Verslag plenaire vergadering
Verslag
Algemene bespreking (Voortzetting)
Mevrouw Berx heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, collega's, ik dank de verslaggever voor het zeer gedetailleerde en uitgebreide verslag van de commissiewerkzaamheden. Diversiteit is een onomkeerbare realiteit in Vlaanderen met kansen maar ook met heel wat bedreigingen. Die bedreigingen maximaal omzetten in kansen, voor de nieuwkomers en de Nederlandsonkundige oudkomers, in het voordeel van henzelf maar bovenal ook in het belang van alle Vlamingen en dus van de hele samenleving, is het opzet van het ontwerp van decreet dat we nu bespreken en straks hopelijk zullen goedkeuren. Volgens mijn burgemeester, onze collega de heer Janssens, zien we diversiteit te veel als een probleem. 'Diversiteit brengt natuurlijk problemen mee, maar zouden steden zonder diversiteit nog iets betekenen?' vraagt hij zich retorisch af, want '… diversiteit leidt tot meer mogelijkheden, meer creativiteit, meer ontwikkeling. Gebrek aan diversiteit leidt tot stilstand.'
Of diversiteit in hoofdzaak positief of negatief te duiden is, kan onzes inziens niet in abstracto worden beantwoord. Dat hangt in grote mate af van de inhoud van die diversiteit. De heer Janssens heeft natuurlijk gelijk wanneer hij - in navolging van Filip Rogiers - poneert dat: 'het gemakkelijker is als goedverdienende klant bij El Warda, een uitstekend Marokkaans restaurant in het Antwerpse Zurenborg, verdraagzaam te staan tegenover culturele diversiteit dan als bejaarde bewoner van de sociale huisvesting op de Geelhandplaats, een gettowoonkazerne in Antwerpen-Noord'. Is het ook niet makkelijker om positief te staan tegenover diversiteit, wanneer die, zoals in Canada of Australië vooral bestaat uit geschoolde, meertalige Chinezen, Iraniërs, Afghanen of Russen, wiens loyauteit in Canada of Australië ligt, dan uit - ik ga nu wat kort door de bocht omdat de diversiteit groter wordt - ongeschoolde, vaak analfabete mannen of vrouwen uit het Rifgebergte die vaak onvoldoende toegerust zijn om hun schoolgaande kinderen te begeleiden, of snel de weg naar de arbeidsmarkt te vinden. Dat gebeurt soms met alle gevolgen van dien op het vlak van overlast, gebrek aan respect, relatief zwakke schoolprestaties en vatbaarheid voor bepaalde vormen van extremisme, zoals gedocumenteerd door Hind Fraihi.
In die laatste groep mensen moeten we immers veel investeren, en willen we ook veel investeren.
Ook uit het fameuze, maar toch zeer genuanceerde PISA-rapport blijkt met betrekking tot de schoolse resultaten van autochtone en allochtone leerlingen van respectievelijk de eerste en de tweede generatie, overduidelijk dat er een niet onbelangrijke correlatie bestaat tussen de resultaten van allochtone leerlingen en hun land van herkomst. Dat de tweede generatie allochtonen bovendien slechter scoort dan de eerste, is allicht mee te verklaren door het lakse beleid op het gebied van gezinshereniging en door het feit dat de overgrote meerderheid van allochtonen in Vlaanderen nog steeds een partner zoekt in het land van herkomst.
Laten we kortom onderkennen dat de huidige diversiteit in Vlaanderen in hoge mate een ongewild gevolg is van een gewilde politiek van helaas weinig doordacht gestuurde gastarbeid, die bovendien veel te lang niet of zeer slecht werd gemanaged. Dat is overigens ook zelfkritiek ten aanzien van onze partij. Die bijna niet gestuurde migratie, met name door gezinshereniging en gekozen clandestiniteit, duurt helaas voort. Wie dat niet wil zien, kan geen behoorlijk migratie- of inburgeringsbeleid voeren. Een strak en selectief federaal migratiebeleid is nochtans een noodzakelijke voorwaarde voor een sterk en succesvol Vlaams inburgeringsbeleid.
In die zin is het de uitdrukkelijke keuze van CD&V om zich wél verantwoordelijk te voelen voor de standpunten en keuzes die de collega's op de verschillende bestuursniveaus innemen met betrekking tot migratie en inburgering. Dat we op alle bestuursniveaus consequent dezelfde houding aannemen over migratie en inburgering, is immers cruciaal voor Vlaanderen en de Vlaamse steden. Wie dat niet doet, blijft multiculturaliteit ten onrechte vereenzelvigen met massa-immigratie, zoals Roger Scruton opmerkte. We moeten dat trouwens niet verwijten aan wie hier in Vlaanderen een betere toekomst komen zoeken, maar wel aan het beleid.
Hoe sterk we ook de federale opties betreuren, de realiteit is wat ze is. Het is onze plicht - en onze fractie neemt die met overtuiging op - met zijn allen het beste te maken van deze veelkleurige samenleving. Dit vereist in het belang van heel Vlaanderen onder meer een strak inburgeringsbeleid. Het ontwerp van decreet dat we nu bespreken, voldoet daaraan.
Aan dit ontwerp van decreet ligt een, wat te weinig geëxpliciteerde visie op mens en samenleving ten grondslag. De verslaggever zei het al: mensen hebben schuld noch verdienste aan de ouders, het land en de cultuur waaruit ze voortkomen. Ouders kiezen hun kinderen niet, en kinderen nog veel minder hun ouders. Met deze gegevenheid kunnen en moeten mensen in verbondenheid met anderen het project van hun leven uittekenen en beleven.
Dat hier en nu in Vlaanderen kunnen realiseren, veronderstelt een degelijke kennis van het Nederlands - NT2 -, een voldoende en doorleefde vertrouwdheid met onze normen en waarden - maatschappelijke oriëntatie - en de nodige vaardigheden, kennis en kunde om door eigen arbeid in een eigen inkomen te voorzien, want dat verdient de voorkeur, dan wel door bijscholing, vrijwilligerswerk of een zeer goede begeleiding van de kinderen mee te bouwen aan Vlaamse welvaart en Vlaams welzijn. De loyauteit van wie in Vlaanderen woont, behoort de Vlaamse Gemeenschap.
CD&V verdedigt dit beleid omdat het breekt met de verkeerd begrepen en onverschillige tolerantie ten aanzien van levenswijzen en keuzes, zelfs wanneer die haaks staan op de fundamentele verworvenheden van de moeizaam opgebouwde democratische rechtsstaat. Niemand kan uit de eigen culturele identiteit of culturele, religieuze of etnische bepaaldheid rechten of aanspraken putten, laat staan ze opleggen aan de leden van een gemeenschap, wanneer ze indruisen tegen de fundamentele rechten en vrijheden of normen en waarden van de democratische rechtsstaat. In die zin is de democratische rechtsstaat niet cultureel neutraal. Hij kan, mag en zal ook nooit volledig tolerant zijn. Er moet een groot aantal dominante waarden zijn, die mensen die naar deze samenleving komen, moeten begrijpen en delen.
Dat betekent enerzijds dat de overheid - de gemeenschap - meer moet vragen van mensen die hier komen wonen, en anderzijds dat de samenleving zich bewuster en met meer energie moet inspannen om een aantal gedeelde bindende waarden te expliciteren en op te leggen. Dat is precies wat dit beleid doet, vanuit de overtuiging dat wie hier komt wonen, wel degelijk in staat is die gemeenschappelijke taal en gedeelde normen en waarden te verwerven. Hun de handvaten aanreiken om dat ook te doen, is in het belang van henzelf en van de hele gemeenschap.
Collega's, dit is noch relativisme noch cultuurrelativisme. Ook wij verwerpen het cultuurrelativisme van 'alles kan, alles mag en alles is gelijkwaardig'. Wie zelfzeker, maar niet zelfgenoegzaam gelooft in zichzelf, hoeft niet te vrezen voor de ondergang van de Europese beschaving zoals de heer Van Dijck in zijn reflectienota poneert. Meer tolerantie is niet wenselijk, meer homogeniteit is niet menselijk en is trouwens strijdig met de individuele vrijheid, die ook de artistieke vrijheid omvat.
