Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking
Mevrouw Helsen, verslaggever, heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, leden van de regering, collega's, de Commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie besprak op 12, 19 en 26 oktober en op 9 november 2006 het ontwerp van decreet betreffende de lerarenopleidingen in Vlaanderen.
Op 19 oktober werd een hoorzitting georganiseerd met de verschillende lerarenopleidingen, de onderwijsvakbonden en de Vlaamse Vereniging van Studenten. Er worden een aantal wijzigingen doorgevoerd binnen de lerarenopleidingen. Zo wordt de praktijkopleiding in de lerarenopleidingen van de universiteiten en centra voor volwassenenonderwijs uitgebreid. Ook het totale studievolume van de lerarenopleidingen van universiteiten en CVO's wordt uitgebreid tot zestig studiepunten. Daarnaast wordt binnen de geïntegreerde lerarenopleiding secundair onderwijs in de hogescholen het aantal onderwijsvakken teruggebracht van drie naar twee.
Voor alle leraren geldt voortaan eenzelfde beroepsprofiel en eenzelfde set basiscompetenties, die een brede visie inhouden op de professionaliteit van de leraar. Specifieke kwaliteitseisen op het vlak van de taalvaardigheid, meertaligheid, het kennis maken met onderwijsuitdagingen in een grootstedelijke context, zorg enzovoort worden nu expliciet gesteld.
In de verruimde stage moeten nieuwe leraren ook kennis maken met een waaier aan verschillende onderwijscontexten. Concreet betekent dit dat leraren in de toekomst naast het ASO ook in het BSO en TSO zullen moeten stage lopen, zoals dat overigens nu al de courante praktijk is in bepaalde lerarenopleidingen. Voor de praktijkopleiding komt er naast de stage een systeem van LIO-baan - leraar in opleiding - en het tijdelijke project rond mentorschap wordt structureel en veralgemeend. De mentor is een ervaren leraar die in de scholen beginnende leraren, leraren in opleiding en/of studenten-cursisten lerarenopleiding zal begeleiden en ondersteunen. Voortaan zullen alle lerarenopleidingen onder eenzelfde systeem van kwaliteitszorg vallen, namelijk dat van de visitaties, zoals het hoger onderwijs die al kent. De regering kan wel bijkomende evaluaties uitvoeren, indien zij daartoe reden ziet. Ten slotte worden de lerarenopleidingen van de drie aanbieders, universiteit, CVO en hogeschool, aangespoord tot samenwerking.
Tijdens de bespreking in de commissie bleek, vaak over de fracties heen, dat verschillende van die wijzigingen positief onthaald worden. Tegelijk werd gewezen op bepaalde problemen. Zo is de uitbreiding van de praktijkopleiding in bepaalde lerarenopleidingen op zich erg positief en nodig. Tegelijkertijd rijst daarbij het probleem van de beperkte absorptiecapaciteit van de stagescholen.
De uitbreiding van bepaalde lerarenopleidingen naar 60 studiepunten zal de kwaliteit ervan verhogen. Er kan daarnaast echter ook een spanning ontstaan met de studenteninstroom in een dergelijke zwaardere lerarenopleiding. De reductie van drie naar twee onderwijsvakken voor de geïntegreerde lerarenopleiding secundair onderwijs in de hogescholen maakt op zich een verdieping van de vakinhoudelijke opleiding mogelijk, naast ook ruimte voor andere aandachtspunten zoals zorg voor leerlingen met specifieke behoeften, omgaan met andere culturen, taalvaardigheid enzovoort. Men vreest echter ook dat studenten minder voor zogenaamde kleine schoolvakken zullen kiezen.
Mentorschap op zich is goed, maar men vraagt zich af of de middelen daarvoor voldoende zullen zijn en men heeft vragen over de precieze invulling van het mentorschap. Het idee van samenwerking tussen de verschillende lerarenopleidingen valt toe te juichen, maar de decretale tekst daarover is allerminst makkelijk leesbaar. Dat laatste geldt overigens ook voor het hele decreet. Het is opgevat als een wijzigingsdecreet van verscheidene decreten en er zal dan ook later werk worden gemaakt van een coördinatie in het kader van het toekomstige basisdecreet hoger onderwijs.
Daarnaast werden nog opmerkingen gemaakt bij zaken zoals de LIO-banen, het inschrijvingsgeld, de diversifiëring van de stages en de aanwezigheid van kansengroepen in de lerarenopleiding.
Ten slotte werden ook enkele amendementen ingediend, die deels werden geformuleerd na de hoorzitting. De amendementen gingen onder andere over de evaluatie van de stagecapaciteit en van het LIO-baansysteem, over financiële middelen voor het aantrekken van kansengroepen en over de samenwerking tussen de lerarenopleidingen.
Voor alle details verwijs ik graag naar het schriftelijke verslag. Het geamendeerde ontwerp van decreet werd in de commissie aangenomen met 10 stemmen bij 5 onthoudingen.
Mevrouw de voorzitter, vanuit de CD&V-fractie zou ik graag heel kort, aansluitend bij het verslag, nog een interruptie willen houden.
