Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de kwaliteit van de rusthuizen in Vlaanderen zoals blijkt uit de inspectieverslagen
Actuele vraag over de kwaliteit en de prijzen van de rusthuizen in Vlaanderen zoals blijkt uit de inspectieverslagen
Verslag
De heer Dehaene heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, een kwaliteitskrant - Het Nieuwsblad om die niet te noemen - heeft alle inspectieverslagen over de rusthuizen opgevraagd. Het zijn er 730 in totaal. Het staat een krant vrij om dit te doen. Elke Vlaming kan dit doen. Als ik goed ben ingelicht, hebben 28 mensen in 2006 dossiers opgevraagd. De discussie over het al dan niet ter beschikking stellen of het openbaar maken van die inspectieverslagen, is een aparte discussie. De oefening heeft veel tijd en energie gekost en brengt belangrijke zaken aan het licht. We moeten eens nadenken of we op termijn ons beleid niet moeten bijsturen.
Ik wijs erop dat in de krant van gisteren bepaalde vertekeningen stonden. Vooral bij de balkjes leek het alsof de meeste rusthuizen geen aandacht hebben voor zwaar zorgbehoevenden.
Vandaag is dat rechtgezet. Het is precies andersom. Zeer veel rusthuizen geven voldoende, meer dan gemiddelde of extra aandacht aan zwaar zorgbehoevenden. Uit de enquête blijkt dat alle rusthuizen - vzw's, privérusthuizen en openbare rusthuizen - zeer sterk boven de personeelsnorm scoren. In het verslag staat de wettelijke norm, dat is: de decretaal bepaalde, Vlaamse norm.
Ik ben zelf voorzitter van het OCMW van Zemst. De ervaring met ons rusthuis leert me dat de Vlaamse normen vrij laag liggen en dat men vooral de RIZIV-normen nastreeft, want daaraan zijn de financiële consequenties gekoppeld. Ik ben een voorstander van de verstrenging van de Vlaamse normen. Sommige rusthuizen halen die norm drie keer. We geven een verkeerd signaal met die lage normen, want zo wekken we de indruk dat er enorm veel personeel werkt. Dat lijkt me een discussie voor een latere datum.
Ik heb een concrete vraag. Trekt u conclusies uit die inspectieverslagen? Het nadeel van die verslagen is uiteraard het feit dat men zich daarin vooral concentreert op wat niet in orde is, en minder focust op wat goed gaat. Ik wil daarover duidelijk zijn: ik ben ervan overtuigd dat het merendeel van de bewoners van de rusthuizen zeer tevreden zijn en het personeel hard zijn best doet en met groot inlevingsvermogen zijn werk doet. Ik heb al zeer veel rusthuizen bezocht en kan mijn stelling probleemloos staven.
Mijn vragen gaan dus over de personeelsnorm, maar nog belangrijker, over de vaststelling dat er een duidelijk probleem is met de relatie tussen de kwaliteit van de aangeboden zorg, hoeveel de bewoner betaalt en het aantal ingezette personeelsleden. Dat laatste staat los van de dagprijs op zich, want die betekent niets als men niet meerekent hoeveel personeel wordt ingezet. Kunt u conclusies formuleren? Ik veronderstel dat uw diensten het cijfermateriaal inmiddels hebben kunnen inkijken.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, gisteren lazen we dus in de kranten van de VUM-groep artikels over de inspectieverslagen van de 731 Vlaamse rusthuizen. Samengevat denk ik dat er zich twee conclusies opdringen: onze rusthuizen doen het, alles wel overschouwd, vrij goed en de inspectie doet haar werk en beoordeelt op basis van de normen. Dat is dus goed. Het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid treedt echter niet erg streng op tegen diegenen die volgens de inspectie tekortschieten.
Zowel ik als min fractie pleiten ervoor om met die degelijke controle door te gaan. Het mag zelfs nog iets meer zijn, en daarom pleiten wij voor onaangekondigde inspectiebezoeken. Vandaag worden ze meestal aangekondigd. Verder zouden we graag hebben dat wordt onderzocht in welke mate een rusthuis echt een thuis voor zijn bewoners is.
