Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer De Craemer heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte leden, met betrekking tot de socialewoningbouw heeft de Vlaamse Regering zich ertoe verbonden het aanbod inzake koop- en huurwoningen uit te breiden. Daarvoor wordt volgend jaar ongeveer 400 miljoen euro ingezet, namelijk voor de projecten die de gemeenten en de socialehuisvestingsmaatschappijen (de SHM's) hebben gepland. Dat is uiteraard toe te juichen, maar ik heb begrepen dat er een aantal problemen zijn ter zake.
Mijnheer de minister, ik verwijs naar een artikel van 16 november in Het Nieuwsblad, waarin u het onder meer hebt over het probleem in verband met de uit te voeren werken. U zegt dat het probleem is dat de bouwsector zwaar overbelast is. "Er is meer werk dan de aannemers baas kunnen, waardoor we aanbestedingen soms drie tot vier keer opnieuw moeten aanbieden." Dat kan uiteraard een probleem zijn. Maar vandaag lees ik echter in De Tijd een reactie van de Confederatie Bouw. Die stelt dat de bouwsector te kampen heeft met een daling van de vraag: er is meer dan 8 percent minder vraag naar nieuwe woningen. De bouwsector is derhalve eerder vragende partij voor meer overheidsinvesteringen. Dat is uiteraard in tegenspraak met wat u zegt. Maar naast de overheidsprojecten zijn er uiteraard ook de industriële projecten. Die wegen echter niet op tegen de daling van de overheidsinvesteringen en de daling van het aantal projecten voor residentieel wonen.
Dan wil ik het nog even hebben over de rol van de gemeenten. In hetzelfde artikel lezen we: "Het probleem is dat sommige gemeenten bewust niet investeren in sociale woningen, omdat ze de mensen die recht hebben op deze woningen liever niet zien komen. Het zijn inwoners die ze alleen maar als een verliespost beschouwen. Ze werken dikwijls niet, betalen weinig belastingen en krijgen vaak steun van het plaatselijke OCMW." Als ik dat lees, rijzen er bij mij ernstige vragen. Wat is volgens u de impact van deze problematiek? Wie heeft er nu eigenlijk gelijk? Zijn dat de bouwfirma's, die zeggen dat er te weinig investeringen zijn? Of is het omgekeerde het geval en kan de bouwsector de vraag niet aan?
Wat is de impact op het pps-beleid van de Vlaamse Regering? Heeft die oververhitte markt geen negatieve gevolgen voor uw beleid? Is de huidige manier van aanbesteden wel juist? Is die voor herziening vatbaar? Wat kan eventueel de rol zijn van de kmo's daarin?
Minister Keulen heeft het woord.
Dit zijn heel interessante vragen. We hebben het in de commissie voor Wonen al meermaals gehad over de capaciteitsproblemen in de bouwsector. Ik kijk dan naar de heer Decaluwe, een trouw, maar ook kritisch lid van deze commissie, maar ook iemand die erg vertrouwd is met de sector van de sociale huisvesting. We stellen vandaag inderdaad vast dat, als we aanbestedingen organiseren in onze sector, we soms twee- tot driemaal moeten herbeginnen omdat te weinig aannemers een offerte indienen. Willen we kunnen spreken van een ernstige prijsvergelijking, dan moeten er minstens drie offertes binnen zijn. Dat lukt vaak niet, waardoor we moeten herbeginnen, zodat de uitvoering van projecten vertraging oploopt.
Dan is er het teruglopen van opdrachten in de bouwsector in het algemeen. Daar is er sprake van een evolutie van verhitting naar normalisatie. De bouwsector werd de voorbije jaren overbevraagd. De cijfers willen ook wel eens variëren. Onlangs, 24 uur geleden, heb ik een Belgabericht gezien dat stelde dat de bouw van appartementen een terugval kent. Onder iedere kerktoren zijn er de voorbije jaren veel appartementen gebouwd. De bouw van de gewone privégezinswoningen stijgt echter nog steeds. Daarnaast zijn er nog de kantoorgebouwen, de industriële gebouwen en de wegenbouw. Dat moet allemaal gebeuren door datzelfde bouwbedrijf. Ik denk dat er sprake is van een normalisatie, na een periode van oververhitting. Er was sprake van een koorts. Er was te veel werk.