Collega's, mijnheer de minister, de CD&V-fractie heeft het in de commissie al naar voren gebracht: het ontwerp van decreet is voor het onderwijs zeer belangrijk omdat het betrekking heeft op alle onderwijsniveaus en omdat goed opgeleide krachten het fundament van ons Vlaams onderwijs vormen. De CD&V-fractie gelooft heel sterk dat dit decreet ernstige kansen biedt om de kwaliteit van de lerarenopleiding te verbeteren.
In de commissie hebben wij verscheidene opmerkingen gemaakt over het ontwerpdecreet. Wij hebben er ook uiting gegeven aan enkele zorgen. Wij hebben vooral de aandacht gevestigd op de problemen die mogelijk kunnen rijzen in verband met de stageplaatsen en de LIO-banen. Wij zijn zeer tevreden dat nu bij amendering op korte termijn in een evaluatie wordt voorzien om de nodige bijsturing te kunnen doen indien zich bij stageplaatsen en LIO-banen problemen zouden voordoen.
Wij hebben tijdens de commissiebesprekingen ook gewezen op de middelen die vandaag worden vrijgemaakt voor het mentorschap. Het mentorschap is een goed initiatief. Wij geloven dat het belangrijk is dat er een goede begeleiding is van stagiairs en van beginnende leerkrachten, maar wij willen toch nog onder de aandacht brengen dat het ook nodig is om het mentorschap op zeer korte termijn te evalueren en op te volgen, zodanig dat ook daar bijsturingen mogelijk zijn indien zou blijken dat er daarvoor onvoldoende middelen worden voorzien. Op dit ogenblik loopt er nog een proeftuin mentorschap. De reacties die wij krijgen uit de onderwijswereld wijzen erop dat het aantal toegewezen uren mentorschap beperkt is. Het is belangrijk om goed op te volgen wat precies het effect is van het mentorschap zoals het nu vorm krijgt in de proeftuin, en dat wij ook evalueren of we de doelstellingen die wij vandaag met betrekking tot het mentorschap vooropstellen ook effectief bereiken met de middelen die wij daar nu voor vrijmaken. Zo zullen wij dat ook, indien nodig, op korte termijn kunnen bijsturen.
Verder willen wij in deze plenaire vergadering geen bijkomende opmerkingen of bedenkingen formuleren omdat wij alles uitgebreid hebben toegelicht in de commissievergadering en omdat de nodige amendering daar toen ook is gebeurd. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Morel heeft het woord.
In de eerste plaats wil ik zeggen dat het verslag zeer goed was.
Ik zal het kort houden want we hebben in de commissie de gelegenheid gehad om hierover heel uitgebreid te debatteren. Er zitten zeker een aantal goede elementen in dit ontwerp van decreet, die de opleiding zullen verbeteren. Het was ook nodig dat het werd bijgestuurd want in het verleden waren er toch een aantal gaten in de wetgeving.
Enkele kleine opmerkingen. Het mentorschap bevredigt ons zeker en vast niet volledig. Men zegt dat er in financiële middelen is voorzien. De minister zegt: op topsnelheid 13 miljoen euro. Dat is inderdaad veel geld, maar als we kijken naar de berekeningen die mensen uit het vak hebben gemaakt, vrezen wij toch dat dit niet voldoende zal zijn. Wij denken ook dat het grootste deel van het geld zal terechtkomen bij de coördinatoren. Dit betekent dat de mentoren, dat zijn de leerkrachten die de nieuwe leerkrachten moeten begeleiden, opnieuw een beetje in de kou zullen komen te staan. Er zal opnieuw op worden op dat zij deze taak vrijwillig op zich nemen. Wij moeten eerlijk toegeven dat deze mensen al zeer zwaar belast zijn. Uit een aantal besluiten van de proeftuinen is ook naar voren gekomen dat de mentoren niet echt minder belast worden dan voorheen.
Destijds is die reductie van het aantal vakken ten dele verantwoord met de stelling dat dit belangrijk is voor de taalondersteuning. Men moet een taal voldoende onder de knie hebben vooraleer men die als leerkracht aan leerlingen kan doorgeven. We zijn het daar natuurlijk mee eens. In dit document missen we wel een uiteenzetting hoe dat precies in de praktijk zal worden gebracht.
Een laatste punt over het hoofdstukje 'reductie' gaat over de zogenaamde bijvakken. Ik gebruik het woord 'zogenaamd' bewust, want de minister heeft in de commissie terecht opgemerkt dat er geen juridische omschrijving is van wat een bijvak is. We zijn bang dat door de reductie van die bijvakken er minder interesse zal zijn voor die vakken. Een- en twee-uursvakken worden voor kandidaat-leraren minder interessant, want op de arbeidsmarkt bieden ze minder mogelijkheden.
De minister zei in de commissie dat hij het probleem beseft. Zijn antwoord dat we wel zullen zien wat de toekomst brengt en dat we dus moeten afwachten, is echter mager. Want voor we het weten, staan we met de rug tegen de muur en is er voor die zogenaamde bijvakken een tekort aan leraren. Dat is dus een lacune in het document.
Voldoende stageplaatsen vinden, zal een probleem zijn. Het aantal stage-uren is sterk opgetrokken. Vandaag al is het geen sinecure om iedereen een stage te kunnen aanbieden. We hebben daarom gesuggereerd om zoals in andere sectoren convenanten af te sluiten.
