Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de verklaringen van de federale minister van Buitenlandse Zaken betreffende het beleid inzake buitenlandse handel
Verslag
De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord
Mevrouw de voorzitter, de animositeit die we vorige week hebben vastgesteld tussen de verschillende meerderheidspartijen zal wel normaal zijn in de aanloop naar de verkiezingen, maar wat we begin deze week hebben meegemaakt is toch merkwaardig. Een federale minister van één partij bekritiseert het beleid van een Vlaams minister van dezelfde partij.
Minister van Buitenlandse Zaken De Gucht verkondigde bij zijn terugkeer uit Zuid-Amerika plots dat we absoluut en dringend meer buiten Europa moeten gaan exporteren. Op zich heeft hij gelijk, maar volgens hem is het wel zeer dringend omdat we hier anders zullen verarmen. Ik heb steeds horen zeggen dat de uitbreiding van de Europese Unie veel perspectieven opende, maar dat volstaat blijkbaar niet. Minister De Gucht zei ook dat de gewesten niet genoeg doen, uitgerekend op een moment dat we met het Vlaams Agentschap Internationaal Ondernemen een nieuwe weg zijn ingeslagen waarbij het bedrijfsleven heel wat inbreng heeft. Hij zei ook nog dat tussen de gewesten onderling op het vlak van de buitenlandse handel veel te weinig wordt samengewerkt, terwijl er een samenwerkingsakkoord bestaat.
U zult misschien kunnen bevestigen dat dat samenwerkingsakkoord tegen het einde van dit jaar moet worden geëvalueerd.
Minister De Gucht vindt ook dat er veel te weinig samenwerking is met het federale niveau. Hij suggereert dat de federale overheid veel meer dan vandaag zou moeten coördineren op het vlak van buitenlandse handel en internationaal ondernemen. De handelsattachés - bij ons de Vlaamse economische vertegenwoordigers - zouden volgens hem meer en beter moeten samenwerken met de ambassadeurs. Hij zegt net niet dat ze onder de ambassadeurs zouden moeten werken, zoals vroeger het geval was.
Ik hoop, mevrouw de minister, dat dat alleszins niet uw bedoeling is. We hebben dat allemaal al meegemaakt. Destijds waren de handelsattachés in veel gevallen slechts de loopjongens van de ambassadeurs. Ze waren goed om mevrouw van de ambassadeur af te halen bij de kapper, en verder werden ze opgezadeld met taken die niet tot hun bevoegdheden behoorden. Ik hoop dat we niet naar die tijd terugkeren.
Behalve dat er meer samenwerking moet zijn met het federale niveau, vindt minister De Gucht ook dat we ons meer als België moeten profileren in het buitenland. We zouden de merknaam België moeten gebruiken om investeringen aan te trekken en onze exporteurs te promoten in het buitenland. Vlaanderen of de naam van het gewest zou er eventueel nog als ondertiteltje bij kunnen staan.
Nochtans hebt u, mevrouw de minister, vorige week in de commissie gezegd te opteren voor het promoten van de naam Vlaanderen, met als ondertitel België. Gisteren vernamen we van minister Bourgeois dat hij opteert voor de merknaam Vlaanderen, eventueel gelinkt aan Brussel voor een geografisch juiste situering, of aan Europa wanneer we buitengaats zouden gaan. Dat zijn drie verschillende opties. Ik zou graag weten wat de optie van de Vlaamse Regering is. Voor welke merknaam kiezen de leden van de Vlaamse Regering?
Mevrouw de minister, gisteren hebt u er in de pers al een en ander over gezegd, maar ik zou de reactie van de Vlaamse Regering op de uitlatingen van minister De Gucht willen kennen. Bovendien zou ik een duidelijk antwoord willen op de vraag of het voor de Vlaamse Regering bespreekbaar is dat er volgend jaar bij de communautaire besprekingen een herschikking komt van de bevoegdheden op het gebied van de buitenlandse handel. Ik vraag u daar geen uitvoerige uitleg over, alleen een antwoord van de Vlaamse Regering, en niet van u persoonlijk. Is zo'n herschikking van de bevoegdheden over de buitenlandse handel voor de Vlaamse Regering aanvaardbaar?