Ik keer nog even terug naar het inburgeringsdecreet zelf. CD&V is bijzonder tevreden met de uitbreiding van de doelgroep. Eindelijk zullen zowat alle gezinsherenigers moeten voldoen aan de inburgeringsplicht. Het is overbodig om te herhalen dat deze plicht moest worden gekoppeld aan het verblijfrecht. We zijn ook verheugd over het recht op een flexibel traject voor de inburgeraars die werken. Werken is inderdaad een belangrijk, doch ook een onvoldoende bewijs van inburgering.
We zijn ook tevreden dat twee amendementen van de meerderheid door de commissie werden aanvaard. Door het eerste amendement zullen ook de oudkomers die leven van een leefloon, behoren tot de prioritaire inburgeraars in afwachting van de hopelijk zeer spoedige uitbreiding van de inburgeringsplicht tot deze categorie. Het tweede amendement maakt het onmogelijk om de inburgeringsplicht af te kopen door het betalen van een administratieve sanctie: de inburgeringsplicht blijft bestaan zolang ze niet effectief is vervuld. Geen enkele man zal zijn vrouw haar recht op een inburgeringstraject en bijgevolg op een eerste stap naar emancipatie kunnen ontzeggen.
Alvorens af te sluiten, heb ik nog een verduidelijking bij het debat over de wortel en de stok. Tijdens de hoorzitting verklaarde de vertegenwoordigster van het Vlaams Minderhedencentrum dat het nieuwe inburgeringsdecreet te veel stok en te weinig wortel inhield. Het zou een decreet van sancties, maar niet van kansen zijn. Onze fractie verzette zich met klem tegen deze visie. Tegen het einde van de legislatuur zal de Vlaamse Gemeenschap 71 miljoen euro investeren in inburgering. Aan nieuwkomers en bepaalde categorieën Nederlandsonkundige oudkomers biedt Vlaanderen inburgeringstrajecten aan om deze mensen de kans te geven om actief te participeren aan onze samenleving, de gemeenschap waaraan zij hun lot verbinden. Onzes inziens is dat de wortel. Onze fractie ziet niet welke extra er nog meer nodig zou zijn om mensen aan te moedigen om op dit aanbod in te gaan. In een omgeving van EVC's en EVK's zullen inburgeringsattesten - zo is te verwachten - vrij snel een civiel effect sorteren.
Uiteraard heeft het VMC het volste recht om deze mening te koesteren, maar toch betreuren we dit. We betreuren de onnodig negatieve en wat demagogische duiding van het nieuwe inburgeringsbeleid, temeer omdat die sterk indruist tegen de ervaring van de personen die nu al behoren tot de al dan niet verplichte doelgroep van het inburgeringsbeleid.
Behalve de goede afstemming van de verschillende trajecten van het OCMW, de VDAB en het inburgeringstraject, ziet onze fractie nog twee belangrijke lacunes. Het secundaire traject is, voorzover het sociaal of educatief perspectief heeft, onvoldoende uitgewerkt. We rekenen erop dat de ministers van Cultuur, Welzijn en Onderwijs, evenals de Vlaamse Gemeenschapscommissie van Brussel vanuit de filosofie van het inburgeringsdecreet meewerken aan de uitbouw van zinvolle secundaire trajecten.
We dringen ook aan op een permanente monitoring van de resultaten van het inburgeringsbeleid. Meten is weten. De resultaten van de vele investeringen die Vlaanderen terecht doet in inburgering, moeten meet- en tastbaar zijn. Het gaat om resultaten inzake de kennis van het Nederlands, vertrouwdheid met normen en waarden, doorstroming naar de arbeidsmarkt en begeleiding van de schoolloopbaan van kinderen.
Meer in het algemeen willen we geregeld informatie over de resultaten in relatieve en absolute cijfers met betrekking tot de positie van de diverse groepen van allochtonen in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in alle domeinen van het maatschappelijke leven. Meer dan sensibilisering en retoriek, zullen harde resultaten de mensen overtuigen van mogelijkheden, rechten, plichten en verantwoordelijkheden, ongeacht hun etnisch-culturele achtergrond. (Applaus bij CD&V)
De heer Gatz heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren ministers, gisteravond heb ik zoals elk jaar op 11 juli op de Grote Markt van Brussel een leuke avond beleefd. Het was een mooi feest. Ik denk wel dat ik dat mag zeggen: ik leid het af uit de appreciatie van het publiek. Al was het 'niet echt mijn kopje thee'. Ik houd immers niet zo van de hyperkinetische Bart Peeters, en de Spaanse deuntjes van Belle Perez kunnen me niet echt bekoren.
'De gustibus et coloribus et mulieribus non disputandum est.' Dat zegt misschien meer over mezelf dan over de 2 personen die ik vernoem. Het was in elk geval een mooi feest, omdat het in zijn programmatie representatief was voor wat Vlaanderen vandaag is. Ik heb Bart Peeters, Flip Kowlier, Kris de Bruyne en anderen in het Nederlands horen zingen. Ik heb Belle Perez en Djamel in zuiderse en mediterrane talen horen zingen. Ik heb Sandrine en Stef Kamil Carlens in het Engels horen zingen. Dat is wat Vlaanderen vandaag is en het geeft aan hoe onze samenleving organisch is gegroeid tot wat ze vandaag is en tot wat ze verder zal evolueren.
Dit inburgeringsdecreet vertrekt vanuit die reële Vlaamse samenleving en hoe ze zich aan de allochtone Vlaming aanbiedt, hoe ze hem of haar vraagt en verplicht om zich in die samenleving in te burgeren. Dat staat in schril contrast met hoe die samenleving wordt afgebakend in de reflectienota van het Vlaams Belang. Voor het Vlaams Belang blijft de natiestaat naar 19e eeuws model nog altijd het ideaal. Het is een staat waar 'een prepolitieke loyaliteit vereist en verondersteld wordt, met de natie als bindmiddel. De essentie van de relatie tussen burger en natie is het delen van een gemeenschappelijke nationale identiteit.'
Wij als liberalen geloven dat een identiteit niet van bovenaf kan worden opgelegd, zelfs al zouden we dat willen. Die moet van onderuit groeien. Bovendien kan ze uit verschillende lagen bestaan. Wat de overheid wel kan en moet doen, is een kader van normen en waarden uitwerken, dat het fundament voor een samenleving is, en dat door een zo groot mogelijke groep wordt gedragen. Dit is door de commissie van wijzen onder leiding van professor Bossuyt onlangs uitgewerkt. De 5 hoofdwaarden zijn vrijheid, gelijkheid, solidariteit, respect en burgerschap, die op hun beurt zijn ingebed in een democratie, een rechtsstaat en, misschien het allerbelangrijkste, in pluralisme.
Dit is geen relativistisch multiculturalisme. Mijnheer Van Dijck, ik heb soms de indruk dat u daarin de polarisatie opzoekt van wij tegen de rest. Dat is de waarheid geweld aandoen. We stellen enerzijds een inhoudelijk soepel kader voor, maar anderzijds is het ook te nemen of te laten. Er kan binnen het kader gepraat en gediscussieerd worden, maar over het kader zelf kan niet worden onderhandeld. Pragmatisme wordt hier op een goede manier aan beginselvastheid gekoppeld.
Dit inburgeringsdecreet bouwt op die fundamenten verder. Inburgering lost niet alles op. Integratie is deels een groepsproces, maar ook een individueel proces, dat al naargelang de mens, soms lang duurt, soms kort, soms zelfs een heel leven. Inburgering is in elk geval een goede vertrekbasis tot een duurzame en volhartige integratie. We zullen in de komende jaren het debat over integratie en migratie verder moeten voeren.
Het is een goede zaak dat de doelgroep wordt uitgebreid. Daarover is heel het Vlaams Parlement het eens. Het is ook goed dat de regering daar de middelen aan verbindt. Die zullen in de loop van de legislatuur worden verdubbeld. Dat toont aan dat het de Vlaamse Regering en het parlement menens is. Dit beleidsinstrument wordt één van de speerpunten. We hebben tot onze vreugde ook vernomen dat het ontwerp van decreet de expliciete steun krijgt van de lokale besturen, bij monde van de VVSG, de gemeenten en de OCMW's.
Het is ook goed dat een en ander duidelijker wordt. Misschien zullen sommigen zeggen, strakker worden georganiseerd. Maar waarom niet? Nu moeten we ervoor zorgen dat we het operationeel maken van het ontwerp van decreet nauwgezet monitoren om na te gaan of alles in de komende tijd op het terrein operationeel wordt. Ik heb begrepen dat het de bedoeling van de minister is om de komende dagen de uitvoeringsbesluiten in de steigers te zetten, en niet te wachten tot kerstmis om te zien hoever we dan staan.
