Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over antidiscriminatie bij lokale besturen
Verslag
De heer De Loor heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vandaag lanceerde u samen met uw collega, minister Vandenbroucke, een oproep tot meer diversiteit in het personeelsbeleid bij de lokale besturen. De oproep was gericht tot de 308 gemeenten en OCMW's en wil van diversiteit een strijdpunt maken.
En dit op twee vlakken: enerzijds voor de dienstverlening aan de burgers, anderzijds voor een afspiegeling van de kleur van onze samenleving in het personeelsbeleid. Ik wil focussen op dit tweede element.
De lokale besturen moeten het goede voorbeeld geven. Het personeelsbestand moet een afspiegeling zijn van de kleur, letterlijk en figuurlijk, van onze samenleving. Ik ben bijzonder verheugd met uw oproep, mijnheer de minister. Als lokaal mandataris beschouw ik het als een uitdaging om werk te maken van diversiteit en daar plaats voor te maken in ons personeelsbestand. Ik stel echter vast dat er enkele stokken in de wielen zitten. Diversiteit is moeilijk te vertalen naar de praktijk.
Mijn stad Zottegem is een van de goede leerlingen van de klas in deze materie. Het OCMW heeft een tewerkstellingsproject dat 7 personen met een handicap tewerkstelt. Maar we stoten op enkele obstakels. Het gebeurt al bij de aanwerving. De doelgroep begint niet met gelijke kansen. Als personen met een handicap deelnemen aan een examen of aanwervingsprocedure voor een functie in ons personeelsbestand, starten ze door de aard van hun handicap met een zekere achterstand. Daardoor is het niet mogelijk om hen een contract van onbepaalde duur aan te bieden.
Maar waar een wil is, is een weg. Zottegem heeft dat opgelost door projectmatig te werken. We hebben er met de goedkeuring van Oost-Vlaanderen een project van gemaakt, dat weliswaar maar drie jaar geldt. We moeten telkens opnieuw een project indienen, en de personen met een handicap hebben daardoor slechts recht op een contract van maximum drie jaar. Dat is dan een tweede, figuurlijke, handicap waarmee ze te maken krijgen. Ze leven in de onzekerheid of hun contract na deze legislatuur wel zal worden verlengd. Voor die doelgroep is niets zo slecht als onzekerheid. Daar leven ze al heel hun leven mee, niet alleen inzake tewerkstelling, maar ook op andere domeinen.
Mijnheer de minister, ik twijfel er niet aan dat u de lokale besturen een weg zult aanreiken om diversiteit waar te maken. Hoe wilt u de aanwervingspolitiek praktisch organiseren, zodat deze doelgroep echt gelijke kansen krijgt? Hoe wilt u ervoor zorgen dat de gemeentebesturen gehoor geven aan uw oproep? Wilt u aan de lokale besturen stimuli geven, zodat ze in het personeelsbeleid aan diversiteit doen?
Mevrouw Morel heeft het woord.
Vandaag konden we in de krant lezen dat een aantal ministers van de Vlaamse Regering ervoor pleiten dat lokale besturen meer kleur bekennen. Ik citeer: "De uitdaging is diversiteit een plaats te geven in het personeelsbestand. Mensen met een handicap, ouderen, allochtonen en laaggeschoolden moeten een volwaardige plaats krijgen in het aanwervingsbeleid van de lokale besturen."
Dat is prachtig, zonder enige twijfel. Ik ben ook blij dat de heer De Loor zegt dat het personeel in de gemeenten een afspiegeling moet zijn van de maatschappij. Het deed mij veel plezier dat te horen.
Ik heb de beleidsnota van minister Van Brempt, de minister van Gelijke Kansen, aan wie deze vraag gericht is, er even bij genomen. De minister zegt dat het gelijkekansenbeleid zich tot doel stelt de achterstand die er momenteel is, te compenseren.
Mevrouw de minister, ik stel mij daar enkele vragen bij. Ik heb u heel weinig gehoord toen recent enkele flagrante inbreuken op wat hier op algemeen applaus wordt onthaald, in de pers verschenen. Ik denk dat zelfs ú niet naast die inbreuken kon kijken. Ik doel op heel concrete dossiers, onder meer over laaggeschoolden. U herinnert zich ongetwijfeld het dispuut van enkele dagen geleden in Vilvoorde. Een dame was aangenomen als poetshulp bij een vzw van het Vilvoordse OCMW, maar toen ze haar contract ging tekenen, kreeg ze te horen dat ze niet meer welkom was als laaggeschoolde poetshulp omdat ze Vlaams Belanger was. Dat is natuurlijk een ongelooflijke vorm van discriminatie. Ik denk dat u het daarmee eens bent.