De heer Sauwens heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de inleiding tot deze vraag is al gegeven. De aanleiding zijn de in de pers verschenen uitspraken van de federale minister van Buitenlandse Zaken en de uitspraken van een van onze topambtenaren, de heer Aernoudt, secretaris-generaal van Economie. Beiden hebben ze aangegeven dat er een probleem is, namelijk een terugval van ons marktaandeel in de export.
Dat probleem wordt vandaag uitvoerig belicht in de media. U kent de problematiek al langer: we moeten een bijzonder slagvaardige economie opbouwen. Dit zeer gevoelige onderdeel van de staatshervorming in vraag stellen, is niet zonder belang. De minister van Buitenlandse Zaken is natuurlijk de basis van ons diplomatieke corps en de wijze waarop er wordt samengewerkt, is in een confederaal model, zoals Buitenlandse Handel nu is georganiseerd, erg belangrijk. Namens onze fractie moet ik u echter zeggen dat de bevoegdheid over de Buitenlandse Handel niet opnieuw federaal kan worden georganiseerd.
Belangrijke sociaaleconomische hefbomen zijn immers reeds overgedragen aan de gewesten. Er bestaat bovendien in Vlaanderen bijna een consensus dat er extra sociaaleconomische hefbomen, zoals tewerkstelling en dergelijke, aan de gewesten moeten worden overgedragen. Dat moet ons juist toelaten de zaak meer slagvaardig in handen te nemen. Het denken over economie en dergelijke is in Vlaanderen totaal anders georiënteerd dan in Wallonië. Het sluitstuk van ons economisch optreden in een open economie als Vlaanderen is natuurlijk het exportbeleid en de wijze waarop we buitenlandse investeringen kunnen aantrekken.
Er kan daar voor onze fractie dus niet de minste twijfel over bestaan.
Mijn vragen aan de Vlaamse minister van Buitenlandse Handel zijn dus duidelijk. Wat is het officiële standpunt van de Vlaamse Regering? Is er overlegd met de federale minister over de federale beslissing om een aantal diplomatieke posten te sluiten? Op tal van plaatsen stellen zich geen problemen, want daar werken de ambassadeur en zijn diensten voor de economische vertegenwoordigers van Vlaanderen en Wallonië. Er zijn zeer goede samenwerkingsakkoorden met Brussel en Wallonië afgesloten. De minister weet dat zeer goed, en ze heeft dat in de media ook gezegd.
De problemen doen zich voor waar ambassadeurs met een mentaliteit van de jaren tachtig werken en denken dat er een hiërarchie bestaat. Dat kan niet: het federalisme vereist dat de ambassadeurs meer dan de helft van hun tijd besteden aan vragen en opdrachten van de gewesten en gemeenschappen.
Ten slotte verneem ik graag of er is overlegd met uw topambtenaar over zijn uitspraken over deze voor Vlaanderen en de Vlaamse economie belangrijke aangelegenheid.
Minister Moerman heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, collega´s, de cijfers over de buitenlandse handel maak ik niet, maar wel de Nationale Bank van België, volgens Europees vastgelegde methoden en onder het toezicht van Eurostat. Voor diegenen die het interesseert, heb ik die officiële cijfers sinds 1993 samengebracht. Dat overzicht geeft duidelijk de evoluties weer. Verder wil ik stellen dat ik niet de gewoonte heb in het parlement te reageren op uitspraken van ambtenaren.
Ik ga nu in op de vragen. Ik wil eerst de historische evolutie schetsen. De regionalisering van de buitenlandse handel - of moet ik zeggen van het internationaal ondernemen? - is een proces dat al meer dan twee decennia bezig is. Het begon eigenlijk in 1980, met de Bijzondere Wet. Toen kregen de gewesten bevoegdheden over economische beleidsvraagstukken. Volgens het adagium ´in foro interno, in foro externo´ werden de gewesten zo ook bevoegd voor het aantrekken van investeringen in Vlaanderen.