Ik meen niet dat we door het organiseren van pps het capaciteitstekort van aannemers gaan vergroten. Onze socialehuisvestingsprogramma's in het reguliere programma worden immers allemaal uitgevoerd door bouw-kmo's.
Ik druk me opnieuw in beeldtaal uit. Binnen de administratie spreekt men vaak over 'de aannemers met de dikke vingers'. Dat zijn aannemers die nog zelf op de werf actief zijn, die nog zelf op een ladder klauteren en die nog zelf het gereedschap hanteren. Het zijn degenen die vandaag onze sociale woningen en appartementen bouwen, omdat het vaak over beperkte projecten gaat. 30 tot 50 woningen vormen al een grote gunning, een groot project. We werken met die ordegrootte omdat we geen woongetto's willen.
Als we het over pps hebben, spreken we over een heel ander soort jongens: bouwfirma's zoals Van Roey die 27 jaar eigenaar blijven van de constructie en verplicht zijn om in te staan voor het groot onderhoud. De bouw-kmo's kunnen dat niet. Het zijn twee verschillende soorten bouwondernemingen. De concurrentie en de schaarste spelen dus niet.
Voor ons is het de grote uitdaging om onze 400 miljoen euro aan investeringskredieten uitgevoerd te krijgen. Uitgerekend spreken we over zo'n 3000 nieuwe woningen en appartementen op jaarbasis, met daarbovenop ongeveer 6000 renovaties van het bestaande patrimonium. In een schemaredenering zou men kunnen zeggen: verdubbel of verdrievoudig de kredieten en werk de wachtlijsten ondertussen verder weg. Vandaag kunnen we die 400 miljoen euro echter maar moeilijk besteed krijgen.
Dat heeft alles te maken met een van de grootste beleidsuitdagingen waar we in Vlaanderen voor komen te staan in alle sectoren. In Vlaanderen gaan we in de richting van een schaarste aan mensen die het werk doen, aan mensen die werk uitvoeren, aan mensen die werken met hun handen. De uitdrukking 'we hebben allemaal maar twee handen' stamt uit de bouw. Als die twee handen er niet zijn, wordt het werk niet gedaan. Vandaag pogen we die schaarste aan arbeidskrachten te verhelpen door mensen aan te trekken uit Oost-Europa, uit Polen. Het is altijd een halve nationale ramp als binnen een bouwfirma een stielman of -vrouw met pensioen gaat. Het is enorm moeilijk om een nieuwe metser, stukadoor of timmerman te vinden. Het wordt steeds meer een uitdaging om nog mensen te vinden die werken met hun handen, die daadwerkelijk werk verzetten.
Mijnheer De Craemer, dit geldt niet alleen voor de bouwsector, maar bijvoorbeeld ook in de zorgsector, want wie verzorgt nog mensen, wie wast nog mensen, wie zorgt nog voor de verpleging en dergelijke meer? We hebben dus een luxeprobleem, maar het is wel een reëel probleem. We kunnen in Vlaanderen immers makkelijker aan geld en budgetten geraken dan aan mensen om het werk uit te voeren, zeker als het gaat over technische jobs. In de bouw is dat vandaag het grote probleem, ook voor onze sector van de sociale huisvesting: stielmannen en -vrouwen vinden die de woningen optrekken en ervoor zorgen dat de budgetten zich vertalen in concreet opgetrokken constructies.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor dit antwoord. Uiteraard hebben we het hier al eventjes over gehad in de commissie, maar nog niet in detail. Naar aanleiding van het artikel vond ik het toch opportuun om het onderwerp opnieuw op tafel te leggen.
Ik heb nog een extra opmerking. Ik ben het niet helemaal met u eens dat de gemeenten geen schuld treft. Het voorbeeld in het artikel is sprekend. De burgemeester van Schilde verklaart doodleuk dat er in haar gemeente geen nood is aan sociale woningen, maar aan betaalbare woningen. Als ik de rijkdom bekijk van de inwoners van Schilde, vraag ik me uiteraard af wat 'betaalbaar' betekent naar de normen van de gemeente Schilde. Volgens mij zijn er meerdere gemeenten die te weinig inspanningen leveren. Kunt u wat druk op de ketel zetten?