Eigenlijk was ik ontgoocheld over uw uitspraken. Gisteren gaf u in de krant de indruk dat die strenge normen nodig zijn om te garanderen dat privé-initiatiefnemers voldoende kwaliteit aanbieden.
Ik citeer: "We leggen de lat zo hoog omdat dat de beste manier is om buitenlandse commerciële groepen, die zich in onze rusthuissector willen inkopen, te dwingen de hoogst mogelijke kwaliteit te bieden."
Ik zou toch willen zeggen dat uit de inspectieverslagen het tegendeel blijkt. Daaruit blijkt heel duidelijk dat zowel de openbare voorzieningen als de vzw's als de commerciële sector op een zeer kwaliteitsvolle en betaalbare manier deze zorgen garanderen. Ik ben er mij van bewust dat binnen elke groep wel rotte appels zijn. Ik pleit ervoor om deze rotte appels te verwijderen. Uit de verslagen blijkt ook heel duidelijk dat er niet zomaar een groep bovenuitsteekt, die deze kwaliteitszorg niet zou bieden.
Laat ons pleiten voor meer commercialisering in de zorgverlening en meer marktwerking omdat duidelijk is gebleken dat de drie partners die vandaag op het veld opereren, alle drie een degelijke zorg verstrekken. Het komt de bewoners ten goede. Hoe groter het aanbod, hoe beter de toekomstige bewoner een keuze kan maken uit het aanbod. Wij pleiten daarvoor. De wachtlijsten zullen dan zeker verminderen. De zorg zal voor de overheid betaalbaar blijven. De overheid zal in de toekomst de vergrijzing niet alleen kunnen opvangen. We hebben iedere speler op het veld nodig. Het zal ook bijkomende tewerkstelling creëren. We zullen er dus zeker voordeel van ondervinden.
Mijn concrete vraag is de volgende. Bent u bereid om de discriminaties die vandaag ten aanzien van de commerciële sector gelden, weg te werken?
Mevrouw Roex heeft het woord.
Ik zou graag een betoog houden over twee doelstellingen. Ten eerste moet de kwaliteit worden gemoderniseerd, en ten tweede moeten de prijzen worden gestabiliseerd. Daar is men ook mee bezig.
Ik stel dat de kwaliteit moet worden gemoderniseerd, terwijl de rapporten die in de pers zijn verschenen, beweren dat de kwaliteit goed is. Zij wordt echter gemeten aan de hand van het Rusthuisdecreet van 1985. We zien dat de norm in vergelijking met de huidige kwaliteitsnormen in de samenleving soms achterhaald is. Ik geef een voorbeeld. De kamers moeten 8 vierkante meter groot zijn. Standaard zijn de kamers al veel groter. Ook in de VIPA-norm spreekt men van 24 vierkante meter. Er is een oefening nodig om de kwaliteitsnormen die in de verschillende decreten betreffende het ouderenbeleid worden gehanteerd, te moderniseren en om de administratieve overlast voor de rusthuizen zo laag mogelijk te houden. We zien dat er een debat ontstaat omdat de overlast zo groot is. Ik had daar graag duidelijkheid en rechtlijnigheid in gekregen.
Uit de berichtgeving over de prijzen lijkt het alsof we betalen voor kwaliteit. In de realiteit is dat helemaal niet zo. We zien prijsverschillen tussen de verschillende provincies. Die hangen af van de grondprijs en de aankoopprijs van gebouwen, ook af van de personeelsbezetting en van de inzet van de lokale overheden. Bij de rusthuizen van de openbare sector worden de prijzen laag gehouden omdat de lokale overheid er fors in investeert en een sociale oefening maakt. De prijzen hangen af van de patiëntenkeuze, en of het om veel of weinig zorgbehoevenden gaat. Ze hangen af van factoren die geen garantie bieden op kwaliteit.
Wij vinden dat er een hoge basiskwaliteit zou moeten bestaan waarvoor men een stabiele prijs betaalt. Een prijs die vergelijkbaar is voor alle rusthuizen. Wil men voor luxe betalen, dan moet dat kunnen. Daarmee hebben we geen probleem. Een basiskwaliteit tegen een betaalbare prijs moet voor iedereen toegankelijk en voor iedereen beschikbaar zijn.