Het overhevelingsproces van de buitenlandse handel sensu stricto begon in 1988. In 1993 werden de gewesten bevoegd voor het zogenaamde afzet- en uitvoerbeleid. In 1994 zijn de handelsprospectoren naar de gewesten overgeheveld. Vergeef het me dat ik de data, dagen en punten hier niet gedetailleerd vermeld; ik word hier mondeling ondervraagd. In 2001 ging men dan over tot een vrijwel volledige regionalisering van de buitenlandse handel. Twee zaken bleven in federale handen: de verstrekking van waarborgen tegen exportrisico´s via de Delcrederedienst waarin de gewesten trouwens vertegenwoordigd zijn, en de multilaterale handelsbetrekkingen en -onderhandelingen. Wat dat laatste betreft geldt wat voor alle domeinen geldt waarvoor Europa standpunten inneemt: er wordt overlegd met de gewesten, hoewel de federale overheid de zaken behartigt.
Het agentschap voor Buitenlandse Handel is in 2002 opgericht. Het is geen vervanging van het oude BDBH - een beslissing waar ik toen, aan de andere kant van de barrière nog, mijn handtekening heb ondergezet. Het agentschap voor Buitenlandse Handel is geen federale dienst. Het heeft een beperkte taak: het verzamelen van bepaalde gegevens en de organisatie van de prinselijke handelsmissies. Dat is de toestand vandaag.
De heer Van Nieuwenhuysen verwoordde hier de kritiek dat ik niet genoeg doe, en als ik iets doe, dan is het verkeerd. Doe ik niet genoeg? Ik denk dat de cijfers dat tegenspreken. Het is niet zo dat de evolutie in Vlaanderen en de Belgische export lijden onder de regionalisering.
De Belgische export is blijven stijgen en dat is ook het geval voor de Vlaamse export. Het aandeel van Vlaanderen in de Belgische export was in 1993, het jaar waarin de gewesten bevoegd werden voor het afzet- en uitvoerbeleid, 68,8 percent. In 2005 is het ongeveer 80 percent. Sinds de gewesten bevoegd werden voor buitenlandse handel, was er in Vlaanderen een groei en is het aandeel in de Belgische export toegenomen. Ik denk niet dat we op dat punt van een slecht resultaat kunnen spreken.
Er zijn inderdaad een aantal cijfers verschenen over de handelsbalans van Vlaanderen, maar we mogen niet vergeten dat die worden gekleurd en vertekend door de invoer van gas en petroleumproducten via Vlaanderen.
Doen we dan het verkeerde? Concentreert Vlaanderen zich op de verkeerde gebieden, op de verkeerde landen? Ook dat is niet het geval, denk ik. Vlaanderen heeft op dit moment 71 posten in het buitenland, waarvan er 42 - dat is 60 percent - gehuisvest zijn bij de Belgische diplomatieke of consulaire posten. Soms moeten we noodgedwongen eens verhuizen, omdat een consulaat wordt gesloten. Dat is de voorbije twee jaar een paar keer voorgekomen. Er wordt over gepraat, maar het is niet zo dat de federale beslissingen tot opening of sluiting van diplomatieke of consulaire posten in gemeenschappelijke beslissing met de gewesten worden genomen.
We hebben in het buitenland 71 posten met Flanders Investment & Trade, waarvan 70 percent in de landen waar 30 percent van onze export naartoe gaat. We concentreren ons dus op die landen en gebieden waar we onze export willen uitbreiden. Ik denk dat dat een terechte keuze is.
We exporteren ook ongeveer 75 percent intracommunautair. In landen waar de bevoegdheid nationaal is, is dat niet anders. In Nederland gaat ongeveer 79 percent van de export naar de Europese Unie.
Ik denk dat we over een vrij goed netwerk beschikken. De beslissing over de inplanting van ons netwerk, waar we posten openen of sluiten, is toevertrouwd aan FIT. Dat is een grote verandering die we in Vlaanderen hebben doorgevoerd. We hebben het operationele beleid inzake buitenlandse handel in een extern verzelfstandigd agentschap ondergebracht, waar degenen die de eerste klanten zijn, de ondernemers, de meerderheid hebben - zeven van de twaalf zitjes in de raad van bestuur en het voorzitterschap -, want we gaan ervan uit dat de eerste belanghebbenden best de beslissingen kunnen onderbouwen over waar de vertegenwoordigingen in het buitenland moeten komen.