Daarnaast ga ik zeker akkoord met het herwaarderen van bepaalde knelpuntberoepen. De bouwsector is er een van, de zorgsector is een andere. Er zijn tientallen beroepen waarvoor er serieuze problemen zijn.
En we vinden er geen mensen meer voor.
Daar vindt u inderdaad te weinig mensen voor. We moeten de jeugd opnieuw warm durven maken voor die beroepen. Het probleem ligt trouwens ook bij de ouders die hun kinderen niet meer naar technische scholen durven sturen. Er is een rol weggelegd voor de overheid om ook hen wat aan te porren.
De heer Penris heeft het woord.
Mijnheer De Craemer heeft een punt. Ik zal het niet hebben over Schilde. Ook in Aartselaar zijn er weinig sociale woningen. Mijnheer de minister, u hebt gezegd dat er misschien geen interesse meer is, maar de markt kan niet meer mee met de sociale woningbouw en de woningmarkt in het algemeen. U zei dat u niet meer kunt doen dan u met uw twee handen kunt doen. Dat is geen louter Vlaams probleem. In de commissie voor Openbare Werken stelden we vast dat Nederland er ook mee kampt. Het is een Europees probleem.
De markt is aan het kenteren. De oververhitting is voorbij. De markt is vooruitziend en moet zich voorbereiden op de tijd die na de vette jaren komt. Het signaal dat de markt via De Tijd uitzendt, is belangrijk en we mogen dat niet zomaar naast ons neerleggen. De markt vraagt meer bouwgrond om interessante projecten te kunnen bouwen. Daar moeten we ons als sociale bouwheer kunnen positioneren.
De aannemers gaan na de oververhitting op zoek naar nieuwe uitdagingen en opdrachten. Ze gaan er bij voorkeur de 'marktinteressantste' opdrachten uitpikken. Daarom vragen ze nieuwe kavels. Ze kunnen daarop bouwen aan interessante voorwaarden. Ik pleit ervoor dat we als grote bouwheer voor de aannemers in Vlaanderen een aantrekkelijke bruid blijven. We moeten de nodige inspanningen doen om na de oververhitting interessante aannemers naar onze sector toe te leiden. Mijnheer de minister, het zou leuk zijn om daarover van u vandaag of morgen de eerste stappen te vernemen.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mijnheer de minister, ik heb u horen wijzen op het gebrek aan stielmannen, op het feit dat de bouwsector overbelast is en dat de aannemers de druk niet meer aankunnen. Wellicht verschuilen veel gemeenten zich al te graag achter dit excuus. Mijnheer de minister, u hebt niet gereageerd op het feit dat een aantal gemeenten erin slaagt om, ondanks die problemen, mooie resultaten in de sociale huisvesting voor te leggen.
Andere gemeenten doen geen enkele inspanning. Vandaag zijn er nog steeds gemeenten zonder één sociale woning. Er zijn er een resem met nauwelijks sociale woningen. We hebben in het regeerakkoord geschreven dat de gemeenten kwantificeerbare doelstellingen moesten voorleggen. Ze zouden worden afgerekend op het behalen van die doelstellingen. Mijnheer de minister, hoe denkt u die gemeenten te stimuleren en te sanctioneren als ze op dat vlak geen enkel resultaat kunnen voorleggen?
Toen ik in 2003 begon als minister van Wonen, waren er 17 gemeenten zonder sociale woningen. Vandaag zijn dat er nog 4. Er zitten kleine gemeenten tussen, maar het zijn er nog altijd 4 te veel. Herstappe heeft 89 inwoners, Horebeke heeft er geen 2000. Er zijn er heel veel die maar enkele sociale woningen hebben en op die manier aan de negatieve statistiek ontsnappen. Ze doen zeker en vast hun best niet.