Wij zijn eens gaan kijken wie zo gruwelijk was om de laaggeschoolde dame die een job kreeg bij de overheid, op die manier te behandelen. Het bleek een partijgenoot van u te zijn: de heer Bonte, die OCMW-voorzitter is en volkvertegenwoordiger voor uw partij. (Opmerkingen)
Ik heb het tegen minister Van Brempt. Mijn vraag is gericht aan minister Van Brempt, maar zij doet blijkbaar niet de moeite om recht te staan, zoals voorzien in het reglement. Daar kan ik niets aan doen.
De heer Bonte zei dat het hem logisch lijkt om die mensen niet aan te nemen. In dat debat heb ik u, de minister van Gelijke Kansen, niet gehoord. Ik heb u ook niet gehoord toen professoren van de KULeuven zeiden dat iemand die Vlaams-nationale sympathieën heeft of Vlaams Belanger is, geen professor kan worden aan de universiteit. Ik heb u evenmin gehoord toen een allochtone kandidate van het Vlaams Belang haar job kwijtraakte. Ze had nochtans de juiste huidskleur, waarover we u anders zo vaak horen, maar jammer genoeg was ze Vlaams Belanger. Ik heb u niet gehoord toen tientallen mensen uit de vakbond werden gezet omdat ze kandidaat waren op Vlaams Belanglijsten. Ik lees in uw nota nochtans dat iedereen gelijk behandeld moet worden. Ik heb u enkel gehoord in de zaak-Ferryn, maar ik heb u niet gehoord in de zaak van de heer Van Boxel, mevrouw Osmani en mevrouw Van Zele, allemaal allochtonen die zich engageren in de gemeente, die zich integreren, die zich willen inzetten voor een betere samenleving. Ik heb u niet gehoord toen zij werden afgeslacht.
Op onze lijsten stonden 25 laaggeschoolden, 3 allochtonen, 12 gehandicapte mensen en 65 bruggepensioneerden. Zij zijn allemaal uit de vakbond gegooid wegens hun overtuiging. Anderen verloren hun werk.
Ik heb de indruk, en ik richt mij hier tot de beide ministers, dat in Vlaanderen de ene kleur de andere kleur niet is. Diversiteit in de gemeente heeft blijkbaar niets te maken met handicap, leeftijd, scholingsgraad, zelfs niet met huidskleur, zoals nochtans vermeld door beide ministers in het artikel. Het heeft enkel te maken met de partijkaart. Mevrouw de minister, ik vind het jammer dat u, als minister van Gelijke Kansen, het onderscheid maakt wie er meer of minder gediscrimineerd mag worden. Ik hoop dat u, naar aanleiding van het antidiscriminatiedecreet dat u al heel lang voorbereidt, rekening zult houden met de blaam die uw collega's aan de overkant van de straat opliepen toen het Arbitragehof een deel van hun wetsvoorstel vernietigde. Ik hoop dat dit decreet politieke overtuiging zal uitsluiten.
Mevrouw de minister, wat gaat u doen voor de mensen die hun job kwijt zijn vanwege hun politieke overtuiging? Wat gaat u doen aan het feit dat die mensen financiële verliezen lijden doordat ze niet in een vakbond mogen zitten? Uw federale collega, minister Vanvelthoven, heeft dat overigens ruiterlijk toegegeven. Wat is uw politieke engagement om die mensen te helpen?
Bent u van plan om in het antidiscriminatiedecreet, dat u momenteel voorbereidt, rekening te houden met de adviezen die het Arbitragehof hierover heeft gegeven? Of bent u van plan om dezelfde fout te maken en ons te verplichten om naar het Arbitragehof te stappen om dat recht te zetten? (Applaus bij het Vlaams Belang)
Minister Keulen heeft het woord.
Mijnheer De Loor, het is belangrijk dat de lokale besturen een duidelijk signaal geven aan de klanten en aan het personeel van dat bestuur dat er niet wordt gediscrimineerd op basis van afkomst, gender, leeftijd of handicap. Daartoe worden middelen ter beschikking gesteld via de diversiteitsplannen. Minister Vandenbroucke trekt daar heel veel geld voor uit. Ik stel middelen ter beschikking van de gemeenten voor managers van diversiteit.
