Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Dewinter heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, de lynchpartij in Antwerpen, die zaterdag het leven heeft gekost aan een 54-jarige treinbestuurder die de moed had om een zestal jongeren die amok maakten op de bus, terecht te wijzen, heeft volgens mijn bescheiden mening niet te maken met gebrek aan voldoende veiligheidsmaatregelen op het openbaar vervoer. Het jongerenbendegeweld in onze grootsteden neemt inderdaad toe. Het aantal daden van agressie op het openbaar vervoer neemt toe. De etnische spanningen in onze grootsteden nemen toe. Dat is allemaal het gevolg van de ontsporing van het fameuze multiculturele model, van het ontbreken van een eenduidig waarden- en normenreferentiekader voor iedereen en van de alles-kan-en-alles-mag-mentaliteit die daarvan het gevolg is.
Het multiculturele model is een multiconflictmodel geworden. Het wordt gekenmerkt door een steeds grotere polarisatie, door confrontaties en door allerlei incidenten. Het politiek correcte taboe zorgt ervoor dat deze problematiek nauwelijks bespreekbaar is zonder bijna onmiddellijk voor racist te worden uitgescholden.
Mevrouw de minister, de busmoord op de 54-jarige treinbestuurder van vorige zaterdag op lijn 23 te Antwerpen heeft iedereen geschokt, maar niemand echt verrast. Het betreft hier immers een voor iedereen in onze grootsteden bijzonder herkenbaar fenomeen, namelijk dat van agressie en geweldplegingen op het openbaar vervoer.
De jongste jaren is het aantal gevallen van geweldpleging op bus, tram en metro alleen maar toegenomen. De cijfers liegen er niet om. De Lijn beschikt blijkbaar niet over cijfermateriaal in verband met geweldplegingen en daden van agressie gericht tegen reizigers. Ik heb daar grote bedenkingen bij. De Lijn beschikt echter wel over cijfermateriaal en statistieken in verband met agressie en geweld gepleegd tegen personeelsleden van De Lijn.
Wat opvalt, is dat in het hele land het aantal gevallen van geweldpleging tegen chauffeurs en busbegeleiders van De Lijn met bijna 30 percent is gestegen tijdens de periode 1999-2005. In Antwerpen is de stijging nog significanter. Ze bedraagt 53 percent in nauwelijks vijf jaar tijd.
Mevrouw de minister, niet alleen is het aantal feiten toegenomen, de agressie wordt ook steeds gewelddadiger. Dat wordt bewezen door het aantal dagen werkverlet tengevolge van geweldplegingen tegen personeelsleden van De Lijn, dat in Antwerpen op nauwelijks een jaar tijd bijna verdrievoudigd is: van 270 dagen werkverlet wegens agressie en geweldplegingen in 2005, naar 736 dagen werkverlet tengevolge van geweldplegingen in 2005. Landelijk stellen we een verdubbeling vast op nauwelijks een jaar tijd.
Een andere indicatie is de toename van het aantal gevallen van vandalisme. Ook dat is een teken aan de wand. De herstellingskosten voor bussen en trams van De Lijn tengevolge van vandalisme zijn tussen 2001 en 2005 meer dan verdubbeld. 70 percent van al die vernielingen vindt in Antwerpen plaats.
Mevrouw de minister, de lynchpartij op lijn 23, waarbij zaterdag een man werd doodgestampt en -geslagen, is helaas geen uitzonderlijk feit. Het is 'slechts' het trieste hoogtepunt, of moet ik zeggen dieptepunt, van een spiraal van geweld waarmee we op het openbaar vervoer, maar helaas ook in de publieke ruimte van onze grootsteden bijna dagelijks geconfronteerd worden.
Dat de agenda van de politiek in het algemeen en van de regering − zowel van deze als van de federale regering − tegenwoordig bepaald wordt door het avondjournaal, is ons meer dan bekend. Steekvlambeleid noemt men zoiets tegenwoordig. Nu, plotseling, na het dramatische voorval in Antwerpen, allerlei maatregelen aankondigen, mevrouw de minister, is het beste bewijs van het feit dat er van een kordaat en efficiënt veiligheidsbeleid op het openbaar vervoer en bij De Lijn in het verleden nauwelijks sprake was.
Moet ik herinneren aan het debat over het inzetten van Lijnspotters in Antwerpen, waarbij De Lijn eerst niet en pas na lang aandringen bereid was om een, overigens zeer beperkte, financiële bijdrage te leveren, om het project samen met de stad Antwerpen te financieren? Moet ik herinneren aan het debat van nauwelijks een paar maanden geleden in dit parlement, waarbij de minister halsstarrig weigerde om de Dienst Vreemdelingenzaken toe te laten om op de Antwerpse bus-, tram- en metrostellen van De Lijn de nodige controles uit te voeren ten aanzien van illegalen? Moet ik verwijzen naar het feit dat De Lijn zich om financiële redenen verzet tegen de uitbreiding van het proefproject, waarbij in een zeventigtal voertuigen van De Lijn sinds enige tijd in camerabewaking wordt voorzien? Moet ik verwijzen naar de weigering van De Lijn om, naar het model van Securail, de veiligheidsdienst van de NMBS, een eigen veiligheidsdienst die toezicht houdt op het openbaar vervoer, op te richten?
De voorbije jaren werd door het personeel en zeker door de bus- en tramchauffeurs van De Lijn in Antwerpen herhaaldelijk, bijna tot vervelens toe, actie gevoerd en gestaakt, na alweer een incident waarbij een buschauffeur in elkaar werd geslagen of voor de zoveelste keer een tramconducteur het slachtoffer werd van een daad van fysieke agressie.
Mevrouw de minister, nochtans blijft u het probleem van agressie op bussen en trams minimaliseren. Op 1 februari 2006, naar aanleiding van een actuele vraag van de heer Vandenbroucke, zei u: 'De berichtgeving zou het idee kunnen wekken dat onze bussen en trams onveilig zijn.' Dat zijn woorden van minister Van Brempt. Nog maar een paar maanden geleden zei u: 'Niets is minder waar. We beschikken over cijfers in verband met de agressie op bussen en trams.' Laat die cijfers dan eens zien. Ik heb mijn cijfers genoemd, die rechtstreeks afkomstig zijn van het sociaal overleg tussen de vakbonden en De Lijn en heel andere indicaties geven. Maar u zegt: 'We beschikken over cijfers in verband met de agressie op bussen en trams. Elk geval van agressie is er voor mij één teveel, maar de cijfers zijn stabiel.' Mijn cijfers zijn niet stabiel, mevrouw de minister, integendeel, en het zijn nochtans de cijfers van De Lijn.
U zegt: er is geen stijging van de agressie. Zou u dat vandaag nog durven beweren? Uit de metingen van De Lijn blijkt dat de reizigers zeer tevreden zijn over de veiligheid van onze bussen en onze trams. Dat zei u op 1 februari 2006, dat is vierenhalve maand geleden. De Lijn, maar ook u, mevrouw de minister, minimaliseert het probleem van agressie en geweldplegingen op het openbaar vervoer omdat u de reizigers niet wilt verontrusten en omdat minimaliseren minder geld kost dan gepaste kordate maatregelen te nemen.
Mevrouw de minister, de onveiligheid op het openbaar vervoer in onze grootsteden is blijkbaar een taboeonderwerp. Waarom? De vraag stellen is ze beantwoorden: omdat nogal wat van die onveiligheid wordt veroorzaakt door allochtone bendes. Of het nu gaat om de risicolijnen in onze grootsteden, die bijna allemaal door concentratie- en gettowijken rijden, of het gaat om bussen naar recreatiedomeinen zoals De Ster in Sint-Niklaas of het provinciaal domein van Huizingen in Vlaams-Brabant, al te dikwijls gaat het om dezelfde jongerenbendes die amok maken, reizigers en personeel van De Lijn intimideren en uitschelden en steeds meer ook verrot slaan.
Feitelijk interesseert het ook mij weinig of het om allochtone of autochtone jongeren gaat, maar we mogen de problemen niet onder de mat vegen, enkel en alleen omdat het om allochtone jongeren gaat. Ik heb het al dikwijls gezegd, en dit debat is het moment om het nog eens klaar en duidelijk te herhalen: er moet een einde komen aan het sfeertje van 'we knijpen een oogje dicht want...'. Er moet een einde komen aan het geknuffel en het gepamper van de jongerendadergroepen die de boel verzieken voor iedereen. Al jaren pleiten wij voor de organisatie van tuchtstages naar het Amerikaanse model van de bootcamps - een project dat ook in Nederland en in Denemarken met succes navolging kent - waarbij losgeslagen jongeren via strenge fysieke en mentale training heropgevoed worden.
Ik weet dat het een onderwerp is dat in dit parlement niet aan de orde is, maar laten we het in het kader van dit debat nog maar even aanhalen. Waarom nemen we meerderjarige daders met een dubbele nationaliteit, namelijk de Belgische en de Marokkaanse, bij ernstige misdaden de Belgische nationaliteit niet af en verplichten we hen niet hun straf uit te zitten in het land van herkomst? Hoe dan ook moet de overheid een zerotolerantiebeleid durven voeren ten aanzien van iedere vorm van overlast, agressie en geweldpleging die de veiligheid van de burger op straat, in de bus, op de tram, in het metrostation of waar dan ook op het publieke domein bedreigt.
Mevrouw de minister, de jaarlijkse bijdrage van de Vlaamse overheid aan de Vlaamse Vervoersmaatschappij bedraagt 650 miljoen euro. Terwijl het aantal reizigers sinds 1998 tot op heden meer dan verdubbelde, van 261 miljoen reizigers naar 448 miljoen, werd er nauwelijks aandacht aan het veiligheidsaspect besteed. Het inzetten in Antwerpen van ochheere ochgod 32 Lijnspotters, is niet meer dan een pleister op een houten been. Ze worden ingezet zonder politionele bevoegdheden en zonder enig verweerwapen, tijdens de kantooruren van 9 tot 5, niet tijdens de weekends, zelden tijdens de vakantieperiodes en uiteraard niet op de verpachte lijnen, die nochtans 70 percent uitmaken van alle lijnen die door Antwerpen rijden. Laat ons toegeven dat van een eventuele uitbreiding van het aantal Lijnspotters, een goed bedoeld project en beter iets dan niets, niet echt een groot afschrikkingseffect zal uitgaan.
Een eigen veiligheidsdienst bij De Lijn en veiligheidsassistenten van De Lijn op de risicolijnen, naar analogie van Securail bij de spoorwegen; het oprichten in Antwerpen, zoals dat in Brussel reeds bestaat, van een bus-, tram- en metrobrigade in de schoot van de Antwerpse politie; het opstellen van een zwarte lijst van recidiverende herrieschoppers en amokmakers op het openbaar vervoer en het invoeren van een bus-, tram- en metroverbod, naar analogie van het reeds bestaande straatverbod, voor wie op deze zwarte lijst terechtkomt; camerabewaking op de risicolijnen: ik heb die voorstellen reeds in 1999 gedaan aan uw voorganger, minister Stevaert. Ik heb ze herhaald toen minister Bossuyt dezelfde bevoegdheden had die u nu hebt. De heer Penris en ikzelf hebben ze herhaald aan u, van zodra u minister bent geworden. In de praktijk is er helemaal niets uitgevoerd.
Ik heb een interpellatie bij, gericht in februari 1999 aan toenmalig minister van Mobiliteit Stevaert. Hij antwoordde toen letterlijk dat hij zou nagaan in welke mate camerabewaking een middel was dat op een efficiënte wijze de onveiligheid op het openbaar vervoer zou kunnen bestrijden, en dat hij daarvoor de nodige middelen zou vrijmaken. Dat was in 1999. Nu is het 2006, zeven jaar later, en de camerabewaking bevindt zich nog altijd in het stadium van een proefproject op zeventig bussen en trams van De Lijn.
Mevrouw de minister, als mensen niet meer veilig zijn op een bus of een tram, als mensen niet meer veilig zijn in een metrostation of aan een bushalte, als mensen niet meer veilig zijn op straten of pleinen, in de publieke ruimte, dan betekent dit inderdaad dat de leefbaarheid van een buurt, een wijk en in dit geval zelfs van een hele stad in het gedrang komt. De graffitispuiters, de daders van vandalisme, van verbale agressie, van steaming, van bendegeweld zijn uiteindelijk niets anders dan leefbaarheidsvandalen. Veiligheid moet de eerste prioriteit van de overheid zijn. Zonder politiek correcte taboes moeten we de leefbaarheidsvandalen, wat ook hun huidskleur of herkomst moge zijn, aanpakken.
U en uw voorgangers - de ministers Bossuyt en Stevaert, allen socialisten - zijn er de voorbije jaren niet in geslaagd om een efficiënt en kordaat veiligheidsbeleid op het openbaar vervoer te voeren. Het is bijzonder triestig en jammer dat er eerst doden moeten vallen alvorens de regering, alvorens u, alvorens de overheid wakker schiet en initiatieven neemt. Nu kondigt u een veiligheidsplan voor het openbaar vervoer aan. Dat hadden uw voorgangers vijf, zes, misschien tien jaar geleden, toen de eerste tekenen zichtbaar waren, al moeten doen. Vandaag is het nog niet te laat, maar helaas moesten er eerst slachtoffers vallen alvorens u in actie schoot. Hopelijk hebben de dramatische feiten die zich zaterdag in Antwerpen hebben afgespeeld, en waarbij een moedige burger, die zijn plicht deed, erbij het leven heeft ingeschoten, de ogen van sommigen, ook van bepaalde socialistische ministers, geopend en eindelijk de weg geëffend voor een harde aanpak van iedere vorm van criminaliteit. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, mevrouw de minister, geachte leden, het is niet bepaald prettig om hier als Antwerpse te staan naar aanleiding van wat zaterdag in onze stad op lijn 23 is gebeurd.
Het werkt een beetje verlammend, en het slaat iedereen met verstomming. Bij iedereen leven vragen als: hoe kan dit in godsnaam gebeuren op klaarlichte dag in een volle bus; waarom toch al die agressie; dit kan toch niet in onze samenleving? Ik ben blij dat deze collectieve verontwaardiging blijft.
De laatste maanden hebben we verschillende feiten te verwerken gekregen. Voor Guido Demoor waren er de moord op Joe Van Holsbeeck, op Luna en Oulemata, de dode Turkse man uit Aalst, de Turkse vrouw die nog steeds in het ziekenhuis ligt, en de Marokkaanse jongen die opgejaagd in het water sprong. Allemaal voorbeelden van zinloos geweld. We mogen daar niet aan wennen. De samenleving moet duidelijk de lijn trekken dat dit niet kan.
Ik ben ook blij dat de Antwerpse politie goed werk heeft geleverd en snel de zes jongeren die amok maakten op lijn 23, heeft opgepakt. Het is nu een enorme uitdaging voor het gerecht om snel een oordeel te vellen en een rechtvaardige straf uit te spreken. Onze samenleving moet voorbeelden stellen en duidelijk maken dat we dit soort zinloos en onbezonnen geweld niet pikken. De publieke ruimte, of het nu het station is, de markt, het plein, de tram of de bus, is van iedereen en mag absoluut niet worden overgelaten aan de macht van de straat.
Collega's, dat is een verantwoordelijkheid van de overheid, maar niet van de overheid alleen. Ik heb het dan ook wat moeilijk met het debat over de individuele verantwoordelijkheid van mensen dat op dit ogenblik woedt in de marge van dit incident. Er is een duidelijke keuze: ofwel is alleen de overheid verantwoordelijk voor het bewaren van de veiligheid op het openbare domein, ofwel hebben we daar als burgers allemaal een verantwoordelijkheid in.
Ik heb het bijgevolg ook moeilijk met de uitspraak van de heer Van Peel vandaag in de krant. Hij zei: 'Dat we ons vragen stellen over onze burgerzin naar aanleiding van het incident van zaterdag is ongepast. Wat kun je doen als daar iemand met een mes staat, en jij met je blote handen? Burgerzin moet niet ten koste gaan van je eigen leven.' Ik heb het daar verschrikkelijk moeilijk mee. (Rumoer, opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Als dat de nieuwe CD&V-houding is, dan is dat heel erg. U kunt hetzelfde incident evengoed gebruiken om mensen op te roepen tot méér burgerzin. Als er in deze bus zes volwassenen waren opgestaan, dan was dit incident niet gebeurd. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Mijnheer Decaluwe, die jongeren hadden geen mes.
Collega's, het debat daarover gaat heel diep. Wie zegt dat het uitsluitend de verantwoordelijkheid is van de overheid om de veiligheid te garanderen, moet ook de moed hebben van de mensen meer belastingen te vragen, want dan zullen we op elke hoek van elke straat, op elke tram en op elk marktplein een politieagent moeten zetten. Is dat het soort samenleving waar we naartoe gaan? Dat ruikt, mijnheer Dewinter, naar een samenleving zoals die bestond in het Oostblok. Ook daar stonden politieagenten op elke hoek van elke straat.
Mevrouw Vogels, u bent ooit minister geweest. Voor de overheid is de eerste prioriteit de veiligheid van de burger te garanderen. Ooit in een ver verleden - ik dacht dat het de Middeleeuwen waren - heeft de burger het recht om zelf wapens te dragen en zijn eigen fysieke integriteit en eigendom te verdedigen, laten varen en afgestaan aan de overheid. In ruil daarvoor betalen we belastingen. Vandaag betalen we als burgers heel veel belastingen om ervoor te zorgen dat de overheid op straat recht en orde handhaaft en de veiligheid van iedere burger garandeert.
Het is pijnlijk dat u als politica en ex-minister komt zeggen dat het de verantwoordelijkheid is van de betrokken burgers die het hoofd hebben afgewend op het moment van de feiten.
Het is een gedeelde verantwoordelijkheid. U maakt er een karikatuur van.
De overheid heeft als eerste taak recht en orde te handhaven en de veiligheid van de burger te garanderen. Daarvoor betalen we belastingen, die ons het recht geven door de overheid beschermd te worden. Dat is wat er niet gebeurt. Als het wel zou gebeuren, dan zouden de feiten die gebeurd zijn op lijn 23 in Antwerpen, zich niet afspelen. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mag ik ten tweeden male verzoeken op de tribune niet te applaudisseren? Dat is een van onze regels.
