Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Demesmaeker heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, vorige week verscheen in het magazine Samenleving en Politiek een bijdrage van de politicologen Wille en Deschouwer met als titel 'Tussen kreten en gefluister. Verkiezingen en verfransing in de Vlaamse Rand'. Het is een analyse van de verkiezingsuitslagen van 8 oktober.
Hun besluit is dat het aantal stemmen dat wordt uitgebracht voor de taaletnische Franstalige lijsten in de Rand over het algemeen niet stijgt, met uitzondering van de zes faciliteitengemeenten rond Brussel. Ze tonen aan dat er een stille electorale integratie plaatsvindt en dat de migratiestroom van Brussel naar de Vlaamse Rand zich niet vertaalt in eenzelfde electorale winst voor die taaletnische lijsten.
Mijnheer de minister, ik wil geen afbreuk doen aan de ernst van het werk van deze politicologen, maar ik heb er wel een aantal vragen bij. Wat ons vooral zorgen baart, is de vertaling die dit onderzoek in de pers heeft gekregen. We vinden het immers belangrijk dat er in de rest van Vlaanderen een draagvlak blijft bestaan voor het beleid dat u voert in de Rand. Wij vinden dat een sterk beleid en steunen het ook volmondig. Krantenkoppen zoals 'Verfransing is illusie' of 'Een andere Franstalige olievlek breidt niet uit' worden in de Rand weliswaar gerelativeerd en weggelachen, maar kunnen er toch toe leiden dat er een verkeerde beeldvorming bestaat in de rest van Vlaanderen dat niet met de dagdagelijkse toestand in de Rand wordt geconfronteerd. De vraag rijst dan ook naar de achterliggende bedoeling van dat onderzoek. Wanneer het de bedoeling is om de publieke opinie te bewerken of in slaap te wiegen, dan hebben we daar toch wel vragen bij.
Het is ook bedenkelijk dat tegelijkertijd totaal andere analyses circuleren, onder andere de analyse van de taskforce van de Vlaamse Rand, toch wel een ambtelijke werkgroep, onder leiding van de provinciegouverneur van Vlaams-Brabant. Daarin wordt besloten: "In de analyse blijkt in elk geval een tendens tot winst voor de Franstalige partijen. In de zes faciliteitengemeenten lijkt het erop dat er winst is voor de Franstalige en verlies voor de Nederlandstalige lijsten. In de andere gemeenten van de Vlaamse Rand varieert de evolutie van de Franstalige partijen van een status-quo over een lichte winst in sommige gemeenten tot een zeer behoorlijke winst in andere gemeenten." Dit lijkt me een duidelijkere en accuratere analyse van een zeer complexe toestand.
Het is moeilijk een eenduidige analyse te maken. De onderzoekers Wille en Deschouwer geven ook aan dat het niet is omdat er geen electorale verfransing is dat de daadwerkelijke ontnederlandsing van de Vlaamse Rand geen feit zou zijn.
Mijnheer de minister, hoe staat u tegenover die onderzoeksresultaten van de VUB? Bent u het eens met de bevindingen en conclusies? Druisen die niet in tegen de conclusies van onze eigen taskforce? Tonen dergelijke tegenstrijdige analyses niet het belang aan van een degelijk kenniscentrum over de Vlaamse Rand, waarvan ook sprake in uw beleidsbrief?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik zal geen commentaar geven op krantentitels. Dat is niet mijn rol, tenzij het werkelijk zou gaan over mijn beleid. In de krantentitels wordt echter commentaar geleverd op een wetenschappelijk onderzoek. Mijnheer Demesmaeker, ik kan me ook niet uitspreken over de door u veronderstelde doelstellingen van Wille en Deschouwer. Ik weet niet of die kloppen. U zult hen daar zelf om moeten vragen.