Een laatste punt is de discussie over de zij-instromers. Dat is vooral voor het BSO en TSO belangrijk. Mensen met praktijkervaring willen zich bijscholen om achteraf te gaan lesgeven. Er zijn strengere criteria voor die mensen. Ik denk dat dit automatisch zal leiden tot een daling van de interesse voor die jobs. Was er niet eerder een positieve impuls nodig om mensen uit andere vakgebieden als leraren aan te trekken?
Het ontwerp van decreet bevat goede elementen. Andere zijn onvoldragen of vanuit financieel oogpunt onrealistisch. We zullen ons bij de stemming dan ook onthouden. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Callens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, dit ontwerp van decreet is het sluitstuk van een lang en soms moeilijk proces. Dankzij het lange proces van conceptnota's, hoorzittingen en overlegrondes zitten alle actoren nu min of meer op dezelfde lijn inzake de lerarenopleiding. Bij de aanvang leek dat een moeilijke zaak te worden.
Volgens ons is de grootste verdienste van dit ontwerp dat de hervorming op alle lerarenopleidingen slaat. Met een en hetzelfde pakket van maatregelen beoogt men de verbetering van de kwaliteit van alle lerarenopleidingen. Elke specifieke lerarenopleiding zal dezelfde omvang hebben. Het zal telkens gaan om zestig studiepunten. Via de expertisenetwerken en regionale overlegplatforms zal er een waardevolle samenwerking tussen alle aanbieders van lerarenopleidingen ontstaan op het vlak van organisatie, gebruik van infrastructuur, kwaliteitszorg en inhoud.
Ook de grotere aandacht voor het praktijkgerichte gedeelte van de lerarenopleidingen is positief.
Uit eerdere evaluaties was dit al als een pijnpunt naar boven gekomen. Maar de keerzijde van de medaille is uiteraard de onzekerheid of het enorme aantal stageplaatsen waarin voorzien wordt in dit ontwerp van decreet in de praktijk realiseerbaar zal zijn. Het gaat hier dan enerzijds om het zogenaamde absorptieprobleem - de beperkte begeleidingscapaciteit en draagkracht van de scholen - en anderzijds zullen bij een tekort aan stageplaatsen de sociaal zwakkere studenten uit de boot vallen ten voordele van de studenten met een beter netwerk. De verantwoordelijkheid voor het vinden van een stageplaats, wordt door het systeem van de driepartijenovereenkomst, immers sterk verschoven naar de student zelf.
De leraar-in-opleiding is op zich een mooi concept, maar er blijven veel vragen over de realisatie in de praktijk. Zullen de LIO's niet al te zwaar in concurrentie komen met startende leerkrachten op zoek naar hun eerste baan? Zullen ook zij moeten puzzelen om een voldoende grote en voldoende permanente betrekking te vinden om de vereiste 500 uren te bereiken? Ten slotte, blijft er grote onduidelijkheid over het statuut van deze studenten die tegelijkertijd ook werknemer zijn.
Om eventuele problemen tijdig te detecteren, werd via een amendement in de commissie een verplichte evaluatie van zowel de stagecapaciteit als de LIO-baan ingeschreven in het ontwerp van decreet.
Ook over de mentoren is er toch nog wat onduidelijkheid, bijvoorbeeld waaruit hun opleiding en vorming precies zal bestaan. Bovendien zijn de middelen zodanig beperkt dat een mentor louter een administratieve en coördinerende rol zal kunnen vervullen. De effectieve begeleiding van startende leerkrachten en stagiairs zal daardoor volledig blijven terechtkomen op de schouders van de leerkracht, die dit op vrijwillige basis en zonder vergoeding doet.
Ook via een amendement werd de ondersteuning van projecten verzekerd die de instroom, doorstroom en uitstroom van doelgroepen in de lerarenopleiding bevorderen. Met dit amendement wordt niet alleen gevolg gegeven aan de resolutie betreffende de vertegenwoordiging van allochtonen bij het onderwijzend personeel, het doelgroepenbeleid wordt ook opengetrokken naar alle ondervertegenwoordigde kansarmengroepen. Door het multiplicatoreffect - deze studenten komen na hun studies zelf voor de klas te staan - is dit ongetwijfeld weer een stap in de goede richting voor gelijke kansen in het onderwijs.
Ten slotte getuigt dit ontwerp van decreet van een duidelijke visie op het geheel van de lerarenopleidingen in Vlaanderen. De lange voorbereiding en het ruime overleg hebben gezorgd voor een breed draagvlak op het veld. De concrete invulling en de haalbaarheid roepen echter nog vragen op. De nieuwe structuur zal bovendien nog vertaald moeten worden in de beroepsprofielen en basiscompetenties. Hoe moeilijk de totstandkoming van dit ontwerp van decreet ook was, de echte uitdaging ligt er nu in de hele hervorming in praktijk om te zetten.
Laten we de evaluatiemogelijkheden niet uit het oog verliezen, om, waar nodig, tijdig bij te sturen, maar we moeten dit decreet vooral alle kansen geven om een kwaliteitsvolle en toegankelijke lerarenopleiding te garanderen. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Temsamani heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega's, de hervorming van de lerarenopleiding is een heel belangrijke aangelegenheid. Ik ben ervan overtuigd dat het gaat om een fundament van ons onderwijssysteem, meer bepaald de vorming van een uitstekend lerarenkorps voor de toekomst.
