Verslag plenaire vergadering
Actuele vraag over de bezwaren van de Europese Commissie tegen de meeneembaarheid van de Vlaamse registratierechten
Verslag
De heer Sannen heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op 20 juli werd ik verrast door een mededeling van de Europese Commissie die stelde dat Vlaanderen een einde zou moeten maken aan de meeneembaarheid van de registratierechten. De meeneembaarheid is een initiatief van de vorige regering waarbij de registratierechten verlaagd werden. Wanneer iemand een nieuwe woning als hoofdverblijfplaats zou kopen, kan hij de reeds betaalde registratierechten van de vorige woning die hij verkoopt, meenemen bij de nieuwe woning. Het is ook een slimme lastenverlaging: ze zorgt niet alleen voor een grotere mobiliteit in de koop en verkoop van woningen, maar ze zorgt er ook voor dat mensen sneller in de juiste woning gaan wonen, namelijk dichter bij hun werk of beter op maat van hun gezinstoestand.
We vonden dit allemaal een prachtig idee. Nu zegt de Europese Commissie dat de maatregel discriminatoir is en zou ingaan tegen het vrije verkeer van personen, tegen de vrijheid om zich in Europa te kunnen vestigen en tegen het vrije kapitaalverkeer in Europa.
Mijnheer de minister, ik was verrast omdat deze maatregel in België, dat een veel nauwere federale constructie heeft, tot geen enkel belangenconflict aanleiding heeft gegeven, terwijl vanuit Europa wordt ingegrepen en gesteld wordt dat Vlaanderen dit niet kan doen. Er hangt blijkbaar een nieuwe betutteling boven ons hoofd. We willen juist het woonbeleid dicht bij de mensen brengen. Woonbeleid moet een regionaal beleid zijn. Vanuit de Europese Commissie komt nu een initiatief dat zegt dat wanneer een Spanjaard hier een woning koopt, de reeds betaalde registratierechten in Spanje hier in mindering zouden moeten worden gebracht, terwijl Vlaanderen nooit registratierechten heeft ontvangen van die Spanjaard. Ook in België, wanneer een Brusselaar of Waal zijn woning verkoopt en een nieuwe woning koopt in Vlaanderen en registratierechten betaalt, zouden de reeds betaalde registratierechten aan de Brusselse of Waalse overheid hier in mindering moeten worden gebracht. Dat principe houdt Europa erop na. Ik vind dat gevaarlijk.
Ik ben bekommerd hoe we daar mee omgaan. We moeten binnen de twee maanden een antwoord geven, anders bestaat de kans dat de Europese Commissie bij het Europese Hof van Justitie een klacht zou indienen. Wanneer we zomaar gevolg zouden geven aan wat de Europese Commissie zegt, zou dat een belangrijke budgettaire consequentie voor Vlaanderen hebben. Mijnheer de minister, welke houding nemen u en de Vlaamse Regering aan? Welk antwoord zult u formuleren aan de Europese Commissie ten opzichte van deze veroordeling? Mocht u ingaan op de bemerking van de Europese Commissie en een verruiming realiseren van de meeneembaarheid, wat zouden dan de budgettaire gevolgen zijn voor Vlaanderen?
Ik hoop dat u een antwoord klaar hebt. De termijn van twee maanden, beginnende op 20 juli, is immers verstreken. De regering moet een antwoord formuleren.
De heer Matthijs heeft het woord.
Mevrouw de voorzitter, heren ministers, geachte leden, de heer Sannen heeft me grotendeels het gras voor de voeten weggemaaid. In de tweede helft van juli heeft de Europese Commissie inderdaad een met redenen omkleed advies gegeven aan België, en dus ook aan het Vlaamse Gewest, met opmerkingen over de discriminatie in de Vlaamse registratiebelastingen. Specifiek had de Commissie opmerkingen bij het feit dat die meeneembaarheid als het ware ophoudt aan de grens van het Vlaamse Gewest. Zoals de heer Sannen al opmerkte, zou dat neerkomen op een beperking van het recht om vrij te reizen en te verblijven binnen de EU. Het zou een beperking zijn van de vrijheid van vestiging en het vrije verkeer van kapitaal binnen de EU.