Ik stel vast dat de lokale besturen vaak vragen naar goede praktijkvoorbeelden. Op 23 mei vindt daarover een studiedag plaats. Daarbij zullen een aantal good practices in beeld worden gebracht. Sommige steden zijn vandaag al heel verdienstelijk op dat terrein. Een schoolvoorbeeld is de stad Ronse. Wanneer de stad Ronse nieuwe mensen aanwerft die binnen die kansengroepen vallen, dan stellen zij een meter of peter aan om die mensen te begeleiden en hen wegwijs te maken op de werkvloer. Ze organiseren ook cursussen op de werkvloer opdat die mensen het vakjargon zo snel mogelijk zouden leren kennen.
De werving gebeurt op een brede manier omdat niet iedereen de klassieke media consulteert. Er worden mensen aangeworven die bekwaam zijn en die aan de aanwervingsvoorwaarden voldoen, ongeacht hun huidskleur
Wat de nieuwe rechtspositieregeling betreft, moet 2 percent van het statutair en contractueel personeelsbestand bestaan uit mensen met een arbeidshandicap. Eigenlijk is dat de uitvoering van een federale wet uit de jaren 70. Men had daar al lang werk van moeten maken. Die federale wet gold wel alleen voor het statutaire personeel van de lokale besturen. Nu is die uitgebreid naar de contractuelen. Het contactuele contingent is immers groter geworden dan het statutaire.
De nieuwe rechtspositieregeling treedt in werking vanaf januari 2008. In 2008 zullen we de parameters van het Gemeentefonds opnieuw onder de loep nemen. De lokale en provinciale besturen die hun verantwoordelijkheid nemen, moeten daar op financieel vlak voor gecompenseerd worden vanuit het Gemeentefonds. Wie vandaag al werkt aan die diversiteit en aan de afspiegeling van de samenleving in het personeelsbestand, kan daar bij mij projecten voor indienen in het kader van 'managers van diversiteit'.
De meeste gemeenten zijn van goede wil. Ze stellen immers vast dat het goed overkomt bij potentiële investeerders om een open signaal te geven aan de wereld. Men wil samenwerken met besturen die open staan voor de wereld en niet met wie zich defensief opstelt en zich afschermt van de wereld. Via de herziening van het Gemeentefonds proberen we extra stimulansen te geven aan de gemeenten om personen met een arbeidshandicap een plaats te geven in de gemeentelijke organisatie.
Minister Van Brempt heeft het woord.
Mevrouw Morel, ik begrijp niet zo goed waarom de terechte vragen die hier worden gesteld, steeds gepaard moeten gaan met ranzige opmerkingen. Ik vind dat erg enerverend. Ik weet eerlijk gezegd niet wat de juiste kleur van iemand is.
De vragen zijn terecht omdat elke vorm van discriminatie moet worden bestreden. Daar ben ik het voor 100 percent mee eens. Vorige week heb ik in antwoord op een vraag trouwens gezegd dat politieke overtuiging zal worden opgenomen in het gelijkebehandelingsdecreet.
Daar mag u niet aan twijfelen. Net zoals in de Europese richtlijn zal de politieke overtuiging een van de gronden zijn die worden opgenomen in het decreet. Discriminatie moet dan echter wel op een juiste manier worden geïnterpreteerd. Dat geldt voor alle gronden die worden ingeroepen. Er is pas sprake van discriminatie als het verschil in behandeling niet objectief kan worden gerechtvaardigd. Er bestaan, met andere woorden, heel wat objectieve redenen waarom een verschillende behandeling mogelijk is.
Ik zal twee, misschien extreme, voorbeelden geven die de zaak echter wel scherp stellen. In het kader van de sociale economie subsidiëren wij heel wat mensen met een arbeidshandicap. Dat maakt dat er een verschil in behandeling is. We zeggen zelfs expliciet bij de aanwerving van die mensen wat de criteria zijn. Ik krijg daarover ook brieven van mensen die dat discriminerend vinden omdat ze niet aan de criteria voldoen. Toch blijf ik daaraan vasthouden omdat er objectieve gronden zijn. Die mensen hebben een duwtje in de rug nodig op de arbeidsmarkt.
