Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over het toenemend sanctionerend karakter van het onderwijsbeleid
Actuele vraag over de reactie van de minister op de voorstellen van de vier werkgroepen van de rondetafelconferentie betreffende het Brussels Nederlandstalig onderwijs
Verslag
De heer Gatz heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vier maanden geleden sloot het Heilig-Hartcollege z'n deuren. Kort daarna hebt u het rapport van de inspectiediensten over het Brussels Nederlandstalig onderwijs openbaar gemaakt. Toen ontstond een zeer negatieve sfeer rond het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Ik heb toen een niet echt origineel voorstel gedaan: de organisatie van een ronde tafel om de positieve krachten in Brussel - en die zijn ook terug te vinden in andere steden, waar de problemen gelijkaardig zijn - te bundelen en een aantal voorstellen uit te werken.
Minister Vanhengel en u hebben vorige week dat rapport voorgesteld. Ik heb het even doorgenomen. Er staan 66 voorstellen in om uit de impasse te geraken en de komende jaren opnieuw vooruitgang te boeken. Het stelt me evenwel teleur dat er één punt is uitgelicht: de engagementsverklaring, gekoppeld aan een administratieve boete. Het gevaar bestaat zelfs dat het rapport daartoe wordt herleid.
We hebben geen problemen met de engagementsverklaring. Het is een vraag aan alle ouders maar in het bijzonder aan anderstalige ouders om zich ertoe te verbinden om hun kind tijdens zijn vrijetijdsbesteding in contact met het Nederlands te brengen en de opvoeding in het algemeen van hun kind beter op te volgen. Dat is een goede zaak. Het is ten dele een eerder symbolische zaak, want ouders worden ook nu al geacht het schoolreglement te ondertekenen waarin veel Vlaams-Brusselse scholen al zaken hebben opgenomen over het taalgebruik in en rond de school.
Anderzijds oppert u dat wanneer ouders die engagementsverklaring niet nakomen, er een administratieve boete kan volgen of dat u dat minstens gaat onderzoeken. De communicatie over het Nederlandstalig onderwijs is heel belangrijk. En wat doet u? U zegt dat we moeten ingrijpen en steekt het vingertje nog maar eens omhoog. Ik houd daar niet van en ik zal u drie argumenten geven.
Ik heb niet gezegd dat ik dat 'goede' voorstel wil onderzoeken of de opening maak dat het een goed voorstel is. Waar vindt u dat? Ik heb gezegd dat ik dat ga onderzoeken. U zou zelf heel zorgvuldig moeten communiceren.
Ik zou het belangrijk vinden dat er over het Nederlandstalig onderwijs in Brussel meer gecommuniceerd en minder gespind zou worden. Communicatie is uw verantwoordelijkheid. U moet nu maar eens uw standpunt helemaal uit de doeken doen, dat is ook de doelstelling van een goed parlementair debat.
Er zijn drie redenen waarom u die administratieve boete voor mij zelfs niet hoeft te onderzoeken. Ten eerste vind ik niet dat scholen opgezadeld moeten worden met politionele taken. Administratieve boetes komen heel dicht in de buurt. Ten tweede komen ouders op vrijwillige basis naar onze scholen, anders gaan ze naar Franstalige scholen. Een boetesysteem invoeren, dat krijgt u juridisch niet voor elkaar. Ten derde laat u hiermee alles baden in een negatieve sfeer. Ik wens eerder met een aantal positieve voorstellen te komen waardoor de ouders die engagementsverklaring effectief kunnen nakomen.
Daarom, mijnheer de minister, stel ik geen vraag maar doe ik eerder een verzoek, zelfs een bede. Wilt u zelfs het onderzoek naar die administratieve boetes niet opstarten, want het is volstrekt contraproductief.
De heer Tavernier heeft het woord.
Mijnheer de minister, mevrouw de voorzitter, geachte collega's, ik sluit me aan bij de vraag van de heer Gatz. Hij heeft het kader geschetst. Ik denk dat het geen probleem is dat er een engagementsverklaring komt vooral niet indien die engagementsverklaring er komt na een serieus contact tussen school en ouders. Zeker in probleemgevallen is er een gebrek aan contact met de leerlingen en hun thuisomgeving. Dan kan men de wederzijdse verwachtingen duidelijk maken.
