Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, schaars aanwezige collega's, ik wil een vraag stellen over zelfmoordpreventie. Iedereen weet dat de examenperiode risico's inhoudt. Naar aanleiding van enkele recente krantenartikelen wil ik het even hebben over crisishulp via de bestaande noodlijnen. Examenperiodes zijn periodes van stress voor jongeren. Het is daarom belangrijk dat er laagdrempelige initiatieven zijn voor jongeren die het niet meer zien zitten of in paniek geraken. Zij moeten bijstand kunnen krijgen. Ik noem even enkele op:
Teleblok is enkel in de examenperiode bereikbaar, van 11 uur 's ochtends tot 11 uur 's avonds. Tele-Onthaal is 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 bereikbaar. Ook de Zelfmoordlijn is permanent bereikbaar. De Zelfmoordlijn wordt door het Centrum ter Preventie van Zelfmoord aangeboden. De Zelfmoordlijn kan niet terugvallen op een structurele financiering op Vlaams niveau. Op basis van een federaal besluit is het centrum wel erkend als gratis noodlijn. De burger kan gratis naar deze dienst bellen. Maar een structurele ondersteuning ontbreekt evenwel nog op Vlaams niveau.
Het centrum ontvangt via verschillende kanalen geld: projectsubsidies voor online hulpverlening, een loonkostensubsidie en subsidies vanwege de Nationale Loterij en dergelijke. Heel recent is het centrum erkend als vrijwilligersorganisatie. Een structurele verankering is er echter niet. Dat leidt ertoe dat het centrum elk jaar opnieuw moet nagaan of er voldoende middelen voorhanden zijn om het werk te kunnen voortzetten. Dat is geen gezonde situatie. In de commissie voor Welzijn hebben we eind 2006 een Vlaams actieplan voor zelfmoordpreventie besproken. In dat plan staat dat er een structurele verankering en een structurele financiële basis zal komen.
Voor Tele-Onthaal zijn die basisvereisten en de basisfinanciering er al. Maar het probleem is nu dat de personeelskosten enorm stijgen, evenals de werkingskosten. Men werkt nog altijd met een gesloten financieringsenveloppe, waardoor men heel krap bij kas zit. Wat is uw standpunt over de financiering van deze beide noodlijnen? Ik spreek niet over Teleblok omdat dit een privé-initiatief is.
Ik zou het ook even willen hebben over samenwerking tussen de bestaande noodlijnen. Ik heb contact gehad met de verantwoordelijken van de verschillende noodlijnen, en blijkbaar is er geen enkele samenwerking. Ik vind dat raar. Bij onbeschikbaarheid - bijvoorbeeld wanneer ik om middernacht bel naar Teleblok - wordt er op het antwoordapparaat wel doorverwezen naar een andere dienst. Maar er is geen structurele samenwerking. Omwille van hun ervaring en expertise vind ik dat zeker nodig.
Wat is uw visie over samenwerking? Vindt u die noodzakelijk? Welke concrete stappen zult u zetten?
Minister Vervotte heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, geachte collega's, persoonlijk hecht ik zeer veel belang aan preventie van depressie en zelfdoding. Dat is ook een van de redenen waarom we met experten rond de tafel hebben gezeten en een actieplan hebben uitgewerkt dat nu volop geïmplementeerd wordt.
Een van de vijf strategieën die deel uitmaken van het actieplan 'Depressie en suïcide' is net het bevorderen van laagdrempelige telezorg. Zoals u weet, zijn er verschillende ingangen in het actieplan. Enerzijds werken we voor specifieke doelgroepen, doelgroepen die een hoog risico hebben. Anderzijds zijn er een aantal strategieën, en laagdrempelige telezorg is er één van.
We weten dat het heel belangrijk is dat aan mensen die met een impulsgedachte leven om zichzelf te doden of die zich in een crisissituatie bevinden, zeer kwaliteitsvolle hulp wordt geboden. Het is onze bekommernis om deze mensen verder te ondersteunen en te begeleiden zodat er een kwaliteitsvolle interventie kan zijn.
Anderzijds is het ook onze bekommernis om de toegankelijkheid in het oog te houden. Ik denk dat de cijfers die deze diensten kunnen voorleggen, goed zijn. Ze richten zich op de problematiek van depressie en suïcide maar ook op jongeren. In het verleden is er expliciet gekozen voor telefoonlijnen om net deze jongeren te bereiken.
Een andere doelstelling is dat mensen die omwille van de anonimiteit bij deze telediensten terechtkomen, ook goed doorverwezen kunnen worden. Voor mij is het dus ook belangrijk dat er goede afspraken en goede protocols zijn tussen het reguliere hulpverleningsaanbod en de laagdrempelige telediensten. Meestal is het zo dat met de kortstondige interventies van de telediensten zelf, een crisis of escalatie vermeden kan worden zonder doorverwijzing. Maar het is noodzakelijk om er voldoende aandacht aan te besteden.
