Verslag plenaire vergadering
Verslag
Mevrouw Berx heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, collega's, de laatste dagen was er een en ander te doen over de nieuwe maatregelen inzake de kosteloosheid en de maximumfactuur. Het is ook een hot item op de vele schoolfeesten geworden die op dit moment plaatsvinden. De gegevens zijn gekend. Al wat nodig is voor het halen van de eindtermen moet kosteloos zijn in het basisonderwijs. Er is een scherpe maximumfactuur voor het verlevendigen van de eindtermen. 20 euro per jaar voor de kleuters en 60 euro in het basisonderwijs. Daarnaast is er nog een globale maximumfactuur van 360 euro voor de meerdaagse uitstappen voor het geheel van de zes jaren lagereschooltijd.
Mijnheer de minister, dat is ambitieuzer dan wat er in het regeerakkoord staat. Daarin staat dat de kosteloosheid en de maximumfacturen zouden worden ingevoerd vanaf het zesde leerjaar en aflopend naar de lagere jaren. U maakt zeer terecht een koppeling tussen de kosteloosheid, de maximumfacturen en de invoering van de nieuwe financiering betreffende het leerplichtonderwijs. Dat vinden wij zeer goed. CD&V heeft dit vaak bepleit in de commissie Onderwijs. Het is belangrijk omdat een leerling in het gesubsidieerd onderwijs nog altijd 150 euro minder aan werkingsmiddelen genereert dan een leerling in het gemeenschapsonderwijs.
Ik heb vragen met betrekking tot de kosteloosheid en de maximumfacturen en met betrekking tot de financiering van het leerplichtonderwijs. Kunt u bevestigen dat de kosteloosheid en de maximumfacturen effectief slechts in werking treden in de mate dat het nieuwe financieringssysteem echt op kruissnelheid raakt? Bent u van mening dat het niet aan de lagere school toekomt om nog langer sneeuwklassen te organiseren?
De scholen zullen moeten kiezen. Als ze dat al kunnen binnen de marge van 360 euro voor de globale periode in de zes jaar lagere school, zullen ze de afweging moeten maken: ofwel sneeuwklassen, ofwel andere meerdaagse uitstappen - want de beide combineren zal niet meer mogelijk zijn. Het zal het ene zijn - sneeuwklassen - of het andere: een combinatie van bosklassen, stadsklassen, zeeklassen, sportweken, enzovoort.
Hoever staat het met de nieuwe financiering voor het leerplicgtonderwijs? Beschikt het departement onderwijs over de nodige gegevens om de nieuwe financiering correct in te voeren? Ik vraag u dat omdat ik de hand heb kunnen leggen op een brief die u hebt gestuurd naar dertig basisonderwijsscholen en naar dertig secundaire scholen. Deze scholen moeten ouders bevragen op het vlak van thuistaal én het onderwijsniveau van de moeder. Opnieuw wordt gewerkt met een bevraging van de ouders: welke taal spreken ze thuis, welke taal spreken de kinderen thuis, welke taal spreken de kinderen met de vriendjes en welke taal wordt het meest gebruikt?
Nochtans, recent benadrukte een van uw kabinetsmedewerkers in een zeer interessante uiteenzetting voor de Vlor dat het zeer belangrijk is dat de gegevens op basis waarvan de nieuwe financiering gebeurt, objectief, stabiel en gemakkelijk vaststelbaar zijn. Zij moeten maximaal gebaseerd zijn op databanken en zo weinig mogelijk op zelfidentificatie en bevragingen. Met die brief zet u een stap terug naar ondervragingen, verklaringen op eer, enzovoort. Ik sluit hier ook aan bij een debat dat we voerden in de commissie Werk: kunnen we de personen met een migratieachtergrond niet detecteren op basis van het Rijksregister of van de historiek van nationaliteiten, of eventueel op basis van echte taaltests, en dus op basis van vaststelbare gegevens, zodat we niet moeten werken op basis van verklaringen op eer?
Mijn laatste vraag gaat over de tweede en derde graad van het secundair onderwijs. Uw medewerker gaf het al aan, en u hebt het hier bevestigd, dat we in het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs de nieuwe financiering sneller, in principe vanaf 2008, zullen doorvoeren. We moeten met betrekking tot de tweede en derde graad van het secundair onderwijs eerst nog een discussie voeren over de structuur van dat onderwijs. Is er al meer zicht op de overgangssituatie? Zal de 40 miljoen euro, die werd aangekondigd door uw kabinetsmedewerker, op een andere manier worden verdeeld? En zo ja op dewelke? Denkt u aan een nieuwe GOK-cyclus, maar dan op basis van makkelijk vaststelbare indicatoren die ook zullen worden gebruikt voor het basisonderwijs en voor de eerste graad secundair onderwijs, en niet langer op basis van betwistbare indicatoren? Daarover hebben we het, voor wat de tweede en derde graad betreft, al vaker gehad.