Dit probleem stelt zich niet alleen in het Brusselse maar ook elders in Vlaanderen. Ik heb de indruk dat vanuit een aantal eerbare doelstellingen, men te weinig de nadruk legt op het positieve engagement en het positieve contact vanuit de school, maar dat men eerder de sanctionerende toer opgaat. Ik denk daarbij aan het stelsel van de toelagen voor het basisonderwijs dat gekoppeld wordt aan spijbelen, aanwezigheid op school, deelname aan oudercontacten. We mogen niet het stimulerende en het positieve uit het oog verliezen en alleen maar sanctionerend optreden.
Iedereen op het terrein zegt dat je voor probleemgevallen inspanningen moet doen en mensen moet aanspreken. Je mag niet onmiddellijk met het vingertje staan zwaaien en met sancties dreigen.
Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, ik hoef de problematiek van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel niet meer te schetsen. Toch wil ik twee elementen even bekijken: de onvoldoende taalverwerving en de aanwezigheid van probleemjongeren in onze scholen die onze schoolcultuur niet genegen zijn, voor overlast zorgen en onvoldoende gemotiveerd zijn.
Dat is belangrijk. We worden ook geconfronteerd met spijbelgedrag en met geweld op school. Mijnheer de minister, we zijn tevreden dat u daar aandacht aan schenkt, in tegenstelling tot de Brusselse minister van Onderwijs Vanhengel, die tot nu toe alles onder mat veegt en enkel het succesverhaal van het Nederlandstalig onderwijs propageert.
In de engagementsverklaring zit een tegenstrijdigheid. In het decreet van de studiefinanciering wilt u ouders van kleuters motiveren om al vanaf jonge leeftijd aan het kleuteronderwijs deel te nemen door hen een premie te geven. Op voorspraak van onze fractie hebt u geweigerd om, indien het kind toch niet naar school komt, die premie in te trekken. U vond dat een slecht signaal. Anderzijds spreekt u over een engagementsverklaring waar u wel administratieve boetes aanhangt. Dat is tegenstrijdig.
Mijnheer de minister, de engagementsverklaring is nogal flou in de pers. Op de ene plaats spreekt u over een engagementsverklaring, op andere plaatsen over een contract. Er is wel een duidelijk verschil tussen die twee. Een contract is bindender dan een engagementsverklaring. Daar stel ik me vragen bij. U wilt onderzoeken hoe u daar sancties, eventueel administratieve boetes aan kunt koppelen. Dat is vaag voorgesteld. Kunt u dit verhelderen?
In Het Laatste Nieuws schrijft Luk Van der Kelen: "Als de samenleving veel belastinggeld investeert in onderwijs en als de scholen grote inspanningen doen om alle kinderen mee te trekken, vooral ook de minder kansrijke, dan kan bestraffing geen taboe zijn voor wie op geen enkel signaal reageert. Administratieve boetes zullen dan echt niet veel helpen. De mensen voor wie ze bedoeld zijn, zullen ze doorgaans niet betalen. Als het de maatschappij echt menens is, is het inhouden van kindergeld de meest efficiënte mogelijkheid."
Mijnheer de minister, hoe vertaalt u de boodschap die u in de kranten hebt gegeven en die nogal vaag is, en hoe wilt u die in een decreet gieten? Verder valt me het verschil op tussen Vlaanderen en Brussel. U stelt dat de scholen in Vlaanderen de kans moeten krijgen om die engagementsverklaring voor te leggen aan de ouders, maar in Brussel wilt u ze verplichten. Waar zit het verschil met andere grootsteden die met gelijkaardige problemen te maken hebben, bijvoorbeeld Antwerpen en Gent? Welke van de 68 voorstellen wilt u weerhouden? Welke timing stelt u voor?
Het is merkwaardig dat het aantal anderstaligen in het Nederlandstalig onderwijs gestaag stijgt en dat het aantal leerlingen dat aan OKAN-klassen en taalklassen deelneemt, daalt met 20 percent. Hoe reageert u daarop? Welke maatregelen zult u eventueel nemen? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, sta me toe mijn verbazing uit te drukken over de tussenkomst van de heer Gatz. Moest ik op een stoel zitten, ik zou eraf vallen, mijnheer Gatz. U zegt hier dat u het zo belangrijk vond om die rondetafel te krijgen en dat het nodig was omdat het eindelijk eens positief en constructief zou zijn, want minister Vandenbroucke is toch een negatief mens omdat hij niet meespeelt in de goednieuwsshow over het Brusselse onderwijs. De rondetafel moest positief en constructief zijn en die vreselijke Vandenbroucke stelt nu een administratieve boete voor. Wat voor een negatief mens is dat toch!