In de eerste plaats zou ik willen beklemtonen dat de vergelijking tussen wat de resultaten van de taskforce in verband met de verkiezingsresultaten in de negentien gemeenten in de Rand enerzijds en wat Wille en Deschouwer doen in Samenleving en Politiek anderzijds, er één is tussen appelen en citroenen. Wille en Deschouwer hebben enerzijds gekeken naar de resultaten van de zes faciliteitengemeenten en anderzijds naar de resultaten in Halle-Vilvoorde.
De uitspraak die de krantenkoppen heeft gekleurd, is die over Halle-Vilvoorde. Daar is ook een reden voor. Ze wilden parlementaire resultaten kunnen bekijken. Dat kan natuurlijk alleen op het niveau van Halle-Vilvoorde. Eigenlijk doen ze dus een uitspraak over Halle-Vilvoorde in globo. Ze stellen dat als de zes faciliteitengemeenten, waar de verfransing zeer duidelijk en aanzienlijk is, worden geneutraliseerd, er in Halle-Vilvoorde eigenlijk een electoraal status quo is. Of dat juist of verkeerd is, weet ik niet.
Wat in onze ambtelijke taskforce is gebeurd, is niet meer dan een oplijsting van de verkiezingsresultaten in de negentien gemeenten van de Rand. Daar kan iets over worden gezegd. De taskforce doet dat ook. Het gaat echter wel om een andere eenheid dan die van Halle-Vilvoorde of die van de zes faciliteitengemeenten. Als we die twee naast elkaar leggen, vergelijken we appelen met citroenen. Dat is trouwens ook de reactie van de mensen in de taskforce, die overigens de eigen oplijsting van de negentien randgemeenten niet als een wetenschappelijke studie beschouwen.
Ik wil daar niet te lang bij stilstaan. De studies zeggen eigenlijk iets over verschillende onderwerpen of electorale kiesomschrijvingen.
Ten gronde wil ik wel zeggen dat de resultaten die Wille en Deschouwer vaststellen in de faciliteitengemeenten wel degelijk zeer duidelijk zijn. Er is een sterk oprukkende - ook electorale - verfransing, terwijl in de Rand de resultaten wat verschillend zijn van gemeente tot gemeente. Daar zijn echter ook heel wat gemeenten die ons zorgen moeten baren. Meer in het algemeen moet iedereen die bezig is met Halle-Vilvoorde, met politiek, met het sociaal of economisch beleid weten dat er een druk tot verfransing aanwezig is. Ook de mensen uit het onderwijs kunnen daarvan getuigen.
Om de rest van Vlaanderen hiervoor te interesseren, zou ik het nog anders, en misschien interessanter, kunnen uitdrukken. Er is een verdergaande ontnederlandsing aan de gang. We moeten daar een krachtig beleid tegenover stellen, ongeacht de uitspraken in die verschillende wetenschappelijke studies over electorale resultaten in verschillende omschrijvingen.
Mijnheer Demesmaeker, u was aanwezig op het bijzonder interessante colloquium in Dilbeek. Ondersteund door mensen van het colloquium heb ik daar gepleit om een duidelijk aanklampend beleid te voeren met betrekking tot het Nederlands in de Rand, en wat mij betreft in heel Vlaams-Brabant. Op scharniermomenten in het sociaal leven - de keuze van de school van de kinderen, het zoeken van een woning, het betrekken van een sociale woning, het zoeken naar werk, het zich laten helpen bij het zoeken naar werk - moeten mensen worden aangeklampt. Er moet hen worden gezegd dat ze Nederlands moeten gebruiken, omdat dat ook in hun eigen voordeel is. We moeten daar een sterk beleid rond ontwikkelen. Ik pleit daar sterk voor, ongeacht de resultaten in deze of gene studie.