Ik stel vast dat het Vlaams Belang lacht met mijn verzoek. Ik stel me daar vragen bij, want de partij pleit hier vandaag opnieuw voor orde. Er zijn regels en misschien is het goed dat iedereen zich eraan houdt. (Applaus)
Mijnheer de voorzitter, collega's, dit is een fundamenteel maatschappelijk debat waarbij we niet in zwart-wit mogen denken. De overheid draagt de verantwoordelijkheid om de voorwaarden te scheppen voor voldoende veiligheid in onze samenleving, maar dit ontheft de burger er in geen geval van om zijn verantwoordelijkheid te nemen. Dat is altijd zo geweest in onze samenleving.
Als ik vandaag in dezelfde krant lees wat Koen Raes daarover zegt, kan ik me daar veel beter in vinden. Hij schrijft dat hij begrijpt dat mensen bang zijn. Dat begrijp ik ook. Maar hij noemt het ook verschrikkelijk om gewoon toe te kijken en stelt vast dat er dan iets mis is, dat we daarbij fundamentele vragen moeten stellen. 'Zijn we dan nog wel een samenleving? Zijn we dan niet allemaal vreemden voor elkaar? Als het wakend oog niet ook een beetje een moreel oog is, dan zijn er geen dingen meer die je niet doet. Je moet geloven in het samenleven en de verantwoordelijkheid en de burgerzin, en daar durven voor opkomen.'
Collega's, een tweede pijnpunt in dit conflict is dat we deze keer met zekerheid weten dat het gaat om jongeren van Marokkaanse origine. Maar, tegelijkertijd gaat het ook om zes Antwerpenaren. Ze zijn Belg, liepen school en praten Antwerps. Vlaams Belang is verstandig en zegt hier vanaf deze tribune dat het niet uitmaakt of de jongeren op lijn 23 al dan niet allochtonen waren. Ik kan u zeggen dat ze in de Antwerpse straten juist dit aspect wel onderlijnen: 'Zie je wel, wij hebben het altijd al gezegd'. (Opmerkingen van het Vlaams Belang)
Dat het Vlaams Belang dit uitvergroot, is normaal omdat de partij leeft van het wij-en-zijdenken, van het tegen elkaar opzetten van wij en zij. Ik denk dat we de hand in eigen boezem moeten steken, want steeds weer benadrukken politici en de media dat het om allochtonen gaat. Nu gaat men in de allochtone gemeenschap op zoek naar getuigenissen. Ik was nogal gechoqueerd door de uitlatingen van Mimount Bousakla die zegt dat ze zich schaamt voor haar gemeenschap. Ik vind dat erg. Aan mij werd niet gevraagd of ik me erover schaam dat het weer zes Antwerpenaren waren die op lijn 23 amok maakten. We moeten ons echt gaan bezinnen en uit dat wij-en-zijdenken los geraken, want anders blijft deze problematiek bestaan.
Wat wel realiteit is, is dat deze Antwerpse jongeren van allochtone orgine waarschijnlijk geen diploma hebben en er wellicht nooit een zullen halen. Het gaat om jongeren die in Antwerpen-Noord wonen, een omgeving waar ze vooral andere jongeren uit de buurt kennen die werkloos zijn en die, ook wegens de onmiskenbaar bestaande vooroordelen op de arbeidsmarkt, heel moeilijk aan een job geraken. Ze groeien op in gezinnen waarbinnen studeren niet belangrijk is en er andere visies op opvoeding heersen.
Collega's, we moeten ophouden met het maken van analyses. Vandaag nog vroeg een krant zich af of de oorzaak nu moet worden gezocht bij het onderwijs of bij de ouders. Dit debat moet voorbij zijn. Vandaag moeten we een globaal plan maken waarbij we op alle elementen inwerken. Het heeft geen zin om de schuldvraag te beantwoorden. Destijds hebben we een globaal plan uitgewerkt voor allochtone jongeren met de bedoeling om hen vooruit te helpen in het onderwijs en om hen kansen te geven. Op lange termijn is dit het enige antwoord op dergelijke conflicten.
Mevrouw de minister, vorige zaterdag situeerde het geval van zinloos geweld zich op een bus van De Lijn. Dat is de reden waarom u hier zit. Ik vond het belangrijk om deze twee inleidende punten aan te halen, want het is duidelijk dat u niet alleen verantwoordelijk bent voor wat op lijn 23 is gebeurd. Het gaat niet alleen om meer veiligheid op trams en bussen, maar het betreft een algemeen maatschappelijk probleem.
Collega's, u weet dat ik normaal gezien nogal fietsend door het leven ga, maar als gevolg van een verminderde mobiliteit heb ik het laatste jaar heel vaak de bus of de tram genomen. Ik moet zeggen dat ik er zelden of nooit politici op heb gezien.
Tram 10, tram 24, lijn 12, bus 36, bus 6/34 zijn allemaal lijnen die plots het etiket 'risicolijn' krijgen opgekleefd. Ik ontken niet dat er problemen zijn op die bussen of trams. Ik heb me ook geërgerd aan allochtone jongeren die achteraan op de bus luid Arabisch spreken en die een gevoel van onveiligheid en onzekerheid creëren. Ik heb me ook geërgerd aan mannen die pistachenoten eten en al het vuil op de grond achterlaten, of aan scholieren die te luidruchtig waren. Maar ik heb ook vaak jongeren van alle kunne zien opstaan voor oudere mensen, hulp zien bieden aan moeders met buggy's die met moeite de hoge opstap konden nemen. Ik heb gezellige babbels gedaan op de bus en de tram, en andere mensen gezellige babbels zien doen.
Een tram of een bus in een stad is een kleine stad in beweging. Mensen zitten samen, elk met hun eigen verwachtingen en frustraties, op een veel te kleine ruimte zonder leiding en toezicht. Die mensen, net als de Antwerpse wijken, zijn van een steeds diversere herkomst en cultuur. In die ruimte zijn massa's ergernissen mogelijk. Lawaaiige passagiers die niet doorschuiven. Zoals de KUL-antropologe, mevrouw Soenen, die 8 maanden lang met tram 12 reed, schreef, is het heel vaak een dubbeltje op z'n kant of ergernis leidt tot conflict of niet.
Alle tram- en busreizigers zijn elkaars gelijken. Dat voel je ook. Mensen betalen - sommigen rijden gratis - om zo snel en comfortabel mogelijk op hun plaats van bestemming te komen. Mensen hebben helemaal niet de ambitie om tegelijk het goede verloop van de reis of de orde en tucht op de tram te handhaven.
Een voorbeeld uit het leven. Om 8 uur 's morgens stapt een groep studenten met veel te grote rugzakken op en plaatst zich vooraan in het midden de tram. Ze beginnen luid te keuvelen over die van wiskunde, of over een toets die ze moeten krijgen. Iedereen op de tram ergert zich eraan dat ze niet doorschuiven, want aan de volgende halte kan niemand meer opstappen, een oude dame kan niet door enzovoort. Iedereen ergert zich, maar niemand durft iets zeggen. Niemand voelt zich verantwoordelijk om de orde op die tram of bus te handhaven.
Op dat moment heeft men geen medereiziger nodig, maar iemand met de nodige autoriteit die op een vriendelijke, doch kordate manier vraagt om door te schuiven. Het probleem van de ergernis is dan opgelost en het gevaar voor een conflict is sterk verminderd.
De KUL-antropologe, mevrouw Soenen, heeft uit haar tram-12-ervaring geleerd dat vooral inspecteurs, die soms controleren op de tram, het meeste respect afdwingen en het comfort van de reizigers enorm verhogen. Mensen hebben vertrouwen in die inspecteurs om verschillende redenen. Hij of zij hoort bij De Lijn, draagt een uniform van De Lijn, hoort bij de organisatie en is samen met de chauffeur verantwoordelijk voor het goede verloop van de reis.
Lijnspotters zoals we die nu kennen, zijn verdienstelijk, maar hebben, hoe goed bedoeld ook, niet dezelfde autoriteit als de inspecteurs of de kaartjesknippers die bij De Lijn horen. Hun geloofwaardigheid is minder groot. Ze dragen een beetje een gek uniform, dat niet bepaald respect afdwingt, ze zijn er ook maar nu en dan, en niet 's avonds of in het weekend. Kaartjesknippers of inspecteurs daarentegen verhogen in belangrijke mate niet alleen de veiligheid, maar ook de kwaliteit.
Stel u voor dat in die situatie een oude man aan de middendeur van een tram opstapt en niet goed weet aan welke halte hij moet afstappen. Voor oude mensen is het belangrijk om dat te weten omdat ze tijd nodig hebben om zich naar de deur te begeven. Hij geraakt niet tot vooraan bij de chauffeur, die trouwens achter een glazen kooi zit en eigenlijk weinig toegankelijk is, om informatie te vragen. Hij vindt het comfort van zijn reis allesbehalve. Als er een kaartjesknipper is, dan zal hij of zij de oude man helpen en is het reiscomfort van de man enorm verhoogd.
Mevrouw de minister, chauffeurs die hun bus of tram door de binnenstad moeten loodsen, zijn onmogelijk in staat om al deze taken mee op te nemen.
Uw vraag is waarschijnlijk of kaartjesknippers in staat zijn om ernstige conflicten te beteugelen. Ik heb daarnet al gezegd dat door ergernis weg te nemen, heel wat conflicten kunnen worden voorkomen. Zij hebben dus in de eerste plaats een preventieve taak. Ten tweede zijn ernstige conflicten gelukkig geen dagelijkse kost. Conflicten zouden in eerste instantie voorkomen tussen groepen van scholieren en dus niet tussen scholieren en andere reizigers. Verder zijn er ook problemen met de chauffeur over de betaling en in laatste instantie tussen passagiers onderling, die elkaar niet kennen. Een goed opgeleide kaartjesknipper kan dit aan. Ik verwijs hier ook naar het NMBS-personeel dat goed opgeleid is en goed is in conflictbeheersing. Zij kunnen 99 percent van de conflicten ontmijnen. Voor dat kleine resterende percentage zou een rechtstreekse lijn met de politie goed zijn, zoals dat ook bij de NMBS het geval is. Dus, eerst preventie en pas dan de grote middelen.
Mevrouw de minister, dit is een fundamenteel maatschappelijk debat. Hoe bestrijden we overlast op het openbaar vervoer? Doen we dat met repressie door bijvoorbeeld overal camera's te plaatsen die registreren maar niet voorkomen? Camera's zullen enkel de ergste feiten registreren en straffen wat strafbaar is en kunnen niets doen aan de dagelijkse ergernissen. Doen we dat via meer politie? Dat zal steeds een gefragmenteerde oplossing blijven. Als reiziger vind ik het absoluut niet fijn als voortdurend de kans bestaat dat een politiepatrouille met veel geweld op mijn tram of bus komt. Of kiezen we voor een preventief beleid dat opteert voor kaartjesknippers op tram en bus, die de leiding en de verantwoordelijk hebben en ergernis kunnen voorkomen? Zij hebben een sociale functie en kunnen de kwaliteit van de openbare ruimte bewaren. Zij kunnen sociale cohesie en verbondenheid opnieuw kansen geven.
Collega's, we moeten durven toegeven dat we onder druk van het liberalisme, waar overheidsbedrijven op dezelfde manier worden beoordeeld als privé-bedrijven, heel wat sociale functies van onze overheidsbedrijven hebben weggesaneerd. We moeten toegeven dat het een fundamentele fout was om naar eenmansbediening over te gaan op trams en bussen, zeker op de trams en bussen in grootsteden die veel passagiers en jongeren vervoeren. We proberen dat nu een beetje goed te maken door via een achterdeurtje de Lijnspotters opnieuw binnen te halen. Dat heeft echter niet hetzelfde effect. Mijn voorstel is dan ook, mevrouw de minister, om radicaal te opteren voor het opnieuw invoeren van kaartjesknippers op trams en bussen. Ik weet dat dit veel kost, maar wat is de maatschappelijke kost van gebeurtenissen als die van vorige zaterdag in Antwerpen? Dat kost de maatschappij enorm veel aan kwaliteit en aan samenhorigheid. Ook nu moeten we steeds meer middelen inzetten voor camera's, Lijnspotters en extra politie om de veiligheid van het openbaar vervoer op een repressieve manier te bewaren. Laat dat geld dus zitten en gebruik het voor een preventieve aanpak.
Tot slot ben ik van mening dat de functie van kaartjesknippers op bussen en trams een functie kan zijn waar we nood aan hebben in onze samenleving. Op dit moment zoeken veel ongeschoolde mensen naar een job. Mits een goede opleiding kunnen we mensen die nu geen perspectief hebben op werk, een duurzame job aanbieden. Op die manier winnen zij aan zelfrespect waardoor de hele samenleving warmer wordt.
Mevrouw de minister, wij vragen u om een serieus onderzoek te voeren, het geweer van schouder te veranderen en een preventieve aanpak voor te staan om de veiligheid op het openbaar vervoer te garanderen. (Applaus bij Groen!)
Mevrouw Berx heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ministers, collega's, '… het publiek domein is van iedereen. Investeren in mensen, in samenleven en een propere leefomgeving. Een alert bestuur dat borg staat voor respect en veiligheid … '. Voor de Vlaamse christen-democraten zijn dat de hard te maken beleidslijnen voor een warme samenleving.
'Hoe leiden we de complexe multi-etnische oefening in goede banen? Voor die delicate uitdaging staan wij allemaal: de samenleving, de media, de politici. Langs minstens twee kanten staan mensen die zich diep verongelijkt voelen. In Antwerpse wijken waar mensen met de meest diverse achtergrond samenleven, broeien frustratie en ergernis over inbraken en steekpartijen, over intimidaties op bus of tram, over jongeren voor wie zwartrijden een sport is, over vandalisme, spuwen en afpersing, over drugs. Redenen genoeg om de politie te bellen. Van een snelle bestraffing van deze, vaak aan groepscultuur gelinkte, incidenten is amper sprake.' Zo begon de toespraak van onze fractie in dit halfrond naar aanleiding van de laffe moorden van 11 mei.
Anders dan toen ging het afgelopen zaterdag, zoals een leesbriefschrijver opmerkte die expliciet verwees naar zijn allochtone origine: '… om in bende opererende jongeren met mediterrane trekken voor wie het doden niet de essentie uitmaakt. Het gaat om een totaal uit de hand gelopen escalatie van courant gedrag: rel schoppen, baldadig haantjesgedrag, steaming, afpersing, vandalisme. In bepaalde middens is dit gedrag niet enkel schering en inslag, maar geldt het als middel om in dat milieu respect af te dwingen.'
In 'Marokkaanse jongens op een keerpunt' verklaart Fatima Bali, zonder het te vergoelijken, het wangedrag van bepaalde Marokkaanse jongens door hun gebrek aan een band met de samenleving. 'Ze krijgen amper respect. Niemand heeft hun geleerd dat ze respect moeten hebben voor andere mensen en voorwerpen, dus tonen ze ook geen respect.' Dergelijk gedrag geeft op zijn beurt steeds vaker aanleiding tot vermijdingsgedrag. Zo mijden in het bijzonder jongeren bepaalde pleinen, buurten, bussen en trams, zwembaden en - naarmate de avond vordert - feestjes, omdat ze slachtoffer of al dan niet rechtstreeks getuige waren van geweld. Dit leidt tot een volstrekt onaanvaardbare 'onteigening' van het publieke domein. En tot een niet te houden polarisatie in de samenleving.
Voor CD&V is het probleem van veiligheid van en respect voor en in de publieke ruimte veel ruimer dan de veiligheid op tram en bus, waartoe dit debat in principe beperkt is. Bovendien betreuren we dat we het debat alweer voeren naar aanleiding van een concreet incident. Ten onrechte is het niet of onvoldoende structureel en diepgaand ingebed. Al vóór het dodelijke geweld op Guido Demoor was veiligheid van en respect voor en in de publieke ruimte een speerpunt voor onze fractie. Geregeld stellen fractiegenoten, en met name de heer Decaluwe, vragen aan de bevoegde ministers over de veiligheid op De Lijn. Meer recent brachten we het Respect Actieplan voor een alert bestuur in de steden. Ik zal daar later dieper ingaan.
Wat de veiligheid op het openbaar vervoer betreft, is een vergelijking van De Lijn met de MIVB en de NMBS zinvol. Mevrouw de minister, sta me toe u even te confronteren met een aantal cijfers. In de voertuigen en de stations beheerd door de MIVB staan 6.000 camera's, in die van De Lijn 70. Op de 270 bussen en trams die tijdens de spits in Antwerpen rijden, worden ongeveer 35 lijnspotters ingezet. Sinds de MIVB het verplicht vooraan instappen en de systematische vervoersbewijscontrole invoerde, wat onder meer zorgt voor een kortstondig oogcontact met de chauffeur, zijn zowel het zwartrijden als het vandalisme met 25 percent gedaald op de bussen en trams van de Brusselse vervoersmaatschappij. Anders dan De Lijn, zijn de MIVB en de NMBS wél ingestapt in mogelijkheden waarin de wet op de bewakingsdiensten voorziet.
Dankzij deze wet - de uitvoeringsbesluiten zijn in april verschenen - kunnen de controleurs-veiligheidsagenten van de MIVB en de NMBS, in afwachting dat de politie ter plaatse komt en onder strakke voorwaarden, personen de toegang tot bus of tram ontzeggen wanneer ze niet beschikken over een geldig vervoersbewijs. Ze zullen personen van bus of tram kunnen verwijderen en identiteitscontroles doen nadat iemand een misdrijf heeft gepleegd. Ze zullen mensen staande kunnen houden, oppervlakkig fouilleren en onder strakke voorwaarden ook boeien. Ter eigen bescherming kunnen ze bovendien peperspray bij zich dragen en gebruiken. Beëdigde controleurs-veiligheidsagenten die kennis krijgen van een misdrijf, moeten deze informatie doorgeven aan de politie.
Terwijl De Lijn en haar politieke verantwoordelijken grossierden in 'gratis', investeerde de MIVB in 'veilig'. Het verschil in resultaten is groot. Het aantal reizigers steeg even spectaculair, maar de dekkingsgraad bleef stabiel. Het zwartrijden is substantieel gedaald en de veiligheid sterk verhoogd. Zijn de MIVB en de NMBS hierdoor verworden tot een soort politiestaat, zoals een vorige minister van Mobiliteit zijn verzet tegen de toepassing van deze maatregelen argumenteerde? Vanzelfsprekend moeten deze controleurs-veiligheidsagenten voldoen aan een aantal kwaliteitswaarborgen: ze krijgen vorming, leggen examens af en worden gecontroleerd.