We moeten ons inderdaad traag haasten en rechtdoor gaan. Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen dat de operationalisering op het terrein kan worden verteerd.
Mijnheer de minister, u zult me niet kwalijk nemen dat ik als Brusselaar aandring op een convenant of toch een aantal werkafspraken met de VGC. De blijvende vermelding in het nieuwe decreet van de VGC is misschien niet noodzakelijk maar vanuit een Brusselse regiefunctie denk ik dat er een meerwaarde kan worden gevonden in het partnerschap met de VGC. Als we dus aan dit inburgeringsdecreet een inwerkingsdecreet koppelen - en dat is het volgende punt op de agenda -, dan kunnen in Vlaanderen bindende afspraken worden gemaakt met de VDAB. In Brussel zouden we hetzelfde moeten kunnen doen met de BGDA, maar dat kunnen we niet decretaal vastleggen. We kunnen er wel op zijn minst een mouw aan passen door met de VGC goede afspraken te maken in partnerschap.
Vrijheid is voor de VLD een belangrijk goed maar ook geen absoluut goed. Vrijheid bestaat pas als er rechten maar ook plichten zijn. Vrijheid bestaat pas als er kansen worden geboden die ook worden gegrepen. Dat is het fundament van dit ontwerp van decreet. Wij zullen het dan ook met enthousiasme goedkeuren. (Applaus bij de meerderheid)
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, namens mijn fractie wil ik vooreerst mijn tevredenheid uitspreken over het voorliggende ontwerp van decreet tot wijziging van het inburgeringsdecreet van 2003.
Zoals aangegeven, geeft het wijzigingsdecreet uitvoering aan een van de meest prominente onderdelen van het Vlaams regeerakkoord. De redactie van het decreet was door de juridische complexiteit allesbehalve eenvoudig. Er moest lang onderhandeld worden, maar het is een feit dat nagenoeg alle afspraken uit het regeerakkoord zijn nagekomen.
Inburgering wordt in het ontwerp van decreet in de eerste plaats als een positief verhaal benadrukt en als een middel om een doel te bereiken. Het inburgeringsdecreet is erop gericht om mensen actief - of mogen we zeggen nog intensiever - te laten participeren in de samenleving. Die samenleving is voor ons, en dat wil ik nogmaals benadrukken, een verdraagzame, multiculturele samenleving. Diversiteit biedt inderdaad veel kansen. De heer Gatz heeft het hier beeldend uitgedrukt. Diversiteit leidt tot meer creativiteit en dynamisme.
De Vlaamse Regering heeft in haar voornemens de lat hoog gelegd om dit te verwezenlijken. De leidraad is de overtuiging dat de weg van het inburgeringsbeleid de enige weg is. Het inburgeringsbeleid zal voortaan ook een meersporenbeleid zijn, een beleid dat de komende jaren met aanzienlijk meer middelen, ook uit de begroting arbeid en onderwijs, op kruissnelheid moet komen.
Uit de grondige bespreking in de commissie van het ontwerp van decreet heb ik alvast onthouden dat alle meerderheidsfracties het erover eens zijn dat de uitbreiding van de doelgroep - en dat is toch de belangrijkste innovatie in het decreet - alsook het afbakenen van de prioritaire groepen, een goede zaak is. De mensen uit de doelgroep hebben inderdaad recht op een inburgeringstraject. De uitbreiding is voor hen zelfs van cruciaal belang. Het is een uitgelezen kans op integratie in onze samenleving.
Ook voor onze fractie is de uitbreiding van de verplichte doelgroep tot een belangrijke groep van nieuwkomers-huwelijksmigranten die vroeger niet of moeilijk werden bereikt, een heel goede zaak. Vanuit emancipatorisch perspectief is ook de prioritaire aandacht voor de oudkomers, ouders van schoolgaande kinderen, uitermate belangrijk.
We stellen met plezier vast dat de huidige minister van Onderwijs momenteel werk maakt van het wegwerken van de wachtlijsten in NT2. Maar we willen tegelijk toch ook blijven waarschuwen dat de uitbreiding van de doelgroep zou leiden tot eventuele nieuwe verdringingseffecten ten aanzien van oudkomers. Hoe dan ook, sp.a-spirit is verheugd over de bevestiging in het ontwerp van decreet van de fundamentele rol van de reguliere aanbodsverstrekkers inzake NT2 en arbeidsmarkttoeleiding. Wij hebben steeds het accent gelegd op een inclusieve aanpak vanuit taal en werk. Het is immers onze overtuiging dat een cursus normen en waarden op zich heeft weinig invloed heeft als er geen verdere participatie in de samenleving op volgt. En daarvoor zijn taal en werk van essentieel belang.
We hopen dan ook dat het belang van de reguliere aanbodsverstrekkers inzake taal en werk vertaald wordt in de verdeling van de extra inburgeringsmiddelen.
In het verlengde van deze inclusieve aanpak zijn we ook blij dat de regering gevolg heeft gegeven aan ons standpunt om werkloze oudkomers - en daarin heeft het Nederlandse voorbeeld ons gemotiveerd - niet via het inburgeringsdecreet te vatten, maar via het bestaande beleid en de bestaande regelgeving voor werklozen, al dan niet oudkomers. Dat wil dus zeggen via de sluitende aanpak en het inwerkingsdecreet.
Het is trouwens in meerdere opzichten interessant om naar het Nederlandse inburgeringsbeleid te kijken en er de nodige lessen uit te trekken, dit zowel ten goede als ten kwade. In Nederland heeft men, zoals bekend, al veel vroeger dan in Vlaanderen een beleid van inburgering uitgewerkt. Maar door enerzijds een verharding in het beleid en anderzijds een verharding in de samenleving kon men blijkbaar niet meer het nodige geduld opbrengen om op de ingeslagen weg verder te gaan. De slinger is er nu volledig doorgeslagen in de richting van het marktdenken en van resultaatsverbintenissen door middel van examens. De inburgeraars moeten binnen een bepaalde periode slagen voor een examen en ze moeten zelf maar zien waar ze moeten leren en hoe ze dat betalen. Kortom, hoe ze die resultaten halen, hangt af van de zo geroemde individuele verantwoordelijkheid.
We hopen dan ook dat de Vlaamse regering goed nadenkt alvorens ze voor het behalen van een inburgeringsattest op een later te bepalen tijdstip overgaat tot een resultaatsverbintenis. Vooralsnog houdt ze het - en naar ons oordeel terecht - bij een inspanningsverbintenis. Mensen moeten er inderdaad toe gestimuleerd worden om de nodige inspanningen te leveren. Het is hierbij belangrijk dat er in de uitvoeringsbesluiten een realistische definitie komt van het gehanteerde begrip van regelmatige deelname aan de cursussen. Het moet in een percentage aanwezigheden wordt uitgedrukt in plaats van een aantal afwezigheden. Zoniet worden lagergeschoolde en analfabete cursisten die een langer leertraject nodig hebben, benadeeld.
Meer en meer zal in het inburgeringsdebat ook de vraag worden gesteld wat er tegenover het behalen van een inburgeringsattest staat. Anders gezegd, wat is zo'n attest überhaupt waard of wat is het civiele effect van zo'n inburgeringsattest? Aangezien het op federaal vlak vooralsnog nergens een invloed heeft op het verkrijgen van een definitieve verblijfsvergunning of het bekomen van de Belgische nationaliteit, beperkt de marge van de Vlaamse overheid zich tot haar eigen administraties en de lokale besturen. Maar als de slogan 'de vrijblijvendheid voorbij' een van de uitgangspunten is van het inburgeringsbeleid, dan betekent dit ook dat de inspanningen van alle kanten zullen moeten komen. Dat wil zeggen dat de Vlaamse overheid dus op haar beurt concrete verbintenissen met streefcijfers zal moeten aangaan voor wat de diversiteit in haar eigen personeelsbeleid betreft.
Ik zou binnen dit tijdsbestek nog even willen stilstaan bij het systeem van de administratieve boetes. Ook binnen de Vlaamse regering is er lang gediscussieerd over het systeem van sancties, vergoedingen en waarborgen. Ik zou van de gelegenheid gebruik willen maken om te vragen in de uitvoeringsbesluiten oog te hebben voor de gebeurlijke administratieve lasten. Wat dat betreft, ben ik het eens met de onthaalsector. Ze moeten zoveel mogelijk worden beperken. Er moet steeds worden nagegaan of het sop de kool wel waard is.