Het Vlaamse Gewest, of België, moet binnen de twee maanden antwoorden, anders kan deze zaak aan het Hof van Justitie worden voorgelegd. Mijn vragen zijn dan ook identiek aan die van de heer Sannen. Is er al geantwoord? Wat is het antwoord? Zal de meeneembaarheid worden uitgebreid tot de rest van Europa en meer specifiek tot de Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, of werd er een andere oplossing gezocht die hetzelfde effect zal hebben?
Minister Van Mechelen heeft het woord.
Geachte leden, de Europese Commissie heeft inderdaad op 21 december 2005 een verzoek om bijkomende informatie tot Vlaanderen gericht met betrekking tot de regeling van de meeneembaarheid. Niet de regeling zelf werd in vraag gesteld. Zoals de vraagstellers terecht hebben gesteld, ging het over één aspect ervan. Op deze vraag om informatie heeft Vlaanderen gereageerd op 22 maart 2006, met een uitvoerig antwoord. Daarin hebben we een argumentatie ontwikkeld die erop neerkomt dat wij menen dat Vlaanderen de meeneembaarheid kan beperken tot het aftrekken van betaalde registratierechten voor een woning die als hoofdverblijfplaats gold bij de vorige transactie.
U weet dat, in het kader van de Europese regelgeving en gezien het ontbreken van een fiscale harmonisatie, de lidstaten nog steeds de mogelijkheid hebben om, in het kader van hun fiscale autonomie, die wij hebben gekregen van de federale regering, een onderscheiden regelgeving te hebben. Daarbij moeten twee aspecten worden getoetst. Ten eerste moet een objectief verschil aantoonbaar zijn. Ten tweede moet de samenhang van de fiscale wetgeving worden ingeroepen om te beargumenteren waarom er een onderscheid wordt gemaakt.
Ik denk dat we het, als het gaat over de meeneembaarheid, eens zijn over de grond van de zaak, namelijk dat het een goede zaak is. Het stelt ons in staat in Vlaanderen een veel sneller woonbeleid te voeren, van een kleine naar een grote woning en omgekeerd. Dan gaat het bijvoorbeeld over jonge gezinnen die een grotere woning gaan betrekken of oudere gezinnen die terugkeren naar een appartement in de dorpskern. Op het vlak van de mobiliteit is vandaag bewezen dat mensen sneller bereid zijn een woning te verkopen en dichter bij hun arbeidsplaats te gaan wonen, nu die verfoeilijke 12,5 percent tot het verleden behoort.
We hebben tegenover Europa twee argumenten ontwikkeld. We stellen dat er een objectief verschil bestaat tussen Vlaanderen en andere lidstaten. In Vlaanderen bedroegen de registratierechten 12,5 percent. Die werden afgetrokken. Vandaag hebben we het over 10 percent, met de aanpassing van de regelgeving in januari 2002. In het Verenigd Koninkrijk bedragen de registratierechten 1 percent, in Zweden 1,5 percent en in Duitsland 3,5 percent. Er is dus een fundamenteel onderscheid qua regelgeving en toepassing daarvan, en vooral inzake de belastbaarheid van onze burgers. Het spreekt dan voor zich dat, indien iemand bij een eerste aankoop van onroerend goed al 12,5 of 10 percent heeft betaald, die persoon bij een tweede verkoop en aankoop niet opnieuw aan die heel zware belasting zou worden onderworpen.
Dat wat betreft het objectieve verschil.
In verband met samenhangende regelgeving hebben we gezegd dat Vlaanderen een visie heeft. We hebben de ambitie jonge starters in onroerend goed aan te moedigen om in plaats van tien jaar huishuur te betalen en dat geld kwijt te zijn, snel een onroerend goed te kopen. Daarvoor hebben we het systeem van het abattement ingevoerd, waarbij vandaag de eerste schijf van 12.500 euro, en hopelijk vanaf 1 januari wanneer het ontwerp van decreet wordt goedgekeurd, de eerste schijf van 15.000 euro niet wordt belast.