Uiteraard is ook onze fractie gewonnen voor meer stadwachters, waaronder lijnspotters op bus en tram. Hun bijdrage aan de reële veiligheid en het veiligheidsgevoel is immers spectaculair. Ook de herinvoering van de kaartjesknipper is meer dan het overwegen waard. De overheidsdotatie aan De Lijn nam fors toe. Mede in het licht van de sociale economie, moeten deze voorstellen perfect realiseerbaar zijn binnen het huidige budget, aangevuld met de middelen voor de stadswachten uit de federale preventie- en veiligheidscontracten.
Daarnaast rekent onze fractie erop dat De Lijn zich ten volle laat inspireren door de goede voorbeelden van MIVB en NMBS en zich inschrijft in de wettelijke mogelijkheden die de federale overheid terecht creëerde met betrekking tot de oprichting van een veiligheidsdienst. Zoniet vermogen de controleurs van De Lijn nagenoeg evenveel - of even weinig - als u en ik, wanneer ze getuige zijn van geweld op bus, tram of in stations. Het sluitstuk van goede werkafspraken tussen verschillende korpsen is de samenwerking met de lokale en federale politie. De terechte integratie van de politiediensten, mag niet leiden tot minder inzet van politie wanneer geweld op bus of tram niet werd voorkomen door preventieve maatregelen. Voor CD&V is dat vanzelfsprekend niet de rol van de wijkagent, want die hoort in de wijk. Wel, zeker in grootsteden, van een politiecel Openbaar Vervoer.
Om de gelijkheid van alle reizigers te verzekeren, moeten deze maatregelen zowel gelden voor de lijnen in eigen beheer als voor de verpachte lijnen. De beheersovereenkomst van De Lijn wordt het best in die zin aangepast.
Collega's, het voorgaande is slechts één, vandaag helaas zeer actueel, aspect van ons respectactieplan voor een alert bestuur in de steden. De grote lijnen van het respectactieplan gaan over investeren in de diepte. Het samenleven is maar mogelijk als iedereen in onze samenleving alle ontplooiingskansen krijgt en grijpt, dezelfde basiswaarden en normen respecteert, dezelfde rechten en plichten aanvaardt. Dit geldt ook voor gedrag in publieke ruimtes. Het vraagt in de eerste plaats een stimulerende en versterkende aanpak van jongs af aan, binnen het gezin, de opvoeding, binnen het onderwijs, het verenigingsleven en ga zo maar door. Respectvolle ontplooiing van eenieder en sociale cohesie vergt positieve wederzijdse contacten tussen mensen over levensbeschouwingen en etnisch-culturele afkomsten heen. Dialoog tussen mensen en vermijden dat mensen opgesloten raken in eigen concentratiewijken en concentratiescholen, zijn dé manier om de huidige polarisering te doorbreken.
Mevrouw Vogels, sociale samenhang vergt inderdaad ook sociale controle. De opmerking van de heer Van Peel dat het moeilijk is om uw burgerplicht te doen wanneer iemand voor u staat met een wapen, is evident. Risico's moeten worden ingeschat. Hij heeft absoluut geen pleidooi gehouden om de sociale controle niet te stimuleren. Het is uiteraard cruciaal in de samenleving dat mensen het voor elkaar opnemen en sociale controle voeren. Mensen moeten natuurlijk wel het risico zelf inschatten.
De lokale besturen, in het bijzonder de steden, vervullen bij de realisatie van veiligheid een cruciale rol. Het is aan de federale en Vlaamse overheid om de randvoorwaarden te garanderen, zodat de steden de missie ten volle kunnen waarmaken. Alert bestuur betekent: vooruitzien, signalen opvangen en kort op de bal spelen. Het betekent dat op overlast en misdrijven gepast en meteen wordt gereageerd. Straffeloosheid kan niet. 'Gasten' als 'tamelijke rustig' omschrijven omdat ze zich slechts bezondigden aan - en ik citeer een jeugdwerker die gisteren in een krant aan het woord kwam - 'wat handtasdiefstallen of wat autoruiten inslaan, meer niet', confronteert jongeren niet met grenzen, banaliseert geweld en nodigt haast uit tot meer.
Elk gemeld of vastgesteld feit dat de veiligheid van mensen of de samenleving raakt, vereist een snelle en effectieve reactie, aangepast aan de ernst, de aard en de omstandigheden van de feiten, en aan de dader en het slachtoffer. Liever meteen een snelle en correcte reactie bij een eerste vergrijp dan een mokerslag na een uit de hand lopende opeenvolging van overlast en misdrijven. Elke bestraffing vereist bovendien een effectieve uitvoering ervan.
Een alert bestuur staat niet haaks op een sterk kansenbeleid, maar is er de grondvoorwaarde van. Laten we het debat daarover voortdurend en met de hele samenleving voeren, en niet alleen naar aanleiding van trieste incidenten. Dat moet gebeuren op basis van eerlijke informatie, kritische nuancering en volgehouden engagement. Die informatie kan worden vervalst, zodat de burgers het gevoel krijgen dat niet over alles open kan of mag worden gesproken, en dat geldt voor alle betrokkenen. Wie de waarheid over de feiten verdraait om pijnlijke confrontaties te vermijden, vernielt meteen alle kansen op een duurzame verzoening.
We moeten ophouden met het dubbele discours waarin binnenskamers wordt geklaagd over bepaalde feiten maar waarover men niet meer openlijk durft te praten om niet voor 'racist' te worden versleten. Eens we de moed opbrengen om alle echte en vermeende feiten op tafel te leggen, kunnen we op een zinvolle manier beginnen te nuanceren en de zaken in het juiste perspectief te plaatsen. Pas dan kunnen we kritisch worden, dat wil zeggen: een onderscheid maken tussen realiteit en perceptie. Dat zijn de woorden van Ludo Abicht in De Morgen. Laten we vervolgens om het jaar 'de staat van het samenleven' opmaken, andermaal op basis van eerlijke gegevens, tendensen en cijfers over de positie van allochtonen in het onderwijs, op de arbeidsmarkt, in de openbare dienst en in de media, maar ook over overlast en geweld, onder meer in het publieke domein zoals op trams en bussen.
Hierover wil ik de minister de volgende vragen voorleggen. Bent u bereid om de controleurs van De Lijn de bevoegdheden te geven die in de wet op de bewakingsdiensten van 27 december 2004 zijn opgenomen? Anders gezegd: bent u een voorstander van een eigen, selectief in te zetten veiligheidsdienst voor De Lijn? Wat is de timing voor de effectieve realisatie van bijkomende infrastructurele maatregelen, zoals de installatie van camera's? Garandeert u dat de maatregelen die u en De Lijn overwegen, zullen gelden voor alle vervoersmiddelen, ongeacht of ze in eigen beheer dan wel in onderaanneming worden geëxploiteerd? Zal werk worden gemaakt van een centrale registratie en opvolging van alle incidenten? (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, leden van de regering, collega's, 'A' staat vandaag voor afkeuring van de feiten die zich zaterdag op lijn 23 voordeden in Antwerpen. Een storm van afgrijzen en afkeuring ging de voorbije dagen als een schokgolf door Vlaanderen, want het was het derde incident op drie maanden tijd. Met afkeuring en afgrijzen koop je echter niet veel. In dit halfrond zijn die gevoelens slechts een zwaktebod.
'A' moet staan voor aanpassing en aanscherping van het beleid. 'A' moet staan voor antwoorden die betrekking hebben op drie sporen. Het eerste spoor is de veiligheid op het openbar vervoer. Dat is het onderwerp van dit actualiteitsdebat. Onze eerste eis is in dat verband erg duidelijk: een veiligheidsdienst voor De Lijn.
Minister van Binnenlandse Zaken Dewael zorgde er met de programmawet van 27 december 2004 voor dat alle vervoermaatschappijen over een eigen bewakingsdienst met een beperkte politionele bevoegdheid konden beschikken. Het enige dat Vlaanderen met minister Dewael in een protocol afsloot, was de mogelijkheid van een snelle interventie als er problemen rezen, voorts het optreden tegen hinderlijk parkeren op ruimtes die voor bus of tram dienen en ten slotte het gratis vervoer voor politiemensen in het kader van het woon-werk- en werk-werkverkeer.
Voor het oprichten van een veiligheidsdienst, zoals de NMBS en de MIVB wel deden, gaf de minister van Mobiliteit niet thuis. In een persmededeling van 2004 heette het zo: 'Bij De Lijn is er niet echt behoefte aan een repressieve veiligheidsdienst. De Lijn voert vandaag een veiligheidsbeleid gericht op preventie.' Fout. Voor de VLD-fractie is preventie zonder repressie geen optie meer. Tot wat dient een gratis openbaarvervoersaanbod als mensen er geen gebruik meer van durven te maken?
We willen dat deze zienswijze wordt bijgestuurd en het aanbod van de minister van Binnenlandse Zaken met beide handen wordt aangegrepen. Een voorstel van kaartjesknippers in een project van sociale economie en lokale tewerkstelling is voor ons absoluut onvoldoende.
Mevrouw Vogels, u houdt voor ons een nogal merkwaardig betoog. Langs de ene kant rekent u op burgers als er wordt gevochten en er een reëel risico is voor mensen die hun moed betonen en langs de andere kant rekent u op overheidspersoneel voor lagergekwalificeerde taken als informatieverstrekking of elkaar steunen en helpen. In onze visie is dat precies omgekeerd. Voor informatieverstrekking en wederzijdse steun rekenen we precies op burgers. Als er wordt gevochten en de veiligheid komt in het gedrang, dan rekenen wij graag op mensen met politionele bevoegdheden.
Er is een groot verschil. Als we te kampen hebben met wat vorige zaterdag op lijn 23 is gebeurd, dan is in mijn ogen een burger verplicht om tussenbeide te komen want er verkeert immers iemand in nood.
Het slachtoffer is tussengekomen. Het slachtoffer heeft burgerzin getoond.
Dat klopt. Andere mensen die op de bus zaten, hadden dezelfde burgerzin moeten tonen en de man steunen. Dat is mijn opinie. Men kan echter niet telkens aan de mensen vragen dat zij op trams en bussen verantwoordelijkheden opnemen die zij niet moeten opnemen.
Wij vonden dat u een vreemde redenering opbouwde. Voor het verstrekken van informatie zouden we overheidspersoneel moeten inzetten en als er vechtpartijen plaatsvinden en er sprake is van onveiligheid, moeten we op burgers rekenen. Wij delen die visie absoluut niet.
Er moet prioritair aan een veiligheidsdienst worden gewerkt.
De heer Stassen heeft het woord.
Pleit u er dan voor dat er op elke tram of bus van een risicolijn een politieman aanwezig is?
Wij willen dat men ingaat op het aanbod van de minister van Binnenlandse Zaken dat het mogelijk maakt trams of bussen van risicolijnen uit te rusten met mensen met politionele bevoegdheden.
Ik neem iedere dag de trein. Soms loopt er een politieman rond. Dat is een goede zaak, maar hij moet dan wel toevallig aanwezig zijn als er iets gebeurt. Ik veronderstel dat de kans dat hij aanwezig is op het moment dat er iets gebeurt niet enorm groot is.
Wij stellen dat een kaartjesknipper heel wat zaken kan voorkomen. Dat is een logische redenering. Als u uw visie doortrekt, moet er op iedere tram of bus politie aanwezig zijn.
We kunnen de controleurs bijvoorbeeld uitrusten met politionele bevoegdheid.
Die zijn er niet op die bus.
Wij vragen dat er werk wordt gemaakt van een veiligheidsdienst en dat mensen daarvoor de bevoegdheid krijgen. Voor ons kunnen dat bijvoorbeeld de controleurs of inspecteurs zijn. Men zal hen echter moeten uitrusten met politionele bevoegdheden en dat is nu net wat de minister van Binnenlandse Zaken mogelijk maakt. U bent blijkbaar tevreden met het systeem Securel. Ik hoor overal dat het systeem werkt, ook bij de MIVB. Waarom kan dat niet bij De Lijn? Dat is een eis van onze fractie. Het kan perfect aan het systeem van de controleurs worden gehecht.
Mijnheer Stassen, ik denk dat mijn fractie op dezelfde lijn als mevrouw Ceysens zit. In het Gentse heeft De Lijn de afgelopen twee jaar met de politie samengewerkt. In het kader van het zogenaamde Zonnebloemproject zijn regelmatig politiecontroles op trams en op bussen uitgevoerd. Dit project heeft succes. De cijfers zijn erop vooruitgegaan. Dit project bewijst dat deze aanpak kan werken. Ik vraag me af waarom dit in Antwerpen niet wordt geprobeerd.
We zijn niet tegen dergelijke projecten. We stellen enkel vast dat ze dit probleem niet hadden kunnen oplossen.
Mijnheer Stassen, gaat u akkoord met onze vraag om de controleurs politionele bevoegdheden toe te kennen? Dat heb ik mevrouw Vogels alvast niet horen zeggen. Voor haar gaat het erom warmte op de bussen te brengen. Voor ons gaat het om controleurs met politionele bevoegdheden. Dit is een duidelijke vraag. We vragen De Lijn om prioritair aan een echte veiligheidsdienst te werken. Op die manier zouden we twee vliegen in één klap kunnen slaan. Indien de minister in 2004 het protocol met de minister van Binnenlandse Zaken had getekend, hadden de controleurs of inspecteurs van De Lijn al eerder politionele bevoegdheden kunnen krijgen.
In 1999 beschikte De Lijn over 300 miljoen euro. Momenteel beschikt De Lijn over 730 miljoen euro. Deze middelen moeten volstaan om een dergelijk beleid te voeren. We vragen in elk geval dat het beleid van De Lijn in deze richting wordt geheroriënteerd.
Naast de oprichting van een veiligheidsdienst, willen we een duidelijk camerabeleid. Op 1 februari 2006 heeft de minister hier verklaard dat er geen probleem is met de veiligheid op de trams en op de bussen van De Lijn. Ze heeft het probleem toen onder de mat geveegd. Ik vind het vreemd dat de Bond van Trein-, Tram- en Busgebruikers nu verklaart dat De Lijn niet over cijfergegevens beschikt om de agressie tegen reizigers in kaart te brengen. Enkele maanden geleden heerste nog twijfel over het installeren van camera's. Dit debat toont duidelijk de nood aan. We verwachten een duidelijk camerabeleid. In zijn plan voor het Brussels openbaar vervoer kiest minister Smet, in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, resoluut voor camera's. Antisociaal kunnen we die keuze bijgevolg moeilijk noemen. Waren het trouwens niet de beelden van de camera's in de Brusselse metro die tot de identificatie van de moordenaar van Joe Van Holsbeek hebben geleid?
We onderschrijven het voorstel om een zwarte lijst op te stellen en amokmakers een rijverbod op te leggen. We zijn het eens met het voorstel van burgemeester Janssens en schepen Grootjans om het personeel van De Lijn te mandateren om gemeentelijke administratieve sancties op te leggen.
Indien de feiten zich niet op maar naast de bus hadden voorgedaan, zouden we vandaag weer een debat over de aanpak van jeugddelinquentie voeren. Drie van de zes daders waren minderjarigen van zestien jaar. Op dit vlak heeft dit debat natuurlijk veel weg van de debatten die we naar aanleiding van de moord op Joe Van Holsbeek of van de gruweldaden van Hans Van Themsche hebben gevoerd.
Onze stelling is bekend. Wat de gesloten opvangcapaciteit betreft, moet het Globaal Plan Jeugdzorg van minister Vervotte meer en sneller gesloten opvangplaatsen creëren. Het Globaal Plan Jeugdzorg bevat overigens zeer veel goede elementen. Tijdens de bespreking hebben we evenwel onmiddellijk opgemerkt dat het gerechtelijk onderdeel een blinde vlek is. We hebben de indruk dat de minister in haar plan te eenzijdig bij een preventieve aanpak blijft zweren. Het wordt hoog tijd de realiteit onder ogen te zien en een repressief beleid door middel van een dringende capaciteitsuitbreiding in een gesloten gemeenschapsinstelling gestalte te geven. We nemen geen vrede met een uitbreiding met twintig plaatsen in Mol in 2008. We hebben reeds meermaals verklaard dat dit aanbod in onze ogen te weinig omvat en te laat komt. We hebben gevraagd om een nieuwe gesloten instelling met een capaciteit van 60 plaatsen.
Minister Vervotte heeft het woord.
Mevrouw Ceysens, ik weet niet goed wat ik nog moet doen. Misschien moet ik het Globaal Plan Jeugdzorg nog eens meebrengen en citeren. U zegt dat er tegen 2008 maar twintig plaatsen in gesloten instellingen bij zullen komen. U zegt tevens dat het Globaal Plan Jeugdzorg zich enkel en alleen op een preventieve aanpak focust. Deze informatie is totaal incorrect.
Het globaal plan probeert juist te bepalen waar er overal capaciteit moet bijkomen. Er is een aanzienlijke uitbreiding nodig van de gesloten, open en ambulante plaatsen. Begeleiding, gedragsinterventies en gedragsprogramma's zijn nodig. We moeten de jongeren niet alleen opsluiten. We moeten er ook van alles mee doen. We moeten hun gedrag wijzigen. Dat maakt ook inherent deel uit van het globaal plan.
Mevrouw Ceysens, ik ben het absoluut oneens met u. Het globaal plan focust zich niet alleen op preventie. Er wordt inderdaad aandacht besteed aan preventie. We moeten immers niet alleen reageren, maar ook nadenken over de toekomst. We moeten bijvoorbeeld ingrijpen bij de 0- tot 3-jarigen in verband met de ontwikkeling van antisociaal gedrag. Dat past binnen preventie.
De stelling dat er 20 gesloten plaatsen bijkomen tegen 2008, is niet correct. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Mevrouw de minister, dat debat hebben we al enkele keren gevoerd. Vroeger was er een nieuwe gesloten gemeenschapsinstelling gepland met een capaciteit van 60 plaatsen. Dat plan is afgevoerd ten voordele van een uitbreiding in Mol. Die uitbreiding zou sneller kunnen worden gerealiseerd, maar nu zal het blijkbaar toch pas voor 2008 zijn. Dat is niet echt veel sneller. Bovendien is een uitbreiding met 20 plaatsen in Mol een veel beperktere uitbreiding.
In het toenmalige debat hebt u gezegd dat u het door de privé-sector zou laten doen. Toen heb ik opgemerkt dat ik dat heel merkwaardig vind. We zijn er immers bang voor om oudere mensen aan de privé-sector over te laten en nu zouden we dat dus doen met jongeren.