We zien dat de prijscontrole door Economische Zaken de prijsverschillen niet uitsluit. Er zijn nog heel wat problemen.
Vandaag is het grote debat in de kranten of een rusthuis nog wel betaalbaar is. Wij willen graag van de minister horen welke instrumenten hij zal gebruiken om de kwaliteit hoog te houden, de kwaliteitsnormen te moderniseren en om de prijzen betaalbaar te houden voor de bewoners van de rusthuizen en dus de sociale keuzes te garanderen. Want we zien dat sommige rusthuizen, om hun prijs laag te houden, asociale keuzes maken en dus eigenlijk commerciële keuzes laten voorgaan op sociale. Daar willen wij zeker tegen ingaan.
Minister Vanackere heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, de vraagstellers hebben voldoende stof geleverd voor een debat over de kwaliteit van onze rusthuizen. Ik wil eerst nog eens bevestigen dat het verslag dat u in de kranten hebt kunnen lezen, eigenlijk een synthese is van werk dat uiteraard dagelijks gebeurt.
De algemene inspectieverslagen die gebruikt zijn als basis voor de synthese, geven nog niet het volledige beeld van de taken van de inspectie van de Vlaamse Gemeenschap. Voor de synthese zijn er in ongeveer de helft van de gevallen inspectieverslagen gebruikt die niet ouder dan 1,5 jaar oud waren. Maar ongeveer de helft is ouder dan dat. Naast de algemene inspectieverslagen, zijn er controle-inspecties die precies in gevallen waar men een gebrek aan kwaliteit heeft vastgesteld, verder op zoek gaan naar de mate waarin het rusthuis beantwoord heeft aan het feit dat men op bepaalde punten slecht scoort. Als u leest dat vandaag 80 percent van de rusthuizen hun accommodatie kunnen verbeteren, dan moet u er rekening mee houden dat meer dan waarschijnlijk, door de controleverslagen, inmiddels heel wat van die gebreken rechtgezet zijn.
Daarmee heb ik meteen een van de zaken aangehaald waarvan ik vind dat de synthese in de kranten toch wat te kort schiet. Men zegt in de krant dat in 80 percent van de gevallen de accommodatie niet perfect of niet aangepast is. Dat slaat op een totale lijst van 30 criteria, die kunnen gaan van de hoogte van de vensterbanken tot de nodige handvaten in de sanitaire ruimtes. Als men op een van die criteria niet goed scoort, dan zit men voor de krant bij de 80 percent voorzieningen die niet perfect zijn. Ik denk dat het een te strenge samenvatting is.
Mevrouw Van der Borght zegt dat de inspectie zaken door de vingers ziet. Het is geen kwestie van door de vingers zien. Dit instrument van het inspectieverslag is precies te vergelijken met een rapport dat ook een verbeterrapport is waarbij men in een goede dialoog tussen de administratie en de voorziening, de aandacht trekt op een aantal zaken die verbeterbaar zijn. Op die manier bouwt men verder aan nog meer kwaliteit.
Mevrouw Roex zegt dat de normen geactualiseerd moeten worden. We werken inderdaad aan nieuwe infrastructuurnormen, in goed overleg met de sector. Alle nieuwbouw is vandaag al aangepast aan de strengere normen. Heel binnenkort komen er nieuwe infrastructuurnormen aan.
Het algemene beeld is dat de rusthuizen goede kwaliteit leveren, maar er zijn verschillen. Mevrouw Van der Borght daagt me eigenlijk een beetje uit door te zeggen dat er geen verschil is tussen de verschillende organisatievormen. Ik moet u tegenspreken. Op sommige vlakken zijn er betekenisvolle verschillen al naargelang de organisatievorm van diegene die een initiatief neemt. Dat stellen we gewoon vast. Bijvoorbeeld het voorzien in voldoende vorming voor het personeel, is een groter pijnpunt in commerciële initiatieven, veel minder in vzw's en het minst van al in voorzieningen die door een OCMW worden aangestuurd. Het heeft ongetwijfeld ook te maken met de dimensie van de voorzieningen. De commerciële initiatieven zijn vaak kleiner en dus kan het lastiger zijn om bepaalde criteria te halen. Ik wil in een commissie daar wel eens dieper op ingaan.