Het vroegere strafrechtelijke sanctiesysteem is, in navolging van het regeerakkoord, vervangen door een systeem van administratieve boetes. We zijn het er mee eens dat die boetes voldoende laag moeten zijn om mensen niet nodeloos naar het OCMW te jagen, maar ook voldoende hoog om het afkoopgedrag te ontmoedigen. Toch blijven we het zeer vreemd vinden dat dit boetesysteem ook van kracht is voor de niet verplichte maar wel rechthebbende inburgeraars. Zij betalen immers ook al een vergoeding.
Inzake de vergoedingen die rechthebbenden moeten betalen, willen we er voor pleiten om ze via de uitvoeringsbesluiten zo laag mogelijk te houden en te werken met een getrapt systeem in functie van financiële draagkracht. Het mag geenszins een instrument worden om potentiële rechthebbenden af te schrikken. Het is naar ons aanvoelen terecht dat voor een verplichte basisopleiding geen vergoeding moet worden betaald, maar wel een waarborg. Het gaat hier namelijk om aanmoediging. We hopen trouwens dat het alternatief van een waarborg als symbolische bijdrage van gemaakte kosten sociaal voldoende realistisch en administratief haalbaar zal zijn.
Ondanks deze laatste, misschien kritische kanttekeningen, kan de sp.a-spiritfractie zich toch ten volle scharen achter het ontwerp van decreet en zal ze het met enthousiasme goedkeuren.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, collega's, in de laatste dikke turf van de VRIND-gegevens las ik dat er jaarlijks in Vlaanderen gemiddeld 22.000 nieuwkomers een verblijfsvergunning krijgen, dat ze afkomstig zijn uit 175 landen en dat een derde van de nieuwkomers de stad Antwerpen uitkiest als vestigingsplaats. Dat is niet dé massale instroom, maar het is wel een realiteit dat mensen uit onze regio het moeilijk hebben met het tempo waarin onze samenleving verkleurt. Sommigen zeggen dat dit een beetje te vergelijken is met de industriële revolutie. In die periode was er ook een massale beweging van mensen die van het platteland in de stad kwamen wonen. Heel wat zekerheden werden toen ook op de helling gezet en netwerken vernield. Ook toen waren er conservatieven die dachten dat het einde van de beschaving nabij was, dat het met de samenleving totaal de verkeerde kant zou opgaan. Heel die industriële revolutie lag aan de basis van de Franse Revolutie en van de nieuwe waarden en normen die vandaag nog altijd de basis zijn van onze cultuur.
Ik wil daarmee aantonen dat waarden en normen geen statische gegevens zijn en dat die verschuiven. Ik wil nog een recenter voorbeeld geven en daarmee ingaan op het zwembadverhaal van de heer Van Dijck. Veertig jaar geleden was het ondenkbaar dat een meisjesklas op zwemles ging als er ook jongens in dat zwembad zaten. Zolang geleden is dat nog niet. Het valt me altijd weer op dat precies die collega's die pleiten voor conservatieve waarden voor de vrouw en voor moeder aan de haard, nu het hardste roepen en grote pleitbezorgers zijn voor gelijkheid tussen man en vrouw. Ze vinden dat iedereen samen het zwembad moet induiken.
We zitten momenteel in een tijdsgewricht dat te vergelijken is met de industriële revolutie. Het is nu niet zo dat mensen massaal van het platteland naar de stad verhuizen, maar in een geglobaliseerde wereld met enorm veel mobiliteitsmogelijkheden vinden steeds meer migraties van oost naar west en van zuid naar noord plaats. Dat brengt angst mee bij een aantal conservatieven die zeggen dat dit het einde van onze cultuur is. Ze zeggen dat we absoluut onze waarden en normen moeten behouden. Tegelijkertijd is er - en dat vind ik ook gezond - de discussie over wat die waarden en normen zijn. Het zijn geen statische gegevens en binnen enkele tientallen jaren zullen we andere waarden en normen absoluut 'incontournable' vinden of zullen er andere uitingsvormen zijn van hopelijk dezelfde waarden die vertrekken vanuit gelijkheid van iedereen en solidariteit.
Een andere vaststelling is dat we de verkleuring van de samenleving een beetje Vlaams bekijken. Ik heb soms de indruk dat men doet alsof het een probleem is dat alleen Vlaanderen of Antwerpen overkomt. Dit is een wereldwijd verschijnsel. Misschien is het goed om wat meer over het muurtje te kijken en buiten deze koepel eens in Brussel te kijken naar de verkleuring, of in Amsterdam, Keulen of Rijsel waar de samenleving aan een even hoog tempo kleurt, met alle positieve gevolgen maar ook met alle samenlevingsproblemen van dien.
Het heeft in het verlengde hiervan ook geen zin om aan de Vlaming diets te maken dat een Belgische, laat staan een Vlaamse partij, in staat zou zijn om de klok terug te draaien. De geglobaliseerde wereld is een gegeven. We moeten wel begrip hebben voor het feit dat dit voor sommige mensen niet evident is, maar we moeten durven blijven zeggen dat de multiculturele toekomst een realiteit zal zijn en dat de overheid in staat is om de randvoorwaarden te scheppen om samen te leven in verschil.
De overheid mag de klok niet terugdraaien, maar moet de randvoorwaarden scheppen om harmonieus samen te leven. Samenleven vereist dat men elkaar verstaat en elkaars normen en waarden respecteert. Nieuwkomers goed onthalen en hun de middelen geven om te kunnen communiceren is een belangrijk onderdeel van het beleid.
We mogen ons daar evenwel niet toe beperken. Dit beleid focust mijns inziens te veel op integratie als een individueel proces. Nieuwkomers en binnenkort ook oudkomers worden uitgenodigd om een inburgeringsattest te verwerven, om Nederlands te leren en een job te vinden. Iemand met Afrikaanse of Aziatische roots heeft evenwel naast talenten ook een eigen identiteit. Die wordt mee bepaald door de eigen sociaal-culturele achtergrond. Een mens is ook een cultureel en een sociaal wezen. Hij heeft behoefte aan het koesteren van de eigen cultuur. Zeker in een vreemde omgeving is dat zo. Het koesteren en beleven van de eigen waarden en godsdienst geeft aan de mens stabiliteit. Die stabiliteit is nodig om zijn talenten voluit te kunnen gebruiken.
Inburgering en integratie zijn niet alleen een individueel maar ook een collectief proces. We zouden kunnen verwijzen naar Vlaamse gemeenschappen die decennialang in Canada of Afrika nog steeds de behoefte hebben om elkaar te vinden en elkaars cultuur een beetje te delen. In Antwerpen leeft een joodse gemeenschap die heel expliciet de eigen cultuur en godsdienst beleeft. Dat zorgt niet voor samenlevingsproblemen, want de contacten tussen de verschillende gemeenschappen zijn er. Hetzelfde geldt voor de Indische gemeenschap, die een eigen tempel en eigen scholen heeft. Ik pleit niet voor dat laatste, maar dat toont aan dat integratie ook een collectief proces is waarin de relaties tussen de gemeenschappen een rol spelen.
Ik mis dat aspect in het huidige regeringsbeleid. Samenleven in verschil is maar mogelijk als de Vlaamse overheid naast een individueel gericht inburgeringstraject ook ruimte creëert voor de beleving van de eigen waarden door etnisch-culturele minderheden. Samenleven in verschil is een en-enverhaal, niet een of-ofverhaal. Het is een verhaal van individueel inburgeren en van overleg van gemeenschap tot gemeenschap. Hier focussen we op het individuele aspect, en dan vooral op de wijziging van het decreet van 28 februari 2003. De heer Van Dijck heeft een goed verslag uitgebracht. Daarin werden de nuances van de opvattingen van de verschillende fracties goed verwoord. Hier wil ik nog even focussen op een aantal van mijn amendementen die ik heb aangehouden. Ik doe dat in drie punten.
In de eerste plaats wil ik stellen dat er in onze samenleving een brede consensus over de noodzaak van onthaal en inburgering bestaat, ook over verplichte inburgering. Inburgering is voor elke nieuwkomer een recht, een beetje zoals het recht op onderwijs. Dat realiseren we via de invoering van de leerplicht. Ouders bezitten ouderlijke macht, maar ze hebben niet de vrijheid om te beslissen of hun kind wel of niet onderwijs volgt. Onderwijs vinden we zo belangrijk dat de leerplicht is ingevoerd. Vandaag vinden we ook inburgering zo belangrijk dat het recht op inburgering pas optimaal kan worden gerealiseerd als er een inburgeringsplicht is.