Ik zal heel duidelijk zijn. We willen een gesloten gemeenschapsinstelling met voldoende capaciteit, zodat minderjarigen die feiten hebben gepleegd en die door goed speurwerk worden gevat, niet snel opnieuw worden vrijgelaten omdat we gebrek aan capaciteit hebben.
U moet van alle jeugdrechters toch te horen krijgen dat er in Vlaanderen eigenlijk straffeloosheid is omdat jongeren niet of niet lang kunnen worden 'bijgehouden'.
Ik heb die beslissing van de Vlaamse Regering over extra capaciteit van 60 plaatsen niet teruggevonden. Ik wil erop wijzen dat het globaal plan tot stand is gekomen in samenwerking met onder andere de jeugdrechters. Die waren zelf vragende partij voor een gedifferentieerde aanpak en voor herstelgericht werken. De jeugdrechters hebben dus uitdrukkelijk om differentiatie gevraagd.
Ze hebben ons heel duidelijk gevraagd niet alleen te focussen op gesloten capaciteit. Ze stelden immers vast dat jongeren vaak ten onrechte te lang in een gesloten instelling moeten verblijven omdat er bijvoorbeeld een gebrek is aan thuisbegeleiding.
Het is een heel complex verhaal met verschillende aspecten die allemaal met elkaar in relatie staan en waar u niet zomaar een bepaald aspect kunt uithalen. De meerwaarde van een globaal plan is dat er wordt ingezet op al die verschillende aspecten.
U praat graag over de privé-sector. We hebben geen enkel probleem met privé-initiatieven. Het grootste deel van onze sector werkt met privé-initiatief.
In de bijzondere jeugdzorg wordt de grootste capaciteit geleverd door de privé-sector. We hebben dus geen enkel wantrouwen met betrekking tot het privé-initiatief. Dat tonen we heel duidelijk aan met het globaal plan. (Applaus bij CD&V en de N-VA)
Ik heb gezegd dat het globaal plan veel goede elementen bevat. Er is echter in te weinig voorzien in verband met het opvolgen van delinquentie.
Ik denk dat iedereen gisteren tevreden was over het feit dat er een plaats was in Mol en dat er twee plaatsen waren in Everberg. Waarom was er deze keer plaats? Was het misschien omdat er veel camera's aanwezig waren?
We eisen dat u snel met een realistisch voorstel komt voor een capaciteitsuitbreiding in de gesloten opvang. Preventie is altijd wat vrijblijvend en vrijwillig. Daarom moet er volgens ons snel werk worden gemaakt van het repressieve aspect.
Willen we het voortreffelijke werk van speurders en politiemensen, die nu toch drie keer op rij hebben aangetoond dat ze performant optreden, afmaken en een halt toeroepen aan straffeloosheid en normvervaging bij delinquente jongeren, weten we met zekerheid wat ons te doen staat. Al te vaak worden 13-14-jarigen die een misdrijf hebben gepleegd, opgepakt, maar snel weer vrijgelaten wegens een gebrek aan plaatsen in een gesloten jeugdinstelling. Zo ontstaat het gevoel dat ze met rust worden gelaten en verleggen ze de grenzen op een pad van steeds zwaardere criminaliteit.
Voor ons is het duidelijk: geen preventie zonder repressie.
Mevrouw Ceysens, ik wil het debat niet monopoliseren, maar het is misschien toch wel nuttig dat we het debat ten gronde voeren op basis van een aantal cijfers. Ik heb de cijfers over de bezettingsgraad van Everberg nog eens opgevraagd. U zegt dat heel wat jongeren worden vrijgelaten. Ik denk dat het grootste probleem met betrekking tot jeugddelinquentie vooral te maken heeft met de straffeloosheid. Dat is het debat dat we gedurende meer dan een jaar hebben gevoerd in het Vlaams Parlement met betrekking tot het jeugdsanctierecht. De essentie is de vraag hoe we geloofwaardig een daadkrachtig signaal geven vanuit Justitie, over wat met deze jongeren moet gebeuren.
De essentie is niet dat deze jongeren vroegtijdig zouden worden vrijgelaten, zelfs niet in Everberg. Ik volg de cijfers van Everberg dagelijks op, zodat we zeker zijn dat we niet in de situatie verkeren dat jongeren ten onrechte worden vrijgelaten. De bezettingsgraad blijft onder de 100 percent. Het belangrijkste is natuurlijk de strafmaat die aan jongeren, vooral aan recidiverende jongeren, wordt gegeven. Vandaar het belang van de jeugdgevangenis. Ik ben heel blij dat de federale regering en de Vlaamse Regering bereid zijn om samen te werken. Niet voor een Everberg-bis, want dat is een overloopcapaciteit ten opzichte van de gemeenschapsinstellingen, maar voor een jeugdgevangenis. Daarmee kunnen we ervoor zorgen dat diegenen waarvoor het noodzakelijk is dat ze gestraft worden, omdat ze recidiveren, hun straf ook uitzitten. Dat is iets anders dan gemeenschapsinstellingen, die een ander oogmerk hebben en tot op heden geen antwoord konden bieden voor deze recidiverende en zware jonge criminelen.
Mevrouw de minister, het debat over de strafmaat hebben we hier gevoerd. U weet dat we het u kwalijk hebben genomen dat u, samen met uw Franstalige collega, bereid was te zakken onder de strafmaat die wij gepland hadden. Uiteindelijk is het goed gekomen, maar we moeten elkaar niets wijsmaken.
Nog niet zo lang geleden hebben we hier het debat gevoerd, waarbij we het u kwalijk namen dat u rechtstreeks bij de jeugdrechter intervenieerde. Er was een jeugdrechter die een jongere niet kon plaatsen en een andere strafmaat heeft gegeven, omdat er geen capaciteit was om de straf op te leggen die hij wou opleggen. Dan hebt u gezegd dat hij toch iets anders wou doen. Dat kan niet. Wij horen van jeugdrechters − en dat is schrijnend, want ze zijn daarvoor overgekwalificeerd en te goed betaald − dat ze hele dagen niets anders doen dan rondbellen om te horen of er ergens een plaats is voor iemand die is opgepakt.
We zullen misschien van mening blijven verschillen, maar voor ons is het duidelijk dat in het globaal plan, naast de vele goede dingen, een tandje bij moet worden gestoken voor het gerechtelijk deel.
De heer Somers heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik wil mevrouw Ceysens bijtreden vanuit mijn ervaring als burgemeester. De politie slaagt er wel in om heel veel zaken op te helderen en jonge delinquenten bij de kraag te vatten. Ik denk dat vandaag in alle steden de tendens is dat de ophelderingsgraad van criminele feiten gepleegd door minderjarige jongeren stijgt. Het grote probleem is dat die jongeren na een verblijf van twee of drie maanden in Mol of in een andere instelling opnieuw op straat terechtkomen, zonder dat hun gedrag ook maar iets is gewijzigd.
Dat is een enorm groot probleem. Als we onze ogen daar blijven voor sluiten en als we in de discussie niet verder geraken dan waar we vandaag staan, vrees ik dat de frustraties in onze samenleving alleen maar zullen toenemen. De meest efficiënte manier voor mijn politie om autodieven te vatten, is bellen naar Mol en vragen wie er recent is vrijgelaten. Ik zeg dat zonder enige overdrijving, poujadisme of populisme. Als we in een samenleving zijn terechtgekomen, waar de politie het snelst de daders vat door te bellen naar de instellingen en te vragen wie er de voorbije week is vrijgelaten, zijn we grondig fout bezig. Ik heb recent met de procureur des konings van Mechelen en mijn korpschef gepraat. (Opmerking van de heer Carl Decaluwé)
Dat is een verantwoordelijkheid van Vlaanderen, mijnheer Decaluwe. De vraag is hoe we omgaan met jongeren van 13, 14 en 15 jaar die al een crimineel verleden hebben, zich al bezondigd hebben aan autodiefstallen, auto-inbraken en gewapende overvallen. Die gaan een paar maanden naar Mol, net lang genoeg om de diagnose te stellen, en komen vervolgens terug op straat. Die jongeren hebben een langdurige internering nodig, een langdurige en intense begeleiding, in de hoop gedragsverandering mogelijk te maken. Twee of drie maanden is niet genoeg, ze moeten een jaar of twee jaar heel intensief begeleid worden in een gesloten instelling. Daar heeft onze samenleving nood aan. Als we dat niet onder ogen durven zien en blijven bij een louter preventieve aanpak en een aanpak waarbij we niet verder durven kijken dan een een verblijf van enkele maanden in een gesloten instelling, zullen de problemen zich blijven opstapelen.
De criminaliteit en onveiligheid in onze steden wordt veroorzaakt door een verschrikkelijk kleine kern hardnekkige veelplegers waarvoor we geen adequate oplossing hebben gevonden. Dat gaat niet over 17- en 18-jarigen, maar over jongeren van 13, 14, 15 en 16 jaar. Het is de verantwoordelijkheid van Vlaanderen om daar iets aan te doen. We moeten ervoor zorgen dat er voldoende opvangcapaciteit is voor die jongeren en dat ze op een ernstige en langdurige manier worden opgevolgd.
Dat is het punt dat mevrouw Ceysens wil maken en ik onderschrijf dat vanuit mijn lokale ervaring voor 100 percent. Daar zit het vandaag grondig fout. Als we dat niet onder ogen zien en er niet dringend iets aan doen, zal onze samenleving verder verzieken op dat vlak.
Mijnheer Somers, ik ben een en al verbazing. Wat u zegt, is net hetzelfde als wat ik zeg, namelijk dat we serieus moeten nadenken over wat het effect is van meer gesloten plaatsen. Samen stellen we vast, u vanuit uw ervaring, wij vanuit de cijfers, dat het systeem dat jarenlang gehanteerd is, niet werkt. Een jongere wordt door de jeugdrechter geplaatst in een gesloten gemeenschapsinstelling. Hij komt opnieuw voor de jeugdrechter. Die kan alleen maar maateregelen opleggen, buiten wat we hebben afgesproken met de federale regering. Dit werkt niet. Er is iets anders nodig. Dat is precies het voorwerp van het globaal plan, namelijk dat we ook moeten inzetten op alle andere zaken. Het is een illusie te denken dat het creëren van meer plaatsen in de gemeenschapsinstellingen, het probleem dat u terecht schetst, met betrekking tot drugsdelinquentie, psychiatrische problemen en met de hardnekkige kern van recidivisten, kan worden aangepakt.
Heb ik daarmee gezegd dat we niet meer plaatsen moeten creëren in gesloten instellingen? Neen, want dat doen we ook. Op 1 juli 2006 komen er 20 plaatsen bij in een gesloten instelling. Alles is momenteel operationeel voor 20 plaatsen in Mol in 2008 en in 2007 komen er nog eens gesloten plaatsen bij. Ik pleit niet voor geen bijkomende gesloten plaatsen, maar we moeten beseffen dat er ook andere zaken nodig zijn.
Die vaststelling wordt niet alleen in Vlaanderen gemaakt, maar internationaal. Ik heb hierover gisteren nog debatten gevolgd in Nederland. Nederland heeft heel wat geïnvesteerd in gevangenissen, ook speciaal voor jongeren. Daar stelt men vast dat 70 percent van de jongeren die daar uit komen, recidiveert. We moeten dus nadenken over andere mogelijkheden. Het pleidooi om alleen maar of vooral te investeren in gesloten plaatsen, toont het failliet van de aanpak van jeugddelinquentie aan en toont aan dat vooral ook op andere zaken moet worden ingezet. (Applaus bij sp.a-spirit, Groen! en CD&V)
Mevrouw de minister, wij zijn het over heel veel dingen eens. We zijn het eens over een integrale aanpak, met een hele veiligheidsketen die begint bij preventie, het ondersteunen van ouders, opvoedingsondersteuning, proberen jongeren waarmee het fout loopt zeer snel te detecteren, ook op school, om hen bij te kunnen sturen
Er is echter één ding waarover we duidelijker moeten zijn. We hebben hier niet uitsluitend met psychiatrische gevallen te maken. We hebben hier te maken met een harde kern jonge criminelen, die zich aan niets storen, die god noch gebod kennen, en die, telkens ze worden vrijgelaten, zich binnen 48 uur opnieuw bezondigen aan criminele feiten. De maximale duur waarmee jongeren vandaag in onze Vlaamse gesloten instellingen worden begeleid, bedraagt precies drie maanden. Dat is totaal onvoldoende. We moeten samen zoeken hoe we dat kunnen oplossen, maar - met alle respect - twintig extra plaatsen zijn een druppel op een hete plaat. Gelet op de feiten in onze samenleving, zullen we op dat vlak meer moeten doen. We moeten samen zoeken hoe we meer kunnen doen wat die gesloten instellingen betreft.
Dit is een vreemd debat: we debatteren met elkaar, maar we zijn het volkomen eens.
Dan willen we wel eens weten wanneer we dit zullen zien.
Mevrouw Ceysens, u trekt te snel conclusies. Dit is fundamenteel, dus we moeten hierop doorgaan. De essentie van uw betoog van daarnet, mijnheer Somers, is de essentie van het jeugdsanctierecht en heeft te maken met de maatregelen die de jeugdrechter kan opleggen. Dat is trouwens een van de elementen die uitdrukkelijk zijn opgenomen in het globaal plan. We moeten vaststellen dat het verwijzingsbeleid van de jeugdrechter verschilt van wat gebeurt binnen het volwassenenrecht. Bij dat laatste zijn een aantal dingen heel duidelijk en formeel vastgelegd. Het is daar heel duidelijk, wanneer een volwassene strafbare feiten heeft gesteld, wat daarvan de gevolgen zullen zijn. Die gevolgen zullen ook wortelen in het strafrecht. Als het gaat over jongeren, is dat niet het geval. Dat is de essentie van uw betoog: met de beschermingsmaatregelen van de jeugdrechter zullen we daar geen antwoord op kunnen bieden. Daarvoor zijn andere antwoorden nodig. De rechtsgrond daartoe moet worden geschapen in de wetgeving zelf. Jammer genoeg is dat een federale aangelegenheid.
We moeten elkaar niets wijsmaken. Wat dat laatste betreft, hebben we stappen gezet met de nieuwe wet.
Ik wil een getuigenis van een jeugdrechter aanhalen. Als er een nieuwe delinquent, die door goed speurwerk gevat werd, wordt voorgeleid, dan moet die rechter bekijken of er misschien een jongere in Mol is die eruit kan, omdat die nieuwe erger is. Dat is wat jeugdrechters vandaag in Vlaanderen moeten doen. Dat bewijst onze stelling dat u meer zult moeten inzetten op het gerechtelijke onderdeel van dat globaal plan. Het plan bevat heel veel elementen qua diversifiëring en preventie, die we genegen zijn. Het vertoont echter één gebrek, namelijk dat gerechtelijke onderdeel, dat voor ons te weinig bevat en te laat komt. Dat proberen we u al maanden duidelijk te maken.
Mijnheer Somers, ik kan heel goed volgen wat u zegt, maar dan moet u natuurlijk de gevolgen ervan aanvaarden en de federale wet wijzigen, zodat er meer middelen komen. Dan moet u een ernstig jeugdsanctierecht doorvoeren.
Wat capaciteit betreft, ik zie dat deze regering de capaciteit uitbreidt, terwijl de vorige regering, de regering-Somers, jarenlang in Ekeren in het water is blijven ploeteren.
Dat denk ik niet.
Mijnheer Caluwé, u vergist zich als u zegt dat dit een louter federale aangelegenheid is. Dit is op de eerste plaatse een gemeenschapsaangelegenheid. Het gaat hier over 14-, 15- en 16-jarigen die vandaag precies drie maanden in Mol verblijven, net lang genoeg om een diagnose te maken van die jonge mensen, om te proberen hen in kaart te krijgen. De intensieve begeleiding en het omvormen van hun waardeschaal, het heropvoeden van die jongeren, het heroriënteren naar betere en andere waarden, is echter onmogelijk binnen die periode van drie maanden.
We moeten erin slagen gesloten instellingen te creëren waarin een heel intensief begeleidingstraject wordt geboden. Het moeten dus niet louter gevangenissen zijn, want we moeten die jongeren opnieuw een toekomst geven. Dat vraagt veel meer capaciteit in gesloten instellingen dan vandaag. Dat is ons punt.
Minister Vervotte en ik zeggen dan ook niet echt het tegenovergestelde. We volgen elkaar in belangrijke mate, maar ik vraag wel van de minister dat ze meer aandacht en energie besteedt aan dat specifieke onderdeel van haar beleid.
Voor het overige steun ik het beleid van de minister, maar op dat punt schieten we vandaag tekort. Dat zullen alle procureurs en alle korpschefs in alle grote steden bevestigen. Haal in mijn stad 30 tot 50 mensen - in Antwerpen te vermenigvuldigen met factor x - van de straat, en we krijgen een andere samenleving. Die jongeren lopen vandaag rond, en ofwel eindigen ze in de harde criminaliteit, zodat we ze niet meer kunnen vatten, ofwel komen ze weer op het rechte pad. We mogen die jongeren niet aan hun lot overlaten. Laten we dus strenger en kordater zijn, en die mensen in gesloten instellingen een nieuwe toekomst geven. (Opmerkingen)
Mijnheer Somers, het is inderdaad belangrijk die jongeren een heel intensieve begeleiding te geven. Ik verwijs naar het Globaal Plan Jeugdzorg. Het project daaruit dat we willen opstarten onder de naam 'Youth At Risk' is een intensieve gedragsbegeleiding gedurende negen maanden. Ik ben het ermee eens dat het niet kan op één maand of op drie maanden. We moeten voorzien in een bepaalde periode. Ook bij wat we doen in het herstelgericht werken, voorzien we in een begeleiding over een langere periode. Dat is belangrijk en we moeten daar meer op inzetten. Ik pleit ervoor meer te doen voor gedragsverandering. Het is dus niet alleen maar de bedoeling de jongeren tijdelijk op te sluiten in een of andere voorziening.
Een bijkomend element met betrekking tot de capaciteit is dat in een gesloten instelling mensen met heel diverse profielen terechtkomen. Het gaat van handtasdiefstallen tot overvallen, of tot verregaander dingen als verkrachtingen en dergelijke. De vraag welke jongere waar moet worden geplaatst, maakt inherent deel uit van het debat. We moeten er voorzichtig mee zijn al deze jongeren in gesloten gemeenschapsinstellingen te plaatsen. Het debat moet ook gaan over waar welke jongere moet worden geplaatst en welke begeleiding we moeten geven.