Mijnheer Dehaene, u wilt graag dat ik spreek over de normen. Het is goed dat we allemaal weten dat er twee soorten personeelsnormen zijn. Enerzijds zijn er de rvt-normen, die federaal worden bepaald en eigenlijk te maken hebben met bejaarden die een hoger zorgprofiel hebben. Anderzijds zijn er de gewone ROB-normen. Dat zijn Vlaamse normen, ze zijn wat minder zwaar en liggen onder de rvt-normen.
Ruwweg geschat, zit 70 percent van het publiek in een rvt-situatie en dat neemt toe, want we gaan steeds meer naar de situatie dat we vooral de hogere zorgprofielen in de rusthuizen willen hebben. De meeste valide mensen kiezen er eigenlijk voor om zo lang mogelijk thuis te blijven. We gaan niet over de thuiszorg spreken, maar dat is een belangrijk aspect van mijn verantwoordelijkheid als bepaler van de ROB-personeelsnormen. De discussie gaat er vooral over of we in dit land een correcte rvt-norm hebben ten aanzien van de dienstverlening die we willen geven, in het bijzonder aan onze zorgbehoevende senioren.
In onze Vlaamse rusthuizen is er eigenlijk een overschot ten opzichte van de norm. Ik ga meteen nuanceren, want ik bedoel daar niet mee dat we te veel personeel hebben. Ten opzichte van de rvt-normen is er bij verpleegkundigen een overschot van nagenoeg 20 percent en bij de verzorgenden zelfs meer dan 40 percent. Mijnheer Dehaene, misschien moeten we er in de eerste plaats eens met het federale niveau over discussiëren of die rvt-normen wel zo goed zijn aangepast.
Als ik de ROB-normen, die inderdaad lager liggen dan de rvt-norm, zou optrekken, zal ik daar meer dan waarschijnlijk weinig rusthuizen mee lastigvallen, want ze zullen daardoor niet in de problemen komen. Ze zullen daarmee trouwens ook niet het fundamentele probleem opgelost zien, dat erin bestaat dat men moeilijk personeel kan vinden. Dat is de echte cruciale factor: ervoor zorgen dat het zorgberoep opnieuw aantrekkelijker wordt gemaakt. Ik denk dat de Vlaamse Gemeenschap daar zaken voor kan doen, zoals, in goed overleg met de minister van Onderwijs, ervoor zorgen dat binnen deze zorgberoepen een goede carrière wordt georganiseerd, onder andere op het vlak van onderwijs en vorming.
Binnen protocol 3, dat we afsluiten met de federale overheid, is een bijkomende RIZIV-financiering - als gevolg van de witte woede - in het vooruitzicht gesteld. Dat kan in Vlaanderen gaan over 105 miljoen euro. Dat slaat op enorm veel personeelsleden. In België zou dat 2600 extra jobs kunnen creëren. Ik mag veronderstellen dat daarvan een heel pak voor Vlaanderen zou zijn. Als we dat vergelijken met de huidige situatie, is dat een uitbreiding van het personeelskader met nagenoeg 15 percent. Dat is erg veel volk, maar het is een kwestie die vooral te maken heeft met het invullen en financieren van jobs en minder met het normeren.
Mevrouw Roex, u hebt me gevraagd of ik de prijzen niet kan normeren. Mijn zeer gewaardeerde voorganger Lenssens, heeft indertijd daaromtrent initiatieven willen nemen en heeft van de Raad van State te horen gekregen dat de bevoegdheid om maximumprijzen op te leggen niet de bevoegdheid van de gemeenschappen is.
Als de FOD Economie de dagprijzen bepaalt, is dat een realiteit die vandaag nog niet is veranderd. Wil dat zeggen dat we niets kunnen doen aan de prijzen? Neen. Met ingang van 1 juli 2007 - een van de eerste zaken die ik mee in gang heb kunnen steken - zorgen we voor meer transparantie in de dagprijs. Vroeger was het de gewoonte dat men tal van supplementen kon aanrekenen voor tal van zaken, van shampoo tot incontinentiemateriaal. We hebben alle voorzieningen gedwongen om die zogenaamde supplementen eerst marktconform te berekenen. Ze mogen alleen maar prijzen aanrekenen die overeenstemmen met wat de markt daarvoor zou vragen en mogen er dus geen winst op maken. Daarnaast moeten ze dat ook integreren in de dagprijs. Die transparantie helpt ook om de prijszetting logischer, transparanter en duidelijk te maken. Als men goed is geïnformeerd over wat men kan krijgen, is er meer kans dat alles correct verloopt.
