Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Dames en heren, de algemene bespreking is geopend.
Mevrouw Robeyns, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, de commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media behandelde op 7 en 9 november het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid. Minister Anciaux heeft het ontwerp toegelicht. Hij stelde vast dat voor de opmaak van de jeugdwerkbeleidsplannen een aantal decretaal voorziene instrumenten of bepalingen door de gemeenten werden ervaren als overdreven procedurele vormvereisten of aanleiding gaven tot planlastverwarring. Bovendien waren de gemeenten ook vragende partij voor een betere afstemming op nieuwe tendensen en maatschappelijke evoluties.
Het ontwerp van decreet behelst dan ook twee aspecten: een administratieve vereenvoudiging en een actualisering van het decreet. De belangrijkste elementen van administratieve vereenvoudiging, zowel voor de gemeenten als de provincies, zijn de reductie van acht hoofdstukken van het jeugdbeleidsplan tot twee meer omvattende hoofdstukken, namelijk jeugdwerkbeleid en jeugdbeleid. Bovendien kan de zeer gedetailleerde beschrijving voor de opbouw van de verschillende hoofdstukken uit de uitvoeringsbesluiten worden geschrapt. Tot slot worden er ook een aantal bepalingen van pedagogische aard geschrapt.
De actualisering van het decreet gaf invulling aan een aantal nieuwe beleidskeuzes. Eerst en vooral vraagt het decreet uitdrukkelijk aandacht voor het hele jeugdbeleid van gemeenten en provincies. De twee hoofdstukken over jeugdwerkbeleid en jeugdbeleid hebben een evenwaardig belang. De prioriteit voor het hoofdstuk jeugdwerk is jeugdwerkinfrastructuur en voor jeugdbeleid is de prioriteit jeugdinformatie. Deze keuzes werden al gemaakt en aangekondigd in het kader van het tweede Vlaamse jeugdbeleidsplan.
Daarnaast wordt het concept van financieel logboek ingevoerd en wordt een duidelijker onderscheid gemaakt tussen de basissubsidies en de impulssubsidies. Ten slotte wordt, naar analogie met het decreet op het lokaal cultuurbeleid, bepaald dat aan de gemeenten en provincies maximaal eenmaal per jaar kan worden gevraagd gegevens aan te leveren.
Op 7 november werd een hoorzitting gehouden met vertegenwoordigers van de Vereniging van Steden en Gemeenten, De Vlaamse Jeugdraad en de Vereniging van Vlaamse Jeugddiensten en jeugdconsulenten.
De sprekers staan in grote lijnen achter de wijzigingen die in het ontwerp van decreet worden voorgesteld. Het VVSG betreurt dat wordt vastgehouden aan de driejaarlijkse planning en dat de financiering van de hoofdstukken jeugdbeleid en jeugdwerkbeleid, ondanks het feit dat deze domeinen evenwaardig zijn, niet gelijkwaardig is.
Ook de Vlaamse Jeugdraad kan zich grotendeels vinden in de inhoudelijke wijzigingen van het ontwerp van decreet. Hij had wel liever diversiteit als prioriteit gezien in plaats van jeugdinformatie. De raad vindt een wijziging van het decreet niet wenselijk en vindt de timing dan ook ongelukkig.
De VVJ ten slotte, hield een sterk pleidooi voor het behoud van een apart regelgevend kader voor het lokale jeugdbeleid met aparte subsidies.
Tijdens de algemene bespreking op 9 november waren er vragen en opmerkingen van mevrouw Rombouts en van mezelf. Mevrouw Rombouts is tevreden met het wijzigingsdecreet. Het schrappen van overbodige administratieve bepalingen is immers een goede zaak voor alle betrokkenen. Toch heeft zij bekommernissen geformuleerd die een blijvend aandachtspunt moeten zijn. Zij ondersteunt het pleidooi van de VVSG om in de toekomst beide hoofdstukken op een meer evenwichtige manier te financieren. Ze benadrukt tevens het belang van de goede samenwerking tussen de verschillende lokale actoren: de schepen van Jeugd, de jeugdconsulent en de Jeugdraad. CD&V vindt het dan ook belangrijk dat deze drie partners op een evenwaardige manier - ook financieel - worden ondersteund in hun opdracht. Daar dreigt na het wegvallen van de Jemp toch wel een lacune en dus een onevenwicht te ontstaan.
Tot slot formuleerde mevrouw Rombouts ook nog twee bekommernissen over de uitvoeringsbesluiten die momenteel in voorbereiding zijn. Een eerste bekommernis slaat op het uitvoeringsbesluit voor de prioriteitenregeling jeugdwerkbeleid. Er is namelijk niet voorzien in een koppeling tussen de prioriteitensubsidies en de uitgavenbewijzen.
Een tweede bekommernis betreft het feit dat in het uitvoeringsbesluit voor de prioriteit jeugdwerkinfrastructuur bepaald is dat gemeenten waar het jeugdwerk zelf een jeugdbeleidsplan moet indienen, slechts 80 percent van de voorziene subsidies ontvangen.