Mijn tweede voorbeeld gaat over de politieke overtuiging. Stel, puur hypothetisch, dat op het secretariaat van het Vlaams Belang wordt beslist om iemand niet aan te werven omdat hij lid is van sp.a. Op dat moment is dat een absoluut objectieve reden. (Opmerkingen van mevrouw Marie-Rose Morel)
Toch wel. Daar bestaat ook rechtspraak over. De doelstellingen van die werknemer staan diametraal tegenover de doelstelling van de organisatie en de werkgever.
Mevrouw Morel, ik heb die twee voorbeelden gegeven om duidelijk aan te geven wat wordt verstaan onder objectieve gronden. Over de voorbeelden die u aanhaalt, kan ik niet oordelen. Het zou heel nefast zijn als u of ik dat zouden doen. Het is aan de rechtbank om te oordelen of het gaat over discriminatie of over een objectieve reden waarom er een verschil in behandeling is. Ik herhaal dat ik me absoluut niet bekwaam zou vinden om daarover te oordelen.
Het zal u niet ontgaan zijn dat ik niet van plan ben om op elke slak zout te leggen. Stel u voor dat een minister telkens op dat soort zaken zou reageren! Dat zou een bijzonder slechte zaak zijn.
De doelstelling moet in het algemeen duidelijk zijn. Ik denk dat dit het geval is. Er zijn verschillende gronden op basis waarvan discriminatie zal worden geëvalueerd. Het is dan aan de rechtbank om zich daarover finaal uit te spreken. De rechtspraak vordert daar ook gestaag in.
Ik dank beide ministers voor het antwoord. Ik ervaar het diversiteitsverhaal inderdaad als zeer positief. Ik ben er meer dan overtuigd van dat de lokale besturen daarin een sociale rol moeten spelen. Dat is ook het uitgangspunt van mijn vraag. Mijnheer de minister, als u voor uw studiedag nog op zoek bent naar 'good' of 'best practices', dan is Zottegem zeker bereid om daar een steentje toe bij te dragen.
De federale wetgeving stelt een percentage voorop dat moet worden behaald. In de praktijk ondervinden we dat daaraan dikwijls niet wordt voldaan. Het verheugt me dan ook enorm dat er extra's worden opgenomen in het Gemeentefonds voor gemeenten die daar versneld werk van maken.
Het is een uitdaging voor lokale besturen om daaraan te kunnen participeren. (Applaus bij sp.a-spirit)
Ik heb iets zeer interessants gehoord van beide ministers. U hebt het beiden over een afspiegeling van de samenleving. Ik hoop dan ook dat u dit ook zult verdedigen op gemeentelijk vlak. Dan mag in Antwerpen 33 percent van de ambtenaren Vlaams Belanger zijn. (Rumoer)
Dat is schitterend.
Mevrouw Morel, er zijn nog altijd aanwervingsexamens. Er zijn nog altijd objectieve parameters. De politieke overtuiging mag daarin geen rol spelen. Men moet op de eerste plaats bewijzen dat men bekwaam is en geschikt om de job goed uit te oefenen.
U zegt dat iemand van het Vlaams Belang minder goed poetst dan iemand die niet van het Vlaams Belang is. Is het dat wat u beweert? Is het dat wat u nu zegt?
Neen, integendeel. (Opmerkingen mevrouw Morel)
Dit wordt live uitgezonden. U maakt een karikatuur van zichzelf.
Ik heb duidelijk gezegd dat de mensen moeten bewijzen dat zij geschikt zijn voor de job. De politieke overtuiging speelt daarin geen rol, tenzij de organisatie werkt vanuit een bepaalde doelstelling, vanuit een bepaalde filosofie. Zoals een politieke partij inderdaad iemand kan weigeren die behoort tot een andere politieke partij. Dat is een objectief verschil.
Mijnheer de minister, mag ik mijn repliek beëindigen of niet? Ik zie wat u elke dag doet. Ik zie dat zeer goed.
U wordt zeer snel kwaad op basis van een objectieve uitleg waarmee wij pleiten voor correctheid.
Mijnheer de minister, mag ik nu eindigen of niet?
U moet niet zo kwaad worden. Dat wordt u altijd heel snel als u wordt tegengesproken.
Mag ik nu eindigen? U weet dat iemand die ongelijk heeft, maar door blijft praten hé, mijnheer de minister.