We zorgen ervoor dat de voorzieningen in behoorlijke financieel-economische omstandigheden kunnen werken en dat er een extra aanbod mogelijk is. Voor dat laatste moet ik uiteraard verwijzen naar de versnelde VIPA-reglementering. In 2004 waren er 65 voorzieningen die wachtten op groen licht om te mogen starten met een rusthuis.
49 daarvan hebben vandaag groen licht gekregen en zijn van start kunnen gaan. Er is geen enkele wachtlijst meer van initiatiefnemers. De boost die onder meer is gegeven door de alternatieve financiering die door mijn voorgangster, mevrouw Vervotte, in het leven is geroepen, heeft voor gevolg dat er meer initiatiefnemers kunnen zijn en dat daardoor ook de prijs kan worden gedrukt.
Ten slotte zijn er de inspanningen in het financieren van zaken die gelinkt zijn, niet aan de rvt-ligdagprijs, maar aan de welzijnscomponent, de animatiefunctie en dergelijke meer. Die aangelegenheden vragen van de Vlaamse Gemeenschap alles samen een budget van meer dan 35 miljoen euro per jaar.
Mevrouw Roex, u hebt een aantal zaken genoemd die aan de grondslag kunnen liggen van de verschillende prijzen. Bouwen heeft een andere kostprijs in de verschillende provincies. Het is niet abnormaal dat daardoor de kosten- en dus ook de prijzenstructuur verschillen. Sommige initiatieven ontstaan bijvoorbeeld dankzij congregaties die nagenoeg gratis een infrastructuur ter beschikking stellen. Ik kan moeilijk aan die initiatieven, die vanuit een zeker mecenaat starten, dwingen om de prijs naar omhoog te trekken om ervoor te zorgen dat alles gelijk is. Dat geldt in de twee richtingen.
We moeten accepteren dat er prijsverschillen zijn omdat ze te maken hebben met de aard van de initiatiefnemers. U hebt er zelf voorbeelden van gegeven. Wordt men gesteund door het lokale bestuur of niet? Daar kan ik geen zware greep op krijgen.
Mevrouw Van der Borght, het is levensgevaarlijk om wie dan ook te ondervragen op basis van een krantenstukje. Wanneer me in de mond wordt gelegd dat de normen zo hoog zijn om buitenlandse groepen die onze rusthuissector willen overnemen te dwingen kwaliteit te leveren, wil ik dat wel voor mijn rekening nemen want ik heb iets gezegd dat daarop lijkt. De grond van wat ik zeg is echter: we moeten twee zaken in het oog houden als we gaan bepalen wie er in extra opvangcapaciteit voor onze ouderen kan voorzien en zo de verzilvering kan helpen opvangen. Een: we moeten meer dan ooit de mensen de kans geven om zo lang mogelijk thuis te blijven en erkennen dat de hele rusthuissector, meer nog dan in het verleden, moet gericht worden op mensen met hogere zorgprofielen. Twee: wie er ook een initiatief wil nemen, ik ben er blij mee. In de controle, de erkenning en de inspectieverslagen wordt er vandaag geen onderscheid gemaakt tussen de initiatiefnemers. Laat ons dus de discussie over de al dan niet commercialisering van de zorg overstijgen met één ding, namelijk de definitie van kwaliteit. Als de Vlaamse Gemeenschap erin slaagt om de kwaliteitsnorm voldoende duidelijk te maken, dan is de nachtmerrie dat initiatiefnemers als cowboys onze markt willen inpalmen met slechte kwaliteit en een hogere rendabiliteit voor henzelf, onmogelijk. Dat is de reden waarom het thema dat mevrouw Roex aankaart, namelijk het bepalen van het kwaliteitsniveau, zo belangrijk is en waarom het zo belangrijk is om dat te blijven actualiseren.
Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Wat betreft de dagprijs, is de Vlaamse zorgverzekering een goede zaak geweest. Vorige week stond in een aantal kranten dat de rusthuizen in Vlaanderen duurder zijn dan in Wallonië. Daarbij werd echter geen rekening gehouden met de Vlaamse zorgverzekering. De 125 euro is sinds de invoering opgesoupeerd. We hebben het er in de commissie al verschillende keren over gehad dat we stilaan moeten beginnen denken aan een indexatie van de 125 euro, zodat de volledige zorgverzekering niet naar de initiatiefnemers gaat, maar gedeeltelijk de kosten dekt van die zorg.
Wat betreft de normen, moeten we een onderscheid maken tussen wat Vlaanderen oplegt als personeelsnorm en welke subsidies daar tegenover staan.
Vandaag leggen we normen op zonder dat daar subsidies tegenover staan. Dat gaat gewoon over de erkenning. De subsidies zijn afhankelijk van het RIZIV en dus van federale normen. We geven een verkeerd signaal, niet alleen tegenover de sector, maar ook tegenover de vele collega's die zetelen in schepencolleges en met argusogen de verslagen van hun rusthuis bekijken, waarna ze concluderen dat er daar erg veel personeel is en dat het volgens de Vlaamse normen met de helft minder kan. Dat is een vertekend beeld. Ik wil vermijden dat er discussies worden gevoerd op basis van een norm waarvan iedereen zegt dat het gaat over een erkenningsnorm voor een ROB waar alleen A's en O's zouden worden opgevangen. In geen enkel rusthuis is dat het geval. Ik durf ervoor pleiten dat verkeerde signaal wat te corrigeren.
Ik wil de tewerkstellingscijfers enigszins nuanceren. Er komt inderdaad bijkomend geld indien er bijkomende rvt-bedden worden erkend. Uiteraard is dat toe te juichen. Wel is het zo dat er in zeer veel rusthuizen vandaag al meer personeel is boven die norm. Er zal dus wel grotendeels sprake zijn van extra personeel, maar niet voor 100 percent.
Ik had gehoopt dat u ook wat cijfers had over de verhouding tussen kostprijs en zorg. Ik zal dus mijn optelsom voort afwerken en in de commissie een vraag stellen. Op basis van de cijfers die ik vandaag heb, stel ik vast dat, terwijl in een privé-initiatief tegenover 1 euro bij wijze van spreken 1 uur personeel staat, dat in een OCMW-rusthuis 1,5 euro is. Voor dezelfde prijs krijgen mensen dus wel meer zorg. Dat blijkt ook uit de inventaris van die verslagen staat. Ook daarmee moeten we rekening houden in de verdere discussie in de commissie.
Ik wil me toespitsen op die elementen waarover er geen overeenstemming is tussen mij enerzijds en de andere leden en de minister anderzijds. We zijn het wel eens over tal van zaken. Wat die inspectieverslagen betreft, bedoelde ik het volgende, mijnheer de minister. Wat u hebt gesteld in uw antwoord, is misschien terecht als men zich alleen baseert op wat nu in de kranten is verschenen. Wie echter iets dieper graaft en die verslagen vergelijkt met de vorige, zal misschien hebben gemerkt dat in sommige gevallen de inspectie tweemaal dezelfde opmerking maakt met een interval van een jaar of twee. Ik heb er een probleem mee dat er zo weinig verandert.
U had het over intellectuele eerlijkheid. Ik denk dat ik intellectueel eerlijk ben geweest als ik stel dat de 3 partners die vandaag in de sector opereren in 80 percent van de gevallen goed werk leveren. Ik heb ook duidelijk gezegd dat er in alle 3de gevallen wel rotte appels aanwezig zullen zijn. Ongeacht over welke voorziening het gaat, die rotte appels moeten eruit. U hebt echter niet geantwoord op mijn vraag of u bereid bent de discriminaties die vandaag bestaan weg te werken, in het belang van de toekomstige bewoners en van iedereen. U weet heel goed dat er vandaag tal van discriminaties zijn wat de prijszetting betreft. Er is al heel wat goed werk geleverd. Sinds 1 juli is er inderdaad een besluit dat zegt dat een aantal zaken in de prijs vervat moeten zijn. We moeten vaststellen dat de prijzen in de privésector zich situeren tussen die van de openbare sector en de vzw's, waarbij de openbare sector de goedkoopste is en de vzw's duidelijk het duurst.
