Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Peumans heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, mijn vraag is ontstaan naar aanleiding van de goedkeuring van de ontwerpbegroting 2007. Er zou plots een financiële meevaller van circa 187 miljoen euro zijn. Ik veronderstel dat dit heeft te maken met de financieringswet, de fiscale capaciteit en de denataliteit. Dat levert plots die extra miljoenen euro op. Het geld is afkomstig van de federale overheid. Ik heb begrepen uit de pers dat het de bedoeling is dat de Vlaamse Regering een soort van Toekomstfonds zou oprichten waarin een bedrag van 370 miljoen euro zou worden gestopt.
Wat ik een beetje merkwaardig vind, is dat dit ineens uit het niets opduikt nadat de regering de ontwerpbegroting 2007 heeft goedgekeurd. Ik zou dat in mijn gemeente ook wel willen meemaken, ik doe daar ook de financiën. In het regeerakkoord heeft men gesproken over een soort toekomstnorm die men zou gaan hanteren en nu duikt er plots geld op om een Toekomstfonds op te richten.
Er is ook gesproken over een fonds dat men zou kunnen oprichten om te gebruiken bij de staatshervorming 2007. Want bij de overheveling van bevoegdheden van het federale niveau naar Vlaanderen, zouden er heel waarschijnlijk geen financiële middelen mee overkomen. Vlaanderen zou dan een aantal bevoegdheden kunnen financieren met de extra middelen uit de financieringswet.
Ik heb vier vragen. Bent u het met mij eens dat de federale overheid, na de goedkeuring van de ontwerpbegroting 2007, plots exacte gegevens overmaakt? Stapt u af van het principe van het FFEU? Komt er in de plaats een Toekomstfonds? Kan de Vlaamse overheid vrij over dat geld beschikken of is er een afspraak met de federale overheid dat dit geld opgespaard moet worden zodat er een positief effect is voor de federale begrotingsnorm? De premier heeft een aantal weken geleden trouwens gezegd dat alle besturen zullen moeten bijdragen tot het halen van de begrotingsnorm. Welke invloed heeft dit op de onderhandelingspositie van Vlaanderen voor de komende staatshervorming?
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Misschien eerst het technische onderdeel. Het is zo dat op het interministerieel overleg van vrijdag 22 september 2006, het INR een aantal documenten heeft gegeven die we nadien geanalyseerd hebben. Naar aanleiding van de Septemberverklaring van 25 september 2006 hebben we de resultaten van de begrotingsopmaak 2007 aan u overgemaakt. Uit analyse van de documenten van het INR bleek dat er twee parameters gewijzigd waren, namelijk de fiscale capaciteit en de denataliteit. Voor alle duidelijkheid de twee meest belangrijke parameters: het BNP is op 2,2 percent gebleven en de inflatie is op 1,9 percent gebleven. Zowel de aanpassing van 2006 als de nieuwe parameters van 2007 zijn correct verrekend in de Vlaamse begroting.
Al sedert oktober 2005 schrijf ik aan mijn federale collega-minister van Begroting brieven over de fiscale capaciteit omdat ik erg verwonderd was dat die in 2005 niet steeg voor Vlaanderen. In 2006 was ik er nog meer van overtuigd dat die fiscale capaciteit voor Vlaanderen moest stijgen, en stuurde ik opnieuw een brief. Er zijn twee redenen voor. Er komen in dit land bijna 150.000 jobs bij, vooral in Vlaanderen waar er dus ook personenbelasting voor betaald wordt. Bovendien tonen officiële statistieken dat de federale lastenverlaging ongeveer 1,6 miljard euro minder opbrengsten geeft, waarvan grosso modo 900 miljoen euro in Vlaanderen en 600 miljoen euro in Wallonië. Proportioneel weegt de lastenverlaging dus zwaarder in Wallonië omdat ze er in de marginale schijven het snelste voelbaar is voor meer mensen - Vlaanderen heeft hogere inkomens.