Mannen - en in sommige gevallen ook vrouwen - hebben niet het individuele recht om hun partner te verbieden zich in te burgeren en onze taal te leren. Inburgering moet echter, zoals het onderwijs, een positief element zijn. Het mag niet iets zijn dat men doet omdat het moet, omdat er een stok achter de deur staat. Inburgering doet men omdat het verrijkt; omdat het instrumenten bezorgt voor een volwaardige participatie. Inburgering zorgt voor kansen op de arbeidsmarkt. Samen met mevrouw Hostekint hoop ik dat het inburgeringsattest een maatschappelijke waarde krijgt.
Ik hoop dat voor mensen die inderdaad dat attest hebben gehaald, ook deuren worden geopend door werkgevers of dat het perspectieven opent naar opleidingen. Dat kan men dan de wortel noemen.
Het blijkt nu dat voor de overgrote meerderheid de inburgeringsplicht die in Vlaanderen nog vrij jong is, niet nodig heeft. De stok van de verplichting is, net als voor het onderwijs, niet nodig. Men grijpt met beide hadden de kans aan om in te burgeren en Nederlands te leren. Alleen de groep van vrouwen die hier zijn terecht gekomen via gezinsvorming worden op dit moment niet bereikt. Dat is wel de realiteit. Deze realiteit kennen we allemaal uit de casuïstiek, uit de ervaring.
Omdat de inburgeringsplicht in Vlaanderen zo recent is, hebben we daar niet voldoende gegevens over. Welke redenen hebben de vrouwen om niet te komen? Hoe zouden we ze op basis van het decreet van 2003 toch kunnen motiveren of verplichten om die inburgeringscursussen te volgen? Er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar en het is dus onvoldoende duidelijk. Er zijn op dit moment zelfs onvoldoende cursussen beschikbaar, mijnheer Van Dijck, om mensen die de vraag stellen tot inburgering, ook te laten inburgeren.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Ik wil heel even een voorbeeld aanhalen. Wij zijn in onze kleine gemeente een vijftiental jaren geleden met taallessen begonnen. Er heerste toen een groot probleem bij de huismoeders. Zij mochten namelijk niet naar die taallessen komen.
Als u stelt dat er te weinig gegevens bekend zijn, is dat misschien juist op het vlak van exact cijfermateriaal. We weten echter wel in grote lijnen waar het schoentje knelt.
Ik ben niet tegen een inburgerinsplicht. Het tegendeel is waar. In het vorige decreet werd ook in een inburgeringsplicht voorzien. Dat is toen onvoldoende geëvalueerd en we weten niet of die vorm van verplichting al dan niet werkt.
De kritiek van het Vlaams Minderghedencentrum, mevrouw Berx, moet ook in dat licht worden bekeken. Er is toen gesteld dat het onvoldoende duidelijk was waarom deze vrouwen in de praktijk niet komen. Ik deel de mening dat dit nieuwe decreet er vooral is gekomen vanuit een sfeertje van 'kijk eens hoe serieus we het nemen, hoe streng we optreden'.
Zelfs met de mooiste terminologie kwam het in de commissie altijd neer op het volgende statement: "Degene die niet wil, zal zijn straf niet kunnen ontlopen." De minister weet dat en ik wil u het mooiste citaat uit de reeks niet onthouden. Als de minister het had over wat wij in Antwerpen 'een karottentrekker'noemen of iemand die niet naar de les gaat omdat hij zich ziek voordoet, had hij het over wat in Limburg heet 'pijn aan zijn goesting'. Het is zo'n beeldrijke uitdrukking dat ze een opname in de Van Dale verdient. Als Antwerpenaar meen ik het ook dat het hier om een heel mooie Limburgse uitdrukking gaat. Het illustreert perfect wat ik bedoelde, het benadrukt te veel de stok en te weinig de wortel van dit decreet.
Deze Vlaamse meerderheid is nochtans gestart onder het motto 'vertrouwen geven'. Deze rode draad vind ik te weinig terug in het inburgeringsdecreet. De verplichte inburgeraar moet voor hij zijn traject kan starten, een inkomensgebonden waarborg betalen. Als hij de lessen niet volgt, moet hij een boete betalen die wordt afgetrokken van de waarborg. Pas als hij alle lessen volgt, wordt de waarborg op het einde van het traject terugbetaald.
Ik heb nog altijd weinig argumenten gehoord om aan te tonen dat dit systeem van waarborgen en boetes ook effectief is. De vraag is of de doelgroep die vandaag moeilijk wordt bereikt - vrouwen die via gezinsvorming naar ons land komen, met dit systeem zullen worden gevat. De meerderheid heeft intussen een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat na een jaar het recht niet kan worden afgekocht. Dat maakt het systeem alleen maar ingewikkelder. Er is nergens wetenschappelijk aangetoond dat dit een argument zou zijn om die mensen nu wel te bereiken.
Ik vrees dat heel het systeem, bestaande uit het innen van waarborgen, het onderzoeken van de hoogte van inkomens, de controle, het doorgeven van aanwezigheden en het verrekenen van boetes, vooral de onthaalbureaus een verschrikkelijke administratieve last zal opleggen. Ik vrees dat dit systeem meer zal kosten dan het zal opbrengen.
Het is trouwens de vraag wie de waarborgen en de boetes zal betalen. We weten allemaal dat de doelgroep van de verplichte inburgeraars in grote mate uit mensen uit de laagste inkomenscategorie bestaat. Ik zal niet opsommen over wie het hier allemaal gaat. Het gaat in grote mate om OCMW-klanten. De OCMW's zullen die waarborgen en eventuele boetes moeten betalen. Bovendien geeft het OCMW die bedragen in leen. De waarborgen moeten achteraf worden terugbetaald. Dit levert de OCMW's een hele administratieve rompslomp op.
We hebben een amendement ingediend om het systeem van waarborgen en boetes te schrappen. We willen enkel, zoals nu ook voor de niet-verplichte inburgeraars bestaat, een systeem van onkostenvergoedingen behouden. Gratis bestaat niet. Ik vind dat we een inspanning kunnen vragen. We moeten voor alle inburgeraars op dezelfde manier een onkostenvergoeding vragen. Aangezien ik dit amendement heb aangehouden, geef ik iedereen de kans het alsnog goed te keuren.
Een ander amendement, dat in dezelfde sfeer thuishoort, betreft het wantrouwen dat ten aanzien van de onthaalbureaus meespeelt. Ik heb ook dit amendement opnieuw ingediend. Indien ze de door de Vlaamse overheid gevraagde cijfergegevens niet tijdig doorgeven, kunnen de onthaalbureaus boetes oplopen. Wat mij betreft, staat deze handelwijze haaks op 'Vertrouwen geven', de titel van het Vlaams regeerakkoord.
De Vlaamse Regering werkt op alle domeinen samen met wat tegenwoordig stakeholders worden genoemd. De minister-president en minister Moerman hebben deze term maandag nog een paar keer gebruikt. Ik vind dat een verschrikkelijk woord. Het gaat hier om de vzw's die de Vlaamse overheid erkent om het Vlaams beleid uit te voeren. Als die vzw's niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoen, kan hun erkenning worden ingetrokken of kunnen ze een boete krijgen. Dit ontwerp van decreet gaat nog verder. Indien de vzw's de gevraagde cijfers niet voor een bepaald ogenblik leveren, kan hen een boete worden opgelegd. Ik vind dit een fundamenteel verkeerde manier om met deze zogenaamde stakeholders om te gaan. Aangezien deze werkwijze met betrekking tot de Huizen van het Nederlands al wordt gebruikt, gaat het hier eigenlijk niet om een precedent. Ik zou echter willen vragen om deze werkwijze niet voort te zetten. Dit staat eveneens haaks op de titel van het Vlaams regeerakkoord.
De boetes en de waarborgen maken het hele systeem extreem ingewikkeld. Dit staat haaks op een van de andere principes die de Vlaamse Regering hard wil maken, namelijk een vereenvoudiging van de regelgeving. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat met betrekking tot de vereenvoudiging van regeltjes een selectief beleid wordt gevoerd. Voor de hardwerkende Vlaming moeten regeltjes te allen tijde kunnen worden versoepeld. Als het gaat om de regeltjes en de formulieren voor de mensen die het minst hebben en het zwakst staan, zie ik er enkel regeltjes en formuliertjes bijkomen.