De lerarenopleiding is aan hervorming toe, want de eisen die vandaag aan leerkrachten en onderwijzers worden gesteld, zijn op relatief korte termijn veel zwaarder en veel complexer geworden. Onze samenleving evolueert enorm snel. De leefwereld van kinderen en jongeren van vandaag verschilt grondig van de wereld waarin wij, ouders en leerkrachten, onze schooltijd beleefden.
Om goed te kunnen inspelen op de noden van onze hedendaagse samenleving moeten leraren mee evolueren. Leerkrachten moeten goed voorbereid zijn om alle uitdagingen eigen aan hun job aan te kunnen. Zo zal elke leerkracht de nodige startbekwaamheid moeten bezitten om met diversiteit om te gaan en zijn taalgebruik aan te passen aan de pedagogische context. De professionalisering van leerkrachten moet daarom nog sterker worden doorgetrokken naar het domein van gelijke kansen.
Omdat het een belangrijk decreet is, vonden we het wel een beetje jammer dat het zo ingewikkeld en moeilijk leesbaar is. De minister heeft ons echter beloofd om daar iets aan te doen. Bij het opstellen van een basisdecreet hoger onderwijs zal dit decreet, na coördinatie, een helder hoofdstuk over lerarenopleiding vormen. Ondertussen komt er een informele coördinatie voor de sector.
De ingewikkeldheid heeft natuurlijk te maken met de lange voorgeschiedenis van dit decreet. De vorige hervorming van de lerarenopleiding dateert al van tien jaar geleden, van april 1996. Toen al werd erkend dat het decreet niet helemaal af was en dat een aantal belangrijke zaken, zoals de opleidingen die leiden naar een Getuigschrift van Pedagogische Bekwaamheid, in volgende decreten moesten worden geregeld. Het is heel positief dat de voorliggende hervorming nu alle lerarenopleidingen omvat en in eenzelfde kader plaatst.
Dit ontwerp van decreet neemt ook de opmerkingen mee die uit de hoorzittingen en de beleidsevaluatie tijdens de vorige legislatuur zijn gekomen. De belangrijkste knelpunten waren de uiteenlopende kwaliteit van de opleidingen en de praktijkschok die veel beginnende leerkrachten ondervinden. Mijnheer de minister, u hebt ook de nodige tijd uitgetrokken om op basis van een conceptnota overleg te plegen met alle betrokken actoren.
Wat de inhoud van het decreet betreft, is het duidelijk dat de essentie van de hervorming van de lerarenopleiding de verhoging van de kwaliteit van de lerarenopleidingen is. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de grote aandacht die gaat naar de praktijkervaring van kandidaat-leerkrachten. Voortaan zullen mentoren de stagiairs, de leerkrachten in opleiding en de startende leerkrachten begeleiden. Voor de financiering van de mentoruren komen er, boven op de oorspronkelijke 8 miljoen euro, nog extra middelen van de nieuwe cao VIII bij, zodat er vanaf 2009 jaarlijks 13 miljoen euro beschikbaar is.
De stage wordt uitgebreid en zelfs gevoelig uitgebreid bij de specifieke lerarenopleiding. Daarnaast gaat er veel aandacht naar de versterking van de inhoud van de opleidingen. Bij de geïntegreerde opleidingen leraar secundair onderwijs zullen de studenten zich voortaan in 2 in plaats van in 3 vakken specialiseren. Dat maakt het mogelijk om een grotere verdieping in de vakinhoudelijke vorming te brengen en meer ruimte in het curriculum te creëren voor nieuwe aandachtspunten, zoals zorg voor leerlingen met specifieke behoeften, omgaan met andere culturen, taalvaardigheid, enzovoort. Voor de specifieke opleidingen betekent de nieuwe norm van 60 studiepunten dat het curriculum uitgebreid en versterkt moet worden.
Een ander belangrijk punt voor de versterking van de kwaliteit is de actualisering van het beroepsprofiel en de basiscompetenties van de leerkracht. Het is de bedoeling dat voor alle leraren eenzelfde beroepsprofiel en eenzelfde set basiscompetenties gelden die een brede visie inhouden op de professionaliteit van de leraar.
De eigenlijke actualisering zal, aansluitend op deze hervorming, voorbereid worden door een nieuwe werkgroep. Na het advies van de Vlor en na de definitieve goedkeuring van de Vlaamse Regering, zullen de geactualiseerde basiscompetenties ter bekrachtiging aan het Vlaams Parlement worden voorgelegd. Wij zullen ze dan pas kunnen beoordelen.
Belangrijk is dat nu al uitdrukkelijk in het decreet staat dat het beroepsprofiel van de leraar rekening moet houden met belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de hoofdstedelijke context, de Nederlandse taalvaardigheid, meertaligheid en de diversificatie van het onderwijsgebeuren. Om zoveel mogelijk geïnteresseerde jongeren en volwassenen voor het lerarenberoep aan te trekken, is het ook heel belangrijk de vele wegen naar dat beroep open te houden en te versterken. Een lerarenopleiding kan nu gevolgd worden aan hogescholen, universiteiten en centra voor volwassenenonderwijs, als het gaat over de GPB-opleidingen. De hervorming erkent de eigen meerwaarde van elk van deze opleidingstrajecten, maar zet hen tegelijk ook aan tot het realiseren van een grotere algemene meerwaarde door intensieve onderlinge samenwerking: ze kunnen samen expertise bundelen en verder ontwikkelen, voor complementariteit zorgen, gezamenlijke projecten opzetten en personeel uitwisselen.