Hoe wordt nu de fiscale capaciteit berekend? Men stelt een bepaald pakket middelen vast, waarop men een percentage toepast. Die pot blijft hetzelfde, maar het stuk van de taart voor Vlaanderen moest wel groter worden, je moest echt geen hogere wiskunde gestudeerd hebben om dat aan te voelen. Uiteindelijk is die parameter voor Vlaanderen in één klap gestegen met 0,4618. Dat is een gigantische stijging, waardoor we een meeropbrengst hebben van 167 miljoen euro. Dit houdt ook in dat de parameter in Wallonië met meer dan 5 percent is gedaald. Zoals u weet, zijn er in de bijzondere financieringswet en het solidariteitsmechanisme dat daarin zit, compensaties voorzien wanneer een regio minder heeft dan het gemiddelde van de personenbelasting. Met andere woorden: het stuk van de taart voor Vlaanderen wordt groter en het stuk van de taart voor Wallonië wordt kleiner, maar in Wallonië werkt het solidariteitsmechanisme waardoor het uiteindelijk een status-quo kent.
Wat de denataliteit betreft, danken we onze Waalse vrienden. We stellen namelijk vast dat het aantal min-18-jarigen in Wallonië stijgt ten opzichte van het referentiejaar 1988. In de bijzondere financieringswet staat dat in dat geval de taart groeit, dat er meer btw-middelen worden doorgestort naar de gemeenschappen. Als de taart groeit, en Vlaanderen heeft daar een vast percentage van, dan groeit natuurlijk het stuk voor Vlaanderen, meer bepaald met 24 miljoen euro. Wie de optelsom heeft gemaakt, komt zo uit op 187 miljoen euro meer middelen.
Verder weet u dat we in Vlaanderen sinds het begin van deze legislatuur werken met een toekomstnorm die we vertalen in het aanleggen van conjunctuurprovisies. Die conjunctuurprovisies zijn ook meegenomen in de meerjarenbegroting en worden doorgetrokken. Zo hadden we bijvoorbeeld in 2004 een conjunctuurprovisie van 90 miljoen euro, die we niet hebben aangewend, en waar een begrotingsruiter op zit. In 2005 hebben we de conjunctuurprovisie wel gebruikt: tijdens de budgetcontrole hebben we ze in de begroting ingeschreven. Voor 2006 hebben we een conjunctuurprovisie van 92 miljoen euro, die we normaal gezien niet nodig hebben. Het is de bedoeling om bij de budgetcontrole 2007, wanneer we dit wiskundig zeker weten, deze twee conjunctuurprovisies te storten in een Toekomstfonds.
Waarom wil ik dat? Toen ik pas aantrad - de collega's van de Commissie voor Financiën en Begroting weten dat zeer goed - hebben we een heel debat gevoerd over een verslag van de Hoge Raad voor Financiën, dat het had over de intertemporele neutraliteit. De Hoge Raad voor Financiën waarschuwde in dat verslag de minister van Financiën en Begroting: let op dat, wanneer er een toevloed is van middelen, die niet worden omgezet in recurrent beleid, want dan moet er bij een daling van de ontvangsten worden bijgestuurd. Vermits Vlaanderen voor twee derde een loonbegroting heeft, moet er, als er moet worden bijgestuurd, worden geknibbeld aan dat één derde 'andere uitgaven', en dus aan de investeringen. Daarom heb ik aan de regering voorgesteld om met het oog op de toekomstnorm en het aanleggen van conjunctuurprovisies te voorzien in een methodiek waarbij we, wanneer we de conjunctuurprovisie niet nodig hebben, dat bedrag automatisch storten in dat Toekomstfonds, waardoor we eigenlijk vermijden dat we in Vlaanderen een soort stop-and-go-begrotingsbeleid moeten voeren. Zo kunnen we structureel een macro-economische reserve aanleggen, die toelaat om, zelfs bij een tegenvallende conjunctuur - 0,1 percent BNP is vandaag voor Vlaanderen ongeveer 13 miljoen euro - de begrotingsdoelstellingen van de meerjarenbegroting te behouden. Wat mij betreft wordt er dus met de grootst mogelijke voorzichtigheid te werk gegaan.