Vandaag heeft elke gemeente en elke stad een publiek dat aanspraak kan maken op sociale huisvesting. In het rijke Vlaanderen leeft nog altijd 6 percent van de mensen onder de armoedegrens. We hebben 6 percent sociale woningen. Sommigen die in sociale woningen leven, verbeteren gaandeweg hun situatie. Van die eerste 6 percent zijn er nog steeds die niet in de sector van de sociale huisvesting zitten.
Aan de andere kant is het onloochenbaar dat we de jongste jaren een gigantische investeringspolitiek voeren. Dat is te zien aan de statistieken en aan de besteding van die fondsen. We doen grote inspanningen.
Hoe kunnen we die gemeenten nog verder aansporen? In het nieuwe socialehuurbesluit zullen steden en gemeenten meer dan voorheen accenten kunnen leggen in functie van de eigen woonbehoeftige mensen. De gemeenten die vandaag te weinig doen, zullen daardoor aangespoord worden om hun verantwoordelijkheid te nemen op het vlak van investeringen in de sociale huisvesting, wat ook hun verdomde plicht is. De bouwmarkt komt uit een verhitte situatie, maar begint zich nu stilaan te stabiliseren. Alleen al door de vergrijzing van de maatschappij en door het feit dat mensen, ondanks alle promotiecampagnes, nog niet massaal kiezen voor technische jobs, zullen de aannemers ook in de toekomst nog goed gevulde orderboeken hebben. Economisch gezien is dat een goede zaak, maar ik zie de capaciteit bij de aannemers niet meteen groeien.
We moeten alleszins de capaciteit bij een aantal huisvestingsmaatschappijen vergroten. We hebben vandaag nog heel wat kleine maatschappijen. In de tweede helft van 2008 gaan we over tot een nieuwe erkenningsronde en een schaalvergroting. Zo zal er meer druk op de ketel komen en zal er meer geïnvesteerd worden. Dat zal de schaarste nog doen toenemen, maar aan de andere kant ook het potentieel aan sociale woningen doen groeien.
Het probleem van de beschikbare bouwgronden situeert zich niet binnen de sector van de sociale huisvesting, maar veeleer bij de privé-initiatiefnemers. Daar bestaat een eeuwige discussie over het aandeel van de sociale huisvesting op die beschikbare percelen en over wie die sociale bouwprojecten mag uitvoeren. Dat is niet alleen een ideologische discussie, maar ook een praktische. We moeten dat samen met de minister van Ruimtelijke Ordening bekijken. Dat is ook een van de onderdelen in het nieuwe decreet op de ruimtelijke ordening.
Mijnheer Penris, het departement Wonen is vandaag de grootste bouwheer van Vlaanderen. We doen vandaag dus zeker ons deel om aannemers werk te bezorgen. We zorgen er zo ook voor dat duizenden bouwvakkers aan het werk kunnen blijven. En ondertussen vervullen we onze maatschappelijke plicht door in bijkomende sociale huisvesting te voorzien. Op die manier breiden we het contingent van sociale woningen uit en brengen we het betreffende hoofdstuk van het regeerakkoord in uitvoering.
Er is dus wel geld, maar er is niet altijd tijd om de projecten aan te pakken. In sommige spijtige gevallen heeft men ook gewoon geen zin om voor sociale woningen te zorgen. Ik apprecieer dat bepaalde gemeenten aangepord worden om dat te wel doen.
Ik wil ook aandacht vragen voor de kmo's, die soms afhaken door de manier waarop aanbestedingen gebeuren.
Dat is absoluut niet waar. De bouw-kmo's leven vandaag van de sector van de sociale huisvesting. Iedereen die een beetje vertrouwd is met de sector, spreekt u op dat punt tegen.
Via het studiebureau waarvoor ik werk, ben ik wel degelijk vertrouwd met de sector. Wij stellen vast dat kmo's vaak problemen hebben met de lange betalingstermijnen vanuit de overheid.
Integendeel, we betalen nu net heel snel. Vlaanderen doet alles om zijn facturen snel te betalen.
Dat geldt misschien voor grote bedrijven, maar niet voor kleine kmo's die niet aan prefinanciering kunnen doen. Ik stel voor dat we dit in de commissie verder bespreken.
Het incident is gesloten.