Ikzelf benadrukte eveneens dat het wijzigingsdecreet de goedkeuring wegdraagt van mijn fractie. Ik deelde aan de minister mijn bekommernis mee over het feit dat het momenteel op Vlaams niveau ontbreekt aan degelijke ondersteuning van de lokale jeugdraden. Aangezien de lokale jeugdraden in het wijzigingsdecreet een zeer belangrijke rol en verantwoordelijkheid krijgen, moet snel duidelijk worden hoe de lokale jeugdraden in 2007 zullen worden ondersteund tijdens de opmaak van de gemeentelijke jeugdbeleidsplannen.
In zijn antwoord verduidelijkte de minister dat wat de op til zijnde uitvoeringsbesluiten betreft de 80-percentregel nu ook reeds van toepassing en dus niet nieuw is. Volgens de minister klopt het evenmin dat de inkomsten die de gemeentebesturen kunnen verwerven voor de prioriteit jeugdwerkinfrastructuur, niet gekoppeld zijn aan de uitgaven in functie van deze prioriteit. De minister vindt het jammer dat men stelt dat er onvoldoende ondersteuningsinstrumenten zijn die lokale jeugdraden en jongeren kunnen helpen bij de opmaak van de nieuwe jeugdbeleidsplannen. Hij verwijst naar een aantal uitgaven die nog voor februari 2007 zullen verschijnen. De minister vermeldt tevens dat er in diezelfde periode nog drie ambtenarendagen, vijf provinciale trefdagen en vijf infomomenten voor de nieuwe schepenen van jeugd zullen plaatsvinden.
Het ontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid werd eenparig aangenomen met 9 stemmen. (Applaus)
De heer Marginet heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het voorliggende ontwerp van decreet komt terecht tegemoet aan een aantal verzuchtingen vanuit het jeugdwerk. Het is een noodzakelijke correctie op tekortkomingen uit het verleden. Toch wil ik enkele kritische kanttekeningen maken bij dit ontwerp van decreet.
In eerste instantie was er de bespreking van dit ontwerp van decreet in de commissie. De uiteenzettingen van de verschillende fracties waren veeleer beperkt. Los van de uiteenzetting van mevrouw Rombouts, met een kort aansluiten door mevrouw Robeyns, waren de besprekingen van de andere collega's nihil.
Dat hoeft niet te verbazen. Niet omdat dit ontwerp van decreet niet interessant of onbelangrijk zou zijn, maar veeleer omdat er weinig echt nieuwe zaken of fundamentele wijzigingen in voorkomen. En de nieuwe punten lijken meestal een logisch gevolg van de evolutie binnen het jeugdwerk en het jeugdwerkbeleid. Bij het vorige decreet bleek al dat een verdere verfijning zich opdrong. Vandaag krijgt deze verfijning en betere afstemming op het jeugdwerk concrete vorm.
Bij discussies in het verleden, en laatst vorig jaar nog, vroegen wij voor het Vlaamse jeugdwerk decretale rust. Mijnheer de minister, gun alstublieft het Vlaamse jeugdwerk die decretale rust! Deze smeekbede komt niet zomaar uit de lucht gevallen, maar is een aangehouden klacht die van hoog tot laag en al verscheidene jaren binnen het jeugdwerk wordt gehoord. Want de decreetgever blijkt immers nog steeds te vergeten dat het jeugdwerk niet bestaat uit vetbetaalde managers die in een voltijdse functie aan het hoofd staan van jeugdig Vlaanderen.
Mijnheer de minister, het Vlaamse jeugdwerk wordt geleid en begeesterd door een staalkaart van meestal en voornamelijk jonge vrijwilligers die onbezoldigd en onbaatzuchtig, terend op een gezonde dosis idealisme en enthousiasme dag in dag uit het Vlaamse jeugdwerk op de kaart zetten. En wanneer we vandaag diezelfde vrijwilligers met een nieuw decreet om de oren slaan, dan schijnen we te vergeten dat ze nu al opgezadeld worden met administratieve golems als Sabam, de billijke vergoeding, de zonevreemde lokalen en terreinen, de Vlarem II-wetgeving, het rookverbod op jongerenfuiven en in jeugdhuizen en nog een lange waslijst aan regelneverij. Het Vlaamse jeugdwerk smeekt: "Maak van ons geen bureaucraten. Laat Kafka in uw boekenkast. Begraaf ons niet onder de wetteksten, formulieren en regeltjes. Geef ons decretale rust!"