Waarom een Toekomstfonds en geen FFEU of niet het Zorgfonds? Het Zorgfonds heeft een zeer gealloceerde opdracht, namelijk het verlenen van de zorgbijdrage. We hebben daarvoor dit jaar 150 miljoen euro extra gereserveerd. Het Fonds voor Financiering van de Eenmalige Uitgaven wordt op een compleet andere manier gefinancierd: het FFEU wordt gespijsd met een evenwaardig bedrag aan vastleggingskredieten en betaalkredieten, dat op het eind van het jaar niet wordt aangewend. Dat bedrag wordt in twee treden overgedragen: op het einde van het jaar en bij de budgetcontrole van het daaropvolgende jaar. De financiering van het FFEU gebeurt dus op een andere manier en ook de uitgaven van het FFEU zijn zoals u weet zeer gealloceerd om de scheeftrekking tussen gemeenschapsuitgaven en gewestuitgaven te corrigeren naar de gewestuitgaven, onder meer in investeringen in openbare werken en milieu.
We rekenen in de loop van volgend jaar op een spaarpot van ongeveer 370 miljoen euro. We gaan dat geld niet gebruiken voor recurrente uitgaven. Daar is de regering het over eens. We zitten met een lopend contentieux met de federale regering, waarvan we niet weten of we er morgen, overmorgen of in de zomer van 2007 uit zullen raken, maar er zal ooit een beslissing genomen moeten worden. Het gaat over dossiers zoals de gesubsidieerde contractuelen, het tijdskrediet, de responsabiliseringsbijdrage, de pensioenen enzovoort. We beschikken over een buffer, zodat we nooit aan de beleidsruimte moeten knibbelen.
De Kyoto-uitdaging komt op ons af, met de komende twee, drie of vier jaar de vraag in welke mate we die kunnen invullen en moeten bijsturen. We moeten ook nog een aantal investeringsuitgaven doen, waarbij we die middelen via eenmalige investeringen willen aanwenden en activeren, om op die manier ook de naam van investeringsregering waar te maken.
Vlaanderen beslist daar autonoom over, maar iedereen weet dat de volgende zomer zich als warm aankondigt, in het kader van de mogelijke gesprekken over een staatshervorming. Ik heb geleerd dat het handig is om op dat moment iets achter de hand te hebben. Ik geef een voorbeeld. De overheveling van de bevoegdheid inzake landbouw ging gepaard met een krediettekort van 10 miljoen euro. We hebben toen een Lambermontprovisie aangelegd, die we tot en met dit jaar hebben gebruikt om de financiering van die bevoegdheid waar te maken.
Ik zou zeggen: bezint eer ge begint. Ik denk dat de Vlaamse Regering hier een goede beslissing heeft genomen. Als we dat optellen bij het Vlaams Zorgfonds, het FFEU en het Toekomstfonds, denk ik dat de Vlaamse begroting op gewapend beton is gebouwd.
Mijnheer de minister, u zegt dat de klassieke investeringen er niet mee worden betaald, maar u spreekt wel over investeringsuitgaven. Welke investeringsuitgaven zijn dat dan?
Er zijn nogal wat collega's die nog vragen in petto hebben. Voor een aantal sectoren, onder meer mobiliteit, overwegen we om een grootschalig investeringsprogramma op gang te brengen. Dat vraagt een kapitalisering, die we met die middelen zouden kunnen doen.
Er liggen ook nog andere plannen op tafel die een eenmalige kapitalisatie vragen van een aantal nieuwe vennootschappen. Ook daar zouden we dat geld voor kunnen aanwenden, maar dat is een beslissing die we pas in 2007, met kennis van zaken, zullen nemen.
Het incident is gesloten.