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Dank u, mevrouw de voorzitter, ik wil eerst het uitgangspunt waarvan ik in heel deze discussie vertrek, nog eens verduidelijken. Het uitgangspunt is dat we eerlijk moeten zijn met de ouders en eerlijk met de scholen.
Eerlijk zijn met de ouders betekent onder meer dat je hun niet wijsmaakt dat naar school gaan plotseling niets meer kost. Dat is niet zo. Een boekentas zal geld blijven kosten; een warme maaltijd, wat een dienstverlening is buiten de eigenlijke onderwijsdoelstelling, zal nog altijd geld kosten. Bovendien gebeuren er op school allerlei boeiende, leuke en belangrijke dingen, die een beetje verder gaan dan de eigenlijke onderwijsdoelstellingen. Die dingen moeten kunnen blijven gebeuren, en daarvoor mag men van de ouders ook een bijdrage vragen. Ik heb dat zeer duidelijk gemaakt. Een van de redenen waarom ik zo heb benadrukt dat er niet alleen de kosteloosheid is van wat strikt gebonden is aan de eigenlijke onderwijsdoelstellingen, maar dat je daarnaast nog andere bijdragen hebt waarover je ook afspraken moeten maken, is precies dat ik de ouders duidelijk wil maken dat de boodschap niet is dat ze nooit meer hun portemonnee zullen moeten openmaken.
Daarin heb ik nagestreefd om eerlijk te zijn met de ouders: geen illusies verkopen, geen loze praatjes verkopen.
Dat betekent natuurlijk ook dat je tegelijkertijd moet vermijden dat scholen eventueel een uitlaatklep zouden zoeken in allerlei andere bijdragesystemen voor financiële problemen of financiële ambities die ze zouden hebben. Daarom heb ik van bij de vorming van de regering gezegd dat je moet vermijden dat wat we met de linkerhand kosteloos maken door de rechterhand van de schoolbesturen wordt teruggenomen.
Je moet dus naar alles kijken. Je moet in de schoolraad eerlijke afspraken maken over de bijdrage voor de warme maaltijd. Meer zeggen we niet, maar dat moet wel worden besproken met de ouders. Je moet ook een plafond hanteren voor wat er wordt gevraagd voor allerlei andere activiteiten, die wel belangrijk kunnen zijn maar die verder gaan dan de eigenlijke onderwijsdoelstellingen. Ook dat moet worden besproken met de ouders.
Daar wens ik ook in Vlaanderen, van Maasmechelen tot in Oostende, een duidelijke lijn te trekken om excessen te vermijden. Ik wil vermijden dat sommige scholen zich, misschien zelfs met enige graagte, gaan nestelen in de reputatie van duur te zijn. Dat mag niet gebeuren. De plafonds die ik hanteer, hebben de bedoeling om excessen te vermijden. Zeer veel scholen hebben vandaag al geen enkel probleem met de cijfers die we voorleggen. 60 euro per jaar voor bijkomende activiteiten in de lagere school is voor veel scholen eigenlijk een vrij normaal tarief. 360 euro voor meerdaagse uitstappen bekeken over de periode van zes jaar is voor veel scholen ook een vrij normaal tarief. Sommige scholen zeggen dat ze uitstappen of een combinatie van uitstappen doen die 450 euro of 500 euro kosten. Dan vraag ik om even te kijken naar het extra geld dat zal binnenkomen in de schoolbudgetten. Daar wilde ik ook eerlijk over zijn met de scholen.
We gaan de financiering van de werkingsbudgetten van de basisscholen versterken gedurende de komende twee maanden met 45 euro voor elke kleuter en elk kind in elke lagere school. Dat bedrag komt er lineair zo bij. Dat geld komt de volgende twee maanden toe. Dit zal jaarlijks gebeuren. We zullen de komende jaren een extra geldstroom op gang brengen bovenop die 45 euro van gemiddeld 130 euro per kind per jaar. Dat is gemiddeld 175 euro extra per kind in de kleuter- en lagere school per jaar. Dat men zich moet beperken tot 360 euro over zes jaar, is perfect betaalbaar voor de scholen. Ook de bijkomende activiteiten beperken tot maximum 60 euro per jaar, is perfect betaalbaar voor de scholen.
Omdat ik eerlijk wil zijn met de schoolbesturen, heb ik een koppeling gemaakt. We zullen de bijkomende eisen inzake plafonnering van bijdragen pas hard maken als er een nieuw decreet is op de financiering van de werkingsbudgetten van de basisscholen. De uitdrukking 'op kruissnelheid' gebruikt ú. Het ontwerp van decreet dat we hier in het parlement zullen bespreken, is glashelder. Het gaat over een nieuw ontwerp van decreet waardoor de werkingsbudgetten van de basisscholen op een andere en bijkomende wijze zullen worden gefinancierd.