Zoals u zelf tijdens andere gelegenheden hebt gezegd, vind ik ook dat de electorale resultaten in de faciliteitengemeenten ontmoedigend zijn voor de Vlaamse politici en voor de Vlaamse verenigingen die daar al lang werkzaam zijn. Ze zien met lede ogen hoe de krachtsverhoudingen veranderen. We mogen ons echter niet laten ontmoedigen in ons beleid. We moeten een breed beleid voeren, niet alleen met betrekking tot die zes faciliteitengemeenten, maar in de hele Rand en, wat mij betreft, in heel Vlaams-Brabant, om daar iets tegenover te stellen.
U hebt de studie aangegrepen om te vragen of we nu niet dringend nood hebben aan dat kenniscentrum met betrekking tot de Rand. Ik zou willen verwijzen naar de constructieve gedachtewisseling daarover in de commissie. U hebt daar gezegd dat we een kenniscentrum zouden moeten uitbouwen in de vzw De Rand. Ik heb daar toen op geantwoord dat de vzw De Rand veeleer een soort portaal, een front office zou moeten zijn.
Daarachter zou je een beroep moeten doen op bestaande wetenschappelijke expertise. Wat er ook van zij, ik denk dat wij nood hebben aan goede expertise, goede documentatie en wetenschappelijke analyse. Als dat de strekking is van uw tussenkomst, kan ik u daarin wel bijtreden. Er zijn hier nogal uiteenlopende vaststellingen, en het laatste woord is duidelijk nog niet gezegd. Er is inderdaad nood aan goede documentatie.
Ik sluit me aan bij uw besluit. Het was inderdaad de bedoeling van mijn vraag. Het is meer dan ooit duidelijk dat er nood is niet alleen aan wetenschappelijke expertise en kennis, maar ook aan goede communicatie. Men moet ook in staat zijn om het beleid ten aanzien van de rest van Vlaanderen te verdedigen en duidelijk te maken waarmee u bezig bent en waarom. Dat stoort mij een beetje in de manier waarop deze ene studie naar de buitenwereld werd vertaald. Dat was een beetje eenzijdig. U zegt zelf dat het allemaal niet zo eenvoudig is. De Rand wordt bij die ene analyse beperkt tot de negentien gemeenten, terwijl wij zeer goed weten dat de problematiek van de Vlaamse Rand zich verder uitbreidt naar een groot deel van Halle-Vilvoorde en zelfs naar Vlaams-Brabant.
Ik ben heel blij dat u zegt dat we ons zeker niet laten ontmoedigen in ons beleid met betrekking tot de zes faciliteitengemeenten. Want ook dat is een beetje storend aan de duiding van de politicologen. Onder andere in een interview in De Standaard zeggen ze dat de zes faciliteitengemeenten verloren zijn voor Vlaanderen. Dat druist in tegen alle analyses die wij zelf hebben gemaakt: zowel in het Vlaamse regeerakkoord als in de beleidsnota Vlaamse Rand als in uw beleidsbrieven. Ik ben blij dat u zegt dat we ons niet uit het lood laten slaan. Pessimisme is zeker niet aan de orde.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij wat de minister en de heer Demesmaeker zeggen. Die studie, hoe we ze ook interpreteren, wekt de indruk dat de verfransing een illusie is. Maar in de faciliteitengemeenten is de uitslag voor de Vlamingen een echte ramp. Ook in andere gemeenten - denk aan Zaventem; plus vier percent; Sint-Pieters-Leeuw; plus vier percent; Tervuren; plus vier percent - zijn er nu meer dan twintig percent Franstaligen.
En dan is er nog een bijkomend element. Gisteren verscheen dat er tien percent absenteïsme is in Antwerpen, maar dat is ook het geval in Drogenbos, Kraainem, Zaventem en Linkebeek. Dat absenteïsme is zo hoog omdat het om Franstaligen gaat die zich absoluut niet meer betrokken voelen bij het bestuur en die ook niet meer gaan stemmen. Als dat reservoir zou gaan stemmen, kom je tot nog veel hogere percentages.