Ik ben voor intensieve begeleiding, maar dat betekent niet noodzakelijk dat ze allemaal het best begeleid worden in een gesloten instelling. Er zijn ook goede alternatieven om ervoor te zorgen dat de mix in de gesloten gemeenschapsinstellingen niet te divers is. We weten immers uit ervaring dat dit vaak meer nadelen dan voordelen heeft.
Mijnheer de voorzitter, ik zit met verbazing te luisteren en te kijken naar dit beschamend schouwspel. De meerderheidspartijen proberen elkaar de zwartepiet toe te schuiven. Het lijkt wel of de VLD niet in de meerderheid, maar in de oppositie zit. Mevrouw Ceysens, mijnheer Somers, ik heb ook de indruk dat u in deze uw verantwoordelijkheid in de regering niet durft te nemen, anders zou u uw aanklacht niet hier na twee jaar op de tribune moeten uiten, maar was dat al gebeurd in de regering, waarin ook uw ministers verantwoordelijkheid dragen.
Dit is een schreeuw uit onmacht. CD&V probeert enerzijds de liberalen te beschuldigen dat ze hiervoor verantwoordelijk zijn door het op het jeugdsanctierecht te steken. Ze hebben daar nog gelijk in ook. De liberalen willen anderzijds de zwartepiet doorschuiven naar minister Vervotte en de paarse partijen, minister van Mobiliteit Van Brempt op kop, uit de wind zetten. Ik vraag me af wie daar een boodschap aan heeft. De traditionele partijen zijn zo onmachtig dat ze niet verder geraken dan elkaar verwijten toe te sturen.
De waarheid is dat we tot op de dag van vandaag inderdaad een ontoereikend jeugdsanctierecht hebben. Dat is uw probleem, mijnheer Somers. De waarheid is bovendien dat we een tekort hebben aan capaciteit in de jeugddetentiecentra. Het is allebei waar, en u bent dus samen verantwoordelijk. (Applaus bij het Vlaams Belang)
De heer Vermeiren heeft het woord.
Als de vos de passie preekt… Als ik de heer Dewinter hoor, dan wordt me één zaak duidelijk. Hij kan het verschil niet maken tussen de dingen. Hij jut de mensen op en tracht voor zijn electorale basis een dramatische toestand waarin criminele feiten zijn gepleegd, naar zijn hand te zetten.
Dat is wat de VLD anderhalve maand geleden heeft gedaan via uitspraken van de premier en van uw partijvoorzitter!
Mijnheer Dewinter, respecteert u alstublieft een beetje de parlementaire democratie. Ik heb aandachtig naar u geluisterd, probeert u hetzelfde te doen in plaats van te roepen. U beticht uw collega's ervan te roepen, maar u doet twee seconden later hetzelfde.
Mijnheer de voorzitter, ik ben gelukkig met dit debat, en mijn fractie heel waarschijnlijk ook. Ik ben gelukkig met dit debat omdat we via een dergelijke schok van ideeën vooruit kunnen geraken. Dat is ook de bedoeling. Ik heb vastgesteld dat mijn fractievoorzitter en mijn voorzitter discussiepunten naar voren hebben gebracht die we allemaal al kennen. Het ging om een bevestiging van wat we weten. Voor dergelijke erge feiten moeten we een oplossing aanreiken, en dat kan alleen maar wanneer een parlement zich over de kwestie buigt. Ik stel vast dat de minister-president heel aandachtig luistert. Een minister kan in samenspraak met het parlement tot oplossingen komen. Dat is uiteindelijk waarvoor dit debat dient.
Mijnheer Dewinter, het debat dient niet om bepaalde mensen te dienen. Het dient niet om de mensen op stang te jagen. Een parlementair debat dient om oplossingen te zoeken, en dat is wat dit parlement op dit ogenblik door middel van de dialoog doet. Ik vind dat goed. We zouden dat meer moeten doen. Stopt u met het opjutten van mensen en met het zoeken naar incidenten, want u bent verkeerd bezig en u zult de boemerang vroeg of laat in het gezicht krijgen. (Applaus)
Mijnheer de voorzitter, de gewezen fractieleider van de VLD heeft mij geen lessen te lezen, zeker niet na het spelletje dat de VLD anderhalve maand heeft gespeeld naar aanleiding van de gruwelijke moord in Antwerpen.
Mijnheer Vermeiren, als er één partij is die weet wat het betekent om aan politieke recuperatie te doen en om met de vinger te wijzen naar een andere partij, de onze, naar aanleiding van feiten waarmee wij helemaal niets te maken hebben en waarvan we ons uitdrukkelijk distantiëren, dan is het de uwe. Uw premier, de heer Verhofstadt, en uw voorzitter, de heer Somers, waren er anderhalve maand geleden als de kippen bij, nauwelijks een uur na de feiten, om ons te beschuldigen, om ons moreel verantwoordelijk te stellen. De heer De Gucht stelde zelfs al onze kiezers, 1 miljoen Vlamingen, verantwoordelijk!
Waar zijn de politici van de meerderheid om vandaag met een beschuldigende vinger te wijzen naar beleidsverantwoordelijken en ministers, naar partijen van de meerderheid en de oppositie? Ik heb deze keer nog niemand gehoord in de media om de schuld bij een persoon of een partij te leggen. Terecht wordt er nu niet aan partijpolitieke recuperatie gedaan. Ik stel alleen maar vast dat uw partij verantwoordelijkheid draagt binnen deze regering, dat uw partij ministers heeft en een vice-premier in deze regering, en dat na 2 jaar Vlaamse Regering uw fractieleidster op de tribune klimt naar aanleiding van dit belangrijke debat en niets anders doet dan verwijten sturen - terecht trouwens - naar minister Vervotte. Ze wijst minister Vervotte erop dat het haar schuld is dat er onvoldoende capaciteit is, dat jonge boefjes nog steeds rondlopen. Dat is de realiteit. Als de meerderheid na 2 jaar beleid met dat verhaal naar het parlement komt, dan zeg ik als oppositiefractieleider dat dit een beschamend spektakel is. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Dewinter, het grote verschil tussen uw partij en de partijen van de meerderheid is dat wij niet denken dat er wonderoplossingen zijn tegen criminaliteit.
Mijnheer Decaluwe, wat wel belangrijk is in een parlement, is dat we naar aanleiding van dergelijke feiten samen zoeken naar de beste weg om de problemen aan te pakken.
Collega's, ik herhaal wat ik en mevrouw Ceysens al hebben gezegd: we kunnen ons vinden in het globaal plan van minister Vervotte, maar we vragen heel uitdrukkelijk om meer aandacht te besteden aan opvangmogelijkheden in gesloten instellingen voor veelplegers en voor jonge delinquenten die fout zitten. Minister Vervotte vertelt dat ze inspanningen doet om de intensieve begeleiding langduriger en intenser te maken. Ik juich dat toe, maar ik vraag tegelijkertijd dat de inspanningen opgedreven worden ten aanzien van de gesloten instellingen.
Ik vraag dat uit bezorgdheid voor onze samenleving en vanuit mijn ervaring in een stad als Mechelen, waar de multiculturaliteit dagelijks aanwezig is.
Zowel mijn korpschef als mijn procureur vragen naar meer gesloten opvangcapaciteit voor jonge delinquenten en veelplegers. Dat wil ik hier aankaarten, omdat die jongeren na 3 maanden terug op straat staan en opnieuw in de criminaliteit terechtkomen. Die realiteit moeten we samen keren.
Ik gaf al aan dat er een tandje bij moet worden gestoken op het veiligheidsbeleid van De Lijn. Toen was er geen commotie. Blijkbaar mag een fractieleider iets verder gaan dan een regeringslid. Als ik dat zeg over de jeugddelinquentie tegen minister Vervotte, dan wordt dat anders behandeld. Mijnheer Dewinter, dat stellen we ook al langer vast bij uw fractie. We hebben van u dus geen lessen te ontvangen in dit soort spelletjes.
Mevrouw Ceysens, u kunt het me niet kwalijk nemen als u hier openlijk een aantal fouten maakt, dat ik als bevoegde minister het woord vraag om daarop te reageren. (Applaus bij CD&V en het Vlaams Belang)
Het gaat niet over fouten, het gaat over tandjes bij steken bij De Lijn, bij de jeugddelinquentie en bij de capaciteit.
Sp.a-senator Mimount Bousakla legt vandaag geheel terecht een verpletterende verantwoordelijkheid bij de ouders van delinquente jongeren. Ze moet zich absoluut niet schamen. Dat ze publiekelijk een deel van de schuld op zich neemt, bewijst dat er iets fundamenteel fout is met het integratiebeleid. Mevrouw Vogels, u had het over wij en zij, u hebt een etnisch-cultureel doelgroepenbeleid gevoerd. Zo'n beleid verschaft daders een alibi om hun individuele verantwoordelijkheid af te wentelen op de groep en de samenleving in haar geheel. Gemeenschappen plegen echter geen misdrijven, individuen doen dat wel.
Even nefast aan een doelgroepenbeleid is dat onschuldigen geheel ten onrechte met schuldgevoelens, vooroordelen en stigmatisering worden opgezadeld, wat hun ontplooiingskansen hypothekeert. Dat is te veel gevraagd van een liberale fractie die staat voor individuele vrijheid gekoppeld aan individuele verantwoordelijkheid. (Applaus bij VLD-Vivant)
De heer Voorhamme heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames ministers, collega's, de gezondheidstoestand van een samenleving is te meten aan hoe we met elkaar omgaan op het publieke terrein. Welk respect vertonen we voor elkaar? Welk respect vertonen we voor het gemeenschappelijke, voor het publieke domein zelf, voor de regels, de afspraken, de normen die daar heersen? In welke mate is ieder van ons bereid zich te engageren om de regels van het publieke terrein mee te doen naleven?
Wat vorige zaterdag is gebeurd op buslijn 23, is in dat opzicht niet alleen verschrikkelijk voor de familie, vrienden en collega's van de betrokkene, het is ook in belangrijke mate een stap achteruit in de gezondheidstoestand van onze samenleving. Wat Guido Demoor deed, is tonen dat hij als burger en als individu in onze openbare ruimte, bereid was om zijn verantwoordelijkheid op te nemen en er mede voor te zorgen dat de regels van onze samenleving worden nageleefd. Het feit dat hij daar misschien per ongeluk de dood bij heeft gevonden, is een stap achteruit. En ik weet waarover ik praat. Ik heb zelf al meermaals, onder meer op het openbaar vervoer in Antwerpen, ongeveer hetzelfde gedaan als wat de heer Demoor vorige zaterdag deed. Gelukkig gebeurde dat zonder al te veel fysiek letsel. Ik zal het in de toekomst wellicht nog doen, maar bij een volgende gelegenheid zal ik toch behoedzamer te werk gaan. Wat Guido Demoor spontaan deed, dreigt zeldzaam te worden en het is al zo zeldzaam in onze samenleving. Ik voel me daar niet goed bij en ik hoop dat de meesten onder u zich daar niet goed bij voelen.
Ik heb de indruk dat we evolueren naar een samenleving waar het veeleer de gewoonte wordt om de ogen te sluiten dan om zijn verantwoordelijkheid op te nemen. We leven in een samenleving waarbij iedereen ervan uitgaat dat alles tot in de kleinste details moet worden geregeld door de overheid. Het klimaat is er niet naar dat we dat op dit ogenblik kunnen verwachten. De kunst van de politiek is ook rekening te houden met de realiteit van dit ogenblik.
Het is absoluut nodig dat we de balans opnieuw in evenwicht brengen. Ik heb daarstraks debatten gehoord over kleine en grotere groepen jonge criminelen. En ik weet ook dat er heel wat achterliggende oorzaken zijn die te maken hebben met beleidsterreinen zoals onderwijs, jeugdbeleid, arbeid enzovoort, die leiden tot een toenemende agressie en normvervaging. Niemand zal betwisten dat we daar absoluut iets aan moeten doen. Ik heb het dan onder meer over opvoedingsondersteuning en gezinsbegeleiding. Een aantal collega's uit Antwerpen kunnen met mij getuigen dat er vandaag al heel veel inspanningen ter zake gebeuren in Antwerpen. Die inspanningen gebeuren en we hopen dat die iets zullen opleveren. Ik ben daar eigenlijk van overtuigd. Ik ben er evenzeer van overtuigd dat dit beleid ook tijd vraagt om resultaten te boeken. Daarnaast hebben we signalen nodig op de korte termijn om te vermijden dat de samenleving volledig in elkaar klapt.
We hebben dus maatregelen nodig op korte termijn, en dat is mogelijk. Wanneer we nu, en dat is enigszins paradoxaal, verwachten dat de burger zelf meer verantwoordelijkheid neemt, dan moet de overheid veel overtuigender optreden en laten zien dat het menens is. Dan zal ook de burger bereid zijn om zijn verantwoordelijkheid te nemen.
Er is een probleem als de burger twijfelt aan de rol die de overheid zich daarin toemeet. Dit debat gaat over het openbaar vervoer. Wat dat betreft, kunnen we een pleidooi houden voor een strikter handhavingsbeleid, een goede orde in het openbaar vervoer. Het is duidelijk dat er verbetering mogelijk is.
In het overleg van vorige maandag met de bevoegde minister, met De Lijn, met het stadsbestuur en de vakbonden werden afspraken gemaakt. We verwachten dat op 13 juli een plan van aanpak zal worden voorgelegd. Ik ben er gelukkig om dat niet enkel de vakbonden daarbij betrokken worden, maar ook de gebruikers van het openbaar vervoer. Ze hebben een cruciale stem in dat debat. Hetzelfde gebeurt met de pachters.
Sp.a-spirit vindt dat er op een aantal terreinen een doorbraak moet worden gerealiseerd. Ik zal ze kort opsommen. De inzet van de zogenaamde lijnspotters levert resultaat op. Niemand zal echter betwisten dat er te weinig spotters zijn en dat de periode waarin ze werken te beperkt is. Ze worden hoofdzakelijk ingezet als er schoolgaande jongeren op het openbaar vervoer zitten. Het is zinvol ze in te schakelen tijdens de schooluren. Nu blijkt dat ook buiten die periode spotters ingezet zouden moeten worden: 's nachts, tijdens de vakantie enzovoort. Dat is mogelijk. We moeten daarvoor wel de steun hebben van de minister van Binnenlandse Aangelegenheden.
Niet alleen de periode waarin die spotters optreden, moet worden aangepast, het aantal moet ook worden uitgebreid. Op dit moment zijn er in Antwerpen 35 lijnspotters. Vijf daarvan zijn mensen van allochtone afkomst. Het zou goed zijn als er spotters bijkomen, we er ook op toezien dat meer allochtonen in het team worden opgenomen. Daarmee zouden we duidelijk maken dat het niet om 'wij' tegen 'zij' gaat.
Een ander punt is het aantal controleurs. Daarnet werd gesproken over kaartjesknippers op elke tram of bus. Ik denk dat niemand daar tegen kan zijn. De Vlaamse overheid, en dus ook het parlement, moet dan wel bereid zijn om daar de budgettaire middelen voor uit te trekken. Wat dat betreft, moeten we wel enige realiteitszin aan de dag leggen. We zouden al kunnen beginnen met het aantal controleurs gevoelig op te drijven. Zelfs in Antwerpen zijn er lijnen waarop nooit iets gebeurt. Een tweede kaartjesknipper kan er gerust een hele dag met zijn duimen draaien. Dat is dan een duurbetaalde tewerkgestelde.
Uit het universitair onderzoek is gebleken dat controleurs enige vorm van gezag afdwingen. Met controleurs, die ook soepel kunnen worden ingezet op de plaatsen waar de nood het hoogst is, slaan we twee vliegen in één klap. Bij de tickets zet de automatisering zich meer en meer door. De controleurs kunnen dan nagaan of de tickets effectief worden afgestempeld. Daarnaast staan ze ook in voor de sociale controle.
De minister van Binnenlandse Zaken moet ook een koninklijk besluit uitschrijven om de lijnspotters, de controleurs en chauffeurs een mandaat te geven om te kunnen verbaliseren. Ze moeten dat niet alleen kunnen doen onder de hoede van de procureur. Ze moeten ook gebruik kunnen maken van de gemeentelijke administratieve sanctie, die op andere gebieden al met succes wordt toegepast in onze stad, om het publieke domein te verdedigen.
Mijnheer Voorhamme, bent u voorstander van de uitbreiding van de bevoegdheden waar ik daarstraks naar heb verwezen? Ze zijn opgenomen in de programmawet van 27 tot 30 december 2004. Alle uitvoeringsbesluiten daarvan zijn al gepubliceerd. Dat is in april gebeurd. Het laatste dateert van 10 juni. Op dat vlak is er dus geen probleem.
Er is me verteld dat om dit te kunnen uitbreiden tot de mensen die nu de controlefunctie hebben, er nog een koninklijk besluit moet worden uitgevaardigd.
Neen, die zijn gepubliceerd, behalve wat betreft de Gemeentelijke Administratieve Sancties of kortweg GAS.
Gaat u ermee akkoord om hen politionele bevoegdheden te geven? Dat kan perfect. Minister Dewael heeft eind 2004 dat kader gecreëerd. Bent u bereid dat te doen?
Ja, we zijn daartoe bereid.
Dat was wel niet het signaal dat we tot nu toe hebben gekregen. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
Bent u daartoe bereid?
Ja. (Opmerkingen van de heer Joris Van Hauthem)
We denken dat het aantal lijnspotters of controleurs opdrijven en ze meer bevoegdheid geven, goed is. Ik wil ook even verwijzen naar wat in Brussel gebeurt. Bij de aanstelling van de korpschef in Antwerpen is een uitvoerig pleidooi gehouden voor een wijk- of buurtgerichte werking van de politie. Bij uitbreiding is het openbaar vervoer een bijzondere vorm van buurtgerichte werking. Het kan niet dat de politie op straat een buurtgerichte werking voert, maar nooit op de voertuigen komt. De mogelijkheid daartoe bestaat. Er is een overeenkomst waarbij politieambtenaren gratis kunnen gebruikmaken van het openbaar vervoer. Impliciet staat daar tegenover dat ze ook af en toe optreden. In Brussel is daar een afspraak over met de federale politie. (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
In Gent is dat een ander project. Dat lijkt veel meer op wat Antwerpen op korte termijn wil invoeren. Er moet meer structureel over worden nagedacht. Het kan me eerlijk gezegd niet schelen tot wiens bevoegdheid dat moet behoren: de federale of de lokale politie. Dit mag geen voorwendsel zijn om niets te doen. Ze moeten de volledige bewaking ook niet overnemen, maar het zou niet slecht zijn dat de politie geregeld optreedt op het openbaar vervoer.