Een laatste belangrijk aandachtspunt dat voor alle lerarenopleidingen moet gelden, is het verbeteren en vergroten van de mogelijkheden voor zij-instromers om via flexibele trajecten en valide procedures van erkenning van elders verworven competenties en eerder verworven kwalificaties, leraar te worden. Oudere leraren, die hun ervaring en expertise uit andere sectoren meebrengen, kunnen een verrijking betekenen voor ons onderwijs. Voor mensen uit de kansengroepen die niet gemakkelijk de stap naar het lerarenberoep zetten, kan dit ook een opstapje betekenen om toch in het onderwijs aan de slag te gaan.
Wij vinden het alleszins heel belangrijk dat er duidelijke inspanningen worden geleverd om iets aan de ondervertegenwoordiging van bepaalde doelgroepen in de lerarenopleidingen te doen. Deze problematiek kwam reeds in het verleden tijdens hoorzittingen over allochtone leerkrachten aan bod. De meerderheidsfracties hebben daarover begin dit jaar al een resolutie ingediend. De plannen voor het nieuwe financieringssysteem van het hoger onderwijs houden daar ook duidelijk rekening mee. Zo is er onder meer in een aanmoedigingsfonds voorzien dat bedoeld is om de instellingen aan te zetten tot concrete inspanningen voor evenredige participatie. Om ook nu al in dit decreet een heel krachtig signaal te geven, hebben wij twee amendementen ingediend die de oorspronkelijke intentie van de minister om bij te dragen in de financiering van projecten die gericht zijn op het aantrekken van nieuwe doelgrepen, nog wat stelliger en concreter maken. Wij hebben de garantie ingeschreven dat er gedurende de volgende drie schooljaren financiële middelen worden toegekend aan projecten die in de schoot van een expertisenetwerk of regionaal platform de instroom, doorstroom en uitstroom van doelgroepen bevorderen. De ondersteunde projecten zullen ook geëvalueerd worden en kunnen na een gunstige evaluatie omgezet worden in structurele maatregelen die via een aanmoedigingsfonds gefinancierd zullen worden.
Ik heb een overzicht gegeven van de inhoud van het ontwerp van decreet. Vanuit dit perspectief zal onze fractie dit ontwerp van decreet steunen. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Tavernier heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, het decreet heeft een lange voorgeschiedenis gekend. Iedereen op het terrein ging ermee akkoord dat er aan de lerarenopleiding iets moest worden gedaan en dat er stroomlijning nodig was.
Het voorliggende ontwerp, dat door de commissie is besproken en een klein beetje geamendeerd, kan in grote lijnen onze goedkeuring wegdragen. De structuur is duidelijk, waardoor er een stroomlijning komt. We kunnen ons daarmee akkoord verklaren maar hebben wel volgende bedenking.
Dit houdt een verzwaring in, zeker van de specifieke lerarenopleiding. Gezien onze eisen en verwachtingen van leerkrachten, lijkt het me dat die verzwaring noodzakelijk was. Naarmate de maatschappij meer eisen stelt en het geheel complexer wordt, staat daar inderdaad een langere en iets zwaardere lerarenopleiding tegenover.
We hebben ook bedenkingen bij de LIO-banen. LIO staat voor leraren in opleiding. Tijdens de hoorzittingen, maar ook bij de andere leden, heb ik daarover heel wat vragen gehoord. De leden van de meerderheid hebben verklaard die banen een kans te willen geven. Ik heb echter niet de indruk dat om het even wie dit een goede zaak vond. Dit werd benaderd met heel veel scepsis. We vinden dat dit administratieftechnisch onvoldoende is uitgewerkt. Het is een mogelijkheid. We hebben er grote twijfels bij. Er komt zeker een evaluatie: dat hebben we dan toch verkregen. Het is een beetje vreemd: voor sommige dingen verkrijgt de meerderheid een evaluatie, terwijl ze die voor andere dingen niet nodig vindt.
Een ander punt dat wat vragen oproept, hoewel ik er op zich niet tegen ben, is de reductie van drie tot twee vakken in de bachelorlerarenopleiding. De vraag is vooral of zo de 1-uurs- en 2-uursvakken nog aantrekkelijk genoeg zijn. De vraag is genoteerd. Als ik het verslag nalees, zie ik dat de minister daar geen echt antwoord op gegeven heeft. Waarschijnlijk kan hij dat niet. Wellicht zal de praktijk uitwijzen dat er problemen zijn om leerkrachten te vinden voor die vakken.