Laat me heel duidelijk zijn, het gaat niet enkel om een vodje papier. Het gaat over een nieuw decreet waarbij er substantieel bijkomende werkingsmiddelen komen, waarbij de lat gelijk wordt gelegd over de onderwijsnetten heen en waarbij we voor het overige financieren op basis van school- en leerlingenkenmerken. Daarover gaat het inhoudelijk. Er is dus een koppeling op juridisch vlak tussen dit en de totstandkoming van het nieuwe decreet.
Ik hoop het nieuwe ontwerp van decreet tot stand te brengen voor de zomervakantie van 2008. Het stelsel van maximumfacturen zal kunnen ingaan vanaf het schooljaar 2008-2009. Als we hier in vertraging zijn met de eindstemming van het ontwerp van decreet, dan zullen we een schooljaar uitstel nemen voor de maximumfacturen.
De kosteloosheid wens ik wel - dat staat ook in het ontwerp van decreet dat door de Vlaamse Regering is goedgekeurd - onverkort te laten ingaan vanaf september volgend schooljaar. Waarom? Omdat we gewoon bevestigen wat in de Grondwet staat en wat in het decreet van 2001 staat. Dat is een bevestiging van wat bestaat. Eigenlijk zou men daarvoor zelfs geen bijkomend geld moeten vragen, maar ik heb er wel begrip voor dat er bijkomend geld voor nodig is. We storten de komende weken 45 euro per kind.
Ik herhaal dat de kosteloosheid voor het strikte onderwijsgebeuren vanaf september onverkort wordt ingevoerd. Beperkingen voor bijkomende activiteiten zijn realistisch en haalbaar, maar omwille van de eerlijkheid met de schoolbesturen wil ik dit koppelen aan een nieuw decreet dat een nieuwe financiering regelt. We maken de ouders niets wijs. Om naar school te gaan, zal de portemonnee nog altijd open moeten gaan. De scholen mogen bijdragen vragen voor boeiende en leuke activiteiten. Zo bieden we kansen aan kinderen die misschien anders nooit op uitstap gaan, die anders nooit naar het toneel gaan. We gaan het wel limiteren. Dit moet worden besproken in de schoolraad en mag bovendien nooit boven 60 euro gaan voor kleine uitstappen en activiteiten, en nooit boven 360 euro voor meerdaagse uitstappen over zes jaar bekeken.
Met het geld dat we extra ter beschikking stellen, moet dat perfect haalbaar zijn. Ik weet natuurlijk ook dat mijn cijfers over de bijkomende injectie gemiddelden zijn. Het cijfer zal natuurlijk van school tot school verschillen. Ik kan me evenwel moeilijk inbeelden dat er scholen zullen zijn die met die bijkomende injectie het moeilijk zullen hebben om die engagementen waar te maken.
U vraagt zich natuurlijk af hoe het met het decreet over de financiering staat. Dat is geen eenvoudige taak. Ik heb ondertussen uitgemaakt dat vier sociale, economische en culturele kenmerken van leerlingen belangrijk zijn. Een: hebben de ouders een bescheiden inkomen of niet? We stellen dat vast via de schooltoelage. Twee: wat is het opleidingsniveau van de moeder? Drie: welke taal wordt thuis gesproken? Vier: woont men in een kansarme buurt, waar problemen dikwijls zijn geconcentreerd?
Vandaag kunnen we dat nog niet allemaal in databanken opslaan. De gegevens ontbreken. Zo moeten we de schooltoelage voor het basisonderwijs nog invoeren. Het initiatief is wel al door de commissie goedgekeurd. Dat zal echter pas in 2008 worden ingevoerd, en slechts met vertraging in het nieuwe financieringssysteem worden geïntegreerd. Verder wordt er voor andere gegevens nog aan nieuwe databanken gewerkt. Dat is de reden waarom ik aan dertig basisscholen en dertig secundaire scholen heb gevraagd om mee te werken aan een enquête die moet toestaan om gegevens te verzamelen op basis van de indicatoren. Een wetenschappelijk team heeft het representatieve staal samengesteld. Op dit ogenblik zijn de gegevens voor 87 percent van de leerlingen van deze zestig scholen al verzameld. Die oefening zal ons inzicht verrijken en een voorlopige simulatieoefening mogelijk maken.
