Verslag plenaire vergadering
Verslag
Hoofdelijke stemming
Dames en heren, aan de orde is de hoofdelijke stemming over de met redenen omklede motie.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik wil toch een woordje uitleg geven bij de motie over de woonboten. Eerst en vooral wil ik benadrukken dat het hier niet gaat om een fait divers dat slechts op enkele individuele gevallen van toepassing is. De problematiek van de woonboten kadert in de bredere discussie over hoe we als maatschappij omgaan met nieuwe duurzame woonvormen in een context van schaarser wordende betaalbare woonruimte. Wonen op water kan ook niet los gezien worden van de voorspellingen dat het waterpeil zal stijgen door de opwarming van de aarde. Dat is een overweging waar bijvoorbeeld in Nederland al heel veel rekening mee gehouden wordt en waar zelfs commercieel op ingespeeld wordt. Bovendien geeft het ombouwen tot woonboot een nieuwe waardevolle bestemming aan uit de vaart genomen binnenschepen.
Daarnaast moet toch wel duidelijk zijn dat het beeld dat soms wel eens opgehangen wordt van woonbootbewoners als vrijbuiters die vooral voor overlast zorgen en meestal slechts tijdelijk op drijvende wrakken wonen, volkomen onjuist is. Ik heb bij de voorbereiding van dit dossier enkele woonboten bezocht en dat zijn werkelijk pareltjes van architecturale creativiteit, bewoond door mensen zoals u en ik, door jonge gezinnen, en noem maar op.
Waarover gaat het nu concreet? In Vlaanderen wordt het grootste deel van de waterwegen beheerd door Waterwegen en Zeekanaal NV, voor het Albertkanaal en de waterwegen in de provincie Limburg en de Kempen is dat nv De Scheepvaart. Het Vlaamse Gewest is meerderheidsaandeelhouder van beide vennootschappen. In tegenstelling tot de situatie bij onze noorderburen, waar wonen op water al helemaal ingeburgerd is, in de meest uiteenlopende vormen voorkomt en al sinds 1918 wettelijk geregeld is, staat de reglementering in Vlaanderen nog in haar kinderschoenen. De waterwegbeheerders hebben de voorbije jaren weliswaar een vergunningsbeleid uitgewerkt, maar de voorwaarden om een ligvergunning te krijgen, blijken in de praktijk niet altijd zo gemakkelijk uitvoerbaar. Bovendien veranderen deze voorwaarden om de haverklap, zodat er een grote rechtsonzekerheid ontstaan is voor de woonbootbewoners.
Het overleg dat daarop ontstaan is tussen de waterwegbeheerder en de woonbooteigenaars, die zich ondertussen verenigd hebben in vzw Vlaams Woonschepen, bleek weinig constructief te zijn en kwam muurvast te zitten. Ondanks twee vragen om uitleg in evenveel jaar kwam er geen schot in de zaak en hielden de problemen aan. Daarom heb ik het initiatief genomen om via een interpellatie de volledige problematiek duidelijk en gedetailleerd te schetsen en zo samen met de bevoegde minister tot een constructieve oplossing te komen, die zowel aan de verzuchtingen van de woonbooteigenaars als die van de waterwegbeheerders tegemoet komt.
De voorliggende motie is het sluitstuk van deze interpellatie en stelt vier heel concrete punten voor om de situatie te deblokkeren en het probleem na twee jaar eindelijk opgelost te krijgen. Ten eerste moet er een alomvattende visie uitgewerkt worden op de woonfunctie van de Vlaamse waterwegen, waarin duidelijk wordt wat de rol van de overheid is op het vlak van infrastructurele voorzieningen en nutsvoorzieningen. Momenteel is het zo dat als woonbooteigenaars duizenden euro's investeren in de aanleg van nutsvoorzieningen of andere infrastructurele werken op de kade, ze geen enkele zekerheid hebben dat ze daar lang genoeg van zullen kunnen genieten. Er is immers grote onduidelijkheid over de geldigheidsduur van de ligvergunningen en als de woonboot verplaatst moet worden, kunnen de aangelegde voorzieningen niet zomaar mee verplaatst worden.
Er moet duidelijkheid komen over de mate waarin de overheid hier als waterwegbeheerder aan tegemoet kan komen en op welke manier ze ook de woonfunctie volwaardig opneemt in de beheersplannen voor de waterwegen.
Ten tweede moet er een constructief overleg komen tussen de waterwegbeheerder en woonbooteigenaars over de vergunningsvoorwaarden en andere bepalingen die het verkrijgen van een ligplaats regelen. Het opleggen van regels voor deze specifieke woonvorm is immers aan enkele praktische beperkingen onderhevig.
Aangezien het gaat om een relatief recent fenomeen, is er nog niet genoeg expertise bij de overheid aanwezig om het effect van bepaalde maatregelen ten volle te kunnen inschatten. Samenwerking op dit vlak met de woonbooteigenaars zelf, via de vzw waarin ze zich verenigd hebben en waarbinnen ze ook zelf expertise opbouwen, is dan ook aangewezen.
Ik geef graag een voorbeeld ter illustratie van soms absurde situaties die door het gebrek aan overleg ontstaan. Woonboten zijn vanaf 2008 verplicht om hun afvalwater te zuiveren voor het wordt geloosd in de waterweg. Voor een waterzuiveringssysteem is er in vele gevallen echter geen plaats aan boord van het schip zelf. Momenteel zijn er wel systemen in ontwikkeling die bestaan uit een opslagtank die onder een vlot achter het schip bevestigd wordt en een volledig waterzuiveringssysteem bevat. Dit is een volwaardige, maar meestal de enige manier om aan de lozingsnormen te voldoen.
Het absurde bestaat er dan in dat deze vlotten niet achter het schip in het water geplaatst mogen worden omwille van een verbod op bijbootjes, niet alleen naast maar ook voor en achter het schip. Zolang deze de scheepvaart niet hinderen, zou dit nochtans geen probleem mogen vormen. Ik kan tientallen voorbeelden noemen van praktische problemen die mits structureel overleg gemakkelijk kunnen worden vermeden zonder daarom afbreuk te doen aan de doelstellingen van de waterwegbeheerder.
Ten derde moet een studie gemaakt worden van de mate waarin woonbooteigenaars aansprakelijk gesteld kunnen worden voor mogelijke schade en de manier waarop deze risico's zich verhouden tot de dekking door de verplichte verzekering. Momenteel is het immers zo dat, als voorwaarde voor een vergunning, complementair aan de verzekering een waarborg geëist wordt van 5000 euro. Het hoeft geen betoog dat dit een zware financiële last betekent voor de woonbooteigenaars, terwijl het maar de vraag is of deze waarborg in de praktijk effectief het risico opvangt dat de waterwegbeheerder mogelijk loopt.
Daarom wordt ook gevraagd om alternatieven voor de waarborgverplichting te onderzoeken, voor het geval een verzekering op zich niet zou volstaan. Een suggestie in die richting werd eerder al gedaan door toenmalig volksvertegenwoordiger, de heer Gilbert Van Baelen. Hij stelde voor om een globale verzekering te laten afsluiten door de waterwegbeheerder zelf, die de premies dan zou doorrekenen aan de vergunningshouders.
De discussie over de waarborgverplichting werd tot nu toe vooral gekenmerkt door juridische en technische onduidelijkheden die enkel tot een welles-nietesspelletje geleid hebben. Zodra dit aspect duidelijk wordt uitgeklaard door een studie, kan men op een objectieve manier ook dit probleem oplossen. Ik wil er dan ook op aandringen dat de Vlaamse Regering snel werkt maakt van de studie en ook het Vlaams Parlement informeert over de resultaten ervan.
Ten vierde, bij het uitwerken van subsidieprogramma's voor ecologisch duurzame investeringen zoals zonne-energie en waterzuivering, moet discriminatie worden vermeden tussen woonboten en conventionele woningen. Vooral het feit dat schepen juridisch gekwalificeerd worden als roerende goederen, heeft momenteel tot gevolg dat woonbooteigenaars geen aanspraak kunnen maken op deze subsidies. Hiermee moet in de toekomst rekening gehouden worden door ook woonboten als een volwaardige woning te beschouwen. Bovendien wil ik erop aandringen om ook de huidige subsidieregelingen in die zin aan te passen.
Mevrouw de voorzitter, collega's, ik hoop dat met deze motie de patstelling doorbroken wordt en er eindelijk op basis van een constructieve communicatie tussen de verschillende betrokken partijen een oplossing volgt die tegemoetkomt aan de wederzijdse bekommernissen. Wonen op het water moet als een volwaardige manier van huisvesting worden beschouwd. Ik hoop dan ook dat met de steun van deze plenaire vergadering deze motie een duidelijk politiek signaal daartoe mag vormen. Immers, niet elke Vlaming wordt geboren met een baksteen in de maag. (Applaus)
Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik heb daar eigenlijk heel weinig aan toe te voegen. (Gelach)
Ik wil wel kort een stemverklaring geven. Ik sluit me volledig aan bij wat de vorige spreker heeft gezegd. Ik wil er ook op wijzen dat het probleem ligt bij onze administratie. Als we deze motie allemaal enthousiast en met overtuiging goedkeuren, dan hoop ik dat de mensen op woonboten eindelijk rechtszekerheid krijgen.
Mijnheer De Meulemeester, ik dank u. We staan volledig achter de motie.
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik ben het niet eens met de benadering van de heer De Meulemeester als zouden alle bewoners van woonboten voor die optie kiezen wegens de klimaatwijziging en de stijging van de zeewaterspiegel. (Rumoer)
Dat leek toch zo uit de inleiding.
Dat heb ik niet gezegd.
Mijnheer De Meulemeester, we steunen wel deze motie. We hebben ook zelf een motie ingediend, waarin we vragen toch te zorgen voor één Vlaams aanspreekpunt waar de woonbooteigenaars terecht kunnen. We vragen ook dat er een degelijk woonbootbeleid wordt uitgewerkt, dat er voldoende ligplaatsen worden aangeboden en dat vooral gestreefd wordt naar eenvormigheid van de ligprijzen.
Begin van de stemming.
Stemming nr. 10
Ziehier het resultaat:
112 leden hebben aan de stemming deelgenomen; 112 leden hebben ja geantwoord.
Dientengevolge neemt het Vlaams Parlement de motie aan. Ze zal aan de Vlaamse Regering worden overgezonden.