Welke andere knelpunten stel ik nog vast? Er is een behoefte aan en een streven naar diversiteit in de instroom. Zijn bij diegenen die aan de lerarenopleiding beginnen, de kansengroepen voldoende vertegenwoordigd? Mijnheer de minister, ik stel vast dat het uw bedoeling is, en ook die van de meerderheid, om die kansengroepen een kans te geven en ter zake een betere vertegenwoordiging te krijgen. In de praktijk zijn ze momenteel immers onvoldoende vertegenwoordigd. Ik heb er toch een beetje een probleem mee dat er ter zake, hoewel er een amendement in die richting was, niet expliciet een evaluatie wordt gevraagd. Natuurlijk hoeft een evaluatie niet noodzakelijk in een ontwerp van decreet te worden opgenomen. Ik ben ervan overtuigd dat het parlement, in de goede traditie van de parlementaire controle, een evaluatie zal afdwingen, ook al vindt de minister-president dat geen belangrijk parlementair werk. Gebeurt dat niet door de meerderheid, dan zal de oppositie het doen.
Een ander knelpunt is de diversiteit in de stageplaatsen. Hoewel dit als doelstelling wordt geformuleerd, zeker in de toelichting bij dit ontwerp, is het nergens als expliciete eis opgenomen. Zelfs al is het een doelstelling, hoe zal worden gecontroleerd of een lerarenopleiding ervoor zorgt dat toekomstige leerkrachten die diversiteit van stageplaatsen zoeken? Zal dat gebeuren via visitatie of accreditatie? Gebeurt dit via het decreet met betrekking tot de basiscompetenties? Dat is niet duidelijk. Ik weet dat u achter die diversiteit staat, maar in die mate dat er stageplaatsen worden gevonden - want ook dat zal misschien een knelpunt zijn - zie ik helemaal niet in hoe u dat gaat controleren. Het parlement zal ook dit binnen een drietal jaar ernstig moeten evalueren.
Verder zijn er nog twee belangrijke punten van bezorgdheid. Alle deelnemers aan de hoorzittingen hebben erop gewezen dat het wel mooi is van hervormingen door te voeren en bijkomende eisen te stellen, maar dat daar ook voldoende middelen tegenover moeten staan. Dat heeft te maken met de mentoren en het geld dat nodig is om in de stagescholen te voorzien in een bijkomende begeleiding van de toekomstige leerkrachten. Ik had de indruk dat ze bedoelden dat het mooie plannen zijn, weliswaar met ietwat strenge eisen - al heb ik daar geen moeite mee - maar dat daar voldoende middelen voor nodig zullen zijn, terwijl de in het ontwerp van decreet ingeschreven middelen eigenlijk onvoldoende zijn.
Daar wil ik nog de vraag aan toevoegen hoever het staat met de opleiding van de lerarenopleiders. U zult wel zeggen dat dat niet in dit ontwerp van decreet thuishoort, maar het heeft er toch erg veel mee te maken. De verschillende hogescholen vinden dat een knelpunt. Mensen die twee of drie jaar afgestudeerd zijn, keren al terug naar hun voormalige hogeschool om daar ingeschakeld te worden in de lerarenopleiding. We vragen ons af of dat wel de meest geschikte en bekwame mensen zijn. De hogescholen doen dat echter bij gebrek aan andere kandidaten.
Dat wordt een echt knelpunt, vooral omdat we in verschillende hogescholen een beetje inteelt zien, terwijl ze eigenlijk de blik zouden moeten verruimen om de kwaliteit van de lerarenopleiding te kunnen garanderen. Dat kan misschien voor een deel worden opgevangen door de expertisenetwerken en de overlegplatforms, maar daar is op dit moment onvoldoende garantie voor.
Mijnheer de minister, we denken al bij al dat dit een grote stap in de goede richting is. Er zitten goede intenties in. Er wordt echter voorzien in te weinig financiële middelen. Voor een aantal aspecten is dankzij de meerderheid voorzien in een evaluatie, maar voor andere aspecten heeft ze die niet in het ontwerp van decreet willen zetten. We zullen er dan ook voor zorgen dat ze via het parlement gebeurt. Ten slotte blijven we zitten met de vraag naar de kwaliteit van de lerarenopleiders zelf.
Hoewel we het ontwerp van decreet grotendeels positief beoordelen en het een kans willen geven, zullen we het niet goedkeuren. We zullen ons vanuit een constructieve oppositie onthouden. (Applaus bij Groen!)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, ik wens over dit onderwerp slechts kort het woord te nemen, aangezien het verslag zeer uitvoerig was.
Ik ben ervan overtuigd dat we met dit ontwerp van decreet belangrijke stappen vooruit zetten. We kijken er al jaren naar uit om de lerarenopleiding, de alfa en de omega van ons onderwijssysteem, te versterken. We zetten in op sterkere leerkrachten.
Tot nog toe was het zo dat de leraren meteen na het behalen van hun diploma in het bad moesten springen. Nu bieden we met het mentorschap en het LIO-statuut meer ondersteuning voor een overgang van de student en leerkracht-in-opleiding naar de leraar op het terrein, zodat die overgang ook duurzamer wordt. Tot nu toe stappen veel jonge leerkrachten uit het onderwijs nadat ze er even hebben in gestaan, maar nu kunnen we duurzaamheid garanderen. Daarom zullen we het ontwerp van decreet met overtuiging goedkeuren.
De heer De Cock heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, lang verwacht en toch gekomen: het decreet lerarenopleiding!
