te luisteren naar de Nederlandse opmerkingen. Het moet mogelijk zijn om een mouw te passen aan de verdragen die het Vlaams Parlement reeds heeft goedgekeurd maar die nog moeten worden goedgekeurd door de Nederlandse Tweede Kamer, via een protocol in overleg met beide partijen.
De heer Martens heeft het woord.
Mijnheer de minister-president, ik ben blij dat u er bij onze noorderburen blijft op aandringen om die vier verdragen te ratificeren en uit te voeren. We kunnen de samenhang tussen de drie pijlers van de ontwikkeling van het Schelde-estuarium - de natuurlijkheid, de toegankelijkheid en de veiligheid - niet loslaten. We hebben die natuurontwikkelingsprojecten nodig, al was het maar om de vloedgolf ter hoogte van Antwerpen te kunnen drukken.
Een paar weken geleden is de Blauwe Steen in Antwerpen nog eens overstroomd. Dat wijst erop dat de overstromingsrisico's reëel zijn. De ontpoldering van de Hedwige-Prosperpolder zal al zorgen voor een aanzienlijke verlaging van de vloedgolf in het Zeescheldebekken. Daarnaast hebben we de natuurontwikkelingsprojecten ook nodig om de verdieping juridisch te kunnen borgen.
Ik heb hier de brief van de Europese Commissie gericht aan Nederland. Daarin maakt de Europese Commissie zich ernstige zorgen over de contestatie van de natuurontwikkelingspoot. Zij dringt er bij Nederland op aan om die onverkort uit te voeren. Ik zou dan ook geen enkele ruimte laten om die natuurpoot nu achterwege te laten of te beginnen schuifelen met de inhoud daarvan. Nederland heeft trouwens zelf een commissie aangesteld die heeft gezocht naar alternatieven in het Westerscheldebekken maar er geen gevonden heeft.
De provincie Zeeland heeft juridisch advies ingewonnen bij professor Verschuuren van de universiteit van Groningen met de vraag of men elders, buiten het Westerscheldebekken, natuurcompensaties zou kunnen vinden. Het antwoord was onomwonden neen. Laat ons dus vasthouden aan wat is afgesproken met Nederland. We hopen dat Nederland getuigt van een goed nabuurschap en de vier verdragen onverkort ratificeert en uitvoert.
Collega's van het Vlaams Belang, het spelletje dat u met de Nederlanders wilt meespelen om nu nog wijzigingen aan te brengen in die natuurpoot, is een gevaarlijk spelletje. Het zorgt alleen voor vertraging en zou ons jaren terugplaatsen in de tijd.
Mijnheer Martens wij hebben die natuurpoot nooit goedgekeurd.
De heer Daems heeft het woord.
Ik heb ook het verslag van de Tweede Kamer gelezen. Ik heb daarbij een politiek zeer merkwaardige vaststelling gedaan. De Nederlandse GroenLinksfractie was namelijk de enige die principieel bleef staan achter de drieledigheid van het verdrag. Zij is op dat vlak zeer consequent. We kunnen wat dat betreft trouwens ook nog wat leren van de opendebatcultuur daar. Er zijn voortdurend meningsverschillen tussen de meerderheidspartijen en er zijn zelfs wisselmeerderheden over allerlei onderwerpen.
Ik wil hier een opmerking maken over de eventuele juridische consequenties van een en ander. In het verdrag, onder artikel 3a en b, staat heel uitdrukkelijk welke gebieden aangeduid zijn. Minister Verburg was in de commissie ook vrij duidelijk. Indien er nog wijzigingen worden doorgevoerd aan die gebieden, dan betekent dit dat er voorbehoud wordt gemaakt bij het verdrag en dat er opnieuw onderhandeld moet worden. Mijnheer Penris, ik ben het dus niet met u eens dat dit verdragsrechtelijk geen enkel gevolg zou kunnen hebben. Mijnheer de minister-president, als hier nog aan getornd wordt, zal dat dan leiden tot een hernegotiatie van het verdrag?