Mijnheer Gatz, ik heb dat niet voorgesteld, maar wel uw rondetafel. Of weet u dat niet? Dat komt uit de werkgroep 1 van uw rondetafel. Wat staat u hier nu te vertellen? In die werkgroep is gezegd dat er een groot probleem is met de betrokkenheid van ouders.
Men doet een voorstel waarop ik geen definitief standpunt heb ingenomen. Ik vind het idee sterk dat je een engagement vraagt van ouders. Je hebt dat absoluut nodig. Overigens hebben de meeste ouders in Vlaanderen dat engagement, ook in Brussel, en de meeste scholen doen hard hun best om omtrent dat engagement te werken en ze doen dat ook goed.
Nochtans zeggen deze Brusselse onderwijsmensen mij dat ze een sterker en duidelijker engagement moeten hebben en dat ze dat nodig hebben van alle ouders. Zij hebben dat idee uitgewerkt, zeer gestoffeerd, met een engagement over op tijd komen, niet spijbelen vanaf 1 september tot het einde van het jaar, kennismaken met het Nederlands ook buiten de school en tijd voor anderstaligen. Niet bij mij maar in de werkgroep, mijnheer Gatz, van de door u zo bejubelde rondetafel, is er een debat ontstaan dat als volgt loopt. Het is niet zo eenvoudig. Een aantal mensen zeggen dat zulk een engagementsverklaring een voorwaarde zou moeten zijn om een kind te kunnen inschrijven in het Nederlandstalig onderwijs. Als je dat niet doet, kan je het kind niet inschrijven. Dat klinkt logisch maar is niet zo evident, want er is ook zoiets als een leerrecht voor het kind. Daarop hebben andere mensen in die werkgroep gezegd: je mag het recht van het kind om in een school terecht te komen, niet wegnemen maar je zou de ouders op een andere manier moeten sanctioneren als ze dat engagement niet ter harte nemen of dat niet willen doen. Daar wordt het wat ingewikkeld, ik hoop niet te ingewikkeld voor u, want hier komen we in de buurt van een discussie over leerplicht. Aan leerplicht hangt ook vast dat je op 1 september al in de school moet zijn en dat je aanwezig moet zijn. Gaan we dan ten aanzien van leerplicht optreden met administratieve sancties of houden we ons bij de huidige financiële sancties? We krijgen dus dat debat.
Ik heb over geen enkele van de aanbevelingen of gedachtewisselingen op de rondetafel reeds een standpunt geformuleerd omdat ik dat niet wil doen. Ik wil samen met uw partijgenoot, Brussels minister Vanhengel, de tijd nemen om daar over na te denken. We hebben dezelfde reactie gegeven, namelijk dat we dat rustig zullen bekijken. We doen geen enkele uitspraak over wat we uiteindelijk weerhouden en we zullen proberen tegen het begin van het najaar onze conclusies te trekken, na enig nadenken daarover.
Nu vraagt u dat ik daar mijn mening over geef, geïmproviseerd, hier ter plaatse. Ik zal dat niet doen, want het is een veel te belangrijke en gevoelige kwestie met nogal wat principiële, juridische maar ook sociale dimensies. Persoonlijk geloof ik heel sterk in het geven van het signaal dat er zulk een engagement moet zijn. Ik vind dat, mijnheer Tavernier, helemaal geen opgeheven vingertje. Het succes van kinderen op een school hangt af van de betrokkenheid van de ouders. Je mag dat vragen als samenleving. Als we dat als samenleving niet meer vragen, weet ik niet waarover we bezig zijn! Je mag engagement van ouders vragen om scholen en leerkrachten te steunen. We vragen ook engagement van scholen en leerkrachten naar de ouders. Men moet van twee kanten oversteken.