Het is een heel belangrijk ontwerp van decreet, dat merken we ook aan de persbelangstelling. Het is als het ware de laatste nog ontbrekende schakel in het hele Bologna-proces. Het betreft een ontwerp van decreet dat aan een aantal verwachtingen van het veld tegemoet komt. Op het belang van het beroep van leraar kan niet genoeg gewezen worden. Dat de hele maatschappij meedenkt en meeleeft werd ook duidelijk bij de laatste onderwijsdiscussie over al dan niet meer kennisoverdracht in het onderwijs. Op zich vind ik dat een ietwat vertekenende discussie, maar ze bewijst in elk geval dat mensen heel erg begaan zijn met onderwijs. Het beroep van leraar is dus belangrijk.
Het is een ontwerp van decreet dat enigszins moeilijk leest. Mevrouw Temsamani refereerde er al aan, maar de minister stelt dat er voor een coördinatie zal worden gezorgd.
Het ontwerp van decreet zorgt voor een duidelijke win-winsituatie. De nieuwe leerkracht komt beter voorbereid en beter begeleid in het onderwijs terecht. Met dit ontwerp van decreet wordt getracht om de onderwijsevoluties te vertalen naar een decreetgevend kader. Het ontwerp van decreet garandeert een kwaliteitsverbetering op het terrein en speelt in op recente ontwikkelingen en actuele verwachtingen, zowel naar de praktijkcomponent als naar de inhoudelijke component.
Bij de theoretische en inhoudelijke component is het de bedoeling om meer aandacht te besteden aan thema's die gelinkt zijn aan maatschappelijke ontwikkelingen zoals zorg, taalvaardigheid, het detecteren van disfunctioneel gedrag en dies meer. Tevens is er ook een uitdieping van de vakinhoud bij de geïntegreerde opleiding door de reductie van drie naar twee vakken.
Wat de praktijkcomponent betreft, klonk de roep om hervorming en verbetering het luidst. De vraag om meer pedagogische expertise aan te reiken aan de beginnende leerkracht, heeft gehoor gekregen via het uitbreiden van het aantal stage-uren, het aanstellen van een mentor, het organiseren van een aanvangsbegeleiding en de klemtoon op diverse praktijkervaringen. Er zijn de mentor en de aanvangsbegeleiding, en ja, men zou kunnen zeggen dat er mogelijk nog onduidelijkheid is over invulling ervan. Maar wat is hierbij belangrijk? Volgens mij is dat vooreerst de extra ondersteuning. Op zich is het doel duidelijk, het zal er nu op aankomen, zoals de minister ook al aangaf bij bespreking in de commissie, dat scholen en opleidingsinstituten duidelijke afspraken maken. Ik heb voor wat dat betreft het volste vertrouwen in de autonomie van de scholen en de instellingen. Zij hebben er zelf heel veel belang bij om hun verantwoordelijkheid te concretiseren in duidelijke onderlinge afspraken om de dagelijkse werking in praktijk goed en vlot te laten verlopen.
Niet alles kan in eenduidige regels in een decreet gegoten worden. Het belang van afspraken maken, is onmiskenbaar veel groter geworden. Of de nieuwe formule werkbaar is op terrein, was en is een belangrijke bekommernis. Die bekommernis wordt gedeeld door de andere commissieleden en door de minister, die een goede opvolging en een snelle evaluatie in het vooruitzicht heeft gesteld.
Ook de LIO-baan is een volledig nieuw gegeven dat goed moet worden opgevolgd. Het is belangrijk dat er geen misvatting over een dergelijke constructie ontstaat. De bekommernis dat de LIO-baan de lerarenopleiding zou kunnen uithollen en de indruk zou kunnen wekken dat het lerarenberoep vooral iets is wat men al doende zelf kan leren, zal in het raamkader van een overeenkomst tussen de school en het opleidingsinstituut weer erg belangrijk zijn, in die zin dat ze beiden samen de interactie tussen theorie en praktijk moeten garanderen.
De samenwerking tussen de verschillende soorten van lerarenopleidingen, elk met hun eigen specifieke invulling en met hun eigen expertise, is zonder meer baanbrekend. De integrale benadering en de poging om verschillende opleidingsvormen, die uiteindelijk toch hetzelfde doel hebben, met name leraren opleiden en vormen, beter op mekaar af te stemmen en ook om de verschillende opleidingen tot samenwerking te stimuleren, wordt de uitdaging van het komende decennium.
Andere belangrijke bekommernissen voor spirit zijn de gelijke kansen voor studenten uit de lerarenopleiding zelf, zowel qua instroom als doorstroming. Die kansen worden duidelijk gecreëerd in dit decreet door middel van samenwerkingsverbanden en financiering voor projecten, met het oog op het aantrekken van nieuwe doelgroepen.
Een tweede bekommernis zijn de gelijke kansen voor de leerlingen in het basis- en secundair onderwijs die door de afgestudeerde leraren moeten kunnen worden verwezenlijkt en gegarandeerd. Een afgestudeerde leraar kan in heel divers spectrum tewerkgesteld worden. Het creëren van gelijke kansen vraagt niet in iedere klas dezelfde behendigheid en dezelfde methodiek. Differentiëren wordt een belangrijk aspect in de lerarenopleiding en zal geconcretiseerd worden bij de uitwerking van de basiscompetenties.