Het openbaar vervoer is een specifieke vorm van publiek terrein. Daarom is het verantwoord om de camerabewaking uit te breiden. Daar hangt uiteraard een budgettair plaatje aan vast. Alles staat en valt met de bereidheid om dit te financieren. We moeten starten met verdergaande camerabewaking op de, vanuit het oogpunt van de veiligheid, prioritaire zones.
Mijnheer Voorhamme, u hebt het over bijkomende middelen. De heer Van Rompuy heeft vanmorgen tijdens de bespreking van de begrotingscontrole gezegd dat de dotatie van De Lijn al spectaculair is gestegen. We zien ook dat de dekkingsgraad is gehalveerd. Bent u bereid om te zoeken naar manieren om dit te realiseren binnen de bestaande dotatie van De Lijn? Als het echt niet anders kan, kan er naar andere middelen worden gezocht. De Lijn is een overheidsinstelling en de middelen moeten op de meest efficiënte manier worden aangewend. Bent u ook bereid om in de beheersovereenkomst van De Lijn het aspect veiligheid te herzien en te verfijnen, zodat de gebruikers zich veiliger voelen?
Dat is nogal kortzichtig. Het gaat om een algemeen probleem van veiligheid en normnaleving. Ik denk dat u kort door de bocht gaat als u zegt dat geld voor oplossingen op deelterreinen zoals het openbaar vervoer uit het budget voor openbaar vervoer moet komen. Wij zijn bereid om over alles te discussiëren. Het veiligheidsvraagstuk heeft echter veel aspecten. Voor de financiering ervan het budget voor het openbaar vervoer aanspreken, is te kort door de bocht gaan. We zijn evenwel bereid om daarover te discussiëren.
Ik moet de heer Decaluwe bijtreden. De inspanningen om de reclame-inkomsten op te drijven leiden ertoe dat de VVM De Lijn zelf dat voor haar rekening zal nemen. Er wordt afgestapt van het contract met NV De Streep. Men wil een registratiesysteem uitwerken. De minister wil de kwaliteit van de dienstverlening opdrijven. We juichen dat toe. Ze wil dat echter doen door op alle perrons een lampensysteem te installeren dat moet toestaan om te weten wanneer de volgende bus zal arriveren. Mijns inziens zijn er andere prioriteiten, en dat is vandaag ook duidelijk geworden. Dé prioriteit is de veiligheid op het openbaar vervoer. Wat baat het om gratis openbaar vervoer aan te bieden als de mensen bang zijn om de bus te nemen? (Applaus bij VLD-Vivant, CD&V, de N-VA en het Vlaams Belang)
Gelukkig bepaalt u niet wat mijn fractie moet denken.
Signalisatiesystemen die de wachttijden weergeven, zijn een prioriteit die in het verleden ook door uw fractie naar voor is geschoven. Onder meer de heer van den Abeelen deed dat. Hij vond dat het comfort van het openbaar vervoer belangrijker dan de prijs ervan. Hij vroeg duidelijkheid omtrent wachttijden, frequentie en doorstroming. U zegt iets anders.
Als er moet worden gekozen tussen de prioriteiten comfort en veiligheid, dan kies ik vandaag duidelijk voor veiligheid.
Men kan moeilijk elke maand een ander liedje zingen.
Onze fractie is daarover altijd duidelijk geweest. Onze visie op het comfort en de prijs is duidelijk verwoord door de heer van den Abeelen. Laten we echter mekaar niets wijs maken: mijn fractie zet bij prioriteit in op veiligheid. Ik heb dat erg duidelijk gezegd. Tussen 1999 en 2006 zijn de middelen erg gestegen. De heer Van Rompuy heeft hier terecht gezegd dat de begroting zal afklokken op 1 miljard euro. In zo'n grote begroting moet men geld kunnen vinden voor een duidelijk camerabeleid. En dat moet zeker kunnen als twee fracties dat vragen.
We mogen deze discussie niet uit zijn context lichten. Ik heb de indruk dat alle fracties bereid zijn om veiligheid in het openbaar domein, en dan vooral veiligheid op het openbaar vervoer, als een prioriteit te beschouwen. Dat is na de incidenten zeker het geval. We verschillen evenwel van mening over de vraag of dat alleen met geld komende uit het budget voor openbaar vervoer moet gebeuren. Wij zijn van mening dat het om een globaal maatschappelijk probleem gaat waarvoor een globale aanpak nodig is. We hebben het recht om hierover van mening te verschillen.
Ik pleit, zoals het ook in het regeerakkoord staat, om de middelen in de eerste plaats te zoeken binnen de huidige dotatie van De Lijn. We kunnen zeker efficiënter omgaan met de middelen. Op dat vlak is zeker nog verbetering mogelijk. Dat aspect staat in de opdracht van het regeerakkoord vermeld. Vandaag is al beslist dat er extra personeel wordt ingezet. Dat gebeurt dan toch binnen de huidige beleidsruimte. Straks moet er toch weer in het kader van de begroting worden onderhandeld. Dat bewijst dat er nog enige flexibiliteit mogelijk is. Mijn pleidooi bestaat er op de eerste plaats in om binnen de huidige dotatie de middelen te zoeken en er op een efficiëntere manier mee om te gaan. Als dat niet voldoet, dan is alles nog bespreekbaar. We willen niet zomaar roepen dat er meer geld moet komen. Dat zou in strijd zijn met het regeerakkoord. Het ene sluit echter het andere niet uit.
U kent mij toch. Ik wil niet van iedere gelegenheid gebruik maken om te pleiten voor meer geld. Ik ben ook een sterke pleitbezorger voor meer efficiëntie in elk beleidsdomein. Ik ben ook zeer resultaatgericht. Daar bestaat geen meningsverschil over. We moeten geen dogma's hanteren of wantrouwen creëren en bij voorbaat stellen dat middelen uitsluitend uit dit of dat budget moeten komen. De problematiek gaat veel breder dan het openbaar vervoer. Wegens het belang van deze maatschappelijke problematiek, vind ik het dom om de verantwoordelijkheid ervoor uitsluitend in de schoenen te willen schuiven van een of andere minister.
Als we het echt menen en er een prioriteit van maken, kan er in ieder beleidsdomein wel wat gebeuren. We moeten zien hoe de middelen het best verzameld kunnen worden en samen de problemen verhelpen in plaats van te trachten elkaar vliegen af te vangen.
Ten slotte wil ik over de camera's nog duidelijk stellen dat de overeenkomsten met de pachters herzien moeten worden. In de vorige legislatuur is er een fifty-fiftyregeling afgesproken. Daarbij wordt minimum 50 percent van de diensten door pachters verstrekt. Dat betekent ook dat de uitrusting qua kwaliteitsnormen, en daar horen camera's bij, identiek moet zijn in voertuigen van De Lijn en in die van de pachters.
Dat is voor honderd percent juist. Ik heb daar destijds nog hevig voor gepleit. Ik heb naar aanleiding van dit debat de bestekken nog eens nagelezen. Men zei toen nogal gemakkelijk dat het om een voertuig van de pachters ging en dat in dat voertuig deze uitrusting niet was voorzien. Moest men daarin drie jaar geleden in de bestekken hebben voorzien, zouden de pachters dat hebben verrekend en zou de overheid dat wel hebben betaald. Dan was dit nu geen discussiepunt meer. Zo simpel liggen de zaken. Degenen die destijds het bestek hebben opgesteld, zijn vergeten om dit punt erin op te nemen, hoewel er toen een vraag over is gesteld in het parlement. Dat is een nuchtere vaststelling.
Daar moet zeker iets aan gebeuren.
Drie jaar geleden zat ik in de oppositie en heb ik het gevraagd. De heer Stevaert heeft er toen hartelijk om gelachen. Ik stel vandaag voor het bestek aan te passen en een financiering mogelijk te maken voor de pachters.
U gaat dus met mij akkoord?
Natuurlijk ga ik met u akkoord. Uw partij draagt ook een verantwoordelijkheid op dit vlak.
Als we in het licht van deze samenlevingsproblematiek niet verder geraken dan nagaan wie wat in het verleden niet op tijd heeft gedaan waardoor we nu met de gebakken peren zitten, dan is er één persoon die in Knack in een zetel comfortabel zit te lachen en te wachten. Dat weet u zelf ook wel. Dat is een beetje klein. Ik herinner mij dat de heer Van Rompuy in het verleden razend werd omdat hij telkens werd gepakt op het feit dat uw partij sinds mensenheugenis onafgebroken aan de macht was geweest en hem voor alles en nog wat de verantwoordelijkheid werd aangewreven. U moet dus niet in hetzelfde verhaal verzeilen, mijnheer Decaluwe. (Opmerkingen van de heer Carl Decaluwe)
Ik stel vast dat u akkoord gaat om de overeenkomsten met de pachters te herbekijken. Dan gaan we allebei akkoord.
Mijnheer Voorhamme, als er één zaak is die ik hier gedurende vijf jaar heb verkondigd, is het net dat het gratis maken van voorzieningen, zoals het motto van de sp.a blijkbaar luidt, de structurele problemen in de samenleving niet zou oplossen. (Opmerkingen van de heer Gilbert Bossuyt)
Dat heb ik hier tijdens de discussies over het kijk- en luistergeld, over de gratis bussen enzovoort systematisch naar voren gebracht. Die maatregelen zijn op zich mooi, maar er stellen zich ook problemen ten gronde. Deze morgen hebben we vastgesteld dat het openbaar vervoer 1 miljard euro krijgt. Het aantal reizigers is verdubbeld. Wanneer op den duur nog slechts 15 percent van de mensen dit allemaal moet betalen, stellen zich natuurlijk problemen. Nu is er blijkbaar geen geld meer om een aantal maatschappelijke problemen op te vangen. Nu komt het verwijt dat er niet genoeg geld is. De vorige Vlaamse Regering heeft allerlei zaken gratis gemaakt. De vorige Vlaamse Regering heeft van het openbaar vervoer een janboel gemaakt. Het openbaar vervoer vervoert nu 250 miljoen reizigers per jaar. We hebben dit echter niet langer onder controle. Dit komt overeen met wat ik in het verleden heb gezegd en met wat de heer Decaluwe nu bedoelt.
Mijnheer Voorhamme, ik ga hier niet aan partijpolitiek doen. Ik verwijt u niets. U moet enkel erkennen dat u fouten hebt gemaakt. Uw partij is al bijna twintig jaar aan de macht. Er zijn in de loop van die periode structurele fouten gemaakt. U weigert die fouten te erkennen. U komt hier systematisch iedereen de les lezen. U doet alsof alles beter kan. De heer Janssens heeft hier zelfs een boek over geschreven. De titel van het boek luidt: 'Het beste moet nog komen.' U wordt echter met structurele, systematische problemen geconfronteerd. De voorbije vijf jaar moest alles gratis worden. Dat was steeds het grote motto. Op die manier worden de structurele problemen echter niet opgelost. U wilde tegen de verzuring ingaan. De verzuurde samenleving ontploft nu in de bussen die u zelf gratis hebt gemaakt. Dat is wat we altijd hebben gezegd. (Applaus bij CD&V en bij het Vlaams Belang)
Mijnheer de voorzitter, ik had gehoopt hier een debat te kunnen voeren over de vraag hoe we het openbaar vervoer opnieuw veilig kunnen maken. Welke visie moeten we hanteren om onze trams en onze bussen opnieuw aangenamer te maken? Ik stel echter vast dat dit debat permanent in een gehakketak tussen de meerderheidsfracties vervalt. Ik hoor gekissebis tussen sp.a en CD&V en tussen CD&V en de VLD. Ik stel voor dat de meerderheidsfracties een meerderheidsoverleg organiseren om het weer eens te worden. Ondertussen kunnen we hier het geagendeerde debat voeren over de vraag wat wij, als verantwoordelijke politici, voor de veiligheid op ons openbaar vervoer kunnen doen. (Applaus bij Groen!)
Eerlijkheidshalve moet ik toch opmerken dat ik onze voorstellen net op een rijtje trachtte te plaatsen.
Ik wil nog een laatste punt naar voren schuiven. Ik loop hiermee natuurlijk het gevaar dat het debat weer naar een oeverloze discussie afglijdt. De politie heeft in verband met deze zaak uitermate accuraat en zeer efficiënt opgetreden. Na enkele dagen zijn alle betrokkenen gevat. We kunnen echter niet ontkennen dat we angstig op de strafuitvoering wachten. Ik zeg niet dat alle zes betrokkenen in dezelfde mate schuldig zijn. De vraag is wat de straf zal zijn voor diegenen die effectief schuldig worden bevonden.
Er is hier daarstraks een lang debat over de capaciteit van onze gesloten instellingen gevoerd. Iedereen weet dat we volgende maand nog niet over bijkomende plaatsen zullen kunnen beschikken. Ondertussen worden we met problemen op een ander niveau geconfronteerd. Ik hoor al tien jaar dat het om een honderdtal uiterst criminele jongeren gaat. Het probleem is echter ruimer dan dat. We hebben andere sancties dan de opsluiting in een instelling nodig. We moeten eens nadenken over het creëren van mogelijkheden op het vlak van alternatieve sancties. Dit geldt zeker voor jonge mensen. Indien het om jonge mensen gaat, moeten we in de eerste plaats trachten hen weer op een convenabel opvoedingstraject te krijgen.
Wanneer dat niet lukt, is dat bijzonder pijnlijk. Dan zijn die mensen verloren voor de samenleving. (Opmerkingen)
Er zijn vormen van alternatieve sancties nodig waardoor jongeren worden bezig gehouden en begeleid en waardoor ze in een toekomstgericht opvoedingsproject kunnen stappen.
Dat gebeurt. Jeugdrechters zijn vragende partij om die sancties aan te bieden. Daarnaast hebben we ook bescherming van de samenleving nodig. Daarom moet er capaciteit worden opgebouwd in gesloten instellingen.
Ik wil daar niet opnieuw over beginnen. Ik heb u niet horen pleiten voor ruimere toepassingsmogelijkheden van alternatieve sancties. De jeugdrechters willen alternatieve sancties kunnen opleggen, maar dan moet natuurlijk wel voldoende aanbod zijn. Het aanbod aan alternatieve sancties kan zeker beter.
Collega's, de paradox is dat we willen komen tot een samenleving waarin iedereen bereid is meer zijn verantwoordelijkheid op te nemen dan vandaag gebeurt, en dat we om dat te bereiken duidelijkere lijnen moeten trekken in verband met de rol van de overheid daarin.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, we kunnen onze afschuw voor wat zaterdag in Antwerpen is gebeurd, amper onder woorden brengen. Zes jonge kerels hebben zonder gêne een man gemolesteerd met de dood tot gevolg. Dat gebeurde op een bus. Dat is niet zomaar een toevallige locatie. Het openbaar vervoer bekleedt namelijk een bijzondere plaats in de publieke ruimte.
Er zijn weinig situaties waarin de anonieme medemens zich letterlijk zo dichtbij bevindt als op een afgesloten bus. In dergelijke situaties moeten we kunnen rekenen op elkaars spontaan aanvoelen van wat kan en niet kan. Het evenwicht tussen individuele vrijheid en sociale norm is hier immers erg fragiel. Waar dit evenwicht op de helling komt te staan, is geen samenleving mogelijk. Er zit dan niets anders op dan te vluchten in wantrouwen en individualisme. Dat is een voedingsbodem voor nog meer geweld en nog meer onverdraagzaamheid.
Als een van de jonge parlementsleden ben ik ronduit geschokt en immens ontgoocheld door het feit dat een aantal kerels blijkbaar lak heeft aan de meest minimale vorm van respect. Samen met een aantal collega's uit verschillende fracties, met de ministers van Jeugd, Onderwijs en Welzijn, met mensen die dag in dag uit het beste van zichzelf geven als jeugdwerker, leerkracht of stagebegeleider en dergelijke proberen we keihard kansen, ruimte, werk, respect, begrip en noem maar op te scheppen voor alle jongeren. We doen dat omdat we er echt van overtuigd zijn dat die inspanningen vruchten zullen afwerpen. We doen dat omdat we vinden dat jongeren mede-eigenaar zijn van de maatschappij.
Telkens opnieuw slagen enkele hardcore asocialen er echter in de zaak grondig te verzieken. Ze maken een mensenleven kapot en het samenleven van verschillende bevolkingsgroepen onmogelijk. We proberen te bouwen aan een solidaire en diverse samenleving, maar het moeizaam opgebouwde draagvlak wordt telkens opnieuw onderuitgehaald door deze hyper-individualisten.
Voor hen moeten we vooral niet vanuit een collectief schuldgevoel nog wat extra initiatieven gericht op ondersteuning en preventie uit de mouw schudden. Om te voorkomen dat alle jongeren over dezelfde kam worden geschoren en hele gemeenschappen worden gestigmatiseerd, moeten we een fors signaal geven en dit soort criminaliteit streng aanpakken. Laat ons voor die 99 percent andere jongeren verder de kansen creëren waar ze recht op hebben. Daar wil spirit voor blijven ijveren.
Collega's, ik wil vandaag ook een signaal geven aan de reiziger, aan de Vlaming die we hebben beloofd dat mobiliteit een basisrecht is en die we hebben gegarandeerd dat hij voor de uitoefening van dat recht op de overheid mag rekenen.
Dat basisrecht komt zwaar onder druk te staan als de veiligheid in bus en tram in het gedrang komt. Veel mensen zijn effectief alleen op het openbaar vervoer aangewezen om bepaalde verplaatsingen te maken. We riskeren hen aan hun lot over te laten en het openbaar vervoer opnieuw te marginaliseren. De vraag naar meer veiligheidsmaatregelen vind ik al gerechtvaardigd vanuit een sociale reflex.
Spirit pleit voor concrete maatregelen op korte termijn en een duidelijke visie op lange termijn. We willen er ook op wijzen dat dit niet alleen een verantwoordelijkheid is van De Lijn en de minister van Mobiliteit. Ook de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie en de steden en gemeenten zijn hier direct bij betrokken. We zeggen dat ook met het oog op de middelen die straks gevonden zullen moeten worden om extra maatregelen mogelijk te maken. Verhoogde veiligheid mag voor spirit niet ten koste gaan van de mobiliteit.