De vraag is, als je dat begint te formaliseren, hoe je dat moet doen. Als u dan toch mijn eerste aanvoelen vraagt - maar ik ga er vandaag niet definitief over besluiten - denk ik persoonlijk dat de idee van administratieve boetes niet zo vanzelfsprekend is. Normaal gesproken zitten we binnen een problematiek van inschrijvingsvoorwaarden en controle op de leerplicht, en daar staan sancties tegenover. Ik zou het niet passend vinden van mij, mijnheer Gatz, om zo op één, twee, drie, zoals u dat zou doen, de resultaten van een maand intens vergaderen van die rondetafel van tafel te vegen en te zeggen dat ik daar al een idee over heb, dat ik daar niet over moet nadenken, dat het onzinnig is en totaal contraproductief, dat die mensen daar wel over vergaderd hebben maar dat die van niets weten, dat die mensen wel in het Brusselse onderwijs werken maar dat die daar niets van kennen. Dat is niet mijn houding in dezen. Als u wenst dat dat de houding is, dan hebt u een andere opvatting over overleg, het raadplegen van het middenveld en het belang van expertise op het terrein. Dat is niet mijn houding. Ik heb samen met Brussels minister Vanhengel gezegd dat we de eerste tot de laatste aanbeveling zullen bekijken op wenselijkheid, haalbaarheid en betaalbaarheid, en we doen er vandaag geen uitspraak over.
Het is inderdaad zo - mevrouw Van Linter heeft erop gewezen - dat we ons moeten afvragen of er in Brussel zodanig specifieke problemen zijn en een zodanig specifieke context dat we apart dingen moet doen voor Brussel, dan wel dat we zeggen dat in de rest van Vlaanderen er een gelijkaardige problematiek bestaat en we dus een gelijkaardige benadering moeten ontwikkelen.
Wel, ook dat durf ik u vandaag zomaar niet te zeggen. Ik heb me daar duidelijk over uitgesproken op de rondetafelconferentie. Ik heb gezegd wat ik interessant en inspirerend vond. Dat was natuurlijk veel meer dan alleen maar die engagementsverklaring. Maar goed, dat de media dat er uitpikken, duid ik hen niet ten kwade. Dat is inderdaad een van de meest gevoelige en aansprekende punten. Het lijkt me normaal dat ze dat belichten, naast de tientallen andere aanbevelingen. Ik heb daar een toespraak over gehouden, die u letterlijk terugvindt op mijn website. Mocht u daaraan twijfelen, dan kunt u dat nog eens nalezen. Daar heb ik gezegd wat ik hier zeg.
Ik zou dus graag willen dat we, over dat zo belangrijke Nederlandstalige onderwijs in Brussel, dit soort simplistische polemieken vermijden. Ik ben niet voor de slechtnieuwsshow. Ik ben ook niet voor de goednieuwsshow. Ik ben voor de nieuwsshow en de oplossingenshow. Ik wil die baseren op terreinkennis van mensen, en overleg met die mensen. Die hebben we verzameld. Ik ga vandaag dus niet in een-twee-drie en met de grove borstel te werk, vanuit de veronderstelling dat ik het allemaal veel beter weet, dat ze daar weliswaar over hebben vergaderd, maar dat ik daar niet eens over na hoef te denken. Dat ga ik niet doen en ik zou voorstellen dat u dat ook niet doet. (Applaus bij sp.a-spirit)
Mevrouw Van Linter, wat OKAN betreft, kan ik u allerlei cijfers geven. Er is inderdaad een daling. In het basisonderwijs is het aantal omkaderingsgewichten voor anderstalige nieuwkomers teruggelopen, van 34 in het schooljaar 2005-2006 tot 26 in het schooljaar 2006-2007. In het secundair onderwijs geeft de telling van het totale aantal OKAN-leerlingen in alle scholen die wij subsidiëren of financieren, het volgende beeld. Op 1 februari 2005 ging het over 1695 leerlingen. Op 1 februari 2006 ging het over 1684 leerlingen. Op 1 februari 2007 ging het over 1535 leerlingen. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest ging in februari 2005 over 143 leerlingen, in februari 2006 over 124 leerlingen en in februari 2007 over 120 leerlingen. Er is dus sprake van een dalende lijn. Ik heb daar niet meteen een volledige verklaring voor. Ik veronderstel dat het te maken heeft met het feit dat de voorbije jaren het aantal asielaanvragen in ons land nogal sterk is gedaald. Met betrekking tot asielaanvragen zitten we eigenlijk ver beneden het historische record van 1995. Die zijn stelselmatig in dalende lijn gegaan. Ik denk dat dat er veel mee te maken heeft.
Mijnheer de minister, met alles respect, maar u doet uitschijnen dat ik een wat wereldvreemd parlementslid ben, dat veraf staat van de realiteit van het Nederlandstalig onderwijs. Laat me u één ding zeggen: toen u nog in Oxford zat, was ik allang bezig met het Nederlandstalig onderwijs. Ik heb wel enige terreinkennis ter zake. (Opmerkingen van de heer Gilbert Bossuyt)
Wie is hier de populist? Dat zal het publiek wel uitmaken.