Een laatste doelstelling is om telezorg op internet verder uit te breiden. Vroeger namen jongeren de telefoon omwille van de anonimiteit. We moeten mee met de tijd en stellen vast dat er meer en meer gebruik gemaakt wordt van het internet. Als we deze jongeren willen blijven bereiken, moeten we de onlinehulpverlening verder uitbreiden. Dit vergt natuurlijk specifieke aandacht en vorming.
Ik bracht zelf een bezoek aan het Centrum ter Preventie van Zelfmoord om eens met de vrijwilligers en de coördinatoren te spreken.
Ik heb vooral geluisterd naar hun knelpunten en bekommernissen en naar de trends en evoluties die zij zagen. Het is op basis van dit gesprek dat we beslist hebben om het Centrum ter Preventie van Zelfmoord verder te versterken, heel specifiek voor de uitbreiding van hun online chataanbod. Zij kunnen momenteel, met de extra financiering van de Vlaamse Gemeenschap, deze dienstverlening twee dagen in de week aanbieden.
Wat is de toekomst voor enerzijds het Centrum ter Preventie van Zelfmoord en anderzijds Tele-Onthaal, maar ik vermeld ook de Werkgroep Verder, omdat die een aantal van deze mensen opvangt via de fora en werkgroepen? Het is de bedoeling dat wij met deze mensen rond de tafel gaan zitten.
Vanuit beheersmatige reflexen zou een bepaald idee kunnen ontstaan. Tele-Onthaal, dat ook een groot deel van deze groep bereikt, heeft 24 fulltime-equivalenten, die gefinancierd worden vanuit de Vlaamse overheid, verdeeld over de provinciale punten. In welke mate moeten we meer gaan naar één profileringslijn? Persoonlijk ben ik daar niet volledig van overtuigd, hoewel ik wel een aantal beheersmatige voordelen zie. Als een coördinator ziek of zwanger is bijvoorbeeld, heb je een probleem van permanentie en opvolging, maar dat kan natuurlijk beter opgevangen worden binnen een structuur van 24 fulltime-equivalenten, wat een groot verschil is met de structuur van het CPZ, dat eigenlijk werkt met een klein aantal personeelsleden en vooral met vrijwilligers.
Persoonlijk wil ik deze gedachtegang openhouden. Ik heb moeten vaststellen dat met de beperkte financiële bijdrage die het Centrum ter Preventie van Zelfmoord krijgt, een enorm kwaliteitsvolle dienstverlening werd uitgebouwd, omwille van de sterke vrijwilligerswerking. Ik zou niet graag hebben dat, omwille van beheersmatige reflexen, we deze werking verloren zouden laten gaan. Ik ben er niet van overtuigd dat we met dezelfde overheidsmiddelen hetzelfde maximale effect zouden hebben, indien we deze oefening te fors zouden doorvoeren.
Voor de toekomst van het CPZ zou ik graag een sokkel hebben die structureel gefinancierd kan worden voor 38.000 euro, met daarbovenop een jaarlijks bedrag van 20.000 euro om de vrijwilligerswerking te financieren. Omwille van het feit dat er een specifieke strategie inzake telezorg zat in het actieplan suïcidepreventie, hebben we daar ook een bijkomend budget voor. Het is mijn bedoeling om voor dat bijkomend budget een gemeenschappelijk overleg te hebben met het CPZ, Tele-Onthaal en de Werkgroep Verder, om te kijken hoe we dat budget best kunnen inzetten.
Vanuit de administratie en het kabinet spelen we een belangrijke rol, zodat de partners elkaar vinden, materiaal kunnen uitwisselen en zoeken naar efficiëntiewinst. Dat is ook de reden waarom we die extra 38.000 euro niet zullen toewijzen aan één van de organisaties, maar wel aan een gemeenschappelijke opzet van de verschillende organisaties. Persoonlijk wens ik dat we ook die middelen opnieuw inzetten voor de verdere uitbreiding van de online chatdienstverlening, maar dat zal binnenkort besproken worden.
Samenwerking is voor ons essentieel. Ik wil niet zo ver gaan en zeggen dat de ene organisatie zal moeten opgaan in de andere omwille van beheersmatige redenen. Het is wel cruciaal dat ze elkaar beter leren kennen en dat er meer uitwisseling kan komen. Ik wil dus wel meehelpen aan de verdere uitbouw van het CPZ, door een onderscheid te maken tussen een sokkel, die continu kan zijn, en een jaarlijkse financiering voor de ondersteuning en uitbouw van de werking met vrijwilligers.