De onmiddellijke verhoogde inzet van Lijnspotters en controleurs op de problematische lijnen in Antwerpen kan heel concreet bijdragen tot een veiliger klimaat en zal de gestegen ongerustheid bij chauffeurs en reizigers hopelijk kunnen wegnemen. Dergelijke maatregelen moeten ook snel kunnen worden genomen in andere steden waar problemen opduiken.
Op lange termijn verwachten we veel van het te actualiseren veiligheidsplan. Onze grootste zorg daarbij is dat er een goed evenwicht moet worden bewaard tussen het versterken van de sociale controle en de formele controle. Camera's en politieagenten kunnen op bepaalde risicovolle lijnen inderdaad bijdragen tot een veiliger klimaat, maar verwacht er niet alle heil van. Voldoende sociale controle, zeg maar burgerzin, is onmisbaar en onvervangbaar. Spirit pleit er dus voor om ook daarin te blijven investeren, ook omdat we ervan overtuigd zijn dat de overgrote meerderheid van de bus- en tramreizigers geen moeite heeft met wat ik eerder het fragiele evenwicht tussen individuele vrijheid en de sociale norm heb genoemd.
Mevrouw de minister, houd daar rekening mee en maak er dan ook een en-enverhaal van. Dan krijgt u onze volle steun. (Applaus bij sp.a-spirit, CD&V en Groen!)
De heer Peumans heeft het woord. (Opmerkingen van mevrouw Patricia Ceysens)
Mevrouw Ceysens, ik heb u ook niet gestoord. Ik ben groot en wijs genoeg om te weten wat ik hier moet zeggen. Ik heb de hele namiddag geluisterd. U maakt nu een opmerking die eigenlijk helemaal niet past in de cultuur van dit debat. U vraagt eigenlijk of de teksten gecontroleerd zijn van wat Peumans hier gaat zeggen. Ik heb dat aan u ook niet gevraagd.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, dames en heren ministers, ik heb als burgemeester van een plattelandsgemeente van de Koning Boudewijnstichting een boek gekregen met als titel 'Luisteren naar mensen over onveiligheid'. Het is een algemeen verslag over onveiligheidsgevoelens. Ik zou, naar aanleiding van deze discussie, de leden van dit parlement willen aanraden om dit grondige werkstuk te lezen.
Mijnheer de voorzitter, ik ga helemaal niet de verdediging van het bedrijf waar ik dertien of veertien jaar heb gewerkt, op mij nemen. Ik stel wel vast dat er een constante is in het debat over veiligheid in het openbaar vervoer. Ik denk dat ik voor de vierde of vijfde keer meemaak dat er een discussie wordt gevoerd over het feit dat zich in het openbaar vervoer een zeer onveilige situatie voordoet.
Mijnheer de voorzitter, als het debat wordt verengd tot de stad Antwerpen − waar de problemen uiteraard helemaal anders zijn dan in een plattelandsgemeente − en het debat wordt verengd door te zeggen dat het openbaar vervoer onveilig is, zeg ik dat alles wat met onveiligheid te maken heeft − op het openbaar vervoer, maar ook op andere plaatsen − heel veel dimensies heeft.
Ik verwijs naar de typologie van de studie, waarbij men naar de stem van het volk heeft geluisterd. Tot mijn grote verbazing hoor ik hier soms uitspraken over reizigers en chauffeurs, waarvan ik me afvraag waar men ze haalt. Reizigers zouden het openbaar vervoer niet meer durven te gebruiken. Als men daar echte aanwijzingen voor heeft, wil ik die graag horen. Als dat zo is, zijn we inderdaad helemaal verkeerd bezig.
In de studie van de Koning Boudewijnstichting zegt men heel duidelijkheid dat de problematiek van veiligheid en onveiligheid heel veel dimensies heeft. Denk maar aan de verloedering van de openbare ruimte. Het is een verantwoordelijkheid van de politici om iets te doen wanneer een schuilhuisje wordt volgeplakt met alle mogelijke affiches, want dat geeft aanleiding tot verloedering. Sommige gemeentebesturen komen op voor hun openbaar domein en proberen dat maximaal in stand te houden.
Onveiligheid gaat ook over criminaliteit en gevaren op de weg. Ik verwijs naar de Veiligheidsmonitor, een enquête die van een aantal inwoners van dit land wordt afgenomen. Daarbij stellen we vast dat verkeersonveiligheid heel veel mensen bezig houdt, alsook problemen van onveiligheid die zich afspelen op de weg, namelijk kleine overlast, drugs, onveiligheid 's avonds en in de stad. We stellen ook vast dat in onze samenleving de tolerantie daalt, dat het subjectief onveiligheidsgevoel toeneemt en dat er veel vooroordelen sterk leven. Men stelt dat niet alleen vast in de steden maar ook op het platteland. Mensen lopen tegenwoordig naar de vrederechter omdat ze geluidsoverlast vrezen van spelende kinderen. Het voorbeeld van Menen is niet uniek.
In elke kwaliteitskrant lees ik bladzijden vol over wat zich in Antwerpen heeft voorgedaan. Ik wil de media vragen om binnen een half jaar dat thema nog eens aan de orde te brengen en na te gaan welke resultaten en vooruitzichten de politici naar voren hebben gebracht. Ik ben eens benieuwd wat het resultaat daarvan zal zijn. Mijnheer Dewinter, het probleem zal niet alleen door politici kunnen worden opgelost.
Dit voorval mag niet leiden tot een afname van de burgerzin. Bij de moord op Joe Van Holsbeeck was er algemene verontwaardiging, maar als er zich iets voordoet, kijken we allemaal de andere kant uit. Er is een duidelijk gebrek aan burgerzin. De gebeurtenis in Antwerpen heeft op een bus plaatsgevonden. Er wordt een heel verhaal opgehangen over het feit dat die lijn wordt uitgebaat door een pachter, over radioverbindingen en weet ik veel. De gebeurtenis toont aan dat iemand die burgerzin vertoont, dat met zijn leven moet bekopen. Dat zou wel eens kunnen leiden tot een afname van burgerzin. Dat zou een spijtige evolutie zijn. Wees eerlijk, we hebben ook wel eens schrik als we dergelijke situaties zien. We vragen ons af of we zouden tussenbeide komen of niet.
Ik heb de heer Dewinter heel duidelijk horen zeggen dat de overheid al de problemen moet oplossen. Mijnheer Dewinter, ik verwijs nogmaals naar het boek van de Koning Boudewijnstichting. Daarin staat heel duidelijk dat dat de oplossing niet is. Ik zal even de vijf krachtlijnen voorlezen die erin worden vermeld: men moet burgers ernstig nemen en naar hen luisteren; het ene onveiligheidfenomeen is het andere niet; een ongelijke geografische spreiding vraagt om een aanpak op maat; onveiligheid is ieders zaak maar ook ieders taak. Dat laatste is een heel belangrijk uitgangspunt. Ik heb al veel straffe verhalen gehoord over meer blauw op straat. Men moet echt niet denken dat men door meer politieagenten op straat te brengen, het probleem zal opgelost zijn. Of het nu de stad is of het platteland, dat maakt niet uit. Ik ben twaalf jaar burgemeester en heb ook overlast. Dialogeren en luisteren naar wat er aan de hand is, is veel beter.
De laatste krachtlijn gaat over meer veiligheid voor iedereen. Dat is een fundamenteel recht voor iedereen.
Mijnheer Peumans, u zet de wereld op zijn kop. Ik heb geen pleidooi gehouden tegen meer burgerzin. Ik heb alleen gezegd dat men de burger niet mag culpabiliseren en viseren, wat mevrouw Vogels uitdrukkelijk deed en waar u ook naar neigt. Men weigert het te hebben over de tekortkomingen van de overheid. Als er vandaag zoveel overlast, geweldpleging en agressie in het openbaar domein is, heeft dat deels te maken met onze samenleving, maar ook, en misschien wel in eerste instantie, met het beleid dat terzake door de overheid wordt gevoerd.
Dat is een beleid dat niet meer normstellend en normherstellend is wanneer nodig, maar dat ervan uitgaat dat de overheid zich moet beperken tot dienstverlening, het organiseren van evenementen, projectontwikkeling en nog wat van die dingen. Dat is wat ik heb gezegd.
Ik stel nog iets anders vast. Ik geef een extreem voorbeeld: als iemand als juwelier Tyberghien zich dan wel verweert en een extreme vorm van burgerzin toont, door te grijpen naar een wapen om een overvaller zelf aan te pakken, dan wordt gezegd dat de burger het recht niet in eigen handen mag nemen. Dat heet dan schandelijk te zijn. Wat moet de burger dan doen? Tot waar mag zijn burgerzin gaan? Mocht op die bus van lijn 23 iemand zijn opgestaan en een van die allochtone kickboksers zelf een pak rammel hebben gegeven, en een van die jongens was licht of ernstig verwond, wat was dan de reactie geweest ten aanzien van die burger die zijn verantwoordelijkheid had genomen? Dan was die burger met de vinger gewezen. Dan had men hem verweten dat hij het recht in eigen handen had genomen, terwijl dat de taak van gerecht, politie en overheid is.
De burger weet op den duur dus zelf niet meer wat er van hem wordt verwacht. Ik blijf erbij dat het in eerste instantie de taak van de overheid is om het recht op veiligheid te garanderen. Het is niet de burger zelf die ter zake initiatieven moet gaan nemen. Dan belanden we immers in de Far West-samenleving en het cowboyverhaal dat ons wordt verweten als wij alleen nog maar durven zeggen dat misschien, in bepaalde gevallen en bij bepaalde risicoberoepen, de mogelijkheid moet worden gegeven om gemakkelijker over een verweerwapen te beschikken. Durven we dat te zeggen, dan heerst er echter verontwaardiging alom en beschuldigt men ons ervan naar de Far West terug te willen. Hier wordt vandaag gepleit voor burgerzin. De burger moet zijn verantwoordelijkheid nemen en zelf optreden. Ik wil het die burger eens zien doen. Als die burger dat dan daadwerkelijk doet, en dan niet alleen met de mededeling 'stoute jongen, je mag dat niet doen', maar hij daadwerkelijk ingrijpt in een extreem geval waarin extreem geweld aan de orde is, dan vraag ik me af wat dan de reactie zal zijn van diezelfde commentaarschrijvers en diezelfde politici die nu luid van de kansel roepen dat de burger zijn verantwoordelijkheid niet neemt. Ik vraag me af wat dan de gevolgen zullen zijn. (Applaus bij het Vlaams Belang)
Mijnheer Dewinter, uw definitie van burgerzin verschilt blijkbaar van die van velen. Burgerzin vertonen en tussenbeide komen, heeft tot doel geweld te beperken. U omschrijft als een ultieme vorm van burgerzin het grijpen naar een wapen om zichzelf te verdedigen. Dit is voor mij niet te begrijpen. Dit is een erg groot risico voor een samenleving. Hierdoor zullen meer slachtoffers vallen, niet minder. (Applaus bij de meerderheid)
Mijnheer Dewinter, mag ik u een ander voorbeeld geven van hoe de perceptie is in uw ogen? In mijn gemeente, een plattelandsgemeente, verspreidt de lijsttrekker van uw partij voor de gemeenteraadsverkiezingen een folder met daarin haar foto en de mededeling dat de klassieke politieke partijen niets doen tegen de toenemende criminalisering op het grondgebied van de gemeente Riemst. Dat staat er zwart op wit. De oplossing, aldus de folder, is het Vlaams Belang. De realiteit is echter dat de criminaliteit afneemt op het grondgebied van onze gemeente. U creëert een sfeer die niet op feiten is gebaseerd.
Wat ik net kom te citeren, komt niet van mij: het komt uit dat boek van de Koning Boudewijnstichting. (Opmerkingen van mevrouw Marie-Rose Morel)
Mevrouw Morel, ik ben wel zo verdraagzaam dat ik de boeken van de Koning Boudewijnstichting lees. Wat u nu zegt, doet helemaal niet ter zake.
Mijnheer Dewinter, u probeert zichzelf voortdurend op te werpen als het geweten van de samenleving. Als er nu in die samenleving één groot draagvlak is, bij autochtonen en allochtonen, dan is dat precies in het afkeuren van die feiten, in het zeggen dat ze ontoelaatbaar zijn, dat de daders moeten worden gevat, berecht en streng gestraft. Dat horen we bij alle gemeenschappen van dit land. Die reacties zijn uniform, wat erop wijst dat de wortels van die samenleving gezond zijn en dat u niet het alleenrecht hebt op burgerzin.
Zelfverdediging verwarren met Far Westtoestanden, dat doet u. U creëert daar nu een wit-zwartbeeld van, terwijl de realiteit heel wat genuanceerder is. Het aanvoelen ter zake in de samenleving is gezond. Mensen vinden unaniem dat we dit niet zomaar mogen laten gebeuren. Ook in dit parlement was er wat dat betreft geen enkele dissonantie.
U opwerpen als de enige met gezond verstand, is de waarheid geweld aandoen en is proberen misbruik te maken van iets wat op zich bijzonder betreurenswaardig is. (Applaus bij de meerderheid)
De heer Dedecker heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, ik zou graag terugkeren tot de essentie. Ik zit nu al een uur of drie stilletjes te luisteren, en er is een punt waar ik het heel moeilijk mee heb. Het gaat hier voortdurend over burgerzin, en daarmee wordt telkens weer geprobeerd de verantwoordelijkheid te leggen bij de andere mensen in de bus. Daar heb ik het om twee redenen moeilijk mee.
Ten eerste komt het legitieme recht op geweld de overheid toe. Ten tweede kunnen we ons afvragen hoeveel moedige mensen van de 124 die hier zitten, tussenbeide zouden komen als zes jonge mensen van gemiddeld achttien jaar, die bovendien getrainde boksers blijken te zijn, iemand aframmelen. Hou even de hand boven uw hoofd, of ga anders een pint drinken aan de bar en zwijg erover. Ik had het daar al moeilijk mee bij de zaak van Joe Van Holsbeeck. Het gaat om misdaden, en hoeveel helden zijn er in zo'n geval? Ik ken getrainde mensen en ik weet wat ze kunnen. Als u nog meer slachtoffers wilt, kom er dan maar eens tussen als zes getrainde mensen zoiets doen. (Applaus bij VLD-Vivant, CD&V, de N-VA en het Vlaams Belang)
De heer Vanackere heeft het woord.
Ik zit ook al drieënhalf uur te luisteren, en ik heb het gevoel dat er in het debat ook nog andere mogelijkheden zijn aangeraakt dan de keuze tussen politie en burgerzin. Eerstelijnsveiligheid heeft te maken met mensen die een uniform dragen maar daarom geen politieagenten zijn. Ze hebben, weliswaar onder streng toezicht en mits een goede vorming, een zekere autoriteit, bijvoorbeeld in het kader van de wetgeving op de bewakingsdiensten. Dat is de tussenlaag tussen die twee andere mogelijkheden, namelijk enerzijds de hoop dat er op elke bus of tram een politieagent staat om alle problemen op te lossen, en anderzijds de gedachte dat daar alleen burgers tussenbeide kunnen komen.
In dit debat heb ik verschillende fracties horen pleiten voor het gebruik van de wetgeving op de bewakingsdiensten door De Lijn. Ook de heer Voorhamme heeft in dat verband een opening gemaakt. In het Vlaams Parlement is er dus plaats voor het idee om een aantal mensen in uniform een zekere autoriteit en extra bevoegdheden te geven, zodat ze kunnen optreden waar nodig. Het zou jammer zijn dat de indruk wordt gewekt dat we hier alleen maar hebben gesproken over de keuze tussen politie en camera's en de stelling dat de burgers het maar zelf moeten oplossen. Er zijn duidelijk andere oplossingen naar voren geschoven.
Mevrouw Vogels vertelde hetzelfde verhaal. De overheid zou zelfs mensen moeten inzetten om papiertjes op te rapen op straat, maar de grote dingen, het verzekeren van de veiligheid, zou aan de burgers worden gegeven. Dat zei mevrouw Vogels, en de heer Peumans zegt het nu ook. Dat is wat u vertelt. Er is een onderscheid tussen de kernopdrachten van de overheid en andere opdrachten.
Mevrouw Ceysens, u hebt heel slecht naar me geluisterd. De heer Dewinter heeft gezegd dat de overheid een heel belangrijke taak heeft, en ik heb gezegd dat het niet alleen de taak van de overheid is, maar dat ook die van ouders, opvoeders en anderen. Het probleem is erg complex. Dat is trouwens een conclusie die heel wat burgers uit ons eigen vaderland naar voren hebben gebracht. Ik zeg dit niet; die burgers doen dat.
We moeten De Lijn vragen eens een grondige evaluatie te maken van wat ze tot nu toe hebben gedaan. Iemand zegt bijvoorbeeld dat er een eigen veiligheidsdienst moet komen. Welnu, ik verneem dat een moeilijke stad als Amsterdam, waar er een gemeentelijk, weliswaar autonoom vervoersbedrijf is, beslist heeft de hele problematiek te integreren in de lokale politie. Binnen de eigen lokale politie wordt specifiek aandacht besteed aan alles wat met het openbaar vervoer te maken heeft. Gent is daar ook een mooi voorbeeld van.
Zoiets kan, net zoals er ook specifieke aandacht is voor voetbal, voor verkeer, enzovoort. We zien dat in de zones waar de lokale politie bijzondere aandacht heeft voor verkeersagressie, dat ook effect heeft. Er zijn echter ook burgemeesters die dat niet doen omdat er dan te veel pv's worden gemaakt. Zo'n repressief optreden hebben ze liever niet. Maar laat het ons daar nu even niet over hebben.
Mijnheer de voorzitter, het zou ook eens goed zijn om te luisteren naar wat de reiziger met De Lijn over De Lijn denkt. De heer Decaluwe gaf het voorbeeld van een bevraging van huurders van sociale woningen. Ik zou graag willen weten wat de doorsnee reiziger denkt over het veiligheidsbeleid van De Lijn en van het gedrag van de chauffeurs.
Ik ben een trouwe lezer van het Jaarverslag van de Ombudsdienst. Ik ga ook elk jaar luisteren naar de uiteenzetting. De Ombudsdienst ontvangt in verband met De Lijn ongeveer 17.000 klachten per jaar waarvan twee derde van de eerstelijnsklachten betrekking heeft op de klantvriendelijkheid van de chauffeur, het voorbijrijden van een halte, het geheel of gedeeltelijk niet rijden van een rit, te kleine capaciteit van bus of tram, het rijgedrag van de chauffeur, de betalingswijze en aankoopmogelijkheden, het te laat rijden van een rit door een externe oorzaak en conflicten van chauffeurs met andere weggebruikers. Ik stel vast dat uit de kwaliteitsbarometer die nu toch al een jaar of acht wordt afgelezen door een extern bureau duidelijk blijkt dat de reiziger best tevreden is over de kwaliteit die De Lijn levert, dat voor de reiziger de prijs ondergeschikt is en dat de reiziger vooral op een kwaliteitsvolle manier snel van punt A naar punt B wil geraken. U kunt alles op de website nakijken. U zult er ook terugvinden dat men in het algemeen tevreden is over de veiligheid en over het gedrag van de chauffeur.