Mijnheer de minister, uw federale Kafka-collega is ongelooflijk creatief. Hij haalt haast wekelijks het nieuws met de afschaffing van een of ander formuliertje. Zo moet de hardwerkende Vlaming zich niet meer verplaatsen om een uittreksel uit het geboorteregister te halen wanneer hij wil trouwen met iemand die aan de andere kant van dit zeer uitgebreide land woont. Iemand wiens rijbewijs is ingetrokken, moet dit zonder veel geloop terugkrijgen. Dit staat haaks op de bijkomende formuliertjes en regeltjes die telkens weer voor de zwaksten gelden. Ik geef een paar voorbeelden uit het voorliggende ontwerp van decreet.
Het Rijksregister vermeldt precies de geboorteplaats, de nationaliteit, de leeftijd en dergelijke van een kandidaat-inburgeraar. Toch moet iemand die een vrijstelling van inburgering vraagt al deze documenten opnieuw afleveren. Dit bezorgt de onthaalbureaus een boel administratief werk.
Inburgeraars die in het Rijksregister waren ingeschreven voor ze de leeftijd van zestien jaar hadden bereikt, moeten zich naar hun school verplaatsen om een bewijs te halen waaruit blijkt dat ze school hebben gelopen. We kennen leerplicht in dit land. Iemand die hier zo jong is aangekomen, is hier ook naar school gegaan. We kunnen die persoon op basis van de gegevens van het Rijksregister vrijstellen. We moeten niet vragen al die papieren af te geven.
Het cliëntvolgsysteem is een goede zaak. De overheid heeft daar veel in geïnvesteerd. Ze heeft dat gedaan om ervoor te zorgen dat iemand die bezig is aan een inburgeringsproces, op om het even welk ogenblik kan worden gevolgd om na te gaan wat de stand van zaken is. Is de persoon in kwestie aanwezig geweest of niet? Heeft hij proeven afgelegd of niet?
Toch vraagt dit ontwerp van decreet volgens mij een hoop nutteloze handelingen. Er is een dubbel gebruik van dit goede cliëntvolgsysteem in verband met het doorsturen van aanwezigheidslijsten door onthaalbureaus. De VDAB heeft rechtstreeks toegang voor de klanten die hij verwijst naar het onthaalbureau, de OCMW's hebben dat niet. Ook in dit verband heb ik een aantal amendementen ingediend en aangehouden. Ik hoop dat de meerderheid ze nog eens goed in overweging neemt. Misschien worden er dan op de laatste dag van dit parlementair jaar nog dingen goedgekeurd.
Mijnheer Gatz, de VVSG was inderdaad minder kritisch dan het Vlaams Minderhedencentrum. Toch stelde ze ook vragen bij de ingewikkeldheid. Hoe moet een ambtenaar van een sociaal loket aan de mensen uitleggen waarom ze al dan niet verplicht zijn in te burgeren of waarom een man met de Belgische nationaliteit die huwt met een vrouw uit Marokko, zijn vrouw verplicht moet laten inburgeren, terwijl een man met de Franse nationaliteit dat niet moet. Dat is toch niet gemakkelijk uit te leggen. De complexiteit van dit decreet is voor mij een serieus minpunt.
Collega's, inburgering in Vlaanderen is een tamelijk recent gegeven. Vandaag komen er nieuwkomers uit 175 landen naar Vlaanderen. In het licht daarvan is inburgering een zeer boeiende, maar vermoeiende activiteit die heel wat ondersteuning vraagt. Vandaar mijn voorstel om een expertisecentrum voor inburgering in het leven te roepen. Dat zou de onthaalbureaus tijdig op de hoogte kunnen brengen van nieuwe instromers en van hun taal, hun gewoontes en hun cultuur. Dat kan de experimenten van de onthaalbureaus om mensen te betrekken benchmarken. Ik gebruik woorden uit het actieplan opdat de meerderheid me beter zou begrijpen. Zo'n expertisecentrum zou de buitenlandse knowhow ook kunnen vertalen naar de Vlaamse realiteit.
Inburgering en verplichte inburgering zijn realiteit. Groen! staat er bovendien achter. We vinden het echter niet nodig dat het decreet uit 2003 wordt gewijzigd. Het is immers een prima decreet. We kunnen deze wijziging dan ook niet goedkeuren. (Applaus bij Groen!)
De heer Van Dijck heeft het woord.
Collega's, ook in dit debat is de ene Van Dijck de andere niet. Ik wil namens mijn fractie een en ander zeggen. De commissie waarin dit ontwerp is besproken, volg ik niet, maar er is een belangrijk onderdeel van het regeerakkoord dat tijdens de onderhandelingen voldoende aan bod is gekomen.
Het pleziert ons dat dit dossier de voorbije jaren een grote stimulans heeft gekregen, ook in het algemene denken. In 2003 hebben we het eerste inburgeringsdecreet gemaakt. Toen werd er vanuit de inburgeringssector heel sceptisch gereageerd op de verplichte inburgering. We zijn nu 3 jaar later en er is een kentering in positieve zin merkbaar.
Inburgering is er niet om mensen de duvel aan te doen, maar om mensen kansen te geven. Zo hebben we in Vlaanderen ook een leerplichtonderwijs om mensen kansen te geven.
Ik wil daar niet polemisch over doen, maar laat ons zo eerlijk zijn toe te geven dat veel samenlevingsproblemen in dit land misschien voor een stuk te maken hebben met het feit dat we vroeger geen of nauwelijks een inburgeringsbeleid hadden.
Ik zou toch nog een voorbeeld willen aanhalen, mijnheer de voorzitter. Mevrouw Berx vergeleek daarstraks in haar zeer boeiende tussenkomst de migranten hier in Vlaanderen met die in een land als Canada. Ik wil daarom even verwijzen naar het congres dat de Nieuw-Vlaamse Alliantie 11 dagen geleden in dit parlement in de Schelp hield over asiel en migratie. Een van de gastsprekers daar - geen partijman dus - was de heer Jan Lamers, een publicist. Hij vergeleek ons inburgeringsbeleid met dat in Canada en maakte, mevrouw Berx, inderdaad het verschil tussen 'soorten van migranten', als ik het zo mag noemen. Migranten in Canada zijn inderdaad vaak hoger opgeleiden. Hij legde echter vooral zijn klemtoon op het volgende punt, dat we als Vlamingen ook steeds in ons achterhoofd moeten houden. In Vlaanderen wordt, evenals in Canada, gezegd dat die migranten onze normen, waarden en plichten moeten overnemen. De eerlijkheid gebiedt ons echter ook te stellen dat 'de Canadees', en ik zou bijna zeggen 'de autochtone Canadees', ook zeer sterk staat op het naleven van die rechten, waarden en normen. Ik denk dat wij ons als Vlamingen een spiegel moeten voorhouden van hoe wij zelf omgaan met waarden en normen. In Canada treedt men streng op wanneer een wet wordt overtreden, of dat nu gebeurt door een nieuwkomer of door een autochtone Canadees. De wet moet strikt worden nageleefd. Zijn wij in Vlaanderen wat dat betreft in het algemeen misschien niet een beetje te laks? Geven wij wel altijd het goede voorbeeld aan die nieuwkomers? Springen wij zelf niet al te soepel om met wat kan en niet kan? Dat waren dus de vragen die werden gesteld door de heer Jan Lamers, maar ik wil ze u toch meegeven, omdat ik denk dat wij daar toch een aantal lessen uit kunnen trekken.
In ieder geval heeft het inburgeringsdecreet van 3 jaar geleden zeker zijn waarde, zijn belang gehad. Ik denk echter - en op dat vlak deel ik de mening van mevrouw Vogels niet - dat het wel het moment was om een aantal bijsturingen te geven. Ik zal niet al te technisch worden, maar wil wel een aantal elementen aanhalen die voor de N-VA belangrijk zijn, een aantal redenen waarom we dit decreet belangrijk vinden en waarom we het straks dan ook zullen goedkeuren. Ik neem aan dat u niet anders had verwacht.