U denkt dat ik volledig in het luchtledige opereer, los van de mensen die de rondetafelconferentie van kennis voorzien. Wat is er gebeurd in die werkgroep die heeft voorgesteld die administratieve boete te onderzoeken? Ze waren wel een voorstander van de engagementsverklaring. Iedereen was het daar wellicht over eens. Over de administratieve boete waren ze het echter niet eens. Toen hebben ze bij wijze van compromis gesteld dat er een onderzoek moest komen. Dat is wat is gebeurd, en dat is wat vandaag ook in het parlement gebeurt. Dat is maar goed: vanuit democratisch oogpunt is het belangrijk dat de meningen ter zake niet altijd gelijklopen. Mijnheer de minister, ik heb iets minder tijd nodig om over zoiets fundamenteels vandaag wel mijn mening te geven. Ik gun u het voordeel van de twijfel. We spreken elkaar in september of oktober. Ik hoop dat er dan een constructieve bijdrage zal worden geleverd.
Ik wil ook proberen constructief te eindigen. Als we een engagementsverklaring vragen van ouders, dan moeten we onze kant van de verbintenis ook mogelijk maken. Met andere woorden, veel meer dan een administratieve boete opleggen, moeten we bijvoorbeeld een inschrijving in een school automatisch koppelen aan een inschrijving in een Nederlandstalige bibliotheek, moet er een jongerenprogramma op tvbrussel worden gemaakt, waarover in de klas kan worden gepraat, moet er een kinderprogramma op fm brussel worden gemaakt, en een jongerenpagina in Brussel Deze Week. Dat zijn dingen die ons echt zullen vooruithelpen. Tot spijt van wie het benijdt, die administratieve boete zal dat echt niet doen.
De engagementsverklaring is geen probleem, maar met het repressieve element moet je opletten. Er zijn nog veel mogelijkheden bij de ondersteuning vanuit het onderwijs om op een positieve manier naar ouders te gaan en hen er in het belang van hun kinderen op te wijzen dat ze zaken op zich moeten nemen. Het bestraffende element komt op de laatste plaats. Je moet ervoor zorgen dat het kind niet het kind van de rekening wordt.
Dank u wel voor uw antwoord, mijnheer de minister. Dit dossier is inderdaad niet eenvoudig. In die zin ben ik tevreden dat er wat bezinningstijd over gaat. Simplistisch gezien is het een dubbele problematiek: een taalproblematiek en een van motivatie. Het is nodig om hardere maatregelen te nemen. U kunt het u niet veroorloven om in dit dossier half werk te doen. Het Brussels Nederlandstalig onderwijs heeft die facelift echt nodig.
Bij taalverwerving moet er meer aandacht gaan naar taalbadklassen: een volledig jaar taalbadklas op scharniermomenten. Er moet worden ingegaan tegen de praktijk, die u ook hebt genoemd in de commissie, dat er in Brussel te vlug en te lichtzinnig taalattesten worden uitgereikt, zelfs wanneer het taalniveau niet bereikt is.
Bij de motivatie moet u wat strenger zijn, mijnheer de minister. U staat voor zware problemen. Ik citeer de kritiek van het Minderhedenforum, de spreekbuis van de allochtone en anderstalige gemeenschap: "Het centrum vindt het engagement op zich positief, maar ouders moeten vrij kunnen beslissen over hun inspanningen." Met alle respect, mijnheer de minister, dit lijkt me een slecht signaal. Ik maak de vergelijking met een voetballer die een rode kaart krijgt, maar zelf mag beslissen of hij het veld verlaat. Als dat de houding is van de allochtone of kansarme gemeenschap of de gemeenschap die wordt vertegenwoordigd door het Minderhedenforum, hebt u nog heel veel werk.
Mevrouw Berx heeft het woord.
Mijnheer de minister, collega's, de voorgestelde engagementsverklaring uit een correcte visie op wat onderwijs moet zijn. Het succes van een schoolcarrière hangt niet alleen af van uitstekend onderwijs in goede, bestuurskrachtige scholen door gemotiveerde leerkrachten, maar ook van de betrokkenheid van de ouders en de inspanningen van leerlingen. Dat is nog niet genoemd. Het onderwijs is meer dan wat ook een wederkerig proces. Onderwijs slaagt pas wanneer ouders hun kinderen volop begeleiden en ook de kinderen inspanningen doen. We zijn voorstander van die engagementsverklaring.