In oktober wil ik de gegevens voor alle scholen hebben. Dat is een grootschalige oefening, die op 1 oktober zal starten. Op basis daarvan kunnen we dan op robuuste wijze simulatieoefeningen maken. Dit is een wetenschappelijk ondersteunde steekproef. Op lange termijn kunnen we niet blijven werken met bevragingen van ouders. In de toekomst wil ik werken met automatische gegevenstransmissies, en niet met bevragingen.
Het secundair onderwijs is een grote zorg van u. Terecht, want er zijn secundaire scholen die het moeilijk hebben. Ik heb besloten om het nieuwe financieringssysteem voor de omkadering in lesuren voor de tweede en derde graad nog even uit te stellen. Ik heb niet besloten om niets te doen. Ik wil 40 miljoen euro extra voor werkingsbudgetten - ik heb het niet over personeelsomkadering - voor de eerste, tweede en derde graad secundair onderwijs nu al in het leerplichtonderwijs binnenbrengen. Dat geld wordt verdeeld op basis van leerlingenkenmerken. In de mate van het budgettair mogelijke wil ik ook de omkadering versterken van de tweede en derde graad van scholen die het nodig hebben.
Ik zal dat doen op basis van de oude methode. Ik weet natuurlijk wel dat die niet goed is. Maar ik wil ook niet een halve stap zetten. Als ik een nieuw model lanceer, dan moet het perfect in orde zijn. Ik wil geen hybride model. Dat is de reden waarom ik ondertussen een derde GOK-cyclus wil. Ooit heb ik gezegd dat ik dacht dat dit niet nodig zou zijn, maar dat blijkt vandaag wel nodig te zijn om volgens het bestaande patroon GOK-uren voor het secundair onderwijs te financieren. Ik sluit echt niet uit dat ik dat versterk. Ik denk dat ik dat zal versterken op basis van het bestaande stramien van indicatoren. De werkingsbudgetten zal ik zeker versterken, want er ligt 40 miljoen euro in de meerjarenbegroting klaar.
Waarom zou ik niet van de eerste keer de tweede en derde graad volledig en definitief hervormen, ook wat de personeelsomkadering betreft? Dat roept vragen op waarover we grondig moeten nadenken. Hoe kijk je naar het evenwicht tussen studierichtingen? Hoe kijk je naar de rationaliteit van het aanbod? Hoe kijk je naar de versnippering van het aanbod? Wat is de taak van de tweede en derde graad? Dat zijn inhoudelijke vragen waarvoor het parlement de tijd moet nemen om ze te beantwoorden. Dat is evenwel geen reden om scholen die het moeilijk hebben, te laten wachten.
Ik dank de minister voor het zeer uitgebreide antwoord. Ik heb toch nog een vraagje over de maximumfactuur. U zegt dat u een duidelijke koppeling maakt tussen de goedkeuring van dit decreet en de goedkeuring van het decreet financiering.
Nee, we maken een koppeling tussen het luik maximumfactuur en het nieuwe decreet financiering.
U gaat 130 euro per kind bijvoegen. Gaat dat meteen gebeuren op het moment van goedkeuring van het decreet of gebeurt het gradueel? Welke overgangsbepalingen zijn er dan?
Dat zal gradueel zijn. Ik hoop dat het decreet goedgekeurd zal zijn voor de volgende zomervakantie, dus over een jaar hoop ik hier te discussiëren over het financieringsdecreet. De dag dat het gepubliceerd wordt in het Staatsblad, zal niet de hele geldstroom op gang komen, want dan hebben we een probleem met de meerjarenbegroting. Maar de 130 euro - gemiddeld, want dat bedrag zal verschillen van school tot school - vindt men als massa wel terug in het laatste jaar van de meerjarenbegroting. We zullen er toch vrij snel geraken. Maar ik koppel de maximumfactuur aan de goedkeuring van het decreet.
Mevrouw Demeulenaere heeft het woord.
Ik heb een kleine bijkomende vraag. U gaat de middelen verhogen met 45 euro. In hoeverre zal dit bedrag toereikend zijn als we de eindtermen gaan herzien, bijvoorbeeld de eindtermen voor ICT?
Dat is een goede vraag. Maar we injecteren voor de ICT-eindtermen 35 miljoen euro in het onderwijs om het materiaal op punt te stellen. Ik denk dat we voor de ICT-eindtermen een gigantische inspanning doen.
Die 45 euro per kind is meer dan de gemiddelde kost die men nu - eigenlijk een beetje wederrechtelijk, want de Grondwet en het decreet van 2001 zijn duidelijk - aanrekent voor eindtermdoelstellingen. Met die 45 euro komen we echt wel toe, voor de kosteloosheid.
Ik waardeer het dat u expliciet aangeeft dat ouders de boodschap moeten krijgen dat er ook voor onderwijs inspanningen, ook financiële, gevraagd mogen worden, maar dan inderdaad op een correcte manier.
Het incident is gesloten.