Er is nog een ander punt, dat ik echter niet in het verslag heb gelezen. Ik heb gisteren gebeld met de GroenLinksfractie. Men heeft me geantwoord dat de beleidsverantwoordelijke, ik weet niet of het minister Verburg of staatssecretaris Huizinga is, met u contact zou opnemen om een soort side-letter te maken. Ik weet niet wat ik me daarbij moet voorstellen. Gaat het om een soort bis-nota of een addendum bij het verdrag? Heeft de Nederlandse verantwoordelijke al contact met u opgenomen? Zal er een bis-nota volgen waarin heel dat punt wordt herbekeken en heronderhandeld?
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik dank iedereen voor zijn bijdrage. Ik ga ervan uit dat iedereen me steunt en dat dit dossier, waar heel wat jaren aan is gewerkt, tot een goed eind wordt gebracht. Het klopt dat als iets uit het verdrag wordt gelicht, we met grote problemen worden geconfronteerd. Het verdrag kan dan niet worden geratificeerd. Samen met de Nederlandse collega's zoek ik naar een manier om, met respect voor de vier verdragen die moeten worden uitgevoerd, een antwoord te bieden op bepaalde bezorgdheden in Nederland.
Aangezien het dossier tijdens de volgende uren en dagen wordt geconcretiseerd, zal ik aan het parlement tekst en uitleg geven op het moment dat het gefinaliseerd is. Nederland heeft verscheidene voorstellen gedaan of mogelijkheden naar voren gebracht. Ik ga ervan uit dat we er, samen met de Nederlandse collega's, met respect voor de verdragen, met respect voor de evenwichten, in slagen dat de overeenkomst zo snel mogelijk wordt geratificeerd en uitgevoerd.
Mijnheer Daems, ik ben geen specialist in het internationaal recht. Over dat punt zou ik mijn leermeester, professor Bossuyt, nog eens moeten consulteren.
Ik heb wel de indruk dat de zaken op de juiste manier hun beloop krijgen. Het laatste stadium van deze procedure is de fase van de ratificatie van vier deelwetjes door de Nederlandse Tweede Kamer. Er zijn immers vier wetsontwerpen die elk van de vier onderdelen apart behandelen. Bij een van de vier wetsontwerpen wordt voorbehoud gemaakt via een motie die alleen internrechtelijk misschien consequenties kan hebben. Het gaat hier om de motie-Koppejan. De juristen van de Tweede Kamer zeggen dat die motie geen gevolgen kan hebben op het internationaalrechtelijk aspect. Wat dat betreft, ben ik nogal gerustgesteld.
Mijnheer de minister-president, voor het eerst ben ik over dit dossier optimistischer dan in het verleden. Ik had niet alleen de indruk maar ook sterke aanwijzingen dat sommige vertegenwoordigers uit de Randstad en vrienden van de lobby van de haven van Rotterdam een aantal onderdelen in dit verdragsrechtelijke pact hebben misbruikt als vertragingsmanoeuvre. Vandaag is de Tweede Kamer zo ver dat ze de overeenkomst kan ratificeren. Ik stel vast dat er een eerlijke overtuiging is bij alle leden in de Tweede Kamer om die te ratificeren, hoewel er een voorbehoud is voor Zeeland. Dat voorbehoud kan ik ten volle verdedigen en ondersteunen.
Mijnheer de minister-president, ik zal pas gerust zijn als u op dit of een ander spreekgestoelte komt verklaren dat de verdragen geratificeerd zijn. Ik vraag u de informatie correct door te spelen aan het parlement en ons zo stipt mogelijk op de hoogte te brengen over het verdere verloop.
Ik lees dat minister Verburg gezegd heeft dat ze zou laten nagaan hoe een gedwongen onteigening kan worden voorkomen, zonder echter te tornen aan het verdrag en zonder opnieuw te moeten onderhandelen met Vlaanderen. Dat stelt ons gerust.
Laten we ons gelukkig prijzen dat we bevoegd zijn voor het verdragsrecht. Ook die is er gekomen via een vorige staatshervorming.
Het incident is gesloten.