In de commissie moeten we een grondige discussie voeren over hoe we er verder mee omgaan en hoe het eventueel gesanctioneerd kan worden. Ik hoor en lees nu dat men de engagementsverklaring als een voorwaarde van inschrijving moet maken. Dat lijkt me terecht, maar dan rijst de vraag: wat wanneer het engagement niet of niet ten volle wordt nagekomen? Gaat dat consequenties hebben voor de inschrijving? Dat betekent dat een kind kan gesanctioneerd worden op grond van het gedrag van ouders. Wat kan daarvan het effect zijn? Kan het tot gevolg hebben dat ouders eerder kiezen voor thuisonderwijs? Stel dat ze zeggen: waarom zouden we een kind naar school sturen als de engagementen zo scherp worden gesteld? Op dit ogenblik is de leerplicht al financieel gesanctioneerd. Wie moedwillig een kind weghoudt van school, kan daarvoor strafrechtelijk vervolgd worden.
We moeten voluit gaan voor de engagementsverklaring en kijken of die tot gevolg heeft dat alle ouders doen wat van hen verwacht wordt: de kinderen tijdig naar school sturen en ervoor zorgen dat er niet gespijbeld wordt. De sanctie moet een stok achter de deur zijn. Een sanctie is voor ons nooit een doel op zich, maar een instrument om te vermijden dat een kind het kind van de rekening wordt.
Tot slot, mijnheer Gatz, denk ik dat de VRT heel veel boeiende programma's heeft voor kinderen en dat het misschien niet nodig is dat tvbrussel dit soort bijkomende initiatieven neemt. Laten we de discussie ten gronde voeren in alle objectiviteit en in sereniteit, ervan uitgaande dat onderwijs een wederkerig project is. Niemand hier verdedigt dat sancties een doel op zich zijn. Ze zijn een instrument om te vermijden dat kinderen het kind van de rekening worden wanneer hun ouders niet doen wat van hen wordt verwacht en wat we van hen mogen verwachten.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vooreerst denk ik dat het duidelijk moet zijn dat wanneer we dit debat voeren, we steeds het belang van het kind voor ogen hebben.
Ten tweede verwijs ik naar de discussies die we in het verleden in dit parlement hebben gevoerd met betrekking tot het onderwijs in Brussel. Ik verwijs ook naar vorige legislaturen en meer bepaald naar de resolutie over het onderwijsbeleid in Brussel. Ik wil toch even in herinnering brengen dat we toen ook gediscussieerd hebben over het al dan niet invoeren van een engagementsverklaring.
Ik kan heel goed vrede nemen met het antwoord van de minister in dezen en met hetgeen door de werkgroep naar voren werd gebracht. Toch mogen we niet vergeten dat er aan de ene kant een recht is op onderwijs en op inschrijving, maar dat we aan de andere kant heel duidelijk in een andere context zitten dan in de rest van Vlaanderen - en ik ben geen Brusselaar. In die optiek is de engagementsverklaring wel degelijk belangrijk. Ouders moeten goed weten waarvoor ze gekozen hebben en moeten goed beseffen dat onderwijs geen vrijblijvende vorm van kinderopvang is, niet in het Nederlandstalig onderwijs, maar ook niet in het Franstalig onderwijs.
De cijfers spreken voor zich. Als we zien hoeveel anderstalige kinderen naar ons Nederlandstalig onderwijs komen, dan is dat op zich positief, maar daar staat tegenover dat we er heel veel inspanningen voor moeten leveren, dat we de Brusselnorm kennen, dat we extra investeren en dat we er derhalve als Vlaamse Gemeenschap in investeren. Ik verwacht dan ook van de anderen, in dit geval de ouders en de kinderen, dat ze een inspanning leveren die tegenover de inspanning staat die de Vlaamse Gemeenschap levert.
Ik ben positief gestemd over hetgeen uit de werkgroep naar voren is gekomen. Ik onderschrijf volledig wat u stelt over de manier waarop onderzocht moet worden wat kan en wat niet kan. Ook in deze moet het duidelijk zijn dat het niet onze bedoeling mag zijn om te sanctioneren, maar dat aan de anderen wel duidelijk moet worden gemaakt dat het ons menens is en dat wanneer men kiest voor het Nederlandstalig onderwijs, ook de nodige extra ondersteuning van thuis uit moet worden geleverd.
Mevrouw de voorzitter, ik heb daar niets aan toe te voegen.
Het incident is gesloten.