Ook het spook van de diversiteit komt terug. Het blijft de mantra in dit beleid. Het Vlaamse jeugdwerk moet en zal multicultureel zijn. Of de Mechelse allochtoon dat nu wil of niet, of de Iepers KSA'er daar nu zit op te wachten of niet, de minister zet als een lemming gefocust op zijn doel door en is voor geen rede vatbaar. (Opmerkingen van minister Bert Anciaux)
Net zoals in het verleden zegt het Vlaams Belang ook vandaag dat de inspanningen vanuit de hoek van de migranten zelf moeten komen. Zij moeten voluit gaan in hun engagement in onze samenleving. Zolang ze niet zelfde stap zetten of de moeite doen, zal de minister nog veel regeltjes, quota's en centen uit zijn diversiteitshoed mogen toveren. De hang naar een gediversifieerd jeugdwerk mag geen geforceerd en verstikkend proces worden op de kap van het Vlaamse jeugdwerk, tenzij de minister nu ook de Nobelprijs van de diversiteit en de betutteling zou willen verwerven. Ik beschouw u, met dergelijke adelbrieven, alvast als een grote kanshebber.
Bij een aantal technische artikelen viel vooral het verschil in visie op tussen de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en de Vlaamse Jeugdraad. De VVSG betreurt in alle mogelijke termen het vasthouden aan de driejaarlijkse planning, terwijl de Vlaamse Jeugdraad veeleer zegt heel tevreden te zijn dat de planningstermijn voor lokale jeugdbeleidsplannen dezelfde blijft. Het standpunt van de Vlaamse Jeugdraad kan alvast op onze instemming rekenen. We zijn er immers van overtuigd dat de jeugd snel evolueert. Er is een vlotte en soepele aanpak vereist, waarbij kort op de bal kan worden gespeeld. Jongeren zijn nu eenmaal vaak op dat moment in volle ontwikkeling van hun persoonlijkheid en in die periode druk op zoek naar hun plaats binnen de samenleving. De jongere van vandaag zal binnen drie jaar wellicht volledig anders zijn.
Gelukkig is iedereen, ook wij dus, het wel eens dat de administratieve vereenvoudiging een goede zaak is voor het jeugdwerk. Het schrappen van een pak - vaak overbodige - administratieve bepalingen en de zo vrijgekomen tijd kan enkel het jeugdbeleid en het jeugdwerkbeleid ten goede komen.
Ook de noodzakelijke stijging van het budget is meer dan ooit een goede zaak. Veel jeugdwerk is nog steeds niet de roof op het budget van 2004 vergeten en draagt hiervan nog steeds de gevolgen.
Een belangrijk aandachtspunt voor ons is en blijft de samenwerking tussen de lokale actoren, zijnde de schepen van jeugd, de jeugdconsulent en de jeugdraad, want zij moeten het jeugdwerk concreet maken.
Zeker de jeugdraad moet ernstig worden genomen en als een volwaardige partner worden betrokken bij het beleid. Zij kunnen geen beleid voeren - dat is de taak van de schepen - maar zij staan wel in de dagdagelijkse realiteit van de wereld der jongeren en bieden zeker en vast een meerwaarde voor het jeugdwerk. Dit samenspel kan enkel de jeugd ten goede komen. Hier is een blijvende coördinerende rol zeker nodig. Helaas lijkt het mij nog steeds onduidelijk of er een voldoende garantie is dat dit met voldoende kracht en duidelijkheid kan worden ingevuld na het wegvallen van de landelijke organisatie die instond voor de ondersteuning van de lokale jeugdraden, Jemp. Deze leemte moet zo snel mogelijk worden ingevuld.
Ik besluit dat met dit decreet geen spectaculaire of choquerende veranderingen worden doorgevoerd. Met dit voorstel van decreet worden een aantal van onze kritiekpunten bestendigd. Anderzijds is er de voortdurende drang van de minister om tijdens het spel de spelregels te veranderen.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral mevrouw Robeyns bedanken voor de goede verslaggeving. Daarin kwamen de accenten van de CD&V aan bod. Ik zal deze hier niet herhalen.
Als de heer Marginet zegt dat het decreet niet veel nieuwe elementen bevat, is dat voor ons ook geruststellend. Wij willen immers niet dat het jeugdwerk systematisch overhoop wordt gehaald en wordt opgezadeld met veel nieuwe regeltjes en decreten.
Het is belangrijk dat het decreet tijdig in voege kan treden zodat de planning tijdig en goed kan starten. Ik heb begrepen dat de uitvoeringsbesluiten op de regeringsagenda staan en dat ook dat goed kan worden afgewerkt.
Minister Anciaux heeft het woord.
Ook al worden er enkele kritieken geuit, mevrouw de voorzitter, er is een roerende eensgezindheid. Het decreet is een poging om inderdaad de rust te behouden in het jeugdwerk maar toch ook voldoende dynamiek te creëren, om zekerheid te geven en voldoende toekomstkrachten, en vooral om een aantal betuttelingen de wereld uit te helpen. Dat is juist: administratieve vereenvoudigingen, vertrouwen in de gemeentebesturen en een bijkomende groei van de jeugdinitiatieven op lokaal vlak liggen aan de basis van deze wijzigingen.
Ik wil de collega's bedanken voor de steun die gegeven werd en, zo hoop ik, zal worden gegeven aan deze wijzigingen.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2005-2006, nr. 947/1).
De artikelen 1 tot en met 28 worden zonder opmerkingen aangenomen.De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.