Zodra ze in een andere gezinssituatie komen of een andere werkgever hebben, kunnen ze die woning weer verkopen en de meeneembaarheid inroepen om een stuk te recupereren en sneller een nieuwe aankoop te doen. Er is dus wel degelijk een objectief verschil. In het kader van de samenhang van onze fiscale wetgeving kunnen we dat ook verdedigen.
Op 12 juli heeft de commissie ons opnieuw in een gemotiveerd advies gevraagd om dit verder uit te diepen. Dat hebben we intussen gedaan, en we hebben ons daarbij gebaseerd op de bekende Europese rechtspraak. We hebben een beroep gedaan op een gerenommeerd advocatenkantoor om ons juridisch bij te staan. Verder hebben we de zonet genoemde motieven, die we in het Vlaams Parlement samen hebben ontwikkeld, uitvoerig meegedeeld aan de Europese Commissie.
We moeten binnen de twee maanden antwoorden; dat is een termijn van orde. Het antwoord van Vlaanderen is verstuurd op 13 september, dus binnen het vooropgestelde tijdsbestek. Het is nu aan de Europese Commissie om in een volgende fase te oordelen of ze kunnen instemmen met de argumentatie van Vlaanderen. Er zijn dan twee mogelijkheden. Ofwel wordt de zaak gesloten, en laten ze het daarbij; ofwel wordt aan de Europese Commissie, die collegiaal moet beslissen, gevraagd om België, en de facto Vlaanderen, in gebreke te stellen.
Dan begint een juridische procedure, waarin ik me - zonder tegenbericht - namens Vlaanderen met tegensprekelijke argumenten zal verzetten tegen de Europese Commissie. We hebben immers wel degelijk een punt. We hebben die fiscale autonomie. De heren Sannen en Matthijs stelden terecht dat we in dit federale land gevochten hebben om zelf bevoegd te worden, terwijl er nu weer op die bevoegdheid zou worden beknibbeld door de Europese Commissie.
We gaan dus die procedure zo nodig aan en we zullen een bijkomende argumentatie ontwikkelen. Tot nader order zie ik geen enkele reden om onze regelgeving aan te passen.
Mijnheer de minister, ik dank u voor dit duidelijke antwoord. U hebt de volledige steun van het parlement om dit standpunt aan de Europese Commissie duidelijk te maken, en om zo nodig die procedure te beginnen. Het zou ongehoord zijn, mochten we ons eigen woonbeleid geen vorm kunnen geven. De betutteling van Europa is totaal ongepast.
Ik heb nog een vraag die u alleen hypothetisch kunt beantwoorden, maar dat gold ook al voor de consequenties van de maatregel toen we die invoerden. Wat zouden de budgettaire consequenties zijn van een uitbreiding van deze maatregel naar alle Brusselaars, Walen en Europeanen? Misschien kunt u daar later op antwoorden.
Mijnheer de minister, ik steun volledig uw argumentatie. Ik hoop dat Europa daarop ingaat. Zo niet, dan moeten we de juridische weg bewandelen en ons verdedigen tot het einde.
Voor een budgettaire inschatting hebben we in het verleden al gewaagde oefeningen gemaakt. Die hebben uitgewezen dat we het meestal bij het rechte eind hadden. Dit is echter in een glazen bol kijken. Hoeveel Spanjaarden komen hier wonen, kopen een woning, hebben er in het verleden een gehad enzovoort? Dat is niet in te schatten. Wat ik wel kan zeggen, is dat de Duitser, Nederlander, Fransman, Spanjaard, Portugees of Pool die morgen in Vlaanderen komt wonen en voor het eerst een eigendom verwerft, uiteraard van het abattement kan genieten zoals iedereen. Hij is in onze fiscale wetgeving gelijkgeschakeld met een Vlaams onderdaan. Als intellectuele oefening wil ik wel eens proberen een schatting te maken, maar pin me daar dan niet op vast.
Het incident is gesloten.