De bevoegdheid is geregionaliseerd. Ik heb niemand horen pleiten voor een herfederalisering van de buitenlandse handel, ook niet de minister van Buitenlandse Zaken.
Mevrouw de minister, u sprak daarnet over een mondeling examen. U bent geslaagd voor uw uiteenzetting over het exportlandschap en de veranderingen inzake het exportbeleid in Vlaanderen, maar u hebt niet veel gezegd over de discussie die is losgeweekt door minister De Gucht.
U zegt enkel dat minister De Gucht niet heeft gepleit voor herfederalisering. Hij heeft dat woord niet in de mond genomen en heeft later ook ontkend dat hij voorstander is van een herfederalisering, maar hij spreekt wel van een herschikking van bevoegdheden, waarbij het federale niveau zwaarder zou gaan wegen.
Dat is misschien geen herfederalisering, maar het is wel een herschikking. Ik stel vast dat minister De Gucht niet alleen staat met dat discours. In het boek dat de minister-president twee maanden geleden heeft gepubliceerd, staan een pleidooi en een analyse die heel nauw aansluiten bij wat minister De Gucht heeft gezegd.
Dat werd in de media duidelijk geïnterpreteerd als een pleidooi voor herfederalisering. Ik wil nogmaals vragen of de Vlaamse Regering al dan niet gekant is tegen een mogelijke herschikking van de bevoegdheden inzake Buitenlandse Handel.
Ik dank de minister voor het zeer duidelijke antwoord. Ze heeft duidelijk gemaakt dat Buitenlandse Handel een exclusief gewestelijke bevoegdheid blijft.
Mevrouw de minister, wordt u betrokken bij het openen en sluiten van de consulaten en de ambassades in het buitenland? Na uw duidelijke uitspraak dat er geen enkel initiatief vanuit de Vlaamse Regering komt om te herfederaliseren, is het duidelijk dat de heer Aernoudt puur uit eigen naam heeft gesproken.
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Minister Moerman heeft zeer terecht aangegeven dat minister De Gucht niet voor een herfederalisering heeft gepleit. De minister-president heeft dat wel gedaan in De Morgen en deels ook in zijn boek.
Er is samenwerking met de andere gewesten. Dat is misschien niet voldoende naar buiten doorgedrongen. Die samenwerking is er trouwens gekomen op mijn initiatief. Ik heb met mijn twee collega's, nu bijna twee jaar geleden, politiek afgesproken dat we gingen samenwerken wat de posten in het buitenland betreft. Dat is ook geconcretiseerd in een samenwerkingsakkoord. FIT vertegenwoordigt AWEX en Brussel Export op 27 plaatsen en AWEX en Brussel Export vertegenwoordigen FIT op 24 plaatsen. Dat heeft zonder enige meerkost voor de belastingbetaler tot resultaat dat Vlaanderen op 17 plaatsen meer vertegenwoordigd is. Dat is een goede zaak. De samenwerking loopt iets meer dan een jaar. Momenteel zijn we bezig met een eerste evaluatie om na te gaan waar we moeten bijsturen.
Niemand pleit voor herfederalisering. We moeten niet alleen samenwerken met de gewesten, maar ook met de federale overheid, en dit in een relatie van nevenschikking en niet in een relatie van onderschikking, zoals het past in de filosofie van onze staatshervorming. Wat die uitspraken betreft, zult u wel begrepen hebben dat ik de officiële cijfers hanteer en dat er uitspraken in eigen naam zijn gedaan.
Mevrouw de minister, wij hebben toch wat vraagtekens bij die samenwerking. We pleiten ervoor meer onze eigen weg te gaan en ons netwerk in het buitenland nog verder uit te breiden. Wat dat betreft zitten we niet op dezelfde lijn. Ik noteer dat er geen sprake is van herfederalisering of van een heronderhandeling over de bevoegdheden inzake Buitenlandse Handel. We zullen dat alleszins goed in het oog houden.
Het incident is gesloten.