Mijnheer de minister, die dame is aangenomen, krijgt een contract, is goed bevonden door de diensten van de sp.a, door de diensten van mijnheer Bonte. Op het ogenblik dat ze haar contract komt tekenen, is ze plotseling niet meer goed genoeg omdat ze een bepaalde politieke kleur heeft. Als u dan beweert dat dat geen discriminatie is, mijnheer de minister, dan weet u niet waarmee u bezig bent. Dat heeft niets te maken met criteria, dat heeft te maken met politieke voorkeur. Dit is een discriminatie, die zelfs wordt veroordeeld in het Europa waarmee u zo graag schermt.
Mevrouw Morel, het is niet omdat u hysterisch doet dat u gelijk hebt.
Ik doe niet hysterisch, mevrouw de minister. Verre van.
Wat moet dat dan zijn als u hysterisch wordt. (Rumoer)
U hebt absoluut niet geluisterd naar wat ik heb gezegd. En u wordt ook niet gehinderd door enige dossierkennis, mevrouw Morel.
U hebt zelfs geen weet van de dossiers waarover u spreekt.
Ik heb u het verschil uitgelegd tussen objectieve behandeling of niet. Ik zal het u nog duidelijker zeggen.
Het is eerst aan mij om te repliceren, en dan is het weer aan u, als ik mij niet vergis. U sprak over objectieve redenen. U zegt dat er in de sociale economie bepaalde subsidies zijn om de mensen vooruit te helpen. De voorbeelden die ik u hier heb genoemd, mevrouw de minister, dat zijn discriminaties puur op basis van politiek. Dat zijn mensen die door hun examen zijn geraakt, dat zijn mensen die goed bevonden zijn voor hun job door diensten van de overheid. (Opmerkingen van de heer Peumans)
Het is de taak van de minister, mijnheer Peumans, om de gelijke kansen te behartigen. Als u er iets over wilt zeggen, had u ook een vraag moeten indienen.
Bij Ferreyn waren ze er als de kippen bij, en ik merk enkel, mevrouw de minister, dat u zeer dubieus omgaat met discriminatie en gelijke kansen. Wanneer het in uw kraam past, dan bent u er als de kippen bij om op dit podium te verklaren dat alle Vlamingen gelijk zijn voor de wet. Wanneer het niet in uw kraam past, blijft het muisstil op uw kabinet. Dat heb ik hier vandaag willen aanklagen.
De heer Vermeulen heeft het woord.
Mijn excuses, voorzitter, dat ik de ambiance even onderbreek. Maar ik zou in dit cruciale debat toch ook een cruciale factor centraal willen stellen, namelijk het examen.
Die vrouw was geslaagd voor haar examen, mijnheer.
Mevrouw Morel, de heer Vermeulen heeft nu het woord.
Ik wou dit even op een breder vlak trekken omdat we daar ook in ons lokale bestuur niet altijd even gemakkelijke en goede ervaringen mee hebben gehad. Bij veel examens, waarmee men dan toch de diversiteit wil realiseren of ze minstens een kans geven, blijkt dat namelijk niet zo goed te lukken.
De meesten onder ons en de meeste van onze administraties denken bij examens aan dikke boeken, aan geschreven of multiplechoice-examens, of aan goede taalvaardigheid. Maar dat is voor een aantal jobs minder belangrijk. Het is essentieel, om te bereiken wat u wilt in verband met diversiteit, dat examens naar competenties voor die of die specifieke functies zoeken. Dat is, het is nu eenmaal zo, heden ten dage nog maar zelden of nooit het geval. Wij hadden de ervaring met examens voor polyvalent vakman, of arbeiders op de groendienst. Die moeten niet vlot ter tale zijn of een boek kunnen lezen. Die moeten op tijd zijn, vakkennis hebben en dergelijke.
Daarom heeft onze bevoegde schepen, de heer Van Peel, na de discussie die we lokaal voerden, gezegd dat we dat examensysteem zeer grondig, weliswaar geleidelijk, moeten en zullen omturnen.
Daar komt nog bij dat veel van de doelstellingen die u wilt bereiken inzake diversiteit hebben te maken met voortrajecten, opleidingen en dergelijke.
Die voortrajecten marcheren goed en de betrokkene kan gedurende een periode in zijn functie groeien. Maar als ze dan op een bepaald moment op de barrière van een stads-, gemeentelijk of ander examen botsen, dan zal de motivatie naar beneden gaan en zullen er geen mensen meer worden gevonden om toe te leiden. Op die manier zal de diversiteitsdoelstelling niet worden gerealiseerd. Willen we diversiteit realiseren, dan zullen we de examens zeer goed in het oog moeten houden en zorgen dat we ons op competenties concentreren en niet enkel op abstracte vaardigheden of diploma's. En het gaat hier niet over moeilijker of makkelijker examens, maar over examens die ervoor zorgen dat de juiste man of de juiste vrouw op de juiste plaats terecht komen.