Dat het spanningsveld tussen het aanleren van een beroep en het opdoen van ervaring altijd enigszins zal blijven bestaan, blijkt uit volgend fragment. Ik lees het u graag voor. Het refereert ook aan de drie belangrijkste eigenschappen van een goede leraar: geduld, geduld en geduld.
In zijn brief van 17 juli 1903 aan Franz Xaver Kappus, die op dat ogenblik de leeftijd van een beginnende leraar heeft, schrijft Rainer Maria Rilke: "Je bent zo jong, zo nog vóór elk begin, en ik wou je, zo goed ik het kon, lieve vriend, vragen om geduld te hebben met al het onopgeloste in uw hart en om te pogen de vragen zelf lief te hebben als afgesloten kamers en zoals boeken, die in een zeer vreemde taal zijn geschreven. Zoek nu niet naar de antwoorden, die u niet kunnen worden gegeven, omdat u ze niet heeft kunnen beleven. En het komt erop aan, alles te beleven. Leeft u nu met de vragen. Misschien leeft u zich dan langzamerhand, zonder het te merken, op een dag ver weg, in het antwoord in." (Applaus bij de meerderheid en bij Groen!)
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw Helsen heeft een perfect verslag gegeven van de werkzaamheden. Ik ben haar daar ook dankbaar voor. Het is ook goed aangevuld in de verschillende tussenkomsten. Ik hoef het debat dat we daarover hebben gehad in de commissie, en dat eigenlijk een eindpunt was na heel wat discussies, overleg en debatten over dit belangrijke onderwerp, niet te herhalen.
Misschien toch nog dit uitgangspunt. Een sterkte van het Vlaams onderwijs is dat wij onze leerkrachten en onze schoolteams niet bij het handje vasthouden. Wij dicteren niet wat ze moeten doen en laten, wanneer ze in de klas staan en wanneer ze met elkaar een schoolteam vormen. We laten heel wat ruimte voor autonomie. Je kunt vertrouwen hebben in autonomie in de mate dat je vertrouwen hebt in de opleiding van diegenen die later de schoolteams moeten vormen en kracht geven.
Die opleiding moest inderdaad op een aantal punten hertimmerd worden. Ze moest ingepast worden in de bachelor-masterstructuur. Hier en daar wensten we de lat ook duidelijk hoger te leggen. Dat is ook vandaag door verschillende mensen gezegd. De eisen die gesteld worden aan degene die nu voor de klas staat, zijn van die aard dat we hier en daar wat moesten bijspijkeren: zeker wat betreft praktijkervaring, maar voor een deel ook wat betreft inhoudelijke vakverdieping, en ongetwijfeld ook voor een deel wat betreft methoden en aanpak. Dat is wat we met dit decreet beogen.
Er zijn natuurlijk heel wat vragen die blijven openstaan en waarop ik het antwoord ook niet met zekerheid kan geven, om te beginnen omdat sommige belangrijke onderdelen moeten worden ingevuld door de mensen op het terrein. Dat is onder meer de vraag hoe je de opleiding invult van de mentoren, wat dat concreet betekent, hoe de band zal zijn met de lerarenopleiders enerzijds en de mentoren in de scholen anderzijds. Dat moet voor een stuk door het terrein worden waargemaakt en we hebben dat voorlopig inderdaad nog wat opengelaten.
En natuurlijk blijven ook de belangrijke vragen die gesteld zijn over de capaciteit van de arbeidsmarkt voor leraren om volwaardige LIO-banen in voldoende mate te voorzien, en over de capaciteit van de scholen om in die arbeidsmarkt ook nog goede stages te voorzien. Ik durf dat - in alle eerlijkheid - ook niet te voorspellen. Ik heb geen glazen bol.
Om die reden ben ik ingegaan op de vraag om dat te evalueren. De heer Tavernier heeft gezegd dat we het belangrijke amendement van de meerderheid over de diversiteit in de lerarenopleiding niet hebben gekoppeld aan een evaluatie. Dit is een zodanig belangrijk onderwerp, dat nu gelukkig in de belangstelling staat, dat we er geregeld op zullen terugkomen. Dat zal dus voorwerp zijn van evaluatie, ook al staat het niet in het ontwerp van decreet.
Voor het Vlaamse onderwijs is dit een belangrijk moment inzake het decretale werk van dit parlement. Het werk op het terrein is al in voorbereiding. De opleiders hebben niet stilgezeten. Het echte startschot wordt vandaag gegeven met de stemming. Ik ben de meerderheid die dit steunt en ieder die heeft bijgedragen tot het debat, dankbaar.
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2005-2006, nr. 924/4).
De artikelen 1 tot en met 15 worden zonder opmerkingen aangenomen.
In artikel 16 vraagt de Vlaamse Regering nog twee technische correcties aan te brengen. In de voorgestelde tekst van artikel 55octies, § 2, eerste lid, van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen zouden de woorden "dramatische kunst" moeten worden vervangen door het woord "podiumkunsten" en in de voorgestelde tekst van artikel 55octies, § 7, tweede lid, zou het woord "cursist" moeten worden vervangen door het woord "student". Is het Parlement het eens met die technische correcties? (Instemming)
Het aldus gecorrigeerde artikel 16 wordt zonder verder opmerkingen aangenomen.De artikelen 17 tot en met 22 worden zonder opmerkingen aangenomen.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.