Zeer belangrijk is de uitbreiding van de doelgroep van het inburgeringsbeleid naar veel meer nieuwkomers en de aandacht voor de 'oudkomers', wat natuurlijk een beetje een eigenaardige term is. Er is een forse uitbreiding van het aantal mensen dat wordt verplicht in te burgeren. Zo worden alle niet-EU-volgmigranten en huwelijksmigranten onmiddellijk bij hun aankomst gevat door de verplichting. Ik denk dat dat een zeer belangrijk element is. Tijdens het debat enkele weken geleden over de kansen in onderwijs en de problematiek van allochtone jongeren in het onderwijs stelden we namelijk vast dat er meer schoolproblemen zijn bij kinderen uit de tweede, derde en vierde generatie dan uit de eerste generatie. Ik heb het daarjuist al gezegd vanop mijn bank: ik denk dat ook de volgmigranten en de huwelijksmigranten mensen zijn die we ten volle mee moeten kunnen pakken in onze Vlaamse samenleving. Dat zijn de mensen die jonge gezinnen stichten, dat zijn mensen die kinderen hebben die bij ons schoollopen. Zij moeten er ten volle zorg voor kunnen dragen dat die kinderen alle kansen krijgen.
Ik wil ook duidelijk zijn met betrekking tot de term multiculturaliteit. Natuurlijk is Vlaanderen een multiculturele samenleving. Wie gewoon over straat loopt, ziet dat. Dat kan niet worden gewijzigd en dat mag ook niet worden gewijzigd, dat hoort zo, dat is zo, en dat is onze sterkte. We moeten er echter wel voor zorgen dat ieder vanuit zijn eigenheid met elkaar in gesprek kan gaan, dat er kan worden gecommuniceerd. Ik denk dat iedereen het daarmee eens is, ook Groen!. We zeggen dat het gaat over respect hebben voor elkaar. Je kan echter pas respect voor iemand opbrengen wanneer je met iemand in dialoog kan treden, wanneer je met iemand kan communiceren. Daarover gaat het en daarom kwam ook die uitbreiding naar die mensen waar ik het net over had.
Ik denk dat wij in dit decreet ook een aanzet geven tot meer − en controle is misschien een verkeerd woord − vat op de inburgering van imams. We weten dat dat een gevoelig thema is. We hebben de discussie al gevoerd binnen onderwijs, als het ging over moslimleerkrachten, maar ook in het inburgeringsdecreet wordt daar aandacht aan besteed.
Ik zou nog een aantal andere punten kunnen aanhalen, maar ik beperk me tot de administratieve geldboetes. Een geldboete hanteert men alleen met de bedoeling om ze niet te moeten innen. Mevrouw Vogels, ik begrijp dat u zich afvraagt of boetes geven wel het goede signaal is. Met een verplichting gaat ook een bestraffing gepaard. Niet met de bedoeling om de bestraffing te hanteren, maar met een verplichting zonder een mogelijk gevolg, voert men een beleid zonder basis.
Mijnheer de minister, ik wil nog enkele kanttekeningen plaatsen. Mijnheer Gatz, u hebt al aangehaald dat het inburgeringsbeleid geen afkoopbaar goed is. Als iemand zijn verplichting niet nakomt en een boete betaalt, is het niet zo dat de kous af is en hij als het ware geregulariseerd is, want men blijft strafbaar.
In hoeverre is er, als we de doelgroep uitbreiden − en dat was een belangrijk discussiepunt in 2003 −, de garantie dat de mensen die moeten instappen ook een plaats hebben? Dat is een blijvend aandachtspunt, waarin we als overheid steeds onze verantwoordelijkheid moeten nemen.
We moeten de inburgering in Vlaanderen blijvend monitoren − noem het een witboek −, zodat we steeds kunnen bijsturen waar nodig.
Het inburgeringsbeleid mag natuurlijk niet losstaan van andere beleidsaspecten. Ik ben blij dat ook de minister van Onderwijs aanwezig is, want ik weet dat ook hij daar veel aandacht aan schenkt. Inburgering is, zeker voor onze leerplichtige nieuwkomers, ook een zaak voor het onderwijs, waar we extra taalondersteuning moeten geven. Ik denk dat het taalpaspoort een idee was van de VLD. Ook het taalbad en taalvaardigheidstesten zijn blijvende aandachtspunten die verder gaan dan dit inburgeringsdecreet, maar ze moeten er wel voor zorgen dat we een totaalvisie hebben om tot een sterk beleid te komen.
Wat moet nu het succes zijn van het inburgeringsbeleid? Wat is het civiele effect van iemand met een inburgeringsattest? Mensen moeten het gevoel hebben dat ze met dat attest ook kansen hebben. Ik denk dat het goed is dat daarover verdere afspraken worden gemaakt met gesprekspartners op de arbeidsmarkt. Ik denk dan aan de SERV en het VESOC-overleg. De uitkomst moet zijn dat iemand met een attest gemakkelijker werk kan vinden dan iemand zonder attest. Ik denk dat dat in de feiten, door de vaardigheden die iemand heeft, ook zo is.
De meest recente cijfers van de VDAB wijzen in die richting. Nieuwkomers met een attest vinden, na een VDAB-opleiding, gemakkelijker werk dan de tweede generatie allochtonen die uit ons onderwijs komt. Dat is een vreemde vaststelling, maar ze toont aan dat we deze weg moeten blijven bewandelen.
Tot slot wil ik als woordvoerder van de N-VA aanhalen dat er een probleem is in dezen: we zijn verantwoordelijk voor het inburgeringsbeleid maar niet voor het migratiebeleid. Het is een complex dossier. Terwijl andere landen erin slagen om aan hun inburgeringsbeleid ook de verblijfsvergunning te koppelen, wat essentieel is, kunnen wij dat niet. Daarom moeten we teruggrijpen naar andere vormen van boetes. De echte tool om iemand te straffen of te aanvaarden is het migratie- en het nationaliteitsbeleid, waar Vlaanderen weinig of geen vat op heeft.
Ik hoor bij alle fracties dat we een sterk inburgeringsbeleid alle kansen willen geven omdat het noodzakelijk is voor de vele nieuwkomers en oudkomers die in Vlaanderen wonen, werken en hun toekomst hebben. Ik ben het volledig oneens met mevrouw Vogels, want ik meen dat dit ontwerp van decreet een symbiose is van verantwoordelijkheid geven maar ook van verantwoordelijkheid nemen. Eenieder heeft zijn verantwoordelijkheid: de overheid en de nieuwkomer die we kansen willen geven. Hij moet die kansen met twee handen opnemen. Dan is er een mooie toekomst voor een Vlaamse samenleving waarin de verscheidenheid ten volle tot zijn recht kan komen met gemeenschappelijke toekomstvisies, waarden, rechten en plichten. (Applaus)
Minister Keulen heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, er is heel veel gezegd. We hebben dit debat ook uitvoerig in de commissie gehouden. Ik dank iedereen voor de blijken van sympathie ten opzichte van dit initiatief. Ik denk dat er een zeer breed draagvlak is voor het inburgeringsbeleid van de Vlaamse Regering. Het is een van de speerpunten van ons beleid.
Vijf jaar geleden bestond hieromtrent niets. We zijn heel recent uit de startblokken gekomen en we hebben op korte tijd een grote afstand afgelegd. Dit ontwerp van decreet betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid is de concretisering van een belangrijk deel van het regeerakkoord. Het was geen eenvoudige bevalling. Sommigen verwijzen dan naar de politieke heterogeniteit van deze meerderheid, maar het heeft vooral te maken met het feit dat dit juridisch een heel complex kluwen is. We moeten rekening houden met de Europese regelgeving en met de complexe staatsstructuur van dit koninkrijk, en er is de specifieke situatie die geldt voor bijvoorbeeld Brussel.
We hebben een gulden middenweg gevonden om onze ambities hard te maken. Die zijn niet gering. We kunnen het aan de buitenwereld vooral duidelijk maken door te verwijzen naar de aantallen. Vandaag hebben 7000 mensen te maken met inburgering. Wanneer dit decreet op kruissnelheid geraakt in de overgang van 2008 naar 2009, hebben we het over aantallen in de orde van grootte van 30.000. We nemen bijvoorbeeld de grote groep van gezinsvormers en gezinsherenigers mee. Dat is niet gering. Mevrouw Vogels, wat er in de titel staat van het regeerakkoord - 'Vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen' - doen we bijvoorbeeld op budgettair vlak. Niemand spreekt daar nog over want dat is ondertussen verworven. De begroting wordt vandaag afgeklokt op 31 miljoen euro. Tegen het einde van de legislatuur zal die doorgroeien tot meer dan 70 miljoen euro, om alle behoeften te kunnen dekken. Ik spreek dan alleen maar over mijn sector, namelijk inburgering, maar ook minister Vandenbroucke krijgt heel wat extra geld. Hij is mijn belangrijkste bondgenoot om het inburgeringsbeleid te realiseren, precies door ervoor te zorgen dat er voldoende aanbod is op het vlak van taallessen NT2 en van opleidingen door de VDAB.
