Verslag plenaire vergadering
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, de voorbije dagen zijn een aantal artikels in kranten verschenen waarin te lezen staat dat nogal wat ouders en ouderverenigingen zich zorgen maken over het feit dat het schooljaar in sommige scholen vroegtijdig wordt beëindigd. Dat kan zelfs oplopen tot een week. Wat is er aan de hand? De scholen willen op tijd, dus voor het begin van de zomervakantie, de rapporten meegeven aan de scholieren, maar dat vergt lange deliberatieprocedures. Ze roepen tijdens die dagen dan ook alle hens aan dek om dit vlot te kunnen afhandelen. Door een tekort aan beschikbaar personeel is het dan onmogelijk om in sommige scholen de leerlingen op te vangen en worden ze naar huis gestuurd.
Ik heb daar enerzijds begrip voor, maar anderzijds begrijp ik ook dat het voor ouders van jongere scholieren, van kinderen van 12 tot 14 jaar, niet zo evident is om zomaar even in een week extra opvang te voorzien. Er moet een gulden middenweg worden gezocht om dat probleem op te lossen. Het is perfect mogelijk om met een minimale inzet van schoolpersoneel toch een aantal zinvolle en leuke activiteiten te organiseren. Ik denk dan aan activiteiten buiten klassikaal verband rond thema's die belangrijk zijn, maar waarvoor tijdens het schooljaar te weinig tijd kan worden uitgetrokken, zoals kunst, cultuur, natuur, sport, gezondheid, verkeersopvoeding en EHBO-cursussen. Dat zijn thema's waar ook heel wat organisaties educatieve projecten rond hebben ontwikkeld en waarop een beroep kan worden gedaan om tijdens de laatste dagen van het jaar scholieren bezig te houden. Waarom zou het ook niet mogelijk zijn om de scholieren daarin inspraak te geven?
Mijnheer de minister, hoe groot is het geschetste probleem? Wat vindt u van mijn voorstel? Zijn er initiatieven die u kunt nemen om hierin een evenwicht te vinden?
Minister Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer de voorzitter, dames en heren, laat me eerst verduidelijken wat de regelgeving is inzake het goed gebruik van de onderwijstijd. De Vlaamse Regering bepaalt de aanwending van de schooltijd en de verlofregeling in het secundair onderwijs en voorziet ook in financiële sancties bij overtredingen.
Overtredingen worden onder de verantwoordelijkheid van het inspectie- of verificatiekorps vastgesteld. De betrokken inrichtende macht kan daarop een beroep instellen.
Bij besluit van de Vlaamse Regering van 31 augustus 2001 werd er voor het secundair onderwijs een nieuwe regeling ingevoerd. Schooldoorlichtingen van de onderwijsinspectie hadden uitgewezen dat steeds meer scholen overgingen tot het schorsen van lessen omwille van evaluatie. Het frequent organiseren van examens en toetsen en de beraadslagingen daarover door klassenraden werden stilaan de norm. Het resultaat was dat het afwerken van de leerplannen soms in gevaar kwam. De overheid heeft toen beslist om het aantal evaluatiedagen te contingenteren. De lessen mogen maximum dertig volle lesdagen of zestig halve lesdagen worden geschorst om evaluatieactiviteiten in te richten. In het geval van permanente evaluatie - dat is dan niet het inrichten van examens - gaat het om respectievelijk negen volle en achttien halve lesdagen.
De lesdagen tussen het laatste examen en het begin van de zomervakantie worden sowieso op het voormelde contingent verrekend. Er wordt immers van uitgegaan dat in die tussenliggende periode geen zinvolle pedagogisch-didactische activiteiten in schoolverband meer plaatsvinden. Deze verrekening is dus een middel om de examenperiode niet te vroeg te beginnen en te beëindigen.
Op dagen dat klassenraden aan besluitvorming doen - zoals delibereren - en hun didactisch beleid evalueren, is het toegelaten dat scholen voor leerlingen gesloten blijven. Ze hebben dan geen opvangverplichting.
Ik heb vorig jaar aan de koepels gevraagd of een eventuele herziening van de regelgeving niet moet worden overwogen, inzonderheid of er geen differentiatie volgens onderwijsvormen en onderwijsniveaus moet worden ingevoerd. Eigenlijk zijn die dertig dagen evaluatie het meest aangewezen voor de derde graad ASO, en misschien minder voor andere onderwijsvormen. De onderwijsverantwoordelijken hebben me toen eenparig gezegd dat ze de huidige regeling graag handhaven.
In elk geval biedt de regelgeving aan scholen heel wat bewegingsruimte. Zo ontstaan er tussen en binnen scholen verschillen. Sommige scholen putten die dertig dagen uit. Als zij kiezen voor twee examenperiodes per jaar, en niet voor drie, betekent dit dat zij logischerwijze over redelijk wat dagen beschikken om de eindejaarsactiviteiten te organiseren. Er zijn scholen die leerlingen tot de middag in de klas houden, ook als ze klaar zijn met hun examen. Ze kunnen dan studeren voor het examen van 's anderendaags. Andere scholen laten leerlingen meteen gaan, eens ze de examenkopij hebben ingeleverd. Verschillen in schoolcultuur spelen dus ook mee.
Navraag bij de onderwijsinspectie leert me dat er slechts zeer uitzonderlijk tegen de regelgeving gezondigd wordt, al zijn er scholen die flirten met de grens van het oorbare. Laten we echter vermijden lichtvaardig te oordelen over het belang van de eindejaarsactiviteiten op school: de beslissingen zijn cruciaal voor de opbouw van het leertraject van jongeren en ze moeten ook goed worden onderbouwd in het kader van de toenemende juridisering, die leidt tot allerlei procedures tegen omstreden eindbeslissingen.
Voor leraren is de examen- en deliberatietijd, zeker als zij in vele klassen lesgeven, een erg drukke periode. Ze hebben dan de beschikbare tijd nodig om de eindejaarsactiviteiten nauwgezet en nauwkeurig uit te voeren. Ervan uitgaan dat dit ook kan na de doordeweekse schooltijd is geen optie.
Wel heb ik respect voor de zorgen van ouders die geen opvang hebben voor hun schoolgaande kinderen. Ik wil daarom met de koepels van de inrichtende machten overleggen om na te gaan of en hoe scholen, hoewel rekening houdend met de belangrijkheid van de eindejaarsactiviteiten, toch kunnen instaan voor die leerlingen voor wie de ouders nadrukkelijk om opvang op school vragen. Als we daarop ingaan en maatregelen nemen, dan zal dat een wijziging van de regelgeving vergen. Die zal logischerwijze pas tijdens het schooljaar 2006-2007 van kracht worden.
Ik wil ook nog meedelen dat ik via Schooldirect van 17 mei de scholen heb herinnerd aan de vigerende regelgeving. Dat is natuurlijk ook belangrijk.
Samengevat denk ik dat de zorg van leerkrachten om examens goed en ernstig te verbeteren en te delibereren, gerechtvaardigd is. Dat vraagt tijd. Ook de zorg van ouders die geen opvang vinden begrijp ik. Hoe een en ander met elkaar te verzoenen valt, daarover wil ik overleg plegen. Ik wil er niet op vooruit lopen. Intussen herinner ik de scholen aan de letter en de geest van de regelgeving.
Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik begrijp eruit dat hij begrip opbrengt voor beide kanten van het probleem en dat hij via overleg tot een gulden middenweg tracht te komen. We zullen zien hoe het volgende schooljaar verloopt.
Het incident is gesloten.