Ik betreur die studie. Die politicologen meten zich een air van wetenschappelijkheid aan. Ik heb daar als economist zo mijn twijfels over, en u misschien ook, mijnheer de minister. Maar de studie op die manier interpreteren, wekt de indruk enerzijds van een soort van 'francité irréversible' in de faciliteitengemeenten en anderzijds dat er geen probleem is. Ik stel vast dat in een gemeente als Vilvoorde Jean-Luc Dehaene en Hans Bonte, die toch geen communautaire diehards zijn, nu ook reglementen goedkeuren voor taalkennis bij de aankoop van gronden. Of neem het socialehuurbesluit, dat u ook hebt verdedigd op het colloquium van De Rand. Die instroom vormt wel degelijk een gigantisch probleem. De ontvlaamsing, of ontnederlandsing, vormt een zeer groot probleem. Enerzijds is het woonbeleid essentieel - en ik vind dat de Vlaamse Regering daar al tien, vijftien jaar tekortschiet. Anderzijds vind ik uw conclusie goed, dat de Nederlandskundigheid van die Franstaligen moet worden verhoogd. Daar is het beleid van de Vlaamse Regering goed.
Ik betreur de studie. Niet dat ik aan politieke verdachtmaking wil doen, maar de manier waarop ze werd overgebracht, creëert in de Rand een enorme ontmoediging en wekt de indruk dat de 'francité' aan de ene kant niet erg is en aan de andere kant irreversibel. Dat vind ik heel gevaarlijk. Misschien heeft professor Deschouwer dat niet zo bedoeld, maar als men onder het mom van wetenschap dingen publiceert, dan moet men daar ook de gevolgen van dragen.
De heer Van Hauthem heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, ik betreur de studie ook en vooral het beeld dat men - al dan niet gewild, maar misschien wel gewild - heeft willen creëren. De heren Deschouwer en Wille zijn uitgegaan van de resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen omdat ze ervan uitgaan dat daar de harde kern van de Franstaligen zit. In gemeenten waar Franstalige lijsten niet opkomen, is er in feite wat dat betreft geen probleem. Dat is natuurlijk maar een deel van het verhaal en dat bepaalt ook de beeldvorming, of dat nu gewild is of niet.
Ze moeten natuurlijk wel alle verkiezingsresultaten nagaan. Ik woon ook in een kanton waar in geen enkele gemeente Franstalige lijsten zijn opgekomen. Als we dat echter vergelijken met de provincieraadsverkiezingen, dan zien we daar al een electorale aanwezigheid. Vergelijk dit met de resultaten van de Kamer- en Senaatsverkiezingen en de Europese verkiezingen in de Vlaamse kantons in Brussel-Halle-Vilvoorde en het zal duidelijk zijn. In het kanton Meise bijvoorbeeld haalde men in 1999 16 percent voor de Kamer en voor het Vlaams Parlement maar 8,4 percent. Dat geeft weer wat de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde zou kunnen betekenen, alleen maar in electorale termen.
U kent ook de cijfers uit een studie van Kind en Gezin: 40 percent van alle inwijkelingen spreekt geen Nederlands meer. In minder dan de helft van de jonge gezinnen in Tervuren, Beersel, Sint-Pieters-Leeuw en Zaventem wordt nog Nederlands gesproken. De heer Deschouwer komt dan met een air van wetenschappelijkheid zeggen dat er buiten de 6 faciliteitengemeenten eigenlijk weinig aan de hand is. Ik heb de indruk dat op voorhand is vastgelegd tot welke conclusie men wilde komen en dat die cijfers als uitgangspunt dienden. Daarmee is bewezen wat bewezen moest worden. Ik ben blij dat u die cijfers vandaag relativeert, want dat heeft meer dan een halve week geduurd. U zegt als minister bevoegd voor de Rand dat u het absoluut niet eens bent met de cijfers en het beeld dat eruit voortspruit.
Mijnheer de minister, ik ben blij dat we daarover hier vandaag van gedachten hebben gewisseld zodat een en ander in de juiste context is geplaatst en gerelativeerd.
Het incident is gesloten.