Ik heb de prijzen opgevraagd bij het ministerie van Economische Zaken. We hebben de prijzen gekregen vanaf 2005. Gedurende die hele periode blijkt hetzelfde. De heer Dehaene zei dat we dit moeten bekijken in functie van het personeel. De verslagen zijn duidelijk ter zake.
De drie verschillende soorten voorzieningen bevinden zich duidelijk boven de normering voor wat het verpleegkundig en verzorgend personeel betreft. Het verschil zit hem in wat de hotelfuncties worden genoemd: keuken en schoonmaak. Voor die functies zitten de openbare duidelijk boven de andere partners.
Mijnheer de minister, we moeten inderdaad een grondig debat voeren in de commissie om de zaken in alle objectiviteit correct te bekijken. Toch zou ik nu graag een duidelijk antwoord van u krijgen op de volgende vraag. Bent u bereid om de verschillende vormen van discriminatie weg te werken?
Mijnheer de minister, ik wil het nog over een paar dingen hebben die te maken hebben met de prijs.
Eerst verwijs ik naar de zorgverzekering. Er kan inderdaad gesproken worden van een indexering, maar ik heb gezegd dat we de prijzen willen stabiliseren. Dat is absoluut noodzakelijk. Ik heb dus niet gezegd dat de prijzen overal dezelfde moeten zijn, maar dat we de prijzen moeten stabiliseren. Dat is absoluut noodzakelijk voor we andere compensatiemechanismen inzetten, want anders zal de verhoging van de zorgverzekering direct opgeslorpt worden door een prijsverhoging van de rusthuizen.
Ik las in de kranten dat uw argument bij de prijs van de rusthuizen was dat u de hoogte van de pensioenen niet bepaalt, dat dat een federale bevoegdheid is. Het kan natuurlijk dat de kranten weer verkeerd zijn. Vandaag zegt u dat we spijtig genoeg niet over de bevoegdheid beschikken om de prijscontrole te doen, want die ligt bij de FOD Economie. Er werd een uitspraak over gedaan waaruit blijkt dat de gemeenschappen geen bevoegdheid ter zake hebben. In de beleidsbrief van vorig jaar van uw voorganger stond nog dat zij die bevoegdheid naar Vlaanderen wou halen. Ik dacht dat dit nu gerealiseerd zou worden, maar ik merk dat uw ambitie een beetje getemperd is - dat heeft misschien met de federale onderhandelingen te maken. Vlaanderen moet zo snel mogelijk alle instrumenten in handen krijgen om een goed en sociaal prijzenbeleid en een hoge kwaliteit voor alle rusthuisbewoners mogelijk te maken.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ook ik heb met heel veel interesse het rusthuisrapport gelezen waaruit blijkt dat voor een aantal rusthuizen een aantal onbegrijpelijke onvoldoendes worden gerapporteerd. We zullen er hier geen analyse van maken, maar ik hoop dat we de gelegenheid krijgen om dat te doen, ofwel volgende week naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen, ofwel in een afzonderlijk debat. Ik pleit voor dit laatste, want ik denk dat dit rapport meer dan de moeite waard is om het niet te laten verdrinken in de begrotingsbesprekingen.
Ik wil even de opmerking van het Verbond der Verzorgingsinstellingen aanhalen. De vereniging besluit dat de rusthuizen de knelpunten en onvoldoendes beseffen en hun best doen om daaraan tegemoet te komen, maar dat de regelgeving van de Vlaamse overheid 10 jaar achterophinkt op de praktijk van de rusthuizen. Mijnheer de minister, ik durf er dan ook op aandringen dat u er heel vlug werk van maakt om een en ander na te kijken en te controleren of dat juist is, en om initiatieven te nemen.