De BBTB heeft er vandaag heel terecht al op gewezen dat men misschien meer open moet staan voor een aantal mogelijke klachten van de reiziger over agressie die al dan niet plaatsvindt in de beslotenheid van de bus of de tram. Het profiel wijkt heel waarschijnlijk niet veel af van het profiel van het veiligheidsgevoel of onveiligheidsgevoel dat de burger ook heeft op andere terreinen in onze samenleving.
Mijnheer Dewinter, de agressiecijfers zijn er. Ze worden al jaren ter beschikking gesteld. U kunt ze interpreteren zoals u wilt. Er is een heleboel statistisch materiaal voorhanden, maar ik heb vaak het gevoel dat een groot deel ervan niet bekend is. Het is de verantwoordelijkheid van ons allemaal om het materiaal op de ene of de andere manier te vinden.
Het zal u misschien een beetje verwonderen, maar ik ben nooit voorstander geweest van het gratis openbaar vervoer. Als ik bij een bedrijf werk, voer ik natuurlijk altijd loyaal het beleid ervan uit, maar als parlementslid kan ik mijn mening hierover wel duidelijk ventileren. Deze regering pretendeert het uitvoeren van het STOP-principe: stappen, trappen, openbaar vervoer en pas daarna de privé-wagen. Wat zien we bij het gratis openbaar vervoer? Mensen bewegen minder en mensen trappen minder. Ze gebruiken het openbaar vervoer omdat het toch gratis is. Ik heb dat altijd al gezegd, ook in de commissie. De heer Van Rompuy en de heer Decaluwe hebben deze morgen hetzelfde gezegd. Ik heb mijn mening nooit onder stoelen of banken gestoken, noch wat het openbaar vervoer betreft, noch wat de basismobiliteit betreft. Ik heb altijd gezegd dat een kwaliteitsvol openbaar vervoer moet worden aangeboden, daar waar de nood en de vraag het hoogst zijn. Ik geef u daarvan één voorbeeld. Waar reizen de meeste 65-plussers? Niet op het platteland, maar in de stedelijke gebieden, omdat het aanbod daar goed is.
Als reactie op de webstek www.legebussen.be van mevrouw De Ridder, heb ik de webstek www.vollebussen.be geopend. Ik krijg immers nog altijd reacties van reizigers die hun beklag doen over overvolle bussen. Ons menselijk gedrag zit zo in elkaar dat overvolle bussen aanleiding geven tot agressief gedrag.
Mevrouw de minister, maak een grondige analyse van wat u uitgeeft aan basismobiliteit en investeer het geld waar dat nodig is, namelijk in stedelijke gebieden. (Applaus bij CD&V en Groen!)
Het verhaal over het openbaar vervoer en de agressiviteit daar is een veel genuanceerder verhaal. Enkel door camera's te plaatsen lossen we het probleem niet op.
Mevrouw de minister, welke acties en maatregelen hebt u tot op heden genomen? Welke bijkomende acties en maatregelen wilt u nog nemen? Geven die maatregelen dan een garantie? Is er een voldoende forum voor het verhaal van de chauffeur over de overlast en de agressie die hij of zij te verwerken krijgt? In een grote organisatie wordt het signaal dat een chauffeur geeft, misschien niet altijd ernstig genomen. Soms wordt dat onder de mat geveegd, soms niet. Zowel voor het verhaal van de chauffeur als dat van de reiziger moet er voldoende aandacht zijn.
Mevrouw de minister, is er voldoende controle op het zwart- en het grijsrijden? Veel eerbare burgers die het openbaar vervoer gebruiken, ergeren zich aan de normvervaging en de filosofie van sommigen dat het toch gratis is voor anderen, dus waarom zouden zij moeten betalen? Dat is één van de negatieve effecten van het gratis vervoer.
Mevrouw Ceysens, u hebt het uitgebreid gehad over het protocol van 7 juni 2004, tussen de minister van Binnenlandse Zaken, de toenmalige minister van Mobiliteit en De Lijn. Welke uitvoering is tot nu toe aan dit protocol gegeven? De minister van Binnenlandse Zaken kan wel zeggen dat dit heel belangrijk is, maar als de lokale politiezone zegt dat ze daar in haar lokaal veiligheidsplan niet aan meewerkt, zal er niets gebeuren. Voor sommige gemeenten is dat geen prioriteit, voor andere wel. Het is niet omdat er een protocol is, dat dat lokaal wordt uitgevoerd. De federale politie heeft daar heel weinig taken in.
Mijnheer Peumans, ik neem aan dat u het zinvol vindt dat de minister van Binnenlandse Zaken toen ruim op tijd de mogelijkheid gaf om zo'n protocol af te sluiten. Ik heb gezegd op welke punten dat is gebeurd. Iedereen neemt zijn eigen verantwoordelijkheid. De lokale politiezones hebben ook een verantwoordelijkheid. Alleen is het protocol niet zo ver gegaan als bij de NMBS en de MIVB, namelijk ervoor zorgen dat er politionele bevoegdheid kwam voor mensen van De Lijn. Dat heeft men niet willen doen. We zijn verheugd dat de heer Voorhamme vindt dat dit voor hem ook in zo'n protocol kan worden opgenomen.
Bijkomende politionele bevoegdheden voor controleurs is iets anders dan het inschakelen van de lokale politie als er zich problemen voordoen op het openbaar vervoer. Ik wil graag vernemen hoe dat protocol effectief wordt uitgevoerd. Bij de federale politie heeft het ontzettend lang geduurd voor dat protocol was getekend. Dat heeft echter te maken met de manier waarop die is georganiseerd, maar daar zullen we het hier verder niet over hebben. (Applaus bij de meerderheid en Groen!)
Minister Van Brempt heeft het woord.
Ik wil me aansluiten bij de verontwaardiging en afschuw die de interpellanten hier hebben uitgedrukt over wat er het afgelopen weekend op buslijn 23 is gebeurd.
Ik doe dat ook namens de voltallige Vlaamse Regering.
Onveiligheid, overlast en geweld zijn maatschappelijke problemen die op zich niet inherent zijn aan het openbaar vervoer. Het is wel zo dat het openbaar vervoer een bijzonder deel van de openbare ruimte vormt. Wanneer je een bus of tram neemt, zit je in een gesloten omgeving. Je kunt er niet zomaar af. De laatste jaren is er ontzettend veel openbaar vervoer bij gekomen en dat betekent dat dit een steeds belangrijker onderdeel is geworden van onze publieke ruimte. Op het openbaar vervoer zitten op een heel kleine plaats heel veel mensen samen. Dat betekent niet dat het openbaar vervoer verantwoordelijk is of aanleiding vormt voor incidenten maar het creëert wel de scène waar die meer dan op andere vlakken van het publieke domein kunnen voorkomen.
Er is al veel gepraat over burgerzin en over de rol van de overheid. Het is mijn mening dat het de kerntaak is van de overheid om te zorgen dat de publieke ruimte veilig is. Dat is de verantwoordelijkheid van de overheid. In dat opzicht is er een duidelijke opdracht voor het openbaar vervoer. Mijn uitgangspunt daarin is de veiligheid van het personeel en van de reizigers.
De incidenten van de afgelopen weken hebben geleid tot heel wat reacties en verontwaardiging. Zij hebben ook geleid tot heel wat nieuwe ideeën. Ik zal die ideeën tijdens de volgende twee weken intensief bekijken om te komen tot een structurele aanpak. Ik engageer me om dat zonder taboes en met een open vizier te doen.
Tijdens het debat vond ik de aanvallen op het openbaar vervoer en op het gratisbeleid een beetje misplaatst. Dat betekent niet dat we daar in dit parlement niet openbaar over mogen communiceren. Ik ben altijd bereid om dat te doen. Ik zie echter niet de link met dit debat. Er is onlangs een onderzoek geweest over het openbaar vervoer en het openbaarvervoersmodel in Vlaanderen. Dat geeft aan dat er twee redenen zijn voor het succes van het openbaar vervoer. De eerste reden is het aanbod en de tweede het prijzenbeleid. Ik erger me een beetje aan de clichématige benadering van het gratisbeleid.
Het belangrijkste gratisbeleid dat wij vanuit de Vlaamse overheid voeren, richt zich tot de 65-plussers en een aantal andere categorieën. Ook bij de TEC en de MIVB rijden de 65-plussers gratis. Als ik me niet vergis, is het de heer Chabert die het gratis openbaar vervoer voor 65-plussers bij de MIVB heeft ingevoerd.
Nog belangrijker dan het gratis vervoer voor 65-plussers zijn de goedkope abonnementen en tarieven. Die hebben nu net aanleiding gegeven tot het succes van het openbaar vervoer. De eventuele link met dit debat is dat er capaciteitsproblemen zijn, dat de bussen vol zitten en dat overvolle bussen een probleem kunnen vormen. De oplossing ligt dus in een uitbreiding van de capaciteit en niet in het duurder maken van het openbaar vervoer. Dit is echter niet de essentie van het debat.
U hebt me tijdens het weekend en ook maandag niet horen zeggen welke maatregelen ik zal treffen. Ik zal 14 dagen tijd nemen om het parlement concrete maatregelen voor te leggen. Ik wil die niet baseren op een aantal losse ideeën maar ik wil zoeken naar een structurele inbedding.
Ik heb een deadline vooropgezet. Het is politiek belangrijk dat er een deadline is. Zo weet iedereen waaraan hij zich moet houden. Op 13 juli moet een geïntegreerde aanpak voorliggen.
De geïntegreerde aanpak steunt op twee pijlers. De eerste pijler heeft alles te maken met de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid die we zelf hebben binnen het openbaar vervoer en binnen De Lijn, en de initiatieven die daar worden overwogen. Daarnaast zijn er de overige zaken die te maken hebben met andere bevoegdheidsdomeinen. Zoals hier al vaak werd aangehaald, gaat het om Binnenlandse Zaken en Justitie. In Vlaanderen kan ik verwijzen naar Welzijn en Onderwijs.
Ik zal beginnen met de eigen bevoegdheden. Mijnheer Dewinter, u gaat toch wel heel kort door de bocht als u zegt dat er bij De Lijn de afgelopen jaren niets is gebeurd op het vlak van de veiligheid, dat de veiligheid niet prioritair zou zijn. Niets is minder waar. Sinds 1999 bestaat bij De Lijn de paritaire werkgroep Agressie, die het veiligheidsplan heeft uitgewerkt. In dat plan gaat het onder meer over afspraken met politie en scholen. Sinds 2003-2004 werden 60 bussen en 10 trams met camera's uitgerust. Daarnaast werd gezorgd voor het uitbreiden van alarm en stil alarm op de voertuigen en de al dan niet volledige afscherming van de stuurcabines. Dat laatste punt is controversieel. Er zijn ook gebruikersorganisaties die radicaal het tegenovergestelde zeggen. Een opleiding voor chauffeurs en controleurs is cruciaal. Het zijn zij die in eerste instantie met agressie en incidenten moeten kunnen omgaan.
Er is een instrument voor de registratie van incidenten. Het klopt dat er vandaag cijfers beschikbaar zijn. Ze zijn reëel. We steken ze niet weg. Tijdens het vorige debat heb ik dat ook niet gedaan. We nemen een lichte stijging waar van incidenten met een arbeidsverlet of -ongeval tot gevolg. Daarnaast zijn er de cijfers die geregistreerd zijn. We houden daar rekening mee. Ze worden trouwens driemaandelijks gerapporteerd in de paritaire werkgroep Agressie.
Samen met anderen heb ik vastgesteld dat er geen registratie gebeurt van incidenten tussen reizigers. Ik heb aan De Lijn gevraagd om dat wel te doen als het plan geactualiseerd is. Het is belangrijk dat we niet alleen over cijfers beschikken over incidenten met de chauffeur, maar ook over die onder de reizigers onderling. We voelen immers aan dat dat probleem groter wordt.
Ik heb aan De Lijn gevraagd om het voorliggende veiligheidsplan, dat geactualiseerd zou worden naar aanleiding van de moord op Joe Van Holsbeeck, aan te passen tegen 13 juli in plaats van tegen de maand september. De Lijn is daar onmiddellijk op ingegaan.
Sinds dit weekend zijn er ook een aantal zaken gebeurd. U hebt dat ook kunnen lezen. Vorige maandag was er overleg in Antwerpen met de burgemeester, met de schepenen, met de directie van De Lijn, met de vakbonden, en de exploitant en de BTTB. Dat was een goed en constructief gesprek. Op de heel korte termijn is er een akkoord gesloten met de directie van De Lijn, Antwerpen en de vakbond om de problemen op een aantal risicolijnen aan te pakken in afwachting van de meer structurele maatregelen. Er worden 22 tot 35 mensen vrijgesteld op die risicolijnen. Het gaat natuurlijk niet om extra mensen. Op een zo korte termijn is dat niet mogelijk. We hebben daarvoor trouwens geen budgetten. Het gaat om mensen met een bepaalde functie die worden geheroriënteerd.
Gisteren werd ook een stuurgroep opgericht. Ze moet ervoor zorgen dat op 2 weken tijd het veiligheidsplan wordt geactualiseerd. De stuurgroep wordt begeleid door een wetenschappelijk begeleidingscomité. U weet dat de afgelopen maanden en jaren erg interessant onderzoek werd verricht. Ik verwijs naar mevrouw Soenen en mevrouw De Wree van de Universiteit Gent. Ze zullen het proces gedurende 2 weken intensief begeleiden.
Uit de stuurgroep zijn negen werkgroepen naar voren gekomen. Ik overloop ze kort. Er is er een voor alles wat te maken heeft met voertuiguitrusting en techniek. Daaronder vallen onder meer camerabewaking, alarmsystemen en beveiligingstechnologie. Deze groep zal zich buigen over de vraag waar, wanneer en hoe extra camerabewaking kan worden ingezet, en zal becijferen wat dit kost. Er is een werkgroep die zich buigt over controle en begeleiding en het inzetten van meer controleurs, lijnspotters en stadswachten. De mogelijkheid omtrent de veiligheidsdienst en de optie voor meer personeel op bus en tram wordt ook nagegaan. Hierbij wordt dezelfde procedure gehanteerd: nagaan wat de prioriteit is, waar dit moet gebeuren en wat het gaat kosten. Er is ook een werkgroep inzake de relatie tussen klant en chauffeur, inzake opleiding en gedragsregels, inzake samenwerking met politiediensten, handhavingsbeleid en preventie.
Er is vandaag niet veel aandacht besteed aan de verkeersproblematiek. Uit cijfers blijkt dat een belangrijk aantal agressievallen eigenlijk te maken heeft met verkeersveiligheid, het toenemend verkeer en het gebrek aan doorstroming. U weet dat dit laatste een van mijn prioriteiten is. Mevrouw Berx, u hebt daarnet geopperd dat in de toekomst misschien iedereen weer vooraan moet opstappen. Vanuit de veiligheid valt daar zeker iets voor te zeggen. Vanuit het idee van doorstroming is dat een nadeel. Die dingen moeten tegen elkaar worden afgewogen.
Er is ook nog een werkgroep verkoopsorganisatie en openbaarvervoersinfrastructuur. Terecht hebben een aantal collega's gevraagd dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen eigen regie en exploitanten. Ik onderschrijf dat volledig. Dat is voor mij een uitgangspunt. Ik stel samen met jullie vast dat er met de exploitanten heel wat concrete afspraken zijn gemaakt, zelfs tot bijna in het absurde toe, over bijvoorbeeld de kwaliteit van de banden. Die gaan niet over een aantal indicatoren die met veiligheid te maken hebben. Dat zal zeker en vast aan bod komen.
Zoals ik daarnet al zei, zal het niet alleen gaan over de verantwoordelijkheid van De Lijn, het openbaar vervoer en de inspanningen die we op dat vlak kunnen nemen. Heel wat andere beleidsterreinen zijn ontzettend belangrijk om dit uitgebreid maatschappelijk probleem mee op te lossen. Gisteren is er een eerste overleg geweest met het kabinet van Binnenlandse Zaken. Daar zijn een aantal thema's naar voren geschoven waarover we verder zullen discussiëren tijdens de komende dagen en weken. Ik denk dan aan de GAS en de vraag of het zinvol en haalbaar is om de bevoegdheden en controles uit te breiden. In welke mate kan de federale overheid bijspringen in het systeem van de lijnspotters en ervoor zorgen dat die ook 's avonds en in het weekend beschikbaar zijn? Dat zal een discussie vergen over het statuut en middelen.
Mijnheer Peumans, u had een terechte vraag over het protocol. Die wordt op dit moment geëvalueerd, zowel van de kant van De Lijn als van de kant van Binnenlandse Zaken. Daar is gisteren ook over gesproken. De volgende dagen zal intensief verder worden gewerkt om de veiligheid van passagiers en chauffeurs te verhogen. Ik denk in het bijzonder aan de domeinen justitie, onderwijs en welzijn.
Misschien zijn sommigen een beetje ontgoocheld dat ik nu niet concreet zeg wat we gaan doen. Misschien hadden sommigen verwacht dat ik zou zeggen dat er 100 nieuwe camera's bij zouden komen, 50 nieuwe lijnspotters en x aantal extra controleurs. Ik geef mezelf twee weken de tijd om dit uit te werken. We zullen een duidelijke splitsing maken tussen wat we zelf kunnen doen op korte termijn binnen het budget van De Lijn en wat op langere termijn zal gebeuren en waarvoor extra budgetten nodig zullen zijn. Dit zal binnen de regering worden besproken.
Wij zullen een tandje bij steken. Na het incident van afgelopen weekend zal echter een gevoel van ongerustheid blijven hangen. Vlaanderen is een dichtbevolkte regio. Onze bussen en trams zitten overvol, maar we staan steeds verder van mekaar. Het is een maatschappelijke verantwoordelijkheid van de regering en van het hele parlement om daaraan te remediëren. (Applaus bij de meerderheid)
Vraagt nog iemand het woord? (Neen)
Het debat is gesloten.