De heer Peumans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik moet even emotioneel bekomen. Ik wil een oproep doen, en de minister van Binnenlandse Aangelegenheden weet dat, om dit alles te doen met zoveel mogelijk respect voor de lokale besturen. We worden overladen met van alles en nog wat.
Mevrouw Morel, ik denk dat gemeentebesturen veel meer aan diversiteit doen dan u denkt. Ik stel vast dat u vragen stelt aan ministers over onderwerpen waarover ze eigenlijk niets te zeggen hebben. (Opmerkingen van mevrouw Marie-Rose Morel)
Neen, er bestaat nog altijd zoiets als de autonomie van plaatselijke besturen. Ik stel voor dat u eens het boek van de heer Vande Lanotte leest over de staatstructuren. Dat is een goed boekje. U moet weten waar u de vragen stelt. Ik moet deze twee ministers niet verdedigen, maar als u vragen stelt over mensen die uit vakbonden worden gezet, dan heeft geen van deze twee ministers daar iets mee te maken. (Opmerkingen van mevrouw Marie-Rose Morel)
Mijnheer Peumans, maak uw betoog af.
Mevrouw de voorzitter, dit is niet te doen. Ik krijg het emotioneel niet verwerkt hoe mevrouw Morel met dit parlement omgaat.
Het enige wat ik wil zeggen, mevrouw Morel, is dat u moet weten waar u de vragen moet stellen. Dat moet u nog leren in plaats van met allerlei leuke dingen bezig te zijn in dit leven. (Opmerkingen van mevrouw Marie-Rose Morel/Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mijnheer Peumans, de herziening van het Gemeentefonds, u kent mij, ik ben ook een communalist, gaan we doen in samenwerking met de VVSG. Op die manier mag de gemeentelijke inbreng in het debat duidelijk klinken.
De uitvoering van de non-discriminatiecode is breed gedragen door alle lokale besturen want dit staat in het sectorconvenant 2005-2007. Dit is dus zowel gedragen door de VVSG namens de lokale besturen als door de drie grote vakbonden. Er is een breed draagvlak voor.
Mevrouw Morel, ik heb daarnet al gezegd toen ik u onderbrak - mijn excuses trouwens voor het onderbreken op zich - dat uw verhaal van 33 percent van de stemmen en dus 33 percent Blokkers in de organisatie van de stad niet helemaal klopt. Dit moet gebeuren op basis van proeven, bekwaamheid en geschiktheid. Discriminatie kan niet. Wat de principes betreft, sta ik voor 100 percent achter de uiteenzetting van minister Van Brempt. Voor de rest heeft daar niemand problemen mee, behalve uw fractie en dan moet u zich daar vragen bij stellen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw de voorzitter, ik stel vast dat er niet is geluisterd naar het antwoord. Overtuiging komt in het decreet.
Ik wil de heer Peumans bijtreden als hij zegt dat u deze vraag niet hier moet stellen. Aanwervingsprocedures hebben te maken met lokale en federale materies. Dat is geen bevoegdheid van dit parlement.
In algemene termen wil ik herhalen dat er met betrekking tot politieke overtuiging objectieve redenen zijn om iemand te weigeren en dan is er geen discriminatie en anders wel. Het is echter niet aan u om dit te beoordelen, maar wel aan de rechtbank. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mevrouw de voorzitter, ik was mijn vraag begonnen met te zeggen dat ik verheugd ben over dit initiatief. Ik beschouw het als een uitdaging voor de lokale besturen. Ik wens me dan ook aan te sluiten bij uw oproep aan de 308 Vlaamse gemeenten en OCMW's om volledig in het verhaal te geloven en ervoor te gaan.
Mevrouw de voorzitter, ik ben zeer verheugd te horen dat beide ministers discriminatie absoluut verwerpen. Ik ben zeer tevreden om van minister Van Brempt te horen dat politieke overtuiging in het decreet zal staan. Ik hoop dat we in het zinnetje dat erachter kwam geen addertje onder het gras moeten zoeken, maar ik ga absoluut uit van uw goede bedoelingen.
Het incident is gesloten.