De administratieve sancties hebben niets te maken met de wortel en de stok, maar met het sérieux waarmee je een beleid voert. Ik zeg vooral aan onze groene collega's dat men dat bijvoorbeeld in het milieubeleid heel evident vindt. We vinden het trouwens in alle beleidstakken evident dat er met een boetesysteem wordt gewerkt, niet om mensen af te schrikken, maar om mensen die onwillig zijn - en dat is een kleine groep - over de streep te krijgen.
Wat doen we met een vent die niet wil dat zijn vrouw inburgert omdat ze dan te veel noten op haar zang zou krijgen? Die mensen bestaan en we moeten de vrouwen van die mannen net alle kansen geven.
Daarnaast is er ook een bestuurlijk aspect. Als iemand zich inschrijft voor een cursus, maar halverwege afhaakt wegens pijn aan zijn goesting of zo, dan heeft hij intussen wel de plaats ingenomen van iemand anders die er ook aanspraak op had kunnen maken. Het gaat erom hoe je de dingen doeltreffend en adequaat organiseert.
Er moeten nog heel wat uitvoeringsbesluiten worden geschreven, en we zijn daar stilaan al mee bezig. We moeten ook protocollen sluiten, onder andere met de minister van Werk en Onderwijs, maar ook met de ministers bevoegd voor het zelfstandig ondernemen, voor Welzijn en Cultuur. Dat is nodig voor het secundaire traject om in beeld te brengen wie wat gaat organiseren. Vanuit het oogpunt van efficiëntie moeten we immers vermijden dat er dubbel werk wordt geleverd.
De waterscheiding tussen de meerderheid in dit parlement en de fractie van het Vlaams Belang heeft onder andere te maken met wat zij assimilatie noemen. Andere fracties komt dat woord nooit over de lippen; die hebben het over integratie. Aan mensen die van elders naar hier komen en hier geen onderwijs hebben gevolgd, maken we duidelijk wat onze gemeenschappelijke sokkel van waarden en normen is: de regels van onze rechtsstaat en de fundamentele beginselen waar we geen millimeter van afwijken. Die gelden trouwens ook voor degenen wier familie hier al pakweg vijftien generaties woont, leeft en werkt.
Wat die nieuwkomers echter hun politieke mening of hun religieuze overtuiging is, wat ze graag eten en drinken, van wie ze houden, wat ze graag lezen of welke muziek ze graag beluisteren, behoort tot de ruimte voor de eigen persoonlijkheid. Mevrouw Vogels, u sprak over waarden en normen en u zei dat we hun collectieve waarden en persoonlijkheid zouden fnuiken. Niets is echter minder waar. Zeker voor wie liberaal geïnspireerd is, moet er ruimte zijn voor de eigen persoonlijkheid. Wel is er altijd een gemeenschappelijk fundament nodig om een samenleving leefbaar en beheersbaar te houden. Daar kan geen betwisting over zijn.
In verband met de vergoedingen en waarborgen die we voor de opleidingen vragen, verwijs ik naar artikel 4, ten vijfde, tweede paragraaf, van het ontwerp van decreet. Daar staat: ´Als de financiële draagkracht lager ligt dan of gelijk is aan het leefloon, dan zal het primaire inburgeringstraject kosteloos worden aangeboden. Mevrouw Vogels, daarmee willen we vestzak-broekzakoperaties vermijden en voorkomen dat de OCMW´s met onnodige rompslomp worden belast. Ook dit moet verder worden uitgewerkt in uitvoeringsbesluiten.
Ik ben zeer beducht voor een administratieve janboel. Daar vraagt ook niemand naar. Daarom hebben we Matrix op de sporen gezet: ons elektronisch volgsysteem, waarmee we via elektronische weg kunnen doorgeven in welke fase van het traject iemand zich bevindt. Zo gaat de informatie van het onthaalbureau naar de Huizen van het Nederlands, van de Huizen van het Nederlands naar de aanbodverstrekkers NT2, de centra voor basiseducatie en de centra voor volwassenenonderwijs, en van daar naar de VDAB. Dat vermijdt paperasserie. Ik heb in het paasreces zelf eens zo´n traject doorlopen in Gent. Op het einde hadden we 1,2 centimeter papier. In die turf willen we het mes zetten.
Papier helemaal uitschakelen, zou ik wel willen, maar is niet altijd mogelijk. Het Rijksregister geeft bijvoorbeeld gegevens over geboorte en dergelijke, maar niet over de opleiding. We vermijden papier waar we kunnen, maar af en toe zal het wel nodig zijn. Het zal wel minder zijn dan vandaag, en dus ook daarin maken we een verschil met het vorige decreet.
Wat de boetes aan de vzw's en dergelijke betreft, bepaalde uw eigen decreet bijvoorbeeld dat 10 percent van de subsidie moest worden ingeleverd indien men onwillig was. Ik beleef geen plezier aan het opleggen van boetes aan mensen, maar wie na aanmaningen en herhaaldelijk aandringen toch doof blijft en niet over de brug komt met de informatie die van overheidswege wordt gevraagd, krijgt op een zeker ogenblik een boete. Wie niet horen wil, moet voelen. De boete wordt pas opgelegd nadat op een normale, menselijke manier het nodige aan de mensen werd gevraagd. Iedereen kan al eens iets vergeten en dus worden de mensen eerst herinnerd aan onze vraag. Op een zeker moment moet wie niet van goede wil blijkt te zijn, de gevolgen dragen.
Dames en heren van het Vlaams Belang, resultaatverbintenissen worden op termijn niet uitgesloten. Ik wil op het terrein goed bestuur realiseren en daarom moeten we eerst gaan voor we hollen. We komen van bijna nergens en proberen nu om een gigantische operatie op de rails te zetten en in de praktijk om te zetten. Laten we eerst dat doen en pas later differentiëren. Op termijn zijn resultaatverbintenissen zeker en vast niet uit te sluiten.
We vinden dat omdat we verplichtingen opleggen, het jargon van rechten en plichten hanteren en een stijlbreuk met het verleden willen bewerkstelligen, we ook moeten zorgen voor een behoeftedekkend aanbod. We moeten extra middelen inzetten, ook al in de loop van dit jaar, tegen het najaar, om de historische wachtlijsten voor NT2 weg te werken.
Ik denk dat ik mag besluiten door te zeggen dat het grote werk nu begint. De inburgeringsmachine is klaargestoomd. Ik zie de toekomst met veel vertrouwen tegemoet en ik wil alle collega's danken voor het vertrouwen in het beleid. (Applaus van de meerderheid)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
De algemene bespreking is gesloten.
Artikelsgewijze bespreking
De voorzitter: Dames en heren, aan de orde is de artikelsgewijze bespreking van het ontwerp van decreet.
De door de commissie aangenomen tekst wordt als basis voor de bespreking genomen. (Zie Parl. St. Vl. Parl. 2005-2006, nr. 850/8)
De artikelen 1 tot en met 3 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op de artikelen 4 tot en met 6. De stemming over de amendementen en de artikelen worden aangehouden.
De artikelen 7 tot en met 10 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op artikel 11. De stemming over de amendementen en het artikel worden aangehouden.
De artikelen 12 en 13 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 14. De stemming over het amendement en het artikel worden aangehouden.
De artikelen 15 tot en met 21 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement op artikel 22. De stemming over het amendement en het artikel worden aangehouden.
De artikelen 23 en 24 worden zonder opmerkingen aangenomen.
Er zijn amendementen op de artikelen 25 en 26. De stemming over de amendementen en de artikelen wordt aangehouden
Artikel 27 wordt zonder opmerkingen aangenomen.
Er is een amendement tot toevoeging van een nieuw artikel 28. De stemming over het amendement wordt aangehouden.
De artikelsgewijze bespreking is gesloten.
We zullen straks de hoofdelijke stemming over het ontwerp van decreet houden.