Ik heb mevrouw Van der Borght opnieuw - ze doet dat heel regelmatig - een pleidooi horen houden over de commercialisering van de rusthuizen. Uit uw antwoord meen ik te mogen afleiden dat u daar zeker niet negatief tegenover staat. U hebt gezegd dat u elk initiatief, van wie het ook uitgaat, in ogenschouw zult nemen en zult steunen. Uit wat ik van de twee andere vraagstellers heb gehoord, meen ik toch te mogen besluiten dat er binnen de meerderheid niet echt eensgezindheid bestaat over het dossier van de commercialisering van de rusthuizen. Ook nu is het tijdsbestek te kort om er ten gronde over te debatteren. Ook dit is de moeite waard om er eens een afzonderlijk debat over te houden.
De heer De Loor heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik vreesde al dat deze actuele vragen zouden leiden tot een pleidooi voor de commerciële sector en voor meer commercialisering binnen de rusthuissector. Mijn vrees was blijkbaar gegrond en daarom wil ik toch ook wijzen op de sociale rol van de openbare rusthuizen.
In openbare rusthuizen wordt met betaalbare prijzen gewerkt: de ligdagprijs mag de draaglast van de bewoner en zijn familie niet overschrijden. Binnen de openbare rusthuizen wordt ook een sociaal opnamebeleid gehanteerd.
In openbare rusthuizen is een oververtegenwoordiging van bewoners met een A- en een O-profiel. Die worden minder gefinancierd, niettegenstaande er voor die mensen veel omkadering nodig is. Ik besluit daaruit dat de openbare rusthuizen daarvoor worden gestraft. Er wordt lokale tewerkstelling aangeboden, specifiek voor kansengroepen. Er wordt heel goede kwaliteit geleverd. Er is ook veel aandacht voor vorming en opleiding. Binnen die rusthuizen ligt de anciënniteit veel hoger dan in de commerciële sector.
Openbare rusthuizen benaderen zorg vanuit een sociaal gegeven, en bekijken dit breder dan de economische wetmatigheden van het winstmaken. Zorg aanbieden en een kamer verhuren zijn twee verschillende zaken. Vandaar mijn pleidooi voor een meetinstrument om de kwaliteit van zorg te kunnen meten.
Het is dan toch een rusthuisdebat geworden, waarbij alle denkbare onderwerpen zijn aangeraakt. Ik ben wel wat onthutst doordat sommigen beweren dat ik eerst dit en dan dat zou hebben gezegd. Ik ben het liefst meester van mijn eigen woorden.
We moeten goed inschatten en beseffen dat zorg voor een zorgbehoevende geen commercieel product is, maar een dienstverlening, waarin ook privépartners een rol kunnen spelen. Het kan niet zijn dat we geen enkel commercieel initiatief in deze sector toelaten. De publieke sector is niet in staat om alles voor zijn rekening te nemen. De privésector is evenmin de oplossing voor alle problemen. We hebben behoefte aan een genuanceerd debat. We moeten privépartners op een goed gereguleerde manier toelaten. Kwaliteit is de sleutel. De Vlaamse Gemeenschap moet bepalen wat een goede kwaliteit is met voldoende omkadering van het personeel. Zo wordt de zorg niet gecommercialiseerd. Dan kunnen we over het sloganmatige heen stappen en aanvaarden dat de zorg in Vlaanderen niet gecommercialiseerd wordt.
We moeten niet de richting van de film 'Sicko' uitgaan, die vreemde situaties beschrijft omwille van de commercialisering van de gezondheidszorg. In Vlaanderen pleit niemand voor deze formule. We moeten ervoor zorgen dat de kwaliteitsnorm de essentie is.
Volgens een studie van 2004 betaalt 64 percent van de rusthuisbewoners zijn factuur helemaal zelf. Vaak betalen de overheden de rest van die factuur. De 125 euro van de zorgverzekering is dan een netto financiering van de opdracht die de OCMW's gelukkig voor hun rekening nemen.
Ik heb heel veel nog niet beantwoord, maar we zullen zeker nog verder praten in de commissie.
Ik sluit me aan bij degenen die vragen om hier in de commissie verder op in te gaan.
Ik ga ook graag in op de vraag om hierover in de commissie een uitgebreid debat te voeren. We moeten een voldoende aanbod hebben, zodat de toekomstige bewoner kan kiezen in welk rusthuis hij of zij de laatste levensjaren doorbrengt, net zoals we kunnen kiezen waar we wonen, naar welke school we gaan en met welke auto we rijden.
Het incident is gesloten.