Mevrouw de minister, ik dank u voor het zeer uitgebreide antwoord. Ik ben heel blij te horen dat u de samenwerking tussen de verschillende noodlijnen ook nodig vindt en wil stimuleren.
De verschillende noodlijnen hebben allemaal hun specifieke expertise en nut. Dus alles in één instantie samenbrengen, is geen oplossing, en is ook mijn bedoeling niet, maar uitwisseling van ervaring wel. Uitwisseling van expertise en ervaring is een goede manier om elkaar te versterken.
Ik ben ook heel blij te horen dat u van plan bent om meer subsidie in te schrijven voor het Centrum ter Preventie van Zelfmoord. De jongeren van nu en de jongeren van vroeger zijn niet hetzelfde. Ze leven nu op een andere manier. Vroeger nam men makkelijker de telefoon om te bellen naar Tele-Onthaal en andere noodlijnen.
De jongeren van nu werken veel meer via internet. Het is een belangrijk medium voor de jongeren van vandaag, ook in crisissituaties en moeilijke situaties. Online hulpverlening is dan een goede oplossing, via chat bijvoorbeeld. Ik ben blij om te horen dat dat in de toekomst meer en beter kan worden georganiseerd.
Het is ook nodig om voor de verschillende noodlijnen, zoals Tele-Onthaal en de andere die reeds vernoemd zijn, meer inspanningen te doen om ze veel beter bekend te maken bij de bevolking. De cijfers zeggen nog altijd dat er drie zelfmoorden per dag worden gepleegd, en twintig zelfmoordpogingen per dag. Het is heel belangrijk om daar voldoende aandacht voor te hebben. In crisissituaties en bij depressies is het belangrijk dat de jongeren weten dat er hulpverlening beschikbaar is, dat die laagdrempelig is en anoniem kan zijn als het moet. Aan de bekendheid kan en moet nog veel meer gewerkt worden. Dank u.
Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw de minister, ik wil een ander aspect van deze problematiek aankaarten, naast de stappen die jongeren zelf kunnen ondernemen. Die zijn misschien nog onvoldoende bekend tot op heden, want we zitten in een veel slechtere positie dan bijvoorbeeld Nederland, volgens dat krantenartikel. Vlaamse jongeren gaan veel minder hulp zoeken dan Nederlandse jongeren, zo blijkt. Een grote doelstelling van uw actieplan en een deel van de vijf pijlers waar u het over hebt, is de deskundigheid bevorderen en extra leerpakketten opstellen, bijvoorbeeld voor mensen die via hun job veel met deze situatie te maken hebben. Vooral in de blokperiode van de studenten denk ik daarbij aan de scholen. Een vroege detectie is enorm belangrijk. Er bestaat een draaiboek voor de scholen waarin wordt gesteld dat de vroege detectie door de leerkracht heel belangrijk is.
De leerkracht kan zijn studenten inderdaad goed kennen. Bij een bepaalde medische problematiek die al aanwezig is, kan de stressperiode van de examens als trigger functioneren voor zelfmoord of suïcideneigingen. In die zin kan de leerkracht een belangrijke rol spelen. Ik stel me wel vragen bij de deskundigheid. Hij of zij moet dat vroeg detecteren, maar leerkrachten hebben volgens mij niet echt een psychotherapeutische achtergrond om in te schatten of ze een klacht ernstig moeten nemen, of ze iemand moeten doorsturen naar een verdere begeleiding via het CLB enzovoort. Ik denk dat u samen met de minister van Onderwijs een zware verantwoordelijkheid op de schouders van de leerkrachten legt. Ik heb signalen gekregen vanop het terrein dat de leerkrachten weinig of niet op de hoogte zijn van dat bewuste draaiboek. Hebt u daar feedback over?
Er was ook sprake van een gezondheidscoördinator, in samenwerking met Onderwijs. U antwoordde op een vraag om uitleg dat vanuit Welzijn doelstellingen zijn geformuleerd voor die gezondheidscoördinator in de scholen, en dat de scholen zelf perfect in staat zijn om zelf een stappenplan op te stellen. Ook hier bereiken mij signalen vanop het terrein dat de gezondheidscoördinator tot op heden praktisch enkel bezig is met gezonde voeding en niet zozeer functioneert in het kader van de problematiek van suïcide. Ook hier de vraag of dat draaiboek wordt gebruikt. Krijgt u feedback van de gezondheidscoördinator? Gegeven de cijfers en het feit dat de Vlamingen in de top van de EU staan wat betreft suïcide bij jongeren, vraag ik me af of u uw beleid terzake, ook in samenwerking met Onderwijs, verder zult intensifiëren, en hoe u dat zult doen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik wil me aansluiten bij de vraag van mevrouw Stevens. Ik heb met belangstelling geluisterd naar het antwoord van de minister. Uit eerdere vragen die in de commissie Welzijn aan bod zijn gekomen, blijkt dat het Centrum ter Preventie van Zelfmoord eerder al een extra financiële injectie heeft gekregen om de nieuwe technieken van hulpverlening toe te passen, waaronder de online hulpverlening.
We weten dat vooral jongeren gebruik maken van die nieuwe hulpverleningstechnieken. Ook Tele-Onthaal heeft extra middelen gekregen. Het verheugt me zeer dat deze trend wordt voortgezet. Ik ben er immers van overtuigd dat deze mensen bijzonder veel zinvol werk verrichten. Vaak gebeurt dat ook met vrijwilligers. Het lijkt me dan ook goed dat we ook die vrijwilligers niet uit het oog verliezen. De minister stelde al dat de begeleiding en de vorming van die vrijwilligers cruciaal is. Ik kijk mee uit naar de verdere uitwerking van de diverse doelstellingen van het actieplan. Het lijkt me zeer positief dat er een nauwere samenwerking tussen de diverse hulplijnen tot stand wordt gebracht, met dat voorbehoud dat ze hun eigen kwaliteit en eigenheid van hulpverlening moeten behouden. Die aanvullingen vond ik zeer positief.
Deskundigheidsbevordering is inderdaad een van de andere duidelijke klemtonen in het actieplan. De opmerkingen die u momenteel krijgt uit de sector, zijn normaal. We bevinden ons nog volop in de uitvoeringsfase van het actieplan depressie en suïcide. We hebben inderdaad een overeenkomst afgesloten met minister Vandenbroucke om ook dit actieplan mee op te nemen in het voort uitwerken van de overeenkomsten tussen Onderwijs en Welzijn. Dit wordt nog volop uitgevoerd. Het is dus niet zo dat elke school nu al over een draaiboek beschikt. Dat is in wording. Het klopt dat we de gezondheidscoördinator nu in eerste instantie de opdracht hebben gegeven om prioritair aandacht te besteden aan gezonde voeding en beweging. Wel is het zo dat er al wel een netwerk op poten is gezet om de scholen te ondersteunen bij het opstellen van deze draaiboeken. Daarbij spelen onze LOGO's dan ook weer een belangrijke rol. De partners van Welzijn zullen zowel met die LOGO's als de preventiewerkers van de centra voor geestelijke gezondheidszorg rond de tafel zitten en de scholen ondersteunen bij het opstellen van dat draaiboek.
Er mag geen misverstand over bestaan: het is niet omdat scholen een draaiboek hebben waarin, bijvoorbeeld, het aspect van de vroegdetectie is opgenomen, dat daarmee een verantwoordelijkheid wordt gelegd. Dat is niet de bedoeling. Wel is de bedoeling van een dergelijk draaiboek dat in de scholen op voorhand zou worden nagedacht over een aantal aangelegenheden. We stellen vast dat mensen heel wat vragen hebben. Ze weten bijvoorbeeld niet goed wat de signalen ter zake zijn. Er moet niet worden gewacht op een crisissituatie om die hele denkoefening te doen. Dat is het cruciale punt van dit draaiboek. Als een dergelijke situatie ontstaat, moet die denkoefening al achter de rug zijn. Die oefening behelst vragen zoals wie de partners in de schoolomgeving zijn, wat een netwerk is, wat een sociale kaart is, wie eventueel waarvoor in aanmerking kan komen en wie kan worden gecontacteerd. Dat is vooral de bedoeling. Ook schuiven we hiermee een stramien naar voren. Bij deze problematiek komen heel veel aspecten aan bod. Het gaat over meer dan alleen crisisopvang. Meestal hebben scholen al nagedacht over suïcidepogingen bij leerlingen omdat ze er vaak al mee zijn geconfronteerd, maar dit gaat natuurlijk veel ruimer. We willen de scholen helpen wat dat betreft. Er is een stramien. Er is sprake van diverse deelfacetten. Het is nuttig en zinvol dat er minstens een gedachtewisseling is gebeurd over die facetten. Experts kunnen ter zake mee een richting bepalen. Zo voorkomen we dat er plots moet worden geïmproviseerd. Dat is immers meestal het probleem: scholen hebben er nog niet over nagedacht en moeten improviseren. Dan gaat er vaak heel kostbare tijd verloren.
Ik deel uw bekommernis. De implementatie hiervan zal zorgzaam moeten gebeuren. Het is niet zo dat alle scholen al een draaiboek hebben, maar het is wel zo dat we nu met de structuren, met onder meer onze LOGO's en de CGG-preventiewerkers, de stappen aan het zetten zijn ten opzichte van het onderwijs om die gezondheids-cao die werd afgesloten met minister Vandenbroucke, uit